Gerechtshof Amsterdam – Arrest van de Meervoudige Burgerlijke Kamer in Zake Scholte versus Gemeente Den Helder, Zaak Nummer 200.291.958|0, 26 juli 2022
Gerechtshof Amsterdam (gif Friedberg & Mahn The Lawyers)
Arrest van de Meervoudige Burgerlijke Kamer in Zake Scholte versus Gemeente Den Helder, Zaak Nummer 200.291.958|0, 26 juli 2022
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
26-07-2022
Datum publicatie
26-07-2022
Zaaknummer
200.291.958/01
Formele relaties
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBNHO:2021:2066
Rechtsgebieden
Civiel recht
Bijzondere kenmerken
Hoger beroep
Inhoudsindicatie
Kort geding. Executiegeschil. Gemeente mag overgaan tot veiling van inbeslaggenomen kunstcollectie.
Vindplaatsen
Rechtspraak.nl
Verrijkte uitspraak
Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.291.958/01 KG
zaaknummer rechtbank Noord-Holland : C/15/311391/KG ZA 20-721
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 26 juli 2022
inzake
[appellant] ,
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
tevens incidenteel geïntimeerde,
advocaat: mr. H.E.M. Molenaar te Alkmaar (onttrokken),
tegen
GEMEENTE DEN HELDER,
zetelend te Den Helder,
geïntimeerde,
tevens incidenteel appellante,
advocaat: mr. E.C.W. van der Poel te Alkmaar.
1 Het geding in hoger beroep
Partijen worden hierna [appellant] en de gemeente genoemd.
[appellant] is bij dagvaarding van 18 maart 2021 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Noord-Holland (hierna de voorzieningenrechter) van 16 maart 2021, onder bovenvermeld zaaknummer in kort geding gewezen tussen [appellant] als eiser in conventie, tevens verweerder in reconventie en de gemeente als gedaagde in conventie tevens eiseres in reconventie.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
• memorie van grieven;
• memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in incidenteel appel, met producties;
• memorie van antwoord in incidenteel appel.
Onder meer in deze zaak heeft een regiezitting plaatsgevonden op 31 maart 2022.
Bij die gelegenheid hebben partijen nog producties in het geding gebracht.
Het van die zitting opgemaakte (verkort) proces-verbaal bevindt zich bij de stukken.
Vervolgens heeft [appellant] een akte wijziging eis houdende aanvulling van gronden van de eisen, tevens akte overlegging productie (met productie) genomen, alsmede een akte uitlating vragen hof naar aanleiding van de regiezitting, tevens houdende een compilatie van de vorderingen betreffende BVA en houdende eiswijziging met betrekking tot die vorderingen.
Tevens is door [appellant] overgelegd een akte uitlating vragen hof naar aanleiding van regiezitting.
Partijen hebben vervolgens de zaak ter zitting van 8 juni 2022 doen bepleiten, [appellant] door mr. Molenaar voornoemd en mr. C.E. van Tonningen, advocaat te Alkmaar, en de gemeente door mr. Van der Poel voornoemd en mr. W. de Vis, advocaat te Alkmaar, ieder aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd.
Ten slotte is arrest gevraagd.
De vorderingen van [appellant] heeft – na eiswijziging – in principaal appel geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en alsnog:
de gemeente zal veroordelen om de bewaring op te heffen, althans de roerend zaken aan [appellant] af te geven primair onvoorwaardelijk subsidiair onder het stellen van de voorwaarde dat [appellant] aan de gemeente een pandrecht verleent op de roerende zaken onder de voorwaarde dat de verkoopopbrengst tot het beloop van de vordering op een derden rekening tot zekerheid wordt gehouden, voor zover dat niet zijn de werkmaterialen van [appellant] , vakliteratuur en zaken vallende onder het beslagverbod van artikelen 447 en 448 Rv, op straffe van een dwangsom van € 10.000,- per dag of dagdeel dat de gemeente nalaat aan deze veroordeling gevolg te geven met een maximum van € 2.000,000,-;
subsidiair:
de gemeente zal bevelen om binnen 24 uur na betekening van het ten deze te wijzen arrest de (executoriale) verkoop via BVA Auctions zoals meerdere keren bij exploot aangezegd te staken en gestaakt te houden en daarbij tevens de gemeente te verbieden om tot verkoop over te gaan totdat tussen partijen bij definitief geworden uitspraak in de schadeprocedure zal zijn beslist;
meer subsidiair:
[de gemeente zal bevelen] de (executoriale) verkoop via BVA Auctions zoals meerdere keren bij exploot aangezegd te staken en gestaakt te houden en daarbij tevens de gemeente te verbieden om tot verkoop over te gaan anders dan een ter zake deskundige veilingorganisatie zoals Catawiki en/of een nader te bepalen ander in kunstveilingen gespecialiseerd veilinghuis met bepaling dat verkoop geschiedt op zodanige wijze dat [appellant] de volgorde bepaalt,zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 200.000,- per dag voor iedere dag of deel van een dag dat de gemeente niet aan deze vordering voldoet, met een maximum van € 5.000.000-, althans op straffe van een dwangsom die het hof passend vindt,
meer meer subsidiair:
de gemeente zal bevelen om binnen 24 uur na betekening van het te wijzen arrest de aangezegde (executoriale) verkoop via BVA Auctions zoals meerdere keren bij exploot aangezegd te staken en gestaakt te houden; en daarbij tevens de gemeente zal verbieden om tot verkoop over te gaan anders dan op zodanige wijze dat [appellant] de volgorde bepaalt, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 200.000,- per dag voor iedere dag of deel van een dag dat de gemeente niet aan deze vordering voldoet, met eenmaximum van € 5.000.000,-, althans op straffe van een dwangsom die het hof passend vindt,
meer meer meer subsidair:
– de executieverkoop zal schorsen voor een langere termijn van ten minste twaalf maanden dan wel een door het hof in goede justitie te bepalen termijn om kopers te vinden voor een hogere prijs dan de door de gemeente ingeschakelde taxateur [A] vastgestelde taxatieprijzen;
• de gemeente zal veroordelen om primair de gelegde beslagen met bewaring op te heffen en subsidiair de bewaring op te heffen van de werktuigen, gereedschappen, werkmaterialen en onvoltooide kunstwerken van [appellant] alsmede vakliteratuur en zaken vallende onder het beslagverbod van artikelen 447 en 448 Rv, met het bevel om aan hem toegang te verschaffen ten behoeve van het opstellen van een inventarisatie en deze roerende zaken aan [appellant] af te geven,zulks op straffe van een dwangsom van € 10.000,- per dag of dagdeel dat de gemeente nalaat aan deze veroordeling gevolg te geven met een maximum van € 2.000.000,-;
• de gemeente zal bevelen de beslagen welke gelegd zijn op roerende zaken vanderden op te heffen en deze af te geven aan [appellant] teneinde teruggaaf aan derechthebbenden te bewerkstelligen, met bevel om aan hem toegang te verschaffen tot de opslag om hem in de gelegenheid te stellen een inventarisatie te maken van debetreffende roerende zaken van derden;
– de gemeente zal veroordelen de gelegde beslagen van de zaken van hoogst persoonlijke aard op te heffen en aan [appellant] af te geven,zulks op straffe van een dwangsom van € 1.000,- voor iedere dag of dagdeel dat de gemeente nalaat aan deze veroordeling gevolg te geven met een maximum van € 20.000,- dan wel door het hof te bepalen dwangsom;
• de gemeente, voor zover het executoriale recht in stand blijft, zal bevelen om medewerking te verlenen aan
• het onder auspiciën van [appellant] zelf verkopen van zijn kunstwerken waarbij de opbrengst op een nader aan te wijzen rekening derdengelden wordt gestort tot op de omvang van de vordering van de gemeente;
• de kunstcollectie elders op te slaan waarmee het oplopen van de opslagkosten van de gemeente zal worden beëindigd,
een en ander op straffe van verzochte dwangsommen althans op straffe van een dwangsom
die het hof passend vindt;
• zal bepalen dat een nader door [appellant] aan te wijzen schade-expert tot BVA wordt
toegelaten om de schade te taxeren c.q. vast te stellen;
• zal bepalen dat de gemeente BVA opdracht geeft schadebeperkende maatregelen te nemen om verder optredende schade te voorkomen zo nodig conform nader te geven instructies van de zijde van de schade-expert en/of van [appellant] zelf of zijn vertegenwoordigers;een en ander op straffe van verbeuren van een dwangsom van € 100.000,– per dag voor iedere dag of deel van een dag dat de gemeente niet aan deze veroordelingvoldoet, met een maximum van € 5.000.000,-, althans op straffe van een dwangsom die het hof passend vindt, met veroordeling van de gemeente in de kosten van beide instanties, te vermeerderen met de nakosten, een en ander te voldoen binnen 14 dagen na betekening van het arrest, en — voor het geval voldoening van de nakosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt — te vermeerderen met de wettelijke rente over de kosten te rekenen vanaf de bedoelde termijn voor voldoening.
De vorderingen van de gemeente
Het hof begrijpt dat de gemeente in incidenteel appel heeft gevorderd dat het hof de bestreden beslissing zal vernietigen voor wat betreft de onder 5.4 gegeven beslissing, de desbetreffende vordering alsnog zal afwijzen althans deze beslissing zal vervangen zoals hierna (subsidiair, meer subsidiair etc) is gevorderd en het bestreden vonnis voor het overige zal bekrachtigen;
subsidiair:
[appellant] zal veroordelen om te gehengen en te gedogen dat de executie van de roerende zaken (veilingen) plaatsvindt onder bepaling dat [appellant] vanaf hetmoment dat er met de veilingen een opbrengst van € 800.000,- is behaald althans een zodanig bedrag als het hof passend vindt, per veiling uiterlijk tot vijf dagen van te voren inspraak mag hebben in de orde van de verkoop van die veiling in die zin dat de lijst van kunstwerken/roerende zaken van die veiling uiterlijk zeven dagen voor de veiling door de deurwaarder/gemeente worden aangeleverd waarbij [appellant] kanaangeven welke zaak eerder of later op de internetpagina van het veilinghuis worden getoond waarna de deurwaarder de definitieve volgorde bepaalt. Indien [appellant] uiterlijk vijf dagen voor de veiling geen volgorde aangeeft staat het degemeente/deurwaarder vrij om de veiling aan te vangen zonder rekening te houden met een volgorde/orde van de kunstwerken/roerende zaken die door [appellant] is bepaald, althans een zodanige vordering toe te wijzen het hof passend vindt;
meer subsidiair:
[appellant] zal veroordelen om te gehengen en te gedogen dat de executie van deroerende zaken (veilingen) plaatsvindt onder bepaling dat [appellant] vanaf het moment dat er met de veilingen een opbrengst van € 800.000,- is behaald althans een zodanig bedrag als het hof passend vindt, [appellant] van te voren inspraak mag hebben in de orde van de verkoop van die veilingen die plaatsvinden nadat de opbrengst van € 800.000,- is behaald in die zin dat [appellant] binnen veertien dagen na verzending van de lijsten met de te veilen stukken inspraak mag hebben in de gehele volgorde van de verkoop van de kunst van de veiling waarbij per veiling mag worden aangegeven welke categorie(en) van kunstwerken mag worden verkocht waarna de deurwaarder de definitieve volgorde bepaalt. Indien [appellant] binnen de termijn van veertien dagen geen volgorde aangeeft staat het de gemeente/deurwaarder vrij om de veiling aan te vangen zonder rekening te houden met een volgorde/orde van de kunstwerken/roerende zaken die door [appellant] is bepaald, althans een zodanige vordering toe te wijzen als het hof passend vindt;
meer meer subsidiair:
[appellant] zal veroordelen om te gehengen en te gedogen dat de executie van de roerende zaken plaatsvindt onder bepaling dat [appellant] per veiling uiterlijk tot vijf dagen van te voren inspraak mag hebben in de orde van de verkoop van die veiling in die zin dat de lijst van kunstwerken/roerende zaken van die veiling uiterlijk zeven dagen voor de veiling door de deurwaarder/gemeente worden aangeleverd waarbij [appellant] kan aangeven welke zaak eerder of later op de internetpagina van het veilinghuis worden getoond waarna de deurwaarder de definitieve volgorde bepaalt. Indien [appellant] uiterlijk vijf dagen voor de veiling geen volgorde aangeeft staat het de gemeente/deurwaarder vrij om de veiling aan te vangen althans een zodanige vordering toe te wijzen het hof passend vindt;
meer meer meer subsidiair:
[appellant] zal veroordelen om te gehengen en te gedogen dat de veilingen plaatsvinden onder de voorwaarde dat [appellant] van te voren inspraak mag hebben in de orde van de verkoop van die veiling in die zin dat [appellant] binnen veertien dagen na verzending van de lijsten met de te veilen stukken inspraak mag hebben in de gehele volgorde van de verkoop van de kunst van de veiling waarbij per veiling mag worden aangegeven welke categorie(en) van kunstwerken mag worden verkocht waarna de deurwaarder de definitieve volgorde bepaalt. Indien [appellant] binnen de termijn van veertien dagen geen volgorde aangeeft staat het de gemeente/deurwaarder vrij om de veiling aan te vangen zonder rekening te houden met een volgorde/orde van de kunstwerken/roerende zaken althans een zodanige vordering toe te wijzen als het hof passend vindt;
voor alle vorderingen: primair, subsidiair, meer subsidiair, meer meer subsidiair, etc.
I. zal bepalen dat [appellant] dient te gehengen en te gedogen dat de executieveilingen plaatsvinden onder de voorwaarde dat [appellant] voorafgaand aan de veiling binnen veertien dagen na verzending van de lijsten met de te veilen stukken door de gemeente/deurwaarder dient aan te geven welke werken [appellant] wenst te signeren waarna hij de gelegenheid krijgt om de werken die hij vooraf heeft aangegeven op de lijst nog te signeren op een daartoe door de gemeente/deurwaarder te bepalen dag of dagen. Indien [appellant] de lijsten niet of niet tijdig aanlevert en/of niet op de aangegeven dag of dagen naar de signeerlocatie toekomt, staat het de gemeente/deurwaarder vrij om de veiling aan te vangen zonder dat de werken gesigneerd zijn althans een zodanige vordering toe te wijzen als het hof passend vindt
II. [appellant] zal verbieden om handelingen te verrichten die de executie van de roerende zaken van [appellant] (op dit moment opgeslagen bij BVA) belemmeren op straffe van het verbeuren van een dwangsom van € 50.000,- per gebeurtenis met een maximum van € 500.000,- als [appellant] niet aan deze veroordeling voldoet althans een zodanige vordering toe te wijzen als het hof passend vindt;
III. [appellant] zal verbieden om met onmiddellijke ingang na het in deze te wijzen vonnis beslag(en) te doen leggen voor zover zijn gepretendeerde vorderingen verband houden met het gestelde feitencomplex als opgenomen in als productie E7 [appellant] overgelegde rapport, op straffe van het verbeuren van een dwangsom van € 50.000,- per dag met een maximum van € 500.000,- als [appellant] niet aan deze veroordeling voldoet althans een zodanige vordering toe te wijzen als het hof passend vindt;
IV. [appellant] tegen behoorlijk bewijs van kwijting zal veroordelen in de kosten van deze procedure en de procedure(s) in eerste aanleg, waaronder begrepen denakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover, indien deze kosten niet binnen twee weken na het in deze te wijzen arrest zijn voldaan.
Standpunt [appellant] incidenteel appel
In incidenteel appel heeft [appellant] geconcludeerd tot afwijzing ervan, met beslissing over de proceskosten, daaronder begrepen de nakosten en rente.
2 Feiten
De voorzieningenrechter heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.12 de feiten opgesomd die hij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Zij komen – samengevat – op het volgende neer.
a Bij arrest van dit hof van 13 maart 2018 is [appellant] veroordeeld tot ontruiming van het pand in [plaats] waarin hij woonde en een museum hield. Dat arrest is op 14 maart 2018 aan [appellant] betekend, met bevel om het pand binnen 30 dagen te ontruimen. Bij verzoekschrift van 16 april 2018 heeft de gemeente aan de voorzieningenrechter verlof gevraagd om conservatoir beslag te mogen leggen op alle roerende zaken in dit pand in verband met een vordering ter zake van door [appellant] veroorzaakte schade van € 171.692,73. Dat verlof is verleend onder de voorwaarde dat de gemeente die vordering zou indienen in de lopende procedure bij de kantonrechter en de in beslag genomen zaken ter bewaring in handen zouden worden gesteld van Imming, de eerste bewaarder.
b Een dag na het verleende verlof is de gemeente tot ontruiming overgegaan. Daarbij is direct conservatoir beslag gelegd op alle roerende zaken van [appellant] : zijn huisraad, zijn werktuigen en alle in het pand aanwezige kunstvoorwerpen. De ontruiming en de beslaglegging hebben acht dagen geduurd. De kosten hiervan worden door de gemeente berekend op € 361.340,-. Vergoeding van deze kosten is in een bodemprocedure jegens [appellant] gevorderd.
c Op 26 juni 2019 heeft het toenmalige advocatenkantoor van [appellant] ( [B] & [C] ) executoriaal derdenbeslag laten leggen op alle door de gemeente eerder in conservatoir beslag genomen roerende zaken, die zich toen bij Imming bevonden. De grondslag voor dat beslag was een notariële akte, waarin [appellant] erkent een bedrag van € 160.000,- aan zijn advocaten verschuldigd te zijn.
d Bij vonnis van 18 september 2019 van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland is [appellant] onder meer veroordeeld tot betaling van een bedrag van in totaal ruim € 387.000,- (waaronder de als onvoldoende betwist gevorderde ontruimingskosten van € 361.430,-) en de opslagkosten van bijna € 10.000,- per maand. Dat vonnis is op 23 oktober 2019 aan [appellant] betekend. Negen maanden later heeft de gemeente aan [appellant] verklaard tot verkoop te zullen overgegaan. De veiling is hem bij exploot van 11 september 2020 aangezegd.
e Op 22 september 2020 heeft de deurwaarder aan [appellant] een nieuwe akte van de notaris betekend, waarin [appellant] heeft verklaard tot en met 11 juni 2020 in totaal
€ 262.000,- aan zijn advocaat verschuldigd te zijn.
f Bij vonnis van 7 oktober 2020 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Holland is de door de gemeente aangekondigde executieverkoop geschorst, kort gezegd, omdat de gemeente de tweede executoriale beslaglegger zou zijn en de eerste beslaglegger (de eerste advocaat van [appellant] ) zich tegen de executie verzette.
g Nadien hebben de gemeente en de eerste beslaglegger overleg gevoerd. De gemeente heeft op 21 oktober 2020 aan de eerste beslaglegger aangezegd dat de verkoop binnen een termijn van vier weken moest hebben plaatsgevonden. Op 29 oktober 2020 heeft een overleg plaatsgevonden tussen alle betrokken partijen en de beide betrokken deurwaarderskantoren over de verdere voortgang van de verkoop. De eerste beslaglegger heeft niet binnen die termijn van vier weken de executie op zich genomen.
h De gemeente heeft bij exploot van 15 december 2020 aan [appellant] aangezegd de executie over te nemen en heeft opnieuw de executieveiling aangezegd, ditmaal tegen donderdag 21 januari 2021. Hiermee was bedoeld de eerste van een achttal veilingen, zoals in september 2020 aangekondigd.
i [appellant] heeft zich verzet tegen deze veiling. Hij heeft in kort geding – zakelijk weergegeven – allereerst de opheffing van het beslag gevorderd. Daarnaast heeft hij verzocht de veiling te schorsen en hem de veiling zelf ter hand te laten nemen, omdat in dat geval volgens hem een hogere opbrengst zou kunnen worden gehaald. De maximale executie-opbrengst is door de gemeente na taxatie geschat op € 350.000,-.
j Bij mondeling deelvonnis van 7 januari 2021 heeft de voorzieningenrechter de vordering van [appellant] tot opheffing van de gelegde beslagen afgewezen en de door de gemeente vanaf 21 januari 2021 geplande executieverkoop geschorst tot en met 5 februari 2021. Daarbij heeft [appellant] tot en met 5 februari 2021 de gelegenheid gekregen om (een deel van) zijn eigen in beslag genomen kunstwerken door BVA Auctions (hierna: BVA) te (laten) verkopen. Dat is hem niet gelukt.
k Bij mondeling vonnis van 5 februari 2021 heeft de voorzieningenrechter de executieverkoop opnieuw geschorst tot en met 2 maart 2021, waarbij is bepaald dat [appellant] uiterlijk tot en met 24 februari 2021 de gelegenheid had om een bod aan de deurwaarder te laten doen op alle roerende zaken ineens. In voormeld vonnis is bepaald dat [appellant] gedurende maximaal 40 uur bij BVA een inventarisatie mocht maken van de in beslaggenomen werken, waarvoor aan BVA een redelijk loon verschuldigd zou zijn van € 500,- per medewerker per dag exclusief btw, voor maximaal twee personen per dag.
l Op 2 maart 2021 is de mondelinge behandeling van de zaak voortgezet. Bij die gelegenheid heeft [D] , gerechtsdeurwaarder te Alkmaar, verklaard dat [E] (hierna: [E] ) en [F] (hierna: [F] ) op woensdag 10 februari 2021 bij BVA zijn geweest om de kunstwerken van [appellant] te bezichtigen teneinde potentiële investeerders te kunnen adviseren. Op woensdag 17 februari 2021 is [E] opnieuw bij BVA geweest. In verband met deze bezichtigingen zijn op 10 februari 2021 de hele dag en op 17 februari 2021 twee uur en een kwartier twee medewerkers van BVA aldaar aanwezig geweest.
3 Beoordeling
Het oordeel van de rechter in eerste aanleg
3.1
De voorzieningenrechter heeft in conventie de vorderingen van [appellant] afgewezen. Het betreft het gestaakt houden van executie en verbod op verkoop anders dan dat [appellant] de volgorde bepaalt (vordering I), het opheffen van beslagen en/of bewaring van werktuigen, gereedschappen, werkmaterialen en onvoltooide kunstwerken van [appellant] alsmede vakliteratuur (vorderingen II en III), het opheffen van beslagen op roerende zaken van derden (vordering IV), het opheffen van beslagen op zaken van hoogstpersoonlijke aard (vordering V), het door [appellant] veilen en elders opslaan kunstcollectie (vordering VI), het beoordelen van kunstcollectie door een schade-expert (vordering VIII) en het door de gemeente aan BVA opdracht geven om schadebeperkende maatregelen te treffen.
In reconventie heeft de voorzieningenrechter bepaald dat de gemeente de executie van de roerende zaken van [appellant] door middel van openbare verkoop mag voortzetten op een door de deurwaarder te bepalen wijze, zonder dat [appellant] bij de eerste veiling inspraak heeft in de volgorde/orde van de roerende zaken/kunstwerken, waarbij de roerende zaken van [appellant] tot de datum van verkoop mogen worden opgeslagen bij BVA, alsmede dat [appellant] dient te dulden dat de eerste openbare verkoop van de roerende zaken van [appellant] op 9 april 2021 mag plaatsvinden, waarbij deze veiling niet eerder dan op 26 maart online zal komen te staan, met dien verstande (dictum 5.4) dat na de eerste veiling de ervaringen en uitkomsten daarvan geëvalueerd zullen worden en dat aan de hand daarvan zal worden bepaald hoe de veiling verder zal verlopen. Het meer of anders in reconventie gevorderde is afgewezen. De proceskosten zijn zowel in conventie als in reconventie gecompenseerd.
De grieven
3.2
Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt [appellant] met zijn grieven op in principaal appel. Tegen een aantal overwegingen en beslissingen van de voorzieningenrechter keert zich het incidenteel appel van de gemeente.
Staken van de executie, executeren op de manier die [appellant] wil
3.3
De eerste grief van [appellant] houdt in dat de voorzieningenrechter ten onrechte de vordering van [appellant] om de executie te staken en gestaakt te houden en daarbij tevens de gemeente te verbieden om tot verkoop over te gaan anders dan op zodanige wijze dat [appellant] de volgorde bepaalt (op straffe van een dwangsom) heeft afgewezen en de vordering van de gemeente om op de door haar gewenste wijze de executie van de roerende zaken van [appellant] over te gaan heeft toegewezen. Ter toelichting voert [appellant] het volgende aan.
( a) Allereerst heeft de gemeente aan het hof Amsterdam onjuiste informatie gegeven en misleiding en bedrog gepleegd op grond waarvan het ontruimingsarrest van 13 maart 2018 tot stand is gekomen;
( b) er is strijd met de proportionaliteit en subsidiariteit;
( c) er is onevenredige benadeling;
( d) er is misbruik van recht;
( e) er is strijd met de beginselen van behoorlijk bestuur.
3.4
Als gezegd heeft [appellant] bij akte de gronden van de eisen aangevuld. Een en ander heeft in de kern betrekking op de eerste grief. In die akte voert hij aan dat het hof Amsterdam in de bodemzaak op 15 maart 2022 heeft geoordeeld dat de gemeente de onderhandelingen tussen haar en [appellant] onrechtmatig heeft afgebroken en dat de gemeente de daardoor veroorzaakte schade moet vergoeden. Volgens hem is dit een nieuw feit dat in deze zaak van belang is. In elk geval vormt dit arrest een extra grondslag voor de schorsing van de executie en afwijzing van de vorderingen van de gemeente nu de gemeente zelf de door haar gevorderde schade had kunnen en behoren te voorkomen door haar onrechtmatig handelen na te laten. Bovendien gaat het hier om een geschil tussen een overheidsorgaan en een burger en behoeft die laatste juist rechtsbescherming en een kritische blik op het handelen van de eerste. De gemeente had de ontruiming moeten nalaten. De schade van de gemeente moet daarom voor haar eigen rekening komen. Reden temeer om de executie te schorsen is dat de schade daarvan onmeetbaar is. [appellant] had een koper gevonden die een samengestelde selectie, waaronder de Ceramic Towers, voor 1,2 miljoen euro wilde kopen. De Ceramic Towers bleek echter beschadigd waardoor de koop niet doorging. Door de veiling wordt [appellant] ’s levenswerk vernietigd en zal hem blijvend de mogelijkheid worden ontnomen om in zijn levensonderhoud te voorzien. Zijn kunst geniet nog steeds grote belangstelling. Wanneer hij zijn kunst terug krijgt zal hij daarmee ook zijn leven terugkrijgen. De veilingverkoop zal desastreuze en onomkeerbare gevolgen hebben.
3.5.1
Verder licht [appellant] de diverse onderwerpen als volgt toe.
Ad b. De oorspronkelijke vordering ter zake van de nutskosten bedroeg € 19.519,71 en de acties die de gemeente na dat ontruimingsarrest heeft genomen zijn daarmee niet in verhouding. De gemeente had een paar kunstwerken in beslag kunnen nemen en daarmee de vordering kunnen voldoen. De kostenpost van nu is disproportioneel. Bovendien staat gezien artikel 6:101 BW niet vast welk bedrag van welke vordering aan de gemeente toekomt en welke kosten zij zelf moet dragen. De verkoop mag niet plaatsvinden zonder dat [appellant] daarbij betrokken zal worden. Bovendien gaat het hier om kunst van een vermaard kunstenaar waarbij schade aan een kunstwerk verder strekt dan alleen materiële schade voor de rechthebbende en ook maatschappelijk verlies betekent. Daarbij is BVA niet als een geschikt verkoopkanaal te beschouwen. De waarde van de kunstcollectie vertegenwoordigt een veelvoud van de vordering van de gemeente en een veelvoud van de waarde waarop zij door taxateur [A] in verband met deze verkoop is getaxeerd. Ook dat is disproportioneel.
3.5.2
Bij akte heeft [appellant] nog verder toegelicht waarom BVA niet geschikt is voor de verkoop van de kunst van [appellant] en niet tot executie zou mogen overgaan. Volgens hem biedt BVA op haar website geen noemenswaardige kunst aan en is veiling via Catawiki beter in het kader van een zo hoog mogelijke opbrengst. Bovendien ontbreekt het aan de noodzakelijke foto’s, beschrijvingen (met formaat) en conditierapporten. Daarmee dupeert de gemeente het succes van de veiling en de belangen van [appellant] en handelt zij in strijd met een rechtvaardige en proportionele tenuitvoerlegging. Daarbij geldt dat de marktwaarde van de collectie ruim 1.6 miljoen euro bedraagt terwijl [A] de kunstcollectie heeft geschat op een maximale executiewaarde van € 214.000,-. Volgens beëdigd taxateur [G] (hierna: [G] ) en kunstexpert [E] is dat onjuist. [appellant] heeft recht en belang bij een langere schorsing teneinde hem in de gelegenheid te stellen om tot overeenstemming te komen met serieuze gegadigden en investeerders. De ondeskundigheid van BVA zal de verkoopopbrengst degraderen, temeer een reden [appellant] bij de verkoop te betrekken. De aangekondigde verkoop is om bovengenoemde redenen onrechtmatig.
3.5.3
Ad c. Volgens [appellant] is er conform de rechtspraak van de Hoge Raad en het Europese Hof voor de Rechten van de Mens sprake van onevenredige benadeling wanneer er voor een relatief geringe geldvordering een voor de schuldenaar waardevol goed wordt geëxecuteerd, wanneer er alternatieven voorhanden zijn. Zo’n alternatief zou kunnen zijn vestiging van een Rob [appellant] museum in het ontruimde pand nadat het aan een derde is verkocht.
3.5.4
Ad d. Al het voorgaande leidt volgens [appellant] ook tot misbruik van bevoegdheid.
3.5.5
Ad e. Al het voorgaande is ook in strijd met de beginselen van behoorlijk bestuur, en de norm van “fair balance” van artikel 1 EP, aldus [appellant] . Daarbij moet worden gelet op het feit dat [appellant] en zijn gezin voor hun economisch voortbestaan vrijelijk moeten kunnen beschikken over hun eigendommen en er geen juiste inschatting is gemaakt van de waarde van de beslagen eigendommen. Bovendien stelt de gemeente zelf dat de veiling niet voldoende zal opbrengen om de vordering te voldoen, terwijl het doel juist is zich op de opbrengst te verhalen. [appellant] moet dus op grond van artikel 470 Rv worden betrokken bij de verkoop ten behoeve van de optimalisering van de opbrengst. Hij is bij uitstek de deskundige ten aanzien van zijn werken. Als hij niet betrokken wordt leidt dat tot kapitaalvernietiging en degradatie van zijn kunst. Volgens een taxatie van [G] is de waarde van de collectie ten minste € 3.000.000,-.
3..6.1
Het hof overweegt over hetgeen onder b tot en met e en hetgeen in de akte is vermeld het volgende. In dit kort geding moet het hof zich allereerst richten naar hetgeen in het arrest van 15 maart 2022 in de bodemzaak (zaaknummer 200.274.364/01) is overwogen en beslist. Voor zover hier van belang is dat – zakelijk – het volgende. De overeenkomsten die [appellant] met de gemeente had gesloten betroffen in elk geval geen huur woonruimte of huur bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:290 BW. Of de overeenkomsten huur van artikel 7:230a BW bedrijfsruimte betroffen kan in het midden blijven omdat beide overeenkomsten rechtsgeldig zijn geëindigd per 30 juni 2017. De gedane opzegging was immers rechtsgeldig. [appellant] zat sinds 30 juni 2017 zonder recht of titel in het pand. Ook de ontruiming was rechtmatig. Dat de gemeente de onderhandelingen met [appellant] over de verkoop van het pand aan hem niet had mogen afbreken leidt mogelijk tot een schadevergoedingsplicht aan de zijde van de gemeente, maar heeft niet tot gevolg dat de opzegging door de gemeente naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar was. [appellant] wist op 14 maart 2018 dat hij voor 14 april 2018 het pand ontruimd moest hebben en dat anders een gedwongen ontruiming zou volgen. [appellant] heeft niets ondernomen, het erop aan laten komen en in de pers te kennen gegeven dat hij hoe dan ook niet vrijwillig zou vertrekken en zich tegen ontruiming zou verzetten. Door de houding van [appellant] werd de gemeente genoodzaakt de ontruiming door de deurwaarder te laten uitvoeren en de inboedel en kunstvoorwerpen op te slaan. [appellant] is in de gelegenheid gesteld de inboedel op te halen, ook zonder opslagkosten te betalen. Uiteindelijk heeft [appellant] pas maanden later en onder druk van een kort geding de inboedel opgehaald. Onder deze omstandigheden heeft de gemeente de inboedel van [appellant] op redelijke gronden opgeslagen. De kosten daarvan en van de ontruiming komen voor rekening van [appellant] . Gelet op de verschuldigdheid van die kosten en bij gebreke van een eenvoudig vast te stellen tegenvordering is de vordering tot opheffing van het door de gemeente op 17 april 2018 gelegde beslag niet toewijsbaar.
3.6.2
Dit executiegeschil draait derhalve in de kern om het verhaal van deze kosten. Voor zover de argumenten betreffende proportionaliteit en subsidiariteit zijn gestoeld op de hoogte van de achterstallige nutskosten treffen zij daarom geen doel. Voor toepassing van artikel 6:101 BW op de vergoedingsplicht van de uit de rechtmatig geoordeelde ontruiming voortvloeiende kosten heeft [appellant] geen steekhoudend argument gegeven. Het oordeel dat de gemeente de onderhandelingen met [appellant] onrechtmatig heeft afgebroken vormt daartoe althans geen reden, aangezien dit oordeel los staat van het oordeel dat de ontruiming rechtmatig was en dit daarmee dus in beginsel ook geen invloed heeft op de verschuldigdheid van de uit de ontruiming voortvloeiende kosten.
3.6.3
Er is geen reden de executie nu nog verder op te houden. De gemeente handelt niet onrechtmatig door de veiling door te zetten. [appellant] heeft in eerste aanleg diverse malen de gelegenheid gehad de verkoop van de collectie naar eigen inzicht te doen plaatsvinden en zelf een koper te vinden, maar hij is daarin kennelijk niet geslaagd. Het kan zijn dat schade aan de Ceramics Towers een koper heeft weerhouden tot die koop over te gaan, maar dat is geen reden nu de veiling tegen te houden. [appellant] heeft in de afgelopen periode ook geen enkel initiatief ondernomen op dit punt of concrete aanwijzingen geboden dat een ander realistisch alternatief voorhanden is. Vanzelfsprekend is de omstandigheid dat de collectie wordt geveild voor [appellant] heel vervelend, maar de stellingen dat zijn levenswerk vernietigd wordt en hem alle mogelijkheid wordt ontnomen nog met kunst in zijn levensonderhoud te voorzien overtuigen niet. Zijn collectie komt met de veiling immers slechts in andere handen en de opbrengst verlaagt zijn schuldenlast. Waarom hij geen nieuwe kunst zou kunnen maken valt niet in te zien. Over de (executie)waarde van de collectie blijven partijen van mening verschillen, maar omdat de veiling in delen zal gebeuren is er voldoende garantie dat als de opbrengst op een gegeven moment de vorderingen van de gemeente en [B] & [C] zal overschrijden verdere veilingen niet nodig zijn en niet zullen plaatsvinden. Het bepaalde in artikel 470 Rv lijkt hiermee voldoende te zijn gewaarborgd. Ook lijkt bij deze gang van zaken strijd met de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit vooralsnog niet aan de orde, noch onevenredige benadeling van [appellant] . De stellingen dat sprake is van misbruik van bevoegdheid of strijd met de beginselen van behoorlijk bestuur en het beroep op de norm van “fair balance” van artikel 1 EP dan wel andere rechtsbeginselen zijn niet nader feitelijk toegelicht.
3.6.4
[appellant] hoeft ook niet betrokken te worden bij de veilingen, anders dan hieronder nog wordt overwogen ten aanzien van de evaluatie na de eerste veiling. Hij heeft die gelegenheid voldoende gehad en die heeft tot niets geleid. De bal ligt nu bij de gemeente. Zij moet nu ongehinderd de eerste stap kunnen zetten.
3.7.1
De gemeente heeft gemotiveerd betwist dat BVA ongeschikt zou zijn de veiling te uit te voeren en wijst er in dat kader op dat ook de Staat regelmatig BVA inschakelt, terwijl er diverse musea zijn die werk dat door BVA is geveild hebben aangekocht. BVA heeft wel degelijk ervaring met kunstveilingen die door haar sectie Arts en Antiques wordt verzorgd, waarbij de veilingmeester die dat organiseert werkzaam is geweest als veilingmeester bij Christie’s en Veilinghuis De Zwaan, aldus de gemeente. Het klopt volgens de gemeente dat nog niet de gehele inventarisatie is afgerond, maar dat kan binnen acht weken het geval zijn, zodat ook dat geen reden is waarom BVA de veiling niet zou mogen laten doorgaan. De wijze van veilen door BVA wordt ook geaccordeerd door de door de gemeente ingeschakelde kunstexpert Van Welkenhuysen en taxateur [A] . Veiling via Catawiki heeft geen meerwaarde. Van Welkenhuysen heeft bovendien te kennen gegeven dat de taxatie door [A] compleet en zorgvuldig is. Bij de taxatie door [G] , zijn vele kanttekeningen te plaatsen en dat geldt ook voor de conclusies van andere personen die [appellant] aanhaalt, zoals [H] , [E] en [F] , aldus de gemeente.
3.7.2
Het hof acht niet aannemelijk geworden dat veilinghuis BVA niet geschikt zou zijn om de veiling uit te voeren. Het veilinghuis heeft ervaring met de verkoop van kunst en de door de gemeente ingeschakelde deskundigen hebben vertrouwen in BVA. De gemeente heeft zelf ook een zeer groot belang bij een zo hoog mogelijke verkoopopbrengst. Er is geen voldoende concrete aanwijzing dat veiling via Catawiki betere uitgangspunten en resultaten biedt.
3.7.3
Ad a. De argumenten die [appellant] hier aanvoert zijn ook ten grondslag gelegd aan een herroepingsverzoek van bedoeld arrest, in welke zaak het hof vandaag gelijktijdig uitspraak doet. Die argumenten worden in dat arrest verworpen. Het hof verwijst naar dat arrest voor de redengeving en neemt die hier over.
Grief I faalt dus.
Retourneren werktuigen en persoonlijke spullen
3.8
Grief IIa en IIb houden het volgende in. Ten onrechte zijn de vorderingen van [appellant] om de beslagen met bewaring dan wel de bewaring van de werktuigen, gereedschappen, werkmaterialen en onvoltooide kunstwerken, alsmede vakliteratuur en zaken vallende onder het beslagverbod van artikel 447 en 448 (met bevel hem toegang te verschaffen ten behoeve van het opstellen van een inventarisatie en die roerende zaken aan [appellant] af te geven) afgewezen. Ook de vordering van hem om tot opheffing van de beslagen op zaken van hoogst persoonlijke aard is ten onrechte afgewezen.
3.9
Met inachtneming van hetgeen hieronder in incidenteel appel bij grief III van de gemeente wordt overwogen, geldt dat de voorzieningenrechter met betrekking tot de werktuigen, gereedschappen en werkmaterialen en de zaken van hoogst persoonlijke aard niet zozeer heeft overwogen dat deze goederen niet terug naar [appellant] zouden mogen, maar dat [appellant] heeft verzuimd aan te duiden welke specifieke in beslag genomen materialen hij als kunstenaar nodig heeft om kunstwerken te kunnen maken en zodoende inkomsten te kunnen blijven verwerven. Ook had hij niet gemotiveerd welke goederen van hoogst persoonlijke aard waren. Zijn vordering was volgens de voorzieningenrechter aldus te weinig concreet. Het lag op de weg van [appellant] om dat in hoger beroep nader uiteen te zetten. Dat heeft hij niet gedaan. Weliswaar heeft [appellant] een lijst overgelegd van goederen variërend van plantenpotten, borduurwerken, zeefdrukken tot drukplaten, maar die lijst is niet voorzien van een werkbare toelichting. Het zou goed kunnen dat daar persoonlijke spullen bij zitten die teruggegeven zouden moeten worden (bijvoorbeeld kinderknutselwerkjes), of werktuigen (bijvoorbeeld drukpersen) maar zonder verdere toelichting is het voor het hof niet mogelijk daar een oordeel over te geven. Dat wordt teveel giswerk en het is niet aan het hof om duidelijkheid in dat zoekplaatje te scheppen. Onvoltooide kunstwerken, die kennelijk ook op die lijst staan, vallen niet onder de werking van de artikelen 447 en 448 Rv. Niet gemotiveerd is welke rechtsgrond tot teruggave van deze goederen zou nopen. Dit betekent dat de grieven falen.
Teruggave van goederen die van derden zijn
3.10
Met grief III keert [appellant] zich tegen de beslissing van de voorzieningenrechter tot afwijzing van de vordering om te bevelen de beslagen die zijn gelegd op roerende zaken van derden op te heffen en die aan [appellant] af te geven, teneinde tot teruggave over te gaan.
3.11
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat door [appellant] ten eerste niet is gesteld welke concrete zaken het betreft en dat dit soort zaken bovendien niet aan hem teruggegeven hoeven worden, maar aan de rechthebbenden. Bovendien heeft de gemeente verklaard dat de zaken waarvan werd betwist dat deze eigendom zijn van [appellant] niet zonder nader onderzoek zouden worden geveild. Dit leidt er volgens de voorzieningenrechter toe dat de vordering niet kan worden toegewezen. Ook hier geldt hetgeen hiervoor is overwogen. In hoger beroep heeft [appellant] niet nader aangeduid om welke zaken het gaat noch voldoende gemotiveerd waarom deze niet aan de rechthebbenden, maar aan hem teruggegeven zouden moeten worden. Dat hij als bruiklener van de desbetreffende kunstwerken aansprakelijk is en tot teruggaaf gehouden is indien de bruikleengever dat wenst is in de gegeven omstandigheden daarvoor onvoldoende. [appellant] betoogt in dat verband dat de deurwaarder de eigenaren die zich melden afpoeiert. Uit de door hem overlegde producties volgt echter dat [appellant] geen bruikleenovereenkomsten kan tonen en dat daarom debat ontstaat. Dat kan de gemeente niet worden verweten. De grief faalt.
Onderzoek naar schade aan de kunstwerken
3.12
De grieven IVa en IVb houden ten slotte in dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft overwogen dat de omstandigheid dat er inmiddels beschadigingen zijn geconstateerd aan een aantal kunstwerken op zichzelf niet rechtvaardigt dat in dit stadium de gehele kunstcollectie door een nader te bepalen schade expert zou moeten worden beoordeeld op (verdere) schade, waarbij in aanmerking is genomen dat een dergelijk onderzoek tijdrovend en kostbaar is. Ook heeft hij ten onrechte geen aanleiding gezien om te bepalen dat BVA schadebeperkende maatregelen moet treffen.
3.13
Volgens [appellant] bedraagt de schade aan kunstwerken in de tonnen en is de wijze van opslag bij BVA abominabel. Dit zou zijn vastgesteld door [E] en [F] . Het zou gaan om schade aan het werk Ceramic Towers en werk van Naum Gabo. Tevens zou een kar met kunstwerken op zijn kant zijn gevallen en staan werken niet juist opgesteld. De beslagleggers zijn voor de schade aansprakelijk.
3.14
De gemeente heeft zich verweerd en naar voren gebracht dat [E] en [F] concurrenten van BVA zijn. Zij zijn zeker geen schade-experts. Alle werken zijn deugdelijk verpakt en een kar met kunstwerken is niet daadwerkelijk omgevallen. Dat is voorkomen, zonder dat daarbij schade aan de kunstwerken is opgetreden. Er is alleen aan twee werken schade, die is gemeld bij de verzekeraar en daarvoor is een schade-expert aangesteld. [appellant] beantwoordt diens vragen echter niet. De gemeente heeft op alle punten de zorg van een goed huisvader in acht genomen. Zij heeft Imming, een gespecialiseerd bedrijf in arthandling, bij de ontruiming en opslag in de hand genomen en Imming heeft daarna ook het transport naar BVA verzorgd. Ook BVA heeft als een goed huisvader voor de werken gezorgd. Het is om schade te voorkomen ook beter dat de kunst nu niet nog eens verplaatst wordt. Het aanstellen van een schade-expert, niet zijnde taxateur is daarom onnodig. Volgens de taxatie van [A] bedraagt de schade niet meer dan € 1.200,-; niet het hele kunstwerk Ceramic Towers is kapot, er is alleen één object uit het kunstwerk kapot, dat mogelijk ook nog hersteld kan worden. De exacte schade wordt ook bij de veiling duidelijk door een prijsverschil bij de biedingen op soortgelijke werken. Het werk van Gabo moet bij gebreke van verdere informatie daarover van [appellant] worden beschouwd als een replica. Het is van beperkte waarde en kan ook nog worden hersteld tegen geringe kosten. Verder is de opslag bij BVA vele malen zorgvuldiger dan die bij [appellant] zelf, getuige de foto’s die daarvan destijds zijn gemaakt, aldus de gemeente.
3.15
In het licht van dit verweer is de noodzaak voor een beoordeling van de kunstcollectie door een schade-expert ook in hoger beroep niet voldoende aannemelijk geworden, noch is er reden voor een opdracht van de gemeente aan BVA om schadebeperkende maatregelen te treffen. De grieven falen.
Incidenteel appel
3.16
In incidenteel appel heeft de gemeente vier grieven naar voren gebracht.
Rol van [appellant] bij veiling
3.17
Grief I houdt in dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft bepaald dat er na de eerste veiling een evaluatie gehouden dient te worden waarbij dan ook nog de orde van verkoop kan worden bepaald. Ter toelichting zegt de gemeente dat het nu eindelijk tijd is de gemeente in staat te stellen de roerende zaken te verkopen. Een onderhandse verkoop is niet aan de orde want die is alleen toegestaan als alle partijen daarmee instemmen en dat is niet het geval. Evenmin is de andere beslaglegger [B] & [C] in dit kort geding betrokken. [appellant] heeft genoeg gelegenheid gehad voor de onderhandse verkoop, maar hij kan eenvoudigweg geen koper aandragen. Hij heeft ook tijd genoeg gehad om de collectie te inspecteren. Bovendien is de verwachting dat een openbare verkoop meer opbrengst zal genereren dan onderhandse verkoop. BVA heeft een groot bereik. De in de bodemzaken door het hof voorgestelde mediation is de enige aanleiding geweest vooralsnog niet te veilen. Als [appellant] inspraak krijgt bij de veiling betreedt hij een terrein waarop hij niet deskundig is. Dit zal bij BVA tot problemen leiden. Het idee van [appellant] om de veiling via Catawiki te laten plaatsvinden biedt geen meerwaarde. Hij moet dan ook geen verdere inmenging hebben bij de veiling op basis van artikel 470 Rv. Subsidiair kunnen modaliteiten worden gezocht waarbij [appellant] invloed krijgt als de opbrengst de € 800.000,- nadert.
3.18
Het hof volgt, zoals al bleek uit het voorgaande, de gemeente in haar stelling dat het nu tijd is om de eerste veiling te houden en dat een onderhandse verkoop niet meer aan de orde is. Dat is, als gezegd, geprobeerd maar niet gelukt. [appellant] hoeft bij die veiling ook geen inspraak meer te hebben. De voorzieningenrechter heeft echter overwogen dat het in het belang van alle partijen is dat na de eerste van de acht geplande veilingen de ervaringen en uitkomsten van de eerste veiling zullen worden geëvalueerd en dat aan de hand daarvan wordt bepaald hoe de veiling verder zal verlopen. Daarbij zou volgens de voorzieningenrechter aan de orde kunnen zijn dat [appellant] voor een eventuele volgende verkoop wel tijdig een volgorde van de te verkopen zaken zal kunnen aangeven. Met de voorzieningenrechter acht ook het hof dit een zinvolle tussenweg die met de belangen van [appellant] rekening houdt. Daarbij moet worden aangetekend dat een evaluatie niet inhoudt dat [appellant] zeggenschap krijgt bij en over volgende veilingen, maar wel dat zijn ideeën en gedachten daarover, voor zover [appellant] die met de gemeente en BVA wil delen, bij de vormgeving daarvan worden meegewogen. Teneinde eventuele verdere executiegeschillen te voorkomen wordt hierbij echter wel opgemerkt dat het uiteindelijk aan de gemeente blijft hoe de openbare verkoop na de eerste veiling voort te zetten.
Medewerking [appellant] ten behoeve van de veiling
3.19
Grief II houdt in dat BVA de gelegenheid moet krijgen bepaalde aspecten omtrent de collectie bij [appellant] na te vragen en dat [appellant] sommige werken moet signeren en /of stempelen. Teneinde tijdsverlies te voorkomen is deze eis in reconventie ingesteld, die ten onrechte is afgewezen, aldus de gemeente.
3.20
Deze grief faalt. De gemeente heeft onvoldoende duidelijk gemaakt wat de grondslag is van deze vordering. Het hof gaat echter evenmin mee met de stelling van [appellant] dat werken die niet door hem zijn gesigneerd of gestempeld niet te beschouwen zijn als zijn kunst, veiling daarvan niet mag omdat dat een waarde drukkend effect heeft en die werken aan hem moeten worden teruggegeven. Ook daarvoor bestaat geen grond. Indien [appellant] dat waarde drukkend effect wil voorkomen ligt het op zijn weg vrijwillig mee te werken aan wat de gemeente op dit punt wenst.
Werktuigen [appellant]
3.21
Met grief III betoogt de gemeente dat [appellant] geen ambachtsman of werkman is zodat artikel 447 Rv niet op hem van toepassing is en er (zo begrijpt het hof) geen grondslag is om op basis hiervan gereedschappen en werktuigen aan hem terug te geven. De voorzieningenrechter heeft dit miskend, aldus de gemeente. Het hof overweegt als volgt. De artikelen 447 en 448 Rv zijn onlangs gewijzigd. Artikel 447 Rv houdt sinds 1 oktober 2020 in dat onder het beslagverbod vallen alle in de woonruimte aanwezige zaken die de schuldenaar en de tot zijn gezin behorende huisgenoten redelijkerwijs nodig hebben voor de verwerving van de noodzakelijke middelen van bestaan, dan wel voor hun scholing of studie. De bedoeling van de wetswijziging is geweest de wet aan de tijd aan te passen en dat alle zaken die een beslagene (en degenen die van hem afhankelijk zijn) nodig heeft om in zijn bestaansminimum te voorzien, vrij van beslag blijven. Het in de 19e -eeuwse wettekst van artikel 447 Rv (oud) tot uitdrukking komende standsverschil tussen ambachtslieden en werklieden enerzijds en de hogere standen anderzijds, speelt in de nieuwe regeling geen rol meer en er wordt in artikel 448 Rv (oud) niet langer gerefereerd aan ‘zaken die dienen tot enig onderwijs of de beoefening van kunsten of wetenschappen’. Voor zover het gaat om zaken waarmee de geëxecuteerde in zijn levensonderhoud voorziet, vallen zij onder de algemene formule. Zowel toen als nu is het de bedoeling van de wetgever geweest al die zaken die een kunstenaar nodig heeft om zijn werkzaamheden te verrichten en daarmee in zijn bestaan te voorzien onder het beslagverbod te laten vallen. Hoewel de grondslag voor het hier aan de orde zijnde beslagverbod artikel 448Rv (oud) is en niet artikel 447 Rv (oud), zoals de gemeente terecht stelt, kan dit niet tot vernietiging van het vonnis leiden op dit punt. De grief faalt daarom.
Proceskosten eerste aanleg
3.22
Omdat het geschil in de kern ging om de vraag of de gemeente de collectie mocht executeren en die vraag met ja is beantwoord moet [appellant] in de proceskosten van de eerste aanleg worden veroordeeld, aldus de gemeente in grief IV.
3.23
Deze grief slaagt. [appellant] heeft in eerste aanleg voor het grootste gedeelte ongelijk gekregen, zowel in conventie als in reconventie en die uitkomst wordt in hoger beroep niet wezenlijk anders. Hij behoort daarom de proceskosten van de gemeente in de eerste aanleg te vergoeden.
Slotsom
3.24
De grieven in principaal appel falen. De grieven in incidenteel slagen alleen voor zover het de proceskostenveroordeling betreft. Het vonnis waarvan beroep zal op dat punt worden vernietigd. Voor het overige wordt het bekrachtigd.
In principaal appel is [appellant] de partij die voor het merendeel in het ongelijk is gesteld en hij moet daarom de proceskosten daarvan dragen. In incidenteel appel zullen de proceskosten worden gecompenseerd omdat partijen daar over en weer in het ongelijk zijn gesteld.
4 Beslissing
Het hof:
rechtdoende in principaal en incidenteel appel:
vernietigt het vonnis in eerste aanleg voor zover de proceskosten tussen partijen in conventie en in reconventie zijn gecompenseerd, en in zoverre opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in eerste aanleg in conventie en in reconventie, tot op heden aan de zijde van de gemeente bepaald op € 656,- aan verschotten en € 4.064,- (2 x € 2.032) voor salaris;
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep voor het overige;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het principale hoger beroep, tot op heden aan de zijde van de gemeente begroot op € 772,- aan verschotten en € 3.342,- voor salaris, en op € 163,- voor nasalaris, te vermeerderen met € 85,- voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dit arrest dan wel het verschuldigd worden van de nakosten aan de kostenveroordeling is voldaan;
bepaalt dat ieder der partijen de eigen proceskosten draagt van het incidentele hoger beroep;
verklaart deze kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mr. L.A.J. Dun, mr. E.M. Polak en mr. E.K. Veldhuijzen van Zanten en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 26 juli 2022.
https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:GHAMS:2022:2180&showbutton=true
Meer informatie
https://robscholtemuseum.nl/?s=Gerechtshof+Amsterdam
https://robscholtemuseum.nl/?s=Rechtbank+Alkmaar
https://robscholtemuseum.nl/?s=Linda+Reijerkerk
https://robscholtemuseum.nl/?s=Mediation
https://robscholtemuseum.nl/?s=Gemeente+Den+Helder
https://robscholtemuseum.nl/?s=Municipality+Den+Helder
https://robscholtemuseum.nl/?s=Ilse+van+der+Poel
https://robscholtemuseum.nl/?s=Schenkeveld+Advocaten
https://robscholtemuseum.nl/?s=Ina+Molenaar
https://robscholtemuseum.nl/?s=Caroline+Tonningen
https://robscholtemuseum.nl/?s=XS+Justitia
https://robscholtemuseum.nl/?s=XS+Justitia+Advocatuur
https://robscholtemuseum.nl/?s=Friedberg+&+Mahn
https://robscholtemuseum.nl/?s=Friedberg+&+Mahn+The+Lawyers
https://robscholtemuseum.nl/?s=Van+der+Meer+&+Philipsen
https://robscholtemuseum.nl/?s=Imming+Logistics
https://robscholtemuseum.nl/?s=BVA+Auctions
https://robscholtemuseum.nl/?s=Veiling
https://robscholtemuseum.nl/?s=Openbare+Verkoop
https://robscholtemuseum.nl/?s=Executie+Verkoop
https://robscholtemuseum.nl/?s=Collectie+Rob+Scholte
https://robscholtemuseum.nl/?s=Collectie+Rob+Scholte+Museum
https://robscholtemuseum.nl/?s=Levens+Werk
https://robscholtemuseum.nl/?s=Levens+Onderhoud
https://robscholtemuseum.nl/?s=Waarde
https://robscholtemuseum.nl/?s=Meer+Waarde
https://robscholtemuseum.nl/?s=Executie+Waarde
https://robscholtemuseum.nl/?s=Schuld
https://robscholtemuseum.nl/?s=Schuldig
https://robscholtemuseum.nl/?s=Schulden+Last
https://robscholtemuseum.nl/?s=Schijntje
https://robscholtemuseum.nl/?s=Onrechtmatig
https://robscholtemuseum.nl/?s=Kunstroof
https://robscholtemuseum.nl/?s=Diefstal
https://robscholtemuseum.nl/?s=Heling
https://robscholtemuseum.nl/?s=Schijntje
https://robscholtemuseum.nl/?s=Andere+Handen
https://robscholtemuseum.nl/?s=Heel+Vervelend
https://robscholtemuseum.nl/?s=Koen+Schuiling
https://robscholtemuseum.nl/?s=Burgemeester+Den+Helder
https://robscholtemuseum.nl/?s=Burgemeester+Groningen
https://robscholtemuseum.nl/?s=Veiligheidsregio+Groningen
https://robscholtemuseum.nl/anoniem-brief-aan-koen-schuiling-en-de-fractieleiders-van-de-politieke-partijen-in-de-helderse-gemeenteraad-zomer-2015/
https://robscholtemuseum.nl/dick-berts-mail-aan-gemeente-den-helder-16-augustus-2015-maarten-hanegraaf-managementassistent-mail-aan-berts-18-augustus-2015-dick-berts-brief-aan-burgemeester-mr-k-f-schuiling-18-aug/
https://robscholtemuseum.nl/dick-berts-mail-aan-de-rijksrecherche-18-augustus-2015/
https://robscholtemuseum.nl/gemeente-den-helder-ontvangstbevestiging-van-wob-verzoek-van-dick-berts-19-augustus-2015-koen-schuiling-burgemeester-brief-aan-dick-berts-over-zijn-wob-verzoek-25-augustus-2015/
https://robscholtemuseum.nl/rijksrecherche-brief-aan-dick-berts-betreft-verzoek-tot-instellen-rijksrecherche-onderzoek-24-augustus-2015/
https://robscholtemuseum.nl/dick-berts-brief-aan-k-f-schuiling-22-september-2015-gemeente-den-helder-brief-aan-berts-met-ontvangstbevestiging-23-september-2015-brief-aan-berts-over-procedure-27-oktober-2015/
https://robscholtemuseum.nl/dick-berts-mail-aan-klantcontact-centrum-gemeente-den-helder-met-antwoordformulier-hoorzitting-31-oktober-2015-klantcontact-centrum-den-helder-mail-aan-dick-berts-2-november-2015/
https://robscholtemuseum.nl/koen-schuiling-burgemeester-brief-aan-dick-berts-24-februari-2016-commissie-bezwaarschriften-gemeente-den-helder-advies-aan-schuiling-inzake-bezwaarschrift-d-a-berts-9-januari-2016/
https://robscholtemuseum.nl/redactie-dha-stadspartij-eist-helderheid-over-beveiliging-willemsoord-delano-weltevreden-helderse-politiek-wil-van-stadsbestuur-openheid-over-weren-beveiligingsbedrijf-dhs/
https://robscholtemuseum.nl/delano-weltevreden-horecabazen-willemsoord-onder-druk-gezet-om-beveiligingsbedrijf-dhs-te-dumpen-wie-niet-tekende-kreeg-geen-vergunning/
https://robscholtemuseum.nl/helderse-courant-dhs-mag-weer-aan-het-werk-in-uitgaansgebied-delano-weltevreden-schors-directeur-van-willemsoord/
https://robscholtemuseum.nl/delano-weltevreden-hij-mocht-van-de-gemeente-den-helder-geen-bedrijfsleider-van-een-bordeel-worden-nu-moet-de-gemeente-hem-een-kleine-89-000-euro-betalen/
https://robscholtemuseum.nl/delano-weltevreden-integere-mensen-worden-niet-door-helders-college-geschorst-gemeenteraad-is-het-niet-eens-over-bespreking-kwestie-dhs/
https://robscholtemuseum.nl/the-post-online-massale-vechtpartij-in-gezellige-uitgaansstad-den-helder-agent-loopt-hersenschudding-op-dumpert-kansenpareltjes-hebben-ruzie-met-de-pliesie/
https://robscholtemuseum.nl/delano-weltevreden-dhs-mag-niet-op-willemsoord-werken-vanwege-bijthonden-en-schijnconstructie-redactie-dha-college-terechte-keuze-beveiligers-willemsoord/
https://robscholtemuseum.nl/delano-weltevreden-frans-buhling-stopt-als-adviseur-van-beveiligingsbedrijf-dhs-gemeente-creeert-rookgordijn-met-verhaal-vol-leugens-en-halve-waarheden/
https://robscholtemuseum.nl/?s=Mark+Rutte
https://robscholtemuseum.nl/?s=Minister+President+Nederland
https://robscholtemuseum.nl/r-open-brief-aan-minister-president-mark-rutte-over-de-aanstaande-ontruiming-van-het-rob-scholte-museum-in-den-helder-28-maart-2018-geen-antwoord-of-bevestiging-van-ontvangst/
https://robscholtemuseum.nl/rsmuseum-galerij-10-jaar-mark-rutte-aka-pineukio-aka-the-lying-dutchman-0/
https://robscholtemuseum.nl/rsmuseum-galerij-10-jaar-mark-rutte-aka-pineukio-aka-the-lying-dutchman-1/
https://robscholtemuseum.nl/rsmuseum-galerij-10-jaar-mark-rutte-aka-pineukio-aka-the-lying-dutchman-2/
https://robscholtemuseum.nl/rsmuseum-galerij-10-jaar-mark-rutte-aka-pineukio-aka-the-lying-dutchman-3/
https://robscholtemuseum.nl/rsmuseum-galerij-10-jaar-mark-rutte-aka-pineukio-aka-the-lying-dutchman-4/
https://robscholtemuseum.nl/rsmuseum-galerij-10-jaar-mark-rutte-aka-pineukio-aka-the-lying-dutchman-5/
https://robscholtemuseum.nl/rsmuseum-galerij-10-jaar-mark-rutte-aka-pineukio-aka-the-lying-dutchman-6/
https://robscholtemuseum.nl/rsmuseum-galerij-10-jaar-mark-rutte-aka-pineukio-aka-the-lying-dutchman-7/
Plaats een reactie