Cor Hendriks – Assepoesters Slippertje (17) De Vragen en de Versteende Vriend

Franciabigio (1485 – 1525) – De Urias Brief (foto SKD)

Assepoesters Slippertje (17) De Vragen en de Versteende Vriend

In ‘Het Sprookje van de Boe Man’, Büssing, N° 59, ‘Das Märchen vom Popanz,(1) Vogel Verschrikker (2) Boe Man, (3) [Figuurlijk] Marionet is de Mooie Enige Dochter van de Koning Verliefd op een Bakker van Pasteitjes. In zijn Armen wordt ze Betrapt wordt Door haar Eigen Vader. Haar Aan Staande Echt Genoot, een Prins, die is Kundig in Toveren en laat Alles in het Paleis, inclusief de Prinses, Verstenen. De Enige, die Daar Aan weet te Ontkomen, is de Bakker, die Snel de Benen heeft Genomen. De Pasteitjes Bakker wordt er op Uit Gestuurd om Zeven Veren uit de Staart van de Opper Boeman te Trekken. Dit lijkt het Bakkertje Onmogelijk, aan gezien de Boe Man Iedereen Op Vreet, maar zijn Zeer Mooie Vrouw woont daar ook. Zij eet Geen Mensen op. De Bakker vraagt haar Hulp om de Zeven Veren te Verwerven en Antwoord op de Zeven Vragen te krijgen.

(1) Hoe kan het Slot uit zijn Betovering gehaald worden?
(2) Hoe kan een Andere Al 1.000 Jaar Slapende Prinses Gered worden?
(3) Hoe wordt de Dorre Wijn Stok van de Prins Weer Groen wordt?
(4) Hoe het komt, dat de Prins, tevens Tovenaar, Zo Afschrik Wekkend van Uiterlijk en Zelfs een Bochel heeft, terwijl zijn Moeder, een Fee, hem Ook Mooi van Aan Gezicht had kunnen Scheppen?
(5) Waar woont de Man, die Dag en Nacht op zijn Rug draagt?
(6) Waar ligt het Schip, dat Over Land, Zo Wel als over Water gaat?
(7) Hoe valt de Vrouw van de Boe Man te Ontvoeren?

Ze is Zeer Ongelukkig bij haar Boe Man. Daarom is haar Bevrijding een Voorwaarde voor het Bemachtigen van de Zeven Veren en Om Antwoord op de Zeven Vragen te krijgen. Ze geeft ze hem een Verzegelde Brief, die hij Om Midder Nacht Voor de Stadspoort moet Openen en de In Gesloten Tekst moet hij Drie Keer Roepen. Hij begeeft zich naar een Dicht Woud, Vlak bij een Groot Slot, waar hij zich Verborgen houdt Tot de Klok Vier Uur Slaat. De Boe Man is als Gewoonlijk op Jacht. Als het Bakkertje het Slot betreedt en de Vrouw van de Boe Man treft, vertelt hij haar van de Zeven Veren en de Zeven Vragen. Als de Boe Man Onverwacht Terug Komt, verstopt ze het Bakkertje Onder het Bed en zegt tegen de  Boe Man, die het Bakkertje ruikt, dat er Wel een Mens Binnen was, maar die is Al Eerder Vertrokken. Ze stappen Samen in het Bed, waar onder de Bakker zich Schuil en Stil houdt. Zo dra de Boe Man in Slaap valt en begint te Snurken, trekt ze hem een Veer uit de Staart. Tegen de Wakker Schrikkende Boe Man vertelt ze Gedroomd te hebben van een Slot in een Ver Land, dat door een Boos Tovenaar Versteend was, Net als Al zijn Bewoners.

(1)) Ze vraagt Boe Man hoe dit kan worden Op Gelost. De Jongen hoort hem vertellen, dat hij naar de Waterval in het Woud moet gaan. Daar is het Wachten op een Dwergje, dat een Rots Blok Op zijn Rug draagt en dit Blok Vervolgens in het Water gooit. Als het Dwergje door het Bakkertje met de Veer in Zijn Gezicht Geslagen wordt, verandert de Dwerg in een Enorme Reus, Deze Reus zal Vriendelijk zijn en Vriendelijk met hem Mee Gaan Om het Lot van het Versteende Slot en haar Bewoners te Keren. De Reus zal de Prinses met de Veer Aan Raken en Alles zal Her Leven.
(2) Op de Tweede Vraag antwoordt de Boe Man, dat in het Slot, waar de VersteendePrinses ligt te Slapen, een Hondje op Wacht Staat Door Voor het Raam Zitten. Als Iemand komt, verandert het Hondje in een Vreselijk Monster. Van Één tot Twee Uur ’s Middags vleit hij zich Om Uit te Rusten Tegen de Slapende Prinses aan. Als hij door de Witte Ster op zijn Voorhoofd wordt Beschoten, waar bij zijn Bloed over de Prinses heen druppelt, daar door zal ze Ontwaken.
(3) Op de Derde Vraag hoort de Jongen, dat hij de Vreemde Bonte Haan in het Hoender Hok op de Hof van het Slot van de Prins met de Verdorde Wijnstok moet hij tussen Één en Twee Uur ’s Middags  een Veer in de Snavel Steken. De Haan zal gaan Graven tot Drie Padden te Voorschijn komen, die Verbrand moeten worden. Als de Wijn Stok met hun As is In Gesmeerd, daar na met Aarde Overdekt wordt en door de Prins met de Veer Aan Geraakt, zal de Wijn Stok Weer Gaan Bloeien en de Prins Genezen Zijn.
(4) Op de Vierde Vraag zegt de Vrouw, dat ze droomde om Gekust te worden door een Akelig Uit Ziende Prins, Nog Geen Twee Voet Hoog. Hij heeft Van Voor en Van Achteren een Bochel, en een Kop, Zo Breed als hij Lang is. Op zijn Neus Drie Kleinere Neuzen en hij heeft Rode Ogen. Volgens de BoeMan moet dit wel Prins Kabubulusch zijn, die zijn Gedaante Her Krijgt als de Haan uit
(5) de Sporen worden Af Gesneden en in de Verzenen (Hielen) van de Prins worden Gestoken.
(5) Als Vijfde moet een Veer in de Spleet van de Kist Gestoken worden.
(6) Ten Zesde moet een Veer op de Grond voor het Schip worden Gelegd, die Daar dan Naar Toe zal Glijden. De Veer moet als een Vlag op de Mast Gezet worden.
(7) Als Zevende vertelt de Boeman, dat de Altijd Zieke Prins haar Echt Genoot is. De Wijn Stok bij hem is haar Zoon. Ze zal door de Veer, die ze Net Uit Getrokken heeft, Weer Vrij zijn, Zo dra de Prins slaapt, Uiteraard is hij Steeds Bozer geworden, trekt de Vrouw de Jongen te Voor Schijn. Ze volgen de Veer naar het Schip. Van Na Bij de Water Val nemen ze de Dwerg Reus en de Man met de Kist mee. Zo dra de Boe Man haar Verdwijning en zijn Geplukte Staart Op Merkt, wenst hij zich Met een Veer 100.000 Soldaten te Paard, die het Schip Na Gaan Jagen, maar de Reus aan Boord smijt Alle Soldaten 100 Vadem Diep de Aarde in. Dan stuurt de Boe Man een Leger van Giftige Wormen, Slangen, Hagedissen en Padden. Als ze bij Zee aan komen, de Jongen laat het Leger Naderen en dan laat hij de Kist Draaien, waardoor het Plotseling Nacht wordt. Het Schip vaart Weg. Alle Monsters storten zich Er Achter Aan de Zee In en Verdrinken. Terug bij het Slot laat het Bakkertje Dit Om Draaien door de Reus, die Met de Veer de Prinses Aan Raakt. Ze wordt In de Ochtend Tegelijk met Iedereen Wakker. Zo is Natuurlijk het HuwelijkVoor de Bakker”. De Bakker neemt de Reus mee op een Scheeps Reis van Drie Jaar naar die Andere Lang Slapende Prinses. Hij doodt het Hondje, waar door de Prinses ontwaakt, die hij Even Als het Hondje moet Onthoofden. Hij moet hun Hoofden Om Ruilen Om het Hondje in Haar Geliefde Prins Om te Toveren. Hij reist Verder door naar de Prins, die hij geneest, terwijl hij ook de Wijn Stok tot Bloei brengt. Door Aan Raking met de Laatste Veer brengt hij de Wijn Stok uit de Betovering. Vader en Zoon zijn Verheugd als ze Horen, dat hun Vrouw en Moeder Even Eens van de Tovenaar Verlost is. Ze gaan Samen Op het Schip met de Haan en varen naar de Mooie Fee, die de Moeder is van de Held en die Met Alle Anderen terug keert naar zijn Prinses, waar na ze het Bruilofts Feest voor Allen Over Doen.

In de Zwitserse Versie van ATU 461 De Soldaat in de Hel , Treichler, N° 47, Pagina 152 – 154, wordt een Deug Niet en een Niets Nut van een Soldaat, die Alles in de War brengt, door zijn Hoofd Man met een Brief naar Diens Vrouw gestuurd. Onder Weg ontmoet de Soldaat een Oude, Grijze Spits Boef, die hem de Inhoud van de Brief doet Wan Trouwen. De Oude zegt Ieder Hand Schrift te kunnen Na Maken. Hij mag de Brief Openen. Daar staat in, dat de Soldaat Uit de Weg Geruimd moet worden. De Oude maakt er van, dat Één van de Twee Dochters Zo Snel als Mogelijk met de Soldaat moet Trouwen. Hoe wel de Vrouwen zich verbazen en de Door de Soldaat Uit Gekozen Bruid Weinig Trek in hem heeft, wordt de Bruiloft Gevierd. Al Snel kunnen de Twee het Prima met elkaar vinden. Dan komt de Hoofd Man Thuis en ziet, dat de Soldaat Nog in Leven is en Nog Wel Getrouwd met zijn Dochter Ook. Hij leest de Brief en stuurt de Soldaat naar de Hel om Drie Baard Haren van de Duivel te gaan halen. Onder Weg komt de Soldaat langs een Man, die naar Water aan het Graven is In een Greppel langs de Weg. ’s Avonds komt hij bij een Oud Huis, waar een Jonge Vrouw Al Zeven Jaar Ziek ligt te zijn. De Dag Er Na komt hij Langs een Man, die Al Jaren aan een Deur is Vast Gebonden. Voor hen zal hij de Duivel Vragen naar een Op Lossing. Menig Dag Later komt hij bij de Hel aan, waar de Duivel  Net de Deur Uit is. Hij stelt zijn Vragen aan Mevrouw Duivelin, die hem Op Zolder verbergt. De Christen Vlees Ruikende Duivel ligt dan Eindelijk te Snurken. Zijn Vrouw trekt de Eerste Baard Haar uit en vertelt de Over Eind Schietende Duivel te hebben Gedroomd van een Man, die naar Water Graaft. Hij moet de Steen in de Hoek van de Greppel Weg Nemen. Het Tweede Antwoord van de Beëlzebub is Als Volgt. Het Meisje moet een Wit Paard in het Zweet Rijden en zich daar mee Van Top tot Teen In Wrijven. De Man aan de Deur moet tegen de Eerste de Beste Zeggen. “Jij blijft Hier. Ik ga Voort.” ’s Morgens krijgt de Soldaat de Haren van de Duivel, Even Als de Door Hem Gegeven Antwoorden. Op de Terug Weg loopt de Soldaat de Vast Gebonden Man voor bij en zegt dan het Antwoord (vergelijk het Eerst Over Zetten door de Veer Man). Het Meisje Geneest. De Gravende Man vindt onder de Steen de Bron en geeft hem Als Beloning een Zak Geld, waar door de Hoofd Man Op Weg naar de Hel gaat en de Plaats In Neemt van de Man aan de Deur.

In de Noorse Versie (ATU 930 en 461) ‘Rijke Per Kramer’, Baars Jelgersma, N° 11, Pagina 65 – 74, 1941. wijst de Rijke Per Kramer Alle Vrijers van zijn Enige Dochter af, maar als het Meisje dreigt Over te Schieten, gaat hij naar de Sterren Kijkers, die hem zeggen, dat ze zal Trouwen met de Zo Juist Geboren Zoon van de Mulder uit de Molen bij de Hoeve van Rijke Per. Hij gaat Met Een naar de Molenaars Vrouw, die het Kind Niet wil Verkopen, maar als Rijke Per Heel Veel Geld geeft, verkoopt de Molenaar het en Thuis stopt Per het Kind in een Mooi Kistje, dat hij met Pek Dicht Smeert en de Rivier In Werpt, waar het een Eind Verder Op Bij een Andere Molen blijft Steken. Het wordt Gevonden door de Molenaar, die “Het Liefste Kind van de WereldAdopteert. Hij is Kinderloos en even als zijn Vrouw Al  Wat op Leef Tijd. Als bij Rijke Per de Vrijers voor zijn Dochter uit blijven, gaat hij Nog Maals naar de Astrologen en hoort van hen, dat het Kind Uit het Water Gered is en Nu bij een Molenaar Verder Op aan de Rivier in woont. Per gaat er Met Een Op Af en ziet, dat een Knappe Jongen Mee Helpt in de Molen. Hij krijgt hem, Even Eens voor 600 Daalders, waar voor de Eerste Molenaar een Hoeve kocht, mee als Hulp om hem de Handel te Leren. De Koop Man trekt een Tijdje met de Jongen op en stuurt hem dan Dwars door een Groot Bos met een Brief naar zijn Vrouw. Tegen de Avond komt de Jongen bij een Hoeve, waar Niemand is, en hij valt op een Bed In Slaap met de Brief in de Band op zijn Hoed. Dan komen de Eigenlijke Bewoners, Twaalf Rovers, Thuis. Zij openen de Brief en Lezen daar, dat de Vrouw van Per Kramer de Jongen in het Vuur moet Werpen. Ze besluiten een Nieuwe Brief te Schrijven met daar in, dat de Jongen Onverwijld met hun Dochter moet Trouwen en dat het Paar Vol Ledig Toe Gerust in de Hoeve onder de Heuvel Top moet worden In Gekwartierd. Ze leggen deze Brief bij de Jongen, die er mee bij de Mars Kramers Vrouw aan komt. Ze is Verbaasd over de Bruiloft, maar regelt Volgzaam Alles. Als dan Per Kramer Thuis komt de Brief leest en Alles ontdekt, stormt hij Razend naar de Molenaars Zoon. Hij beveelt hem Drie Veren uit de Staart van de Draak van Dybenfart te halen. De Jongen gaat Op Weg. Hij komt bij een Konings Slot, waar de Koning Geen Zuiver Water in zijn Put krijgt, de (2e?) Avond komt hij weer bij een Konings Slot, waar de Koningin haar Gouden Sleutels Kwijt is. Ten Slotte komt hij bij een Brede Rivier, waar een Oude Man hem Op zijn Rug over zet en wil weten Hoe Lang Nog. Dan komt hij bij het Slot van de Draak, die Niet Thuis is, en hij vraagt de Prinses naar de Drie Veren. Ze laat hem een Zwaard Tillen, dat Aan de Wand hangt, maar de Jongen krijgt het Niet van zijn Plaats, maar Na Drie Keer een Slok uit een Fles kan hij het Zwaaien en Na zijn Vragen te hebben Gesteld Verstopt de Prinses hem Onder het Bed en zegt Wat hij moet Doen. De Draak ruikt Christen Mans Kluiven en de Prinses vertelt over een Raaf, die met een Bot Zo Juist op het Dak zat. Na het Eten gaan ze Slapen en de Prinses schiet Telkens Over Eind van wege een Nare Droom en de Draak vertelt, dat de Rotte Boom Stam van de Bodem van de Put moet worden Gehaald, dat zij de Verdwenen Konings Dochter is, dat de Koningin haar Sleutels Verloren heeft op de Plek, waar ze ’s Middags Lui Lakt en de Veer Man (die Stomme Eend) moet zijn Reiziger in de Rivier Gooien en ZeggenZet jij Nu Maar Over Tot je Af Gelost wordt!” Zo dra ’s Morgens de Draak op staat, hakt de Molenaars Zoon hem het Hoofd af en trekt hem Drie Veren uit de Staart. Ze nemen Zo Veel Schatten Mee Als ze Kunnen en laten zich door de Veer Man Over Zetten, die zijn Antwoord Pas na Af Loop krijgt. De Koningin geeft 100 Daalders, de Koning 200 Daalders, Paarden en Wagens, Goud en Zilver en de Tweede Koning 300 Daalders. Per wil ook van de Rijkdom van de Draak gaan halen en de Molenaars Zoon wijst hem Bereid Willig de Weg, zo dat Per Kramer Voort Aan de Mensen Over Zet.

In de Joods Jemenitische VersieDe Geschiedenis van Goed Geluk’, Noy, N° 97, Pagina 233 – 238 heeft een Man Geen Geld om zijn Pas Geboren Tiende Kind te laten Besnijden en gaat naar de Koning Om Geld te Lenen. Op de Geboorte Dag komen Tovenaars in de Stad, die de Arme Man zeggen zijn Zoon Goed Geluk te Noemen. Hij verkoopt de Zoon voor 100 Rial aan de Koning, koopt een Arm Band, zet de Naam Goed Geluk er in en doet die Om de Arm van het Kind, waar na de Koningin het op voedt. Groter Geworden blijkt het Kind Veel Slimmer dan de Zonen van de Koning en deze stuurt het Kind met een Brief naar de Haven Leider Met het Bevel het te Doden. Maar deze stuurt de Jongen naar zijn Zes Broers, die de Jongen Mee uit Vissen Nemen, en zijn Vangst is Zo Gelukkig, dat ze Veel Geld aan hem Verdienen en hem Zelfs tot Haven Leider Aan Stellen. Zo komt de Koning Goed Geluk tegen, die hij herkent aan zijn Arm Band, en hij stuurt hem met een Brief naar zijn Vrouw, de (Pleeg) Moeder van de Jongen. Zijn Weg voert door de Woestenij, waar hij bij een Groot Huis komt, Waar Sjedim Wonen, die Net op Jacht zijn, maar hun Moeder is er, die hem waarschuwt voor haar Zonen, die Mensen Vreten. Als de Jongen van de Brief vertelt, wil ze deze zien en leest, dat hij Gedood Moet Worden. De Jongen kan Het Niet Geloven, maar als Het Zo is, dan Moet het Maar Zo Zijn. De Sjeda geeft hem Te Eten en legt hem Te Slapen. Als ’s Avonds de Jonge Sjedim komen en Mensen Vlees Ruiken, toont hun Moeder hen de Brief en zij maken een Nieuwe Brief in het Zelfde Hand Schrift en met het Zelfde Zegel, want het zijn Sjedim, die kunnen Dat! en stoppen, die in de Zak van de Slapende Jongen, die hem de Koningin geeft, die leest, dat Goed Geluk met haar Dochter moet Trouwen, en het Huwelijk regelt. Als de Koning Thuis komt, Alles Ontdekt en de Brief leest, stuurt hij Goed Geluk naar de StadZus en Zo, waar van de Koning een Sjed is, maar zijn Vrouw een Mens, die, Zo Dra ze de Jongen ziet, Huilend zegt, dat de Sjed hem zal Om Brengen. Dan geeft de Jongen de Brief van zijn Vader, waar in staat dat hij Gedood moet worden, en de Vrouw verstopt hem, na dat hij haar de Vragen Gesteld heeft, Onder het Bed. De ’s Avonds Thuis Komende Sjed ruikt Mensen Vlees, maar de Vrouw heeft Net haar Kleren Gelucht. Na het Eten gaat de Sjed Slapen, terwijl zijn Vrouw hem Ontluist en ze trekt hem Drie Keer een Haar uit en stelt daar bij de Vragen. Onder de Boom zitten Wormen en als hij Verplant wordt, zal hij in een Maand Vruchten Dragen. De Wijn Bron is door een Vijand van de Koning met een Grote Steen Dicht Gestopt en de Man in de Boot moet, Als hij Iemand Over Zet, Zelf Er Uit Springen en de Ander Er In Laten. ’s Morgens krijgt de Jongen Drie Haren [Voor Als hij hun Hulp Nodig heeft, Blind Motief] laat zich bij de Rivier Eerst Over Zetten al vorens het Antwoord te Geven en krijgt van de Koning met de Weer Stromende Wijn Bron Veel Goud en Zilver, Even Als Na een Maand van de Koning met de Vrucht Dragende Verplante Boom. Als de Koning de Rijkdommen ziet, wil hij die ook en gaat, via de Twee Steden, naar de Rivier, waar zo dra hij in de Boot stapt, de Man Er Uit Springt en de Koning mag Roeien. Hij Verdrinkt Echter, Spoelt Aan en krijgt een Graf Teken, dat Nader Hand door Goed Geluk in een Monument wordt Veranderd.

In de Joods Marokkaanse VariantDe Prinses en de Slaaf’ (Schwartz, 4, Pagina 38 – 44, heeft Koning Nazim Reeds Tal Loze Vrijers voor zijn Wonder Schone Enige Dochter Af Gewezen en krijgt dan de Terug Kerende Nacht Merrie, dat de Prinses zal Trouwen met zijn Hebreeuwse Slaaf Samuel, het geen Onder Andere Bespottelijk is, omdat Samuel Reeds 90 is, maar Nog Steeds Bijzonder Groot en Sterk en 100 Man op de Vlucht jaagt door een Stap in hun Richting. Na een Tijdje vertelt de Koning de Droom aan zijn Raads Lieden en ze raden hem aan Samuel naar de Profeet Mozes in de Wildernis te sturen met het Raadsel. “De Wereld kan een Tuin Bevatten, Maar Hoe een Tuin de Wereld?Wenend vertrekt de Trouwe Slaaf met een Voedsel Voorraad voor Maanden op Zoek naar Mozes, die Onmogelijk te Vinden is, en Na Vele Maanden Zwerven in de Woestijn legt hij zich te Rusten onder een Boom, die tegen hem begint te Spreken en hem Vraagt aan Mozes te Vragen, Waarom hij Geen Vruchten Draagt. Samuel beklimt daar na een Steile Heuvel en komt Vervolgens in een Diep Dal, waar Twee Marmeren Bekkens zijn, een Zwarte met Donker Water en een Witte met Helder, maar Afstotelijk Ruikend Water. Ook Hier is een Stem, van de Water Bekkens, die van Mozes wil Weten, Waarom het Fraaie Bekken Zulk Vies Smakend Water Bevat. Ook Hier Na gaat de Tocht Nog Eindeloos Voort, tot hij, Na Jaren, bij een Vijgen Boom komt met Paradijselijk Zoete Vruchten, waar van hij er Heel Wat Eet, waar na hij Eindeloos Slaapt. Als hij Wakker wordt, blijkt hij aan de Voet van de Nebo te zijn en staat Mozes Voor zijn Neus, die hem vertelt, dat de Wereld de Tuin van God is, dat de Boom Genees Krachtige Bladeren heeft en dat wie zich Onder Dompelt in het Zwarte Bekken en daar na in het Witte Jong als een 18 Jarige wordt en Anders Om een Uit Gebluste Bejaarde). Na Mozes’ Handen te hebben Gekust gaat de Grijs Aard Samuel naar de Twee Bekkens en komt er als een 18 Jarige Schone Jongeling van Daan, terwijl hij van de Boom een Buidel met Bladeren mee neemt. Zingend komt hij Na Enige Dagen Reeds Terug in de Stad, waar Iedereen in het Zwart van de Rouw is, en het blijkt, dat Kort na zijn Vertrek de Prinses in een Diepe Slaap is Gevallen, Waar Uit ze Niet Meer Wakker is Geworden. Het is Als Hangt er een Donkere Wolk boven de Stad. Geen Dokter kan haar Genezen. Samuel Bouwt (Huurt) Snel een Huis naast het Paleis en hangt een Bord met “Arts” op en wordt Al Snel bij de Koning Gebracht en Bij de Prinses Toe Gelaten Dokter en de Bruiloft wordt Gevierd. Dan maakt Samuel zich Bekend en geeft de Op Lossing van het Raadsel. De Koning is Zo Onder de In Druk, dat hij Jood wordt, Even Als de Prinses, en Samuel volgt hem Later op. Maar volgens mij wilde de Koning zich Ook Verjongen, ging naar de Bekkens, Dompelde Eerst Wit, dan Zwart, werd Stok Oud en Stierf.
Enige Over Een Komst vertoont ook het Roemeense SprookjeDe Verzoenings Boom’, Schott, N° 15, waar in een Arme Visser het Liefste uit zijn Huis met de Duivel ruilt Tegen Rijkdom.

Bij de Zweedse Versie van ATU 461Jäppa in Norrland’, Schier, Pagina 279. wordt Verwezen naar een Noorse VersieDe Rijke Peter Kramer’ en een Andere Zweedse VersieDe Drie Gouden Haren van de Reus Groot Kuif. Het Sprookje is in Zweden, Net Als in Heel Scandinavië, Erg Verbreid. Vaak is het Ook Uit de Versie van Grimm Bekende Eerste Deel Weg Gevallen of Sterk Gereduceerd. Verwante Motieven, de Reis naar een Reus in het Noorden, waar bij Antwoord op Bepaalde Vragen Gehaald en Ook een Baard Haar van de Reus Mee Gebracht Moet Worden, zijn Reeds te Vinden bij Saxo Grammaticus in diens Sage van de Vaart van Thorkillus naar Ugarthi Locus.

Naar ‘Jäppa in Norrland’ (Schier 7, N° 29, Pagina 111 – 11, wordt de Arme Boeren Jongen Gestuurd, die het waagt naar de Hand te Dingen van de Enige Dochter van de Rijke Man, die de Jongen in zijn Huis heeft Op Genomen. Hij moet aan Jäppa Vragen, Wie de Wijste en Rijkste op de Hele Wereld is. Deze Jäppa is een Reus, die aan het Eind van de Wereld op een Vreselijk Hoge Berg woont en een Lief Hebber is van het Bloed van Christenen Dat wil Zeggen Mensen Vlees, zie ‘De Vogel Grijp’, dus de Reis heeft Als Zekere Af Loop de Dood, maar de Jongen gaat Toch. In het Eerste Koninkrijk is de Prinses Blind. Alleen Jäppa kent het Genees Middel. In het Tweede Rijk is de Oorsprong van de Bron bij het Slot zoek, Alleen Jäppa weet die te vinden, Ter Wijl in het Derde Rijk de Appel Boom van de Koning Geen Goud Appels Meer draagt. ’s Avonds komt de Jongen bij een Rivier, waar een Gans, een Betoverde Prinses, hem Over Zet en Alleen Jäppa Weet Hoe ze Verlost kan Worden. Ten Slotte komt hij bij Jäppa in Norrland, die Niet Thuis is, Alleen zijn Huis Houdster, een Ontvoerde Christin, die hem wil Helpen. Ze Verstopt hem Achter een Steen en als de Reus Christen Bloed ruikt en de Huis Houdster dan, die Ook Dergelijk Bloed door de Aderen heeft Stromen (?), zegt ze, dat een Vogel een Menselijk Bot heeft Laten Vallen. Dan wil de Reus Ontluisd worden, Vergelijk dit Met het Uit Trekken van de Drie Haren, en Onder Tussen stelt de Vrouw de Drie Vragen. De Prinses moet haar Ogen Wassen met de Dauw onder de Bloeiende Linde,“ Maar Daar Komt Niemand Achter”, Vergelijk het Af Geluisterde Gesprek. De Spring Bron is te Vinden Onder een Steen in de Hof, waarop het Laatste Paard met zijn Hoef Stampt, Ter Wijl de AppelBoom Niet Bloeit, omdat Onder een Kromme Boom in De Zelfde Tuin Vele Kisten met Goud Zitten, die Verwijderd moeten Worden. De Betoverde Prinses wordt Verlost, als ze Iemand in de Rivier Af Werpt, Anders blijft ze een Gans tot aan de Jongste Dag. Tot Slot is de Wijste God en de Rijkste Jäppa Zelf, waar na de Reus gaat Slapen. De Vrouw brengt de Jongen naar Buiten en vertelt Nog Eens de Antwoorden. Bij de Rivier laat hij Zich Eerst Over Zetten. Bij de Koning wordt de Schat Op Gegraven. De Jongen krijgt er Drie Schepel van. Bij de Tweede wordt de Spring Bron Gevonden en krijgt hij Weer Grote Geschenken. De Prinses wast haar Ogen met de Dauw van onder de Linde en kan Weer Zien. Hij krijgt Weer Vele Geschenken. Als Rijk Man komt hij Thuis, zegt dat God de Wijste is op Aarde en Jäppa de Rijkste. Nu wil hij zijn Liefste. De Rijkaard denkt, dat hij Al zijn Schatten van Jäppa heeft gekregen, en vertrekt Met Een naar Norrland. Onder Weg komt hij bij de Rivier. Halver Wege gooit de Gans hem In het Water en zegt Daar Bij. “Nu kan jij Hier Zo Lang Zwemmen als ik Gedaan heb.” Ze wordt een Mooie Prinses, hij een Grauwe Gans, die Nog tot Heden de Mensen moet Over Dragen.

Een Chinese Versie is getiteld ‘De Drie Gouden Haren van Boeddha,’ Šťovíčková, Pagina 193 – 203, ‘The Buddha’s Three Golden Hairs’ en gaat over Zonneschijn, de Zoon van een Arme Weduwe, die Verliefd is op Regenboog, Met Wie hij van Jongs Af Gespeeld Heeft. De Moeder van Zonneschijn gaat naar de Vader van Regenboog, maar deze verlangt Drie Gouden Haren van Boeddha uit het Westelijke Paradijs als Bruid Schat. Zijn Moeder wil Niet, dat Zonne Schijn gaat, maar diens Rood Borstje geeft hem door Drie Keer Rond zijn Hoofd te Vliegen te Kennen te Gaan. De Eerste Avond komt hij in een Dorp, waar de Mensen ’s Nachts Werken, omdat ze Uit hun Slaap worden Gehouden door een Vogel, die Elke Nacht tot de Ochtend zijn Lied zingt. In het Volgende Dorp moeten ze Elke Nacht Vijf Zakken van de Mooiste Rijst Offeren aan de Vuur Vogel, die Niemand kan Vangen, omdat zijn Glans de Ogen Verblindt. Ten slotte komt hij bij de Zee vlak bij het Einde van de Wereld, die Overdag Woest is, maar ’s Nachts Kalm. Van de Veer Man, die hem ’s Nachts Over Zet, moet hij Boeddha Vragen Hoe dat Komt. Dan komt Zonneschijn bij de Poort van het Westelijke Paradijs, waar de 2 Reus Achtige Monniken aan de In Gang worden Af Geleid door het Rood Borstje, zo dat Zonneschijn Ongemerkt naar Binnen kan Glippen. De Uit de Heilige Boeken Voor Lezende Monniken rond Boeddha produceren een Geluid, dat Zonneschijn vergelijkt met de Woeste Zee. Om zijn Vragen te kunnen Stellen klimt hij Om Hoog langs het Gewaad van Boeddha, tot hij Op diens Schouder staat, waar het Haar in Gouden Golven neer hangt. Hij trekt Één Haar uit. “Wat steekt mij daar?” “Ik ben de Gouden Vogel, die zingt in de Nacht.” “Pas dan Op, dat ik je Niet met die Haar Vast Bindt.” Bij de Tweede Haar zegt ZonneschijnIk ben de Vuur Vogel, die de Mooie Rijst Op Eet.”  “Pas maar Op, dat je Niet met die Haar wordt Vast Gebonden.” De Derde Haar maakt de Boeddha Boos. “Ik ben de Zee ()” begint de Jongen, maar Boeddha roept “Jij Brutaal Mens, ik zal je met deze Haar Op Vissen,” en slaat naar Zonneschijn, die van zijn Schouder glijdt, maar zich aan het Gewaad, weet Vast te Klampen. Snel rent hij de Poort uit, waar de Twee  Monniken Nog Steeds Proberen het Rood Borstje te Vangen. Met het Vogeltje gaat Zonneschijn naar de Woeste Zee, werpt een Haar in het Water, die zich Met Een spant. Hij Trekt en Trekt, en haalt een Meer Min op, die belooft de Zee Niet Meer Woest te Maken, als hij haar Vrij laat, en ze zal hem Helpen als hij haar Drie Keer roept. De Veer Man zet hem Blij over. Na Enige Dagen komt hij bij het Dorp met de Vuur Vogel, die hij verblindt met het Schijnsel van de Tweede Gouden Haar, zo dat hij zijn Snavel er mee kan Dicht Binden. De Vogel zegt hem Hem Mee te Nemen en Iedere Ochtend de Spreuk te Zeggen.

Koning over Alle Vogels in de Lucht,
Geef mij Veel Gouden Dukaten en Vlug.”

Te Gelijker Tijd legt hij Twee Gouden Eieren, vergelijk Ezeltje strek je, Kip met de Gouden Eieren. Verder krijgt Zonneschijn een Zak met de Mooiste Rijst, waar van Twee Korrels Vol Doende zijn om je te Verzadigen, en komt Ten Slotte in het Dorp met de Gouden Vogel, die hij Met de Derde Haar de Snavel Dicht Bindt. Ook deze Vogel belooft de Mensen met Rust te Laten en van hem krijgt Zonneschijn een Grijze Ezel. In Tussen zijn Drie Jaar en Één Dag Verlopen, als hij Terug komt in zijn Dorp, en hij verbergt Alles en stuurt zijn Moeder, vergelijk ‘Aladdin’), met de Drie Haren naar de Moeder van Regenboog, maar die wil Nu Ook een Mandje met Parels. Eerst is Zonneschijn Wan Hopig, maar dan denkt hij aan de Meer Min, gaat naar de Rivier en roept haar Drie Keer. Even Later duikt ze op en geeft hem een Kam, waar mee hij haar Haren moet Kammen. Dan rollen de Parels Er Uit en de Mand is Gevuld. Maar ze Waar Schuwt hem. “Als ze Nat worden, Lossen ze op.” De Bruiloft wordt Gevierd, maar Op een Dag laat de Schoon Moeder de Parels Vallen, maakt ze Schoon en Alle Parels Lossen Op. Ze gaat naar haar Dochter, als Zonneschijn Niet Thuis is, en die verklapt haar, dat de Vuur Vogel Elke Dag Twee Rijst Korrels Eet en dan Twee Gouden Eieren legt, even als de Spreuk, en leent haar de Vuur Vogel Om de Mand met Gouden Eieren te Vullen. Dan denkt de Schoon MoederTwee Korrels geven Twee Eieren. Wat als ik Twee Korrels geef?In der Daad legt de Vogel Drie Eieren en Na Vier Korrels Vier Eieren. Dan verliest ze Alle Zelf Beheersing en propt de Vogel Vol Rijst Korrels, terwijl het Dier Angstig Flappert. Plots schiet hij Los en de Vrouw springt Op. Ze stoot de Mand met Gouden Eieren om, die in Duizenden Stukjes uit Een Spatten. Razend neemt ze een Hark en slaat de Vogel in Één Klap Dood. Als ze is Bij Gekomen uit haar Razernij, maakt ze van de Over Gebleven Rijst,  het Vogel Voer was de Wonder Rijst, een Heerlijke Brij, waar ze Net Zo Lang van Blijft Eten tot ze uit Elkaar Klapt. Als Zonneschijn Terug komt en Op Zoek gaat naar de Vogel, wacht hem een Treurig Schouw Spel. Hij begraaft zijn Schoon Moeder, Even als de Vuur Vogel. Uit het Graf van de Vogel groeit Later een Boom met Gouden Vruchten, genaamd Djin dan, “Gouden Eieren”, of wel Sinaas Appelen = China’s Appelen.

Een Andere Chinese Versie is ‘Het Zonne Meer,  Šťovíčková, Pagina 66 – 71, ‘The Olive Lake’ of te wel ‘De Kristalparel’, Versie uit Han, Guter, Pagina 175 – 182, over de IJverige Zoon van een Arme Oude Weduwe, die het Maar Niet Lukt om te Sparen van zijn Verdienste van wege de Hoge Huur. Dit stemt hem Treurig, maar Ook een Andere Vraag kwelt hem. Waar Om is het Water in het Zonne Meer, Ganlan Meer, Aan de Voet van de Olijf Berg Zo Troebel? Ter wijl er Helder Water in stroomt? Een Oude Man raadt hem aan naar de Geest van de Westelijke Bergen, de Wijze Grijsaard van het Westen, te gaan , die Op Alle Vragen een Antwoord heeft. De Reis duurt een Maand en de Jongen moet Lang Sparen voor hij zijn Moeder Alleen kan Laten. Na, Zeven Keer, Zeven Dagen komt hij aan bij een Oude Vrouw, van Wie de Dochter Al van af de Geboorte Stom is. Na Weer, Zeven Keer, Zeven Dagen komt hij bij een Oude Man, van Wie de Sinaas Appel Boom Geen Vruchten Meer geeft. Ten Slotte komt hij bij een Wilde  Rivier, maar er is Geen Boot te Zien. Dan rijst Plotseling een Reus Achtige Slang op uit het Water, die hem over de Wilde Rivier zet met de Vraag, Hoe hij, die al 100 Jaar als Slang Betoverd is, de Hemel kan Bereiken, dat wil zeggen Verlost kan worden. Tegen de Avond bereikt de jJngen de Westelijke Bergen, waar in een Ketel Dal een Oer Oude Stad ligt. De Oude Slot Bewaarder brengt hem naar de Berg Geest, een Vriendelijke Grijs Aard op een Hoge Troon, aan Wie de JongenDrie Vragen mag Stellen. Na Enig Na Denken laat hij zijn Eigen Vraag Vallen. De Slang moet Twee Keer een Offer aan een Mens Brengen, dat wil zeggen de Jongen Over Zetten en hem de Parel Geven uit zijn Kop, die ’s Nachts Glanst als de Zon [= Kristal Parel]. Als de Slang de Parel uit zijn Kop schudt, verandert hij in een Draak met Twee Hoornen, die naar de Hemel Op Vliegt. Tegen de Oude Man zegt de JongenLaat het Water uit de Vijver Lopen, Graaf dan in de Bodem tot je Twee Keer Negen Vaten vindt en Begiet dan met het Vijver Water de Sinaas Appel Boom.” “Maar dan is de Vijver Leeg,” mompelt de Grijs Aard, maar ze doen Wat de Berg Geest Gezegd heeft, Ze legen de Vijver en vinden de Negen Vaten met Zilver en Negen met Goud. Als ze die Verwijderd hebben, springt een Bron op en de Vijver vult zich, zo dat ze de Boom kunnen Begieten, die Met Een begint te Bloeien en Ten Slotte door buigt onder een Zware Vruchten Last. Hij krijgt een Vat Zilver en een Vat Goud mee en komt dan bij de Oude Vrouw, haar Dochter zal Weer Spreken, Zo dra ze De voor haar Bestemde Man in de Ogen ziet. Zo dra het Meisje hem ziet, Vraagt ze haar Moeder Wie Dat is. Even Later zijn ze Getrouwd en Samen Reizen ze naar de Moeder, die Onder Tussen Door Al het Huilen om haar Zoon Blind is Geworden, maar door de Parel Genezen wordt. Daar Na Neemt hij de Kristal Parel Mee naar het Ganlan Meer, dat In Korte Tijd Door Zichtig en Helder als Kristal wordt.

Het Af Geluisterde Gesprek, maar dan In Drieën Geknipt, is Te Zien in het Italiaanse SprookjeDe Twee Oudjes, die Alles Wisten’, Karlinger, N° 53, Pagina 249 – 254, over een Arm Gezin, waar van Op een Dag de Oudste Zoon de Wereld In Trekt Om Fortuin te Maken Om het Gezin een Beter Bestaan te geven. Hij krijgt Drie Broodjes mee, Alles Wat Er Is, en waar mee hij Zuinig moet Om Gaan, want de Stad is Ver. Na een Hele Dag Lopen komt hij bij een Brug en wil Er Onder Over Nachten. Er zitten Echter Reeds Drie Oude Mannen, die hem Uit Nodigen en Aan Wie hij zijn Broodjes Weg Geeft. De Volgende Morgen beloven de Mannen hem te Helpen. De Jongen, Antine, gaat Verder, komt in de Stad en hoort Om Roepen, dat Degene, die Drie Op Gaven vervult, met de Dochter van de Koning mag Trouwen en het Koninkrijk zal Erven. Antine gaat Met Een naar het Paleis, waar hij wordt Uit Gelachen, want Prinsen Faalden, maar Toch Tot de Koning wordt Toe Gelaten, die Zeer Vriendelijk is en hem de Eerste Opdracht geeft. Hij probeert Namelijk een Slot van zijn Voor Vaderen te Her Bouwen, maar Iedere Keer stort het Weer in , Vergelijkbaar ‘De Twee Buren’. Na Drie  Dagen Uit Rusten laadt Antine zijn Rug Zak Vol Brood en gaat Naar de Brug met de Drie Oude Mannen, geeft hen het Brood en stelt zijn Vraag. De Ouden brengen hem naar hun Groot Vader en Groot Moeder, die in een Hol liggen te Slapen. Antine moet Stil Tussen hen In Gaan Liggen en Goed Luisteren. De Oudjes vertellen, dat In de Berg een Draak huist, die Met zijn Staart de Aard Bevingen Veroorzaakt. In hun Hol echter groeit een Kruid en Als de Draak aan een Ruiker er van Ruikt, zal hij 1.000 Jaar Slapen. Met een Grote Ruiker verlaat Antine het Hol, daalt Af in het Gat boven in de Berg, Laat de Draak aan de Ruiker Ruiken, waar op deze in een Diepe Slaap valt. Dan wordt het Slot Af Gebouwd en Het blijft Staan. Dan komt de Tweede Op Dracht: er is Geen Water om het Slot te Om Singelen. Op Nieuw gaat Antine naar de Drie Mannen, dit Maal met een Muil Ezel Beladen met Brood, Spek en Wijn en wordt Weer naar het Hol gebracht, waar hij zich Tussen de Oudjes te Slapen legt. Dit Maal moet hij een Kaars uit het Hol Mee Nemen, die Op de Berg Aan Steken en Er Mee Rond Lopen tot een Druppel was Op de Grond Valt, daar is de Bron. Hij doet dit die Avond en vindt de Bron. De Koning is In zijn Nopjes en komt met de Derde Op Gave. Op de Berg liggen Twee door zijn Voor Vaderen Begraven Kisten. De Een met Schatten, de Ander met Vliegen, die je Dood Steken. Dit Maal brengt Antine de Oude Mannen Ook Mooie Kleren, wordt Naar het Hol Gebracht en krijgt te Horen, dat hij een Hand Vol Suiker uit een Korf Al Dar moet Mee Nemen, zo dat Enige Bijen, die Al Daar in Grote Getale zijn, hem Volgen. Zij zullen de Kist met de Boze Vliegen Mijden en zich op de Schat Kist zetten Vergelijk maar met ‘De Bijen Koningin’.  Op het Slot vliegen de Bijen op een Bepaalde Plek Rond en Hier graaft Antine en vindt de Drie Kisten. Als Antine aan de door de Bijen Gemeden Kist luistert, hoort hij het Zoeken van de Steek Vliegen en gooit de Kist Terug in de Kuil. Dan wordt de Bruilof Gevierd, waar op ook de Drie Oude Mannen komen.

Een Over Een Komstig Stel Af Geluisterde Gesprekken is Ook te Zien in het Franse SprookjePapa Groot Neus’, Soupault, N° 66, Pagina 295 – 300) over een Koning, die steeds de Strijd met een Andere Koning Verliest, om dat een Rivier op zijn Weg ligt, Waar Over Geen Brug is. Op een Dag klimt een Officier in de Aller Hoogste Eik Om de Vijand Gade te Slaan en ziet dan In de Buurt een Schare Kinderen Spelen op een Open Plek in het Woud rond een Laaiend Vuur. Een Man naar hen toe komt met een Ontzettend Lange Neus. De Kinderen roepen “Goeden Dag, Papa Groot Neus, is er Nog Nieuws?”  Papa Groot Neus vertelt Hoe de Koning Aan een Brug kan Komen. Als een Tak van de Rode Boom, die daar staat, over de Rivier wordt gelegd, zal Met Een een Mooie Brug Ontstaan.

Krik Krak! Laat het Verzwegen Zijn,
Anders word je Tot Steen.”

De Officier Klimt Om Laag, Zoekt de Rode Boom, Breekt er een Tak Af en Belooft de Koning deze Nacht Nog voor een Brug te Zorgen, zo dat hij de Vijand Onverhoeds kan Aan Vallen. De Twijg wordt een Brug en het Leger kan Over Steken. De Vijand wordt Verslagen. De Eerste Zege is Binnen, maar Na een Paar Dagen krijgt de Vijand Weer de Over Hand. De Officier gaat Terug naar de Eik en ziet de Kinderen Weer rond het Vuur. Papa Groot Neus komt Met Nieuws. Nu heeft de Koning een Brug, maar zijn Leger wordt Nog Steeds Over Wonnen. Als een Beetje Stof wordt Weg Genomen uit de Holle Boom in het Bos en Tijdens de Veld Slag de Vijand in de Ogen wordt Gestrooid, dan raken ze Verblind en Verstikt. Krik Krak,” et cetera. De Officier vindt in het Bos de Holle Boom, neemt Wat van het Poeder en zegt de Koning te Vechten met Wind in de Rug. Tijdens de Slag strooit hij het Poeder, dat tot een Dikke Wolk wordt, waar door Veel Vijanden Verstikken. Anderen slaan Op de Vlucht. De Vijandelijke Koning moet zich Over Geven. De Officier is de Held van de Dag, mag met de Prinses Trouwen. Hij brengt de Dagen Voor Af Gaand aan de Bruiloft door met Wandelen, met de Prinses, die hem vraagt, hoe hij Eerst tot de Brug en Later tot het Poeder Gekomen is. Hij vertelt Alles Wat hij Gezien en Gehoord heeft. Dat doet hem Verworden tot Steen. De Prinses roept om Hulp. Anderen komen Toe Gelopen, waaronder de Oom van de Officier. Hij vraagt haar Wat er met zijn Neef Gebeurd is. Zij vertelt hem het Hele Verhaal en deelt het Lot van de Officier. Ook zij wordt van Steen. Er heerst Grote Verslagenheid en de Koning laat de Stenen Beelden in de Kerk plaatsen. Dan besluit de Oom van de Officier ook naar Papa Groot Neus te gaan kijken. Hij klimt de Eik in, ziet de Kinderen rond het Vuur Spelen en de Man met de Lange Neus Arriveren, die vertelt over de Officier, die zijn Geheim Verklapte en Tot Steen werd, evenals daar na de Prinses. “Maar Midden in het Woud is een Bron, Bedekt door een IJs Kap. Als de Versteenden met dat Water worden Besprenkeld, worden ze Weer Levend. “Krik Krak,”  et cetera. De Oom van de Officier klimt uit de Boom Om Laag, zoekt en vindt de Bron. Hij gaat met het Water naar de Kerk en Besprenkelt Beide Beelden. Nu wil de Koning van de Oom weten, Hoe hij de Redding voor Elkaar heeft Gekregen en deze Besluit, als hij in ziet Niet Langer te Kunnen Zwijgen, Nog Eens naar de Eik te Gaan. Hij ziet Weer de Spelende Kinderen en de Man met de Lange Neus komt Er Aan. De Man vertelt over de Dringende Nood van de Oom en dat hij naar Bepaalde Sinaas Appel Boom moet gaan, een Gat in de Stam moet Boren en daar zijn Geheim in Fluisteren. Daar na kan hij de Woorden zonder Problemen Verder Zeggen. De Oom doet dit en vertelt de Koning zijn Verhaal, waar na het Huwelijk Plaats heeft.

Een Verstening , die volgt op het Door Vertellen van het Af Geluisterde Gesprek, is Ook te Zien in het Grimm SprookjeTrouwe Jan’ (KHM, N° 6, Pagina 43 – 51, ATU 516). Een Oude Koning vertrouwt op zijn Sterf Bed zijn Trouwe Bediende Trouwe Jan de Zorg toe Over zijn Zoon, aan wie hij Alle Schat Kamers in het Paleis mag tonen behalve de Laatste Kamer in de Lange Galerij,. Daar hangt het Schilderij van de Prinses van de Gouden Woning. Als hij dat Schilderij zal Zien, zal hij Vreselijk Verliefd Worden op Haar, Flauw Vallen en Alle Gevaren voor Haar Trotseren. Hier Tegen moet Jan hem Behoeden. Zo dra echter de Oude Koning Begraven is en de Prins de Nieuwe Koning is geworden, beveelt hij Jan de Kamer te Openen, ziet het Schilderij, valt Flauw van Verliefdheid en trekt er met Jan op uit Om de Prinses te Veroveren. Met een Schip Vol Kostbaarheden vertrekken ze, Vermomd als Koop Lui, naar de Stad van de Prinses, waar Jan Met Wat Snuisterijen de Prinses naar het Schip weet te Lokken, waar de Koning Haar Bezig Houdt, terwijl Jan Af Meert. Als de Prinses de Ontvoering bemerkt, maakt de Koning zich Bekend en weet haar Voor zich te Winnen. Tijdens de Reis komen Drie Raven Aan Gevlogen en hun Gesprek wordt door Trouwe Jan Af Geluisterd. Ze vertellen over Problemen. “Zo dra ze Aan Land Komen, draaft een Kastanje Bruin Paard op de Koning af en Als deze het Bestijgt, zal het Paard met hem Weg Vliegen en ziet hij de Prinses Nooit Meer Terug. Als Echter Iemand Snel het Paard Dood Schiet, is de Koning Gered.
MaarWie dit Vertelt, Wordt van Steen, Van zijn Knie tot aan zijn Teen.”

De Tweede weet over het In het Kasteel Gereed Liggende Trouw Pak, dat, Hoe Wel het van Goud en Zilver lijkt, Gemaakt is van Zwavel en Pek. “Als de Koning het Aan Trekt, Verbrandt hij Tot op het Bot, ten zij Iemand met Hand Schoenen Aan In het Vuur gooit, maar Wie dit Vertelt, Versteent van zijn Knie tot zijn Hart.” De Derde weet, dat Tijdens het Bal Na het Huwelijk de Koningin Als Dood zal Neer Vallen en Als Niet Iemand haar Op Tilt en Drie Druppels Bloed uit haar Rechter Borst Zuigt en Uit Spuugt, zal ze Sterven. Maar Wie dit Vertelt, zal Van Kop tot Teen, Hart, Verstenen. De Vogels Vliegen Verder en Trouwe Jan besluit Na Lang Wikken en Wegen Zijn Meester te Redden. Bij hun Aan Komst komt het Kastanje Bruine Paard, maar voor de Koning het kan Aan Raken, schiet Jan het Dood. Iedereen is Ontzet, maar de Koning veegt het ter Zijde. Dan gooit Jan in het Paleis, voor de Koning het kan Aan Trekken, Diens Trouw Pak Gehand Schoend in het Vuur, waar het Direct Verzengt. Weer is er Algemene Verontwaardiging, maar de Koning blijft Jan Trouw. Dan valt tijdens het Bal de Bruid als Dood neer en Jan springt toe, rent met haar naar een Zij Kamertje, zuigt de  Drie Druppels Bloed uit haar Rechter Borst, zo dat ze Met Een Bij Komt, maar de Koning is Buiten Zich Zelf van Woede en laat Trouwe Jan In de Kerker Smijten. De Volgende Dag wordt hij Naar de Galg Gevoerd, waar hij het Laatste  Woord vraagt, het Gesprek van de Raven vertelt en tot Steen wordt, Eigenlijk in Fasen. Te Laat vergeeft de Koning hem en laat het Beeld in zijn Slaap Kamer Op Stellen. Dan wordt een Tweeling Geboren, die Snel groeit, en Op een Dag als de Koningin naar de Kerk is en de Koning voor de Zo Veelste Keer tegen het Beeld VerzuchtAch, Kon ik je Maar tot Leven Brengen,” zegt de SteenJe kunt me Weer tot Leven Brengen, Als je het Liefste Op Offert.” De Koning is Tot Alles Bereid, maar als het Beeld zegt zijn Twee Zoontjes te Onthoofden en Met hun Bloed de Steen te Besprenkelen, is hij Uiter Mate Ontdaan, maar doet het Uit Eeindelijk Toch en Trouwe Jan staat voor hem. Deze neemt de Hoofden van de Kinderen, Zet die op hun Plaats, Besmeert de Wond met hun Bloed, waar op ze Heel Zijn en Door Gaan met Spelen, of er Niets Gebeurd is. Ook de Koningin zou het Zelfde Gedaan hebben.

Een Vergelijkbaar Verhaal is te vinden in de Pentamerone onder de TitelDe Raaf’, Basile, Pagina 4:9, omdat de Jonge Koning Milluccio Op een Dag in een Bos een Pas Gedode Raaf op een Marmer Steen ziet en verzucht “Had ik maar een Vrouw Zo Blank als deze Steen, Zo Rood als het Bloed en met haar Zo Zwart als deze Raaf.” Dit Denk Beeld laat hem Niet Meer Los, Wat zijn Broer Jennariello bemerkt, die Vervolgens besluit voor zijn Broer zo’n Vrouw te zoeken. Daartoe verkleedt hij zich als Koop Man en vaart op een Groot Schip Vol Koop Waar Eerst naar Venetië en Dan naar Cairo, waar hij voor zijn Broer een Mooie Jacht Valk en een Paard koopt.  Via een Bedelaar komt hij In Contact met Luciella, de Dochter van een Tovenaar, die Exact aan de Beschrijving Vol Doet en die hij met Snuisterijen Aan Boord weet te Lokken. Terwijl zij en haar Vriendin In de Koop Waar Verdiept Zijn, laat Jennariello het Anker Lichten en het Vertrek wordt Pas Bemerkt als ze Al Op Volle Zee zijn. Als Echter Jennariello Alles Verteld heeft, is ze voor Millucio Gewonnen. Plotseling steekt een Storm op en Jennariello klimt in de Mast om Naar Land uit te Zien. Dan gaan Twee Duiven op de Ra met elkaar zitten Kletsen. Jennariello hoort, dat de Valk de Ogen bij zijn Broer zal Uit Pikken en het Paard zijn Nek doen Breken. Hij moet Echter de Geschenken Wel Geven en Mag er Niets over Zeggen, Anders wordt hij van Marmer. Ook zullen zijn Broer en de Prinses in de Eerste Nacht door een Monster Achtige Draak worden Verslonden. Na de Conversatie bedaart de Storm en Spoedig zijn ze in de Haven, waar Millucio hem al staat Op te Wachten. Zo dra Jennariello hem de Valk gegeven heeft, snijdt hij de Vogel de Hals af Tot Ieders Verontwaardiging. Dan geeft hij hem het Paard en snijdt het Met Een de Pezen door. De Koning is Woest, maar houdt zich in. Na het Banket trekt het Bruids Paar zich terug in het Bruid Vertrek. Jennariello houdt zich Verstopt Achter het Bed en Om Midder Nacht komt het Monster met Vlammende Ogen Vuur Blazend binnen. Jennariello geeft een Enorme Slag Met zijn Zwaard, waar bij hij een Zuil van het Bed door slaat. De Draak verdwijnt, terwijl de Koning Ontwaakt en Jennariello met het Zwaard ziet staan. Hij roept Met Een zijn Wacht en laat zijn Broer, Ondanks Smeek Beden van zijn Vrouw, In de Kelder Smijten en de Volgende Morgen Ter Dood Veroordelen. Dan besluit Jennariello Alles te Vertellen en Versteent, Eerst tot zijn Knieën, dan Tot zijn Middel en Ten Slotte is hij Helemaal Versteend. Meer Dan vier Jaar gaan Voorbij en Onder Tussen heeft Luciella de Koning  Twee Zonen Gebaard. Op een Dag, als de Koning Weer Eens Bij het Beeld zit te Zuchten, komt een Oude Grijsaard, die het Kinder Offer voor stelt. Het wordt gebracht en Jennariello is Weer Levend. De Koningin blijkt Minder Bereid tot het Offer en jammert om haar Kinderen, maar dan komt Op een Wolk haar Vader, de Tovenaar, die zegt dit Alles te hebben Op Gezet om haar te Straffen en haar Vervolgens haar Zonen  Terug Geeft.

De Verstening Scène komen we ook tegen, maar Zonder het Af Geluisterde Gesprek en dus Zonder Reden, in het Roemeense SprookjeWilisch Witiàsu’, Schott, , Pagina 1175 – 1183, waar in een Keizer en een Koning in de Zelfde Nacht Vader worden, de Eerste van een Zoon, de Tweede van een Dochter, die Echter in de Derde Nacht wordt Geroofd door een Draak. Als de Keizers Zoon Groter wordt, droomt hij Elke Nacht van een Wonder Schoon Meisje en volgens zijn Min is het de Door de Draak Geroofde Konings Dochter. Na Eindeloos Zeuren mag de Jonge Prins haar gaan Zoeken, waar bij hij Onder Weg Aller Lei Slaven Vrij Koopt even als Ter Dood Veroordeelden. Een daar van is Wilisch Witiàsu, een Vrij Wel Onsterfelijke Held, die hem Wel wil Helpen op zijn Speur Tocht. Het lukt hen de Prinses te Bevrijden en Mee te Nemen, De Prins stuurt Bericht van hun Komst naar zijn Ouders, die Echter Zeer Tegen het Huwelijk zijn. Daar om sturen ze de Prinses een Mooi Hemd toe, dat door Wilisch Met Een in Stukken wordt Gehouwen, omdat de Prinses Anders Versteend was. Dan stuurt de Keizer  Twee Mooie Paarden, die Even Eens door Wilisch In Stukken worden Gehouwen. Dan trouwen de Twee Zonder Ouderlijke Toe Stemming. Tijdens het Feest drinkt Wilisch een Glas Wijn en wordt Gelijk tot een Stand Beeld, waar over de Prins en zijn Gemalin Zeer Verdrietig zijn. Niemand  weet een Op Lossing tot de Prins van een Vroed Vrouw hoort, dat als hij het Beeld bestrijkt met het Verse Bloed van een Verwant Kind, de Held Weer tot Leven Komt. Een Verwante bevalt Kort Er Op van een Tweeling. Dit is Uiteraard de Eigen Tweeling, zo als we in het Voor Af Gaande zagen, en van Een der Kinderen wordt de Pink Af Gesneden en met het Bloed het Beeld Besmeerd, dat Weer tot Leven Komt. Tegelijker Tijd verliezen de Keizer en Keizerin hun Haat.

Tot Slot komen we dit Verhaal tegen in het Friese SprookjeEen Trouwe Vriend’, Poortinga, N° 13, Pagina 53 – 57, waar in een Prinses Betoverd is en Niet kan Spreken. Eens wast ze zich in de Rivier. Het Water neemt haar Spiegel Beeld mee. Een Prins ziet haar Beeld Voor Bij Drijven en is Op Slag Verliefd. Vaak gaat hij Terug naar de Rivier. Op een Dag redt hij er een Jonge Man van de Verdrinkings Dood, die hem Wel wil Helpen bij zijn Speur Tocht. De Jongen is Als Zuigeling door een Adelaar Geroofd, Door het Dier Op Gevoed en kent Zo de Taal van de Vogels. Een IJs Vogel weet te vertellen, dat de Prinses bij de Oorsprong van de Rivier in een Diep Hol woont, Bewaakt door een Ontelbaar Aan Tal  Slangen. Op een Adelaar rooft de Jongen de Prinses Tussen de Slangen Van Daan als ze op een Keer uit het Hol komt. Ze brengen haar naar de Prins, die Met een Schip Klaar ligt Om Weg te Varen. De Prinses is, Net als Eerder de Prins, Met Een Verliefd, Ondanks de Stomheid, Waar Mee ze Geslagen is. De Zee Reis verloopt Heel Voor Spoedig. In de Haven, die ze Aan Doen, koopt de Prins een Speciale Kameel voor zijn Bruid. Een Zee Vogel komt die Nacht de Jongen Vertellen, dat de Kameel, Die van de Tovenaar Komt, de Prins in een Diepe Af Grond zal Werpen. Hij probeert te Voor Komen, dat de Prins de Kameel gaat Berijden. Als dat Niet Lukt, doodt hij het Dier. De Prins kan zich Met Moeite Beheersen. Hij laat Voor zijn Bruidje een Kasteel Bouwen met een Mooie Ere Haag, maar in de Nacht voor dat hij met de Prinses komt Kijken, komt een Grote Zee Vogel de Jongen Waar Schuwen. De Tovenaar zal de Haag Doen In Storten als de Prins er Door Heen rijdt. De Jongen laat de Haag Met Een Af Breken. Weer wordt de Prins Woedend, maar de Prinses weet hem te Kalmeren. Tijdens het Feest Maal wordt de Jongen Gewenkt de Tuin In te Lopen, waar hij Weer een Waar Schuwing van de Zee Vogel krijgt. De Tovenaar heeft de Wijn van de Prins Vergiftigd. Hij rent naar de Eet Zaal, waar de Prins Net zijn Glas Heft Om een Dronk Uit te Brengen op zijn Bruid. De Jongen Slaat het Glas uit zijn Hand, waar op de Prins de Jongen laat Vast Grijpen en een Verklaring voor zijn Gedrag Eist, Anders laat hij hem In Metselen. “Ik deed het Om Jouw Leven te Redden. Eis Daar Voor Geen Verklaring!”Spreken of Sterven!” antwoordt de Prins. “Als ik Spreek, zal je Schuld Alleen Verzoend kunnen worden door Af Koop met het Bloed, dat jou het Liefste is.” Dan vertelt de Jongen Alles en wordt Tot Steen, Geheel Versteend, maar ons wordt Niet Duidelijk Waarom! Er is Geen Af Geluisterd Gesprek als in de Voor Gaande Gevallen. Na een Tijd, Als ze Samen een Zoontje Hebben, herhaalt de Prinses Voor het Eerst de Laatste Woorden van de Jongen. De Prins opent Met zijn Mes de Ader van zijn Zoon en laat het Bloed op het Stenen Beeld Druppen, dat Tot Leven Komt en de Ader Dicht Trekt.

Referenties

Basile, Giambattista, Pentamerone, Amsterdam, 1960.
Baars Jelgersma, Greta, Noorse Volks Sprookjes uit de Verzameling van Asbjørnsen en Moe, Utrecht, 1941
Büsching, Johann Gustav (Edited by), Volk Sagen, Märchen und Legenden, Hildesheim, 1969 (= Leipzig 1812)
Guter, Josef (edited by), Volkssprookjes en Legenden uit China, Delft, 1977
Karlinger, Felix (edited by), Italienische Volksmärchen, Düsseldorf, Köln, 1973
Noy, Dov (herausgegeben), Jefet Schwili erzählt, Hundertneunundsechzig Jemenitische Volkserzählungen aufgezeichnet in Israel 1957 – 1960, Berlin, 1963
Poortinga, Ype, De ring van het licht. Friese volksverhalen, Baarn, Leeuwarden 1977
Schier, Kurt (Edited by), Schwedische Volksmärchen, Düsseldorf, Köln 1971
Schott, Arthur & Albert, Rumänische Volkserzählungen aus dem Banat, Bukarest, 1975
Schwartz, Howard, Joodse Sprookjes uit de Verstrooiing, Den Haag, 1986 (= 1983)
Soupault, Ré (Edited by), Französische Märchen, Düsseldorf, Köln, 1963.
Šťovíčková, Dana & Milada, Chinese Fairy Tales, London en andere, 1969.
Treichler, Hans Peter (Edited by), Märchen und Sagen der Schweiz, Zürich, Wiesbaden 1989

KHM = The Complete Grimm’s Fairy Tales, New York, 1972 (= 1944).

Over de Urias Brief

De Brief, die we In Verschillende van de Boven Staande Sprookjes tegen kwamen, wordt de Urias Brief genoemd (ATU 930). Er zijn Grote Verschillen tussen de Legende en het Sprookje. In de Legende wordt Niet in de Brief Gezegd, dat Urias Gedood moet worden, maar Wel, dat hij Zo In de Strijd zal worden Op Gesteld, dat hij Zeker zal Sneuvelen, en dat Gebeurt Ook. In het Sprookje Daar en Tegen wordt de Ontvanger van de Brief Op Gedragen de Bezorger van de Brief te Doden, maar Altijd wordt de Brief Onderweg Onder Schept door Meest Boven Natuurlijke Wezens, die de Brief Inhoudelijk Veranderen, zo dat de Aanbrenger van de Brief Niet wordt Gedood, maar trouwt met de Dochter van de Afzender van de Brief.

Meer informatie
https://robscholtemuseum.nl/?s=Cor+Hendriks
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-assepoesters-slippertje-1-het-glazen-muiltje-een-studie-van-het-einde-van-sprookjes/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-assepoesters-slippertje-2-motiefstudie-van-de-versleten-schoenen/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-assepoesters-slippertje-3-rode-schoenen-de-zevenmijlslaarzen/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-assepoesters-slippertje-4-de-tweede-schoen-de-gestolen-schoen/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-assepoesters-slippertje-5-de-achtergelaten-slipper/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-assepoesters-slippertje-6-de-verloren-schoen/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-assepoesters-slippertje-7-de-verloren-schoen-slot/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-assepoesters-slippertje-8-assepoester-en-de-graal/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-assepoesters-slippertje-9-assepoester-en-de-graal-tafeltje-dek-je-knuppel-uit-de-zak/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-assepoesters-slippertje-10-de-zoutmolen/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-assepoesters-slippertje-11-de-tovervruchten-atu-566/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-assepoesters-slippertje-12-de-toverring-atu-560/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-assepoesters-slippertje-13-de-rijke-visser-en-het-wenskind/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-assepoesters-slippertje-14-de-himp-hamp-hou-vast-en-andere-dwaasheden-in-sprookjes/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-assepoesters-slippertje-15-de-hazenhoeder-atu-570/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-assepoesters-slippertje-16-de-genezing-van-de-blinde/