Cor Hendriks – Inleiding in de Mythologie (13): Rood, Wit en Zwart

Black, white and red mix (foto villiuZzz | deviantart)

Inleiding in de Mythologie (13): Rood, Wit en Zwart

We zagen, dat Rood en Bloed een grote rol spelen in de mythen. Zo doodde Apollo tijdens een discusspel zijn lieveling Hyakinthos. Uit zijn bloed liet Apollo de hyacint ontspruiten, op de kelk waarvan hij zijn treurkreet “Ai” graveerde. Te Amyklai werd via een buis in de grond bloed aan Hyakinthos geofferd [Vollmer, p. 260, Koster, XXXIV, https://nl.wikipedia.org/wiki/Hyakinthos].

Deze preoccupatie met Rood en Bloed was ook de antropoloog Victor Turner (https://nl.wikipedia.org/wiki/Victor_Turner) opgevallen bij zijn studie van de Ndembu in Angola. Naar zijn mening is er sprake van een drie kleuren systeem, bestaande uit Rood, Wit en Zwart, die de basiskleuren zijn, waarvan de andere kleuren qua terminologie zijn afgeleid. In eerste instantie viel hem, bij de bestudering van de Ndembu riten, het veelvuldig gebruik van witte en rode klei als rituele decoratie op, wat hem bracht tot een tweevoudige classificatie, wat ook door de literatuur, onder andere Baumanns onderzoek bij de Bantu (http://worldcat.org/identities/lccn-n82256771/), ondersteund werd. Voor de Bantu geldt Wit is de kleur van het leven en gezondheid, van maanlicht en van vrouwen. Rood aan de andere kant is verbonden met ziekte, de zon en mannen. Maar bij een veralgemenisering van dit beeld raakte Baumann in de problemen, want als wit voor leven staat, zou rood voor dood moeten staan. Daarentegen constateerde hij, dat rood niet alleen de kleur van ziekte is, maar ook van de afwending er van. Andere onderzoekers, zoals White, zijn zelfs van mening, dat rood het symbool van leven en bloed is en dat rood fruit (en bomen) geassocieerd wordt met vruchtbaarheid en leven. Turner komt tot dezelfde conclusies als White, namelijk dat rood vooral met vrouwen te maken heeft, hoewel er uitzonderingen blijven. Als voorbeeld noemt hij het Nkula ritueel, uitgevoerd om een vrouw van menstruatieproblemen te verlossen, waarbij rode klei en andere rode symbolen het menstruatiebloed voorstellen, het bloed van baring of wording. In de Wubwang’u rite, uitgevoerd voor de moeder van een tweeling of een vrouw, in verwachting van een tweeling, wordt gestampte witte klei, bewaard in een fallus achtige bus en geblazen over de patiënt, terwijl ze op een boomstam bij een bron zit, expliciet vergeleken met sperma. Ook Baumann is echter correct in zijn observatie, dat vaak rood met mannen is geassocieerd, zoals in de rituele decoraties van de oorlogsleiders, de besnijders en de jagers, terwijl de witte latex afscheiding van de Mudyi boom gezien wordt als het toppunt van vrouwelijkheid. Geconstateerd kan dus worden, dat er geen vaste correlatie bestaat tussen de kleuren en de seksen. Echter hun tegenstelling op sommige momenten en hun gelijkwaardigheid op andere bracht Turner op de gedachte, dat een derde kleur in het spel is, namelijk zwart, die in sommige opzichten de interessantste van de drie bleek [Turner, p. 47 – 49].

Laten we Turner volgen op zijn ontdekkingsexpeditie in “Donker Afrika” en hem eerst zijn verhaal laten vertellen over de Ndembu levenscrisis rituelen (https://www.encyclopedia.com/environment/encyclopedias-almanacs-transcripts-and-maps/ndembu-religion). Dit verhaal begint met het mysterie (of raadsel: mpangu) van de drie rivieren, de rivieren van Witheid, Roodheid en Zwartheid (of Duisternis).

De Chiwila rite voor Novicen heeft plaats bij de dood van een vrouwelijk lid van de cult groep. Deze Novicen, jongens zowel als meisjes, worden meegenomen naar een lange, overdekte ruimte, zonder wanden, genaamd izembi. De hoofd celebrant met de titel Samazembi (= vader van Mazembi) neemt een hak en graaft een sleuf in de hut in een kruis, bijl of hak vorm. Dan neemt hij scherpe rietstengels, zoals voor het vlechten van matten, en plant die aan beide zijden langs de sleuf, gevolgd door het planten van vele kleine antilope hoorns, met daarin bladmedicijn, eveneens in lijnen aan weerskanten van de sleuf. Dan vult hij de sleuf met water. Vervolgens onthoofdt hij een vogel en giet het bloed in de “rivier” om die rood te kleuren. Hiermee niet tevreden voegt hij ander rood materiaal toe, zoals gestampte rode klei en gemalen gom van de Mukula boom. Dan wast Samazembi zich met medicijn, gemaakt van wortelschraapsel gedrenkt in water, dat hij in zijn persoonlijke kalebas bij zich heeft. Het restant giet hij in de “Rivier van Roodheid”. Vervolgens neemt hij wat gestampte witte klei, spreekt de geesten aan van “hen, die door Chiwila gegaan zijn lang geleden”, zalft zichzelf bij de oogranden en op de slapen met de witte klei, zalft de Novicen en spreekt hen heftig als volgt toe.

Let op! Deze rivier is bloed. Het is zeer belangrijk (dat wil zeggen zwaarwichtig). Het is zeer gevaarlijk. Je mag hier niet over praten in het dorp, wanneer je teruggaat. Geef acht! Dit is geen gewone rivier. God (Nzambi) maakte die lang, lang geleden. Het is de Rivier van God. Je mag geen zout eten voor vele dagen, noch iets zoets. Spreek niet over deze zaken in het openbaar, in het dorp; dat is slecht.” Wanneer hij klaar is, bukt iedere Novice zich en neemt een van de hoorns met zijn tanden, zonder handen te gebruiken. Dan gaan ze allemaal naar buiten en proberen het moeilijke kunstje uit te voeren om achterover te buigen en de hoorns op zo’n manier op te gooien, dat ze opgevangen kunnen worden door de leerlingen, die pal achter hen staan zonder het medicijn te verspillen. Dan verzamelt Samazembi alle hoorns en sluit die weg in zijn medicijnman hut.

Uitleg van dit gebeuren was niet gemakkelijk te krijgen, maar Turner wist een aantal gegevens te verzamelen. De Rode Rivier is de Bloedrivier, gewoonlijk in de vorm van een bijl, die een man met een vrouw voorstelt oftewel copulatie [dat is het Heilig Huwelijk]. De man is weergegeven door de bijl kop met zijn “doorn” [Engels tang] en de vrouw door de houten steel. Maar de hoofdrivier of sleuf, de “oudere”, zoals de Ndembu het uitdrukken, is de Rivier van Witheid, die in een rechte lijn naar de Izembi hut loopt. De Rivier van het Rode Water is de jongere en deze wordt gevolgd door de Rivier van het Zwarte Water. De Rode rivier is een vrouw met haar man. De Witte klei Rivier staat voor “leven” en is de “stam”, waaraan de Rode en Zwarte Rivieren als takken zijn bevestigd. De Zwarte Rivier wordt met houtskool donker gemaakt en staat voor “dood”. Aan de Novicen worden rituele vragen gesteld, zoals: “Wat is het Witte Water rusteloos in de nacht?” waarop het juiste antwoord is “Sperma.” Dus in een bepaald opzicht staat de rivier voor de mannelijke voortbrengingskracht. Ook wordt de rivier beschreven als “een Rivier van God”. Echter uit een ander voorbeeld blijkt, dat de Witte Rivier ook voor melk (moedermelk) staat.

Tot slot geeft Turner het refrein van een lied. “Jij de man Nyameya, de grote Mpemba (witte klei), die lijnen trekt op mensen, jij trekt lijnen op de levenden en op hen, die gingen (= de doden).” Nyameya is: “de Moeder van Witheid”, wat ook als eretitel voor belangrijke mannen (leiders, grote jagers) gebruikt wordt, met de betekenis van “iemand, die voedt.” Het lijntrekken is een belangrijke bezigheid bij de Ndembu, vooral op doden. Op mensen met kinderen zijn de lijnen wit, daarentegen op steriele figuren zwart, wat een teken voor de dode is om de wereld van de levenden niet meer te bezoeken, dat wil zeggen voor altijd te sterven.

Ndembu jongens (foto Steemit)

Maar ook de levenden maken veel gebruik van witte klei. Bij een bepaalde rite wordt een boom met wit gemerkt, waarna één, drie of vier lijnen worden getrokken richting celebranten, die zich vervolgens zalven met deze witte klei rond de ogen, op de slapen en boven de navel. De witte klei geeft een toestand van goodwill tussen de levenden en de doden. Er worden geen geheime grieven tussen hen gekoesterd.

Ook elders wordt melding gemaakt van veel van de bovengenoemde elementen. Bij de Ngonde in Zuid Tanzania wordt de kleuren triade uitgedrukt door middel van de symbolen: wit meel, zwart houtskool en rood Inumbati medicijn, welk laatste gebruikt wordt voor het zalven van een pas geboren baby en gemaakt is van de gom of bast van de Pterocarpus boom, waarvan de Angolensis variëteit een belangrijke rol speelt als rood symbool in riten. Verder horen we dat jongens zich met zwarte klei moeten insmeren om niet door voorbijgangers in het bos gezien te worden. Ook bij de Ndembu is zwart verbonden met verborgenheid en duisternis en staat niet alleen voor daadwerkelijke, maar ook voor symbolische of rituele dood, hetgeen Turner ook de betekenis van het Ngonde ritueel lijkt.

Naar ons toe vertaald kunnen we ten aanzien van Zwarte Piet [met roet of schoensmeer zwart gemaakt] opmerken, dat de “Pietermannen” een doden leger zijn, het “Wilde Leger” en de Pieterbaas, Sintt Pieter, heeft als attribuut zijn beroemde sleutel tot de hemelpoort, die tevens de sleutel tot de hellenput is, die aan de engel Apollyon werd gegeven. De roede is misschien minder heftig als de Gesel der Furiën, maar het geraas, dat er mee wordt gemaakt, is er niet minder om. Een ander attribuut van Petrus is zijn keten, eveneens favoriet in het Wilde Leger (denk aan spoken met rammelende ketenen, etcetera).

Terug in “Donker Afrika” krijgen we nog een voorbeeld van Turner van de Ngonda. Bij de puberteitsriten voor meisjes worden de Novicen door een reeds ingewijd meisje naar de bron gebracht. Waar ze bij een kruispunt komen, bukt het oudere meisje en trekt drie lijnen op het pad: een met rode oker voor de menstruatie, een zwarte met houtskool voor seksuele onreinheid en een witte met cassave meel voor seksuele reinheid. Turner merkt op, dat er weer een relatie is tussen water, het kruismotief en de kleuren triade. We zagen het kruismotief reeds vaker, zoals bij de Laren. De bron en het menstruatiebloed zagen we bij de Australische Aboriginals. En de kleuren triade is die van de Nazi vlag.

De kleuren triade speelt ook een belangrijke rol in de puberteitsriten bij de Bemba. Aardewerk emblemen om de Novicen te instrueren in rituele esoterica zijn gewoonlijk in rood wit zwart geschilderd. Het rode camwood poeder is “het bloed” en werd op diegenen gesmeerd, die door gevaar zijn gegaan, zoals leeuwenjagers, of die succesvol de vergif proef hebben ondergaan. We zien dus een sterke binding tussen rood en mannelijkheid, zoals ook wanneer de zusters van de bruidegom, rood geverfd, bruidegoms simuleren. Ook het rode sap van de hardwood boom stelt de man, de leeuw en soms de leider voor. Maar evenals bij de Ndembu heeft rood vrouwelijke connotaties, want in veel rituelen stelt rood menstruatiebloed voor. In de reinigingsrite ukuya hu mpemba (het gaan naar de witwasserij) zien we de triade, wanneer de Novice wordt gewassen en bedekt met witsel. Tegelijkertijd wordt een klomp zwarte modder in kruisvorm op haar hoofd gelegd en dit wordt versierd met pompoenzaad en rode verf. Ondertussen wordt gezongen. “We maken de meisjes wit (als zilverreigers). We maken ze mooi (…) ze zijn wit nu van de vlek van bloed (…) het is klaar nu het ding, dat rood was.” Een ander voorbeeld zien we in de besnijdenis riten van de Manja, waar zwart (gestampt houtskool) gewijd is aan de dood. Krijgers smeren zich er mee in als ze ten strijde trekken. Mensen in rouw blijven vuil, wassen zich niet meer. Het is een symbool van onreinheid. Daarentegen is wit de kleur van de wedergeboorte en beschermt tegen ziekte. Aan het eind van de riten schilderen de jongens zich wit. Ze zijn dan “nieuwe” mannen; de treurende familieleden doen na afloop van de rouwperiode hetzelfde. Wit reinigt. Rood is een symbool voor leven, vreugde en gezondheid. De inboorlingen smeren zichzelf in met rood voor het dansen en zij, die ziek zijn, gebruiken het veelvuldig.

Ndembu meisjes (foto Steemit)

Na al deze voorbeelden kunnen we met Turner concluderen, dat de kleuren triade vrij algemeen geassocieerd is met initiaties en levenscrisis riten. Van deze drie schijnt wit dominant en eenduidig, rood ambivalent, want zowel bevruchtend als gevaarlijk, en zwart als was het de “stille partner”, de “vage derde”, die zowel dood, steriliteit als onreinheid aanduidt. Maar we zullen zien, dat zwart zekere associaties met wit en rood deelt en niet als geheel kwaadaardig kan worden ervaren. De kleuren worden opgevat als machtsrivieren, die stromen vanuit een gemeenschappelijke bron in God en die de hele wereld van de zintuiglijke verschijnselen met hun specifieke kwaliteiten doortrekken. Meer nog worden ze geacht het morele en sociale leven van de mensheid met hun specifieke werkzaamheden te kleuren, zodat bijvoorbeeld gezegd wordt. “Dit is een goed mens, want hij heeft een witte lever,” of “hij is slecht, want zijn lever is zwart,” terwijl in feite een lever donker rood is. Deze drie machtsprincipes zijn de Ndembu door de hele natuur verspreid in ieder object en zelfs mensen, negers als ze zijn, worden geclassificeerd als wit en zwart in termen van nuances van pigmentatie. Er is hier sprake van een stilzwijgend moreel verschil en de meeste mensen maken er bezwaar tegen als “zwart” te worden geclassificeerd.

Bekijken we de kleuren eens ieder afzonderlijk.

WIT, zoals in de witte klei en in andere witte zaken staat voor: goedheid, sterkte en gezondheid, reinheid, geen pech hebben, macht hebben, zonder “dood” zijn en zonder tranen, leiderschap en autoriteit, de ontmoeting met de vooroudergeesten, leven, zwanger worden, baren, jacht, edelmoedigheid, herinneren (de voorouders met giften), lachen, eten (moedermelk, cassavemeel), vermenigvuldigen (= vruchtbaarheid), zichtbaar maken, openbaren, volwassen worden of een oudere (met grijs = wit haar), schoonvegen, jezelf wassen, vrij zijn van ridicule.

ROOD, zoals in rode klei en bloed, behoort tot twee categorieën, en is zowel goed als slecht. Bloed is macht, want zonder bloed ga je dood. Houten beelden hebben geen bloed en kunnen dus niet ademen, spreken, zingen, lachen of samen kletsen. Maar als de beelden gebruikt door de tovenaars bloed wordt gegeven, kunnen ze zich rond bewegen en mensen doden.

ZWART is de kleur van houtskool, modder, verf van de Mupuchi en Musamba bomen en de vruchten van de Muneku boom. Het is de kleur van slechtheid of kwaad, kwalijke zaken. Het betekent gebrek aan geluk, reinheid of witheid, lijden aan pech, ziekten, hekserij en tovenarij, dood; seksueel verlangen, nacht en donkerte. Aan dit laatste voegt Turner een uitgebreid commentaar toe, want voor de Ndembu heeft “dood” niet de finale betekenis, die het voor ons heeft. Zij, die dood gaan, zijn niet verdwenen, maar blijven invloed uitoefenen op het stamgebeuren, hetzij als vereerde voorouder, hetzij als gereïncarneerd in een familielid. Daarom worden ook alle levenscrises als “doodgaan” gemarkeerd. Volwassen worden is het sterven van het kind. Op deze wijze kan zwart ook staan voor het einde van een nare of ongewenste omstandigheid.

Vaak lijken wit en zwart dus radicaal tegenover elkaar te staan, maar in de praktijk der riten zien we voortdurend wit en rood tezamen optreden, terwijl zwart zelden direct wordt uitgedrukt. In de abstracties schijnt rood de eigenschappen van zowel wit als zwart te delen, maar in context wordt rood regelmatig gekoppeld aan wit.

We zagen, dat wit staat voor reinheid en juiste relatie met de voorouders. Op die manier wekt men toorn noch jaloezie bij hen op, zodat men niet bang hoeft te zijn voor hekserij, noch innerlijk hiertoe de verleiding voelt. Zo iemand is geschikt voor het leiderschap, die de kwade zaken zal wegvagen net als hij het stof wegveegt van de voet van de Muyombu boom, waar hij een libatie [= plengoffer] maakt aan de geesten van de voorouders (met wit maïsmeel of bies gierstbier) en hun hulp inroept ten bate van het volk. Zo iemand zal het volk voedsel verschaffen en hen voeden met zijn wijsheid. Want wit is voedsel, wat zichtbaar is in moedermelk, sperma en cassave meel. De mpemba, de witte klei, het wit symbool bij uitstek, is het symbolische voedsel voor de vooroudergeesten en wordt hen geofferd bij hun vereer bomen, die wit hout bezitten. Dit “voeden van de doden” is noodzakelijk, want de voorouders worden geacht de macht te bezitten, hun zegeningen te stoppen en de vruchtbaarheid en de jachtresultaten van hun levende familie te kunnen “dichtknopen”, als hen geen offers gebracht worden. Om met de voorouders te kunnen communiceren is een harmonische relatie tussen de groep en de voorouders noodzakelijk, wat weergegeven wordt door de witte merktekens op de Muyombu boom, de witte lijnen tussen de boom, de celebrant en de witte strepen op hem en de rest van de aanwezige congregatie leden. Als eenmaal het witte circuit is gemarkeerd, vloeit, naar men meent, zowel materiële als geestelijke voeding door de hele groep, inclusief de overledenen. Niet alleen heeft wit dus de associatie van sociale samenhang en continuïteit, maar tevens staat het voor dat wat het oog ziet, het niet verborgene. Want het verborgene of private is het verdachte (kan het daglicht niet verdragen), mogelijkerwijs het gevaarlijke of zelfs dodelijke. Mensen, die alleen eten of werken, zoals bepaalde leiders en grote jagers, worden er altijd van verdacht te beschikken over magische krachten. Wit is dus het licht van de publieke bekendheid, van openlijke erkenning. Het is in feite het daglicht en zowel de zon als de maan worden er de symbolen van genoemd, evenals zij de symbolen zijn van God (Nzambi). Ook hieruit blijkt weer, dat wit, meer dan een andere kleur, de godheid als het wezenlijke, de bron en de voeding van het leven representeert. Wit staat voor “schoon” en net als wij zeggen. “Mijn geweten is schoon,” zo zeggen de Ndembu. “Mijn lever is wit,” aangezien bij hen de lever de zetel van het gevoel is, zoals bij ons het hart (slechts een spier). Water is dus “wit”, zoals wij zeggen “helder en schoon”, en is belangrijker om zijn rituele reinigingscapaciteiten, dan om de feitelijke werking, want wat wordt afgewassen in deze levenscrisis riten is de toestand van rituele dood, de “grens” conditie tussen twee levensperioden. Ook werkt witheid als een sociaal structurerende factor, door de koppeling aan leeftijd stadia. Hoe ouder je wordt, des te “witter”, hetgeen onder andere blijkt uit “wit” (= grijs) haar. Zo zijn onbesneden jongens en meisjes voor hun eerste menstruatie het minst wit, worden vervolgens witter als volwassen vader of moeder om tenslotte als leiders van de dorpsmannen casu quo vrouwen de hoogste witheid graad te bereiken. Voorouders zijn nog puurder wit en albino’s worden als bijzonder gezien, omdat ze de witheid van de voorouders hebben.

We zagen, dat rood ambivalent is, een dualiteit, die onder andere al wordt uitgedrukt in de twee kruisende sleuven, de “Bloedrivieren”, in de izembi hut. Zoals de Ndembu zelf zeggen “Roodheid werkt zowel voor goed als voor kwaad.” Zo is het goed om het bloed van de moeder met dat van de vader te mengen (copulatie), maar slecht om op doden azende hekserij te bedrijven. Zowel het bloed van de bevalling als het door heksen gewaardeerde bloed wordt weergegeven door rode, geoxideerde klei. Rood is in het bijzonder de kleur van bloed en staat voor het doden van dieren en de moeite van arbeid. Door dit bloed is rood onrein en de moordenaar moet zichzelf reinigen van het vergoten bloed. Ook menstruatiebloed is onrein of “slecht” bloed en tot voor kort had ieder dorp een speciale menstruatie hut, waarin vrouwen zich tijdens hun stonden afzonderden en geheel alleen voor zichzelf zorgden, terwijl hun taak in het gezin door een andere vrouw werd overgenomen. Dit ritueel afzonderen wordt “springen naar de andere hut” genoemd, waaruit een zeker “oversteek” gedachte spreekt. Daarentegen is het bloed, dat de jager vergiet, en het bloed, dat aan de voorouders geofferd wordt, “goed” bloed en wordt met wit geassocieerd, het “slechte” bloed daarentegen met zwart.

Mannen en vrouwen zijn dus allebei met rood verbonden, maar zoals gewoonlijk dragen vrouwen de zwaarste “last”, wat onder andere samenhangt met het matriliniaire verwantschapssysteem (van Latijnse mater, matris = moeder, linea = lijn), oudere term voor matriarchaat, een verwantschapsstelsel waarbij afstamming via de vrouwelijke lijn bepalend is). Het is een bekend feit, dat onder de Ndembu de relaties tussen de matriliniaire verwanten vaak gespannen zijn, aangezien gemakkelijk competitie ontstaat over erfeniskwesties en opvolging. Competitie in verwantschapsrelaties in Afrikaanse stamgemeenschappen neigt ertoe op den duur hekserij beschuldigingen uit te lokken (dat is demonisering van de tegenpartij) en volgens de Ndembu zijn tovenaars en heksen mensen met “zwarte levers”, die naar het rode mensenvlees verlangen en geheime “grieven” koesteren, die ook “zwart” worden genoemd (zoals wij over zwarte gedachten, humor, etcetera spreken). Daarentegen is de kant van de vader “puur” en de vader speelt een belangrijke rol in de besnijdenis rite, in het verzorgen, instrueren en beschermen van zijn zoon tijdens de afzonderingsperiode, terwijl de moeder de toegang tot de hut geheel ontzegd is. Zo is er dus harmonie aan de “witte” kant van de vader en competitie aan de “rode” kant van de moeder.

Turnerconcludeert, dat de seksebinding van wit en rood in de Ndembu theorie van voortbrenging onvermijdelijk leidt tot het zien van deze kleuren als een paar, als een binair systeem. Want zwart is vaak het verwaarloosde lid van de triade, waarvoor een aantal goede redenen zijn. Zo betekent zwart het oproepen van dood, steriliteit of hekserij. In contexten, waarin zwart openlijk getoond wordt, refereert het gewoonlijk aan de rituele dood. Meestal worden de zwarte symbolen ook weer snel verborgen of begraven. Positieve uitwerking van zwart is bijvoorbeeld het begraven van zwarte onder rode voorwerpen, die ziekte symboliseren. De functie van het zwart is het doden van het rood, dat heet is, door het “af te koelen” (zwart = koud), waardoor op mystieke wijze de genezing van de zieke wordt verkregen. Gezegd wordt, dat tovenaars en heksen van zwarte en onreine zaken gebruik maken, zoals feces van hun slachtoffers, als ingrediënten van dood veroorzakende “medicijnen”, wat aangeeft, hoezeer het zwarte met het sociaal onaanvaardbare gedrag is geassocieerd.

Daarentegen zijn wit en rood met activiteit verbonden. Beide worden geacht macht te hebben en bloed wordt met macht geïdentificeerd. Ook wit staat voor levenssappen: melk en sperma. Zwart staat voor uitwerpselen, rottingsproducten, enzovoort. Het is daarom voor de Ndembu moeilijk om zwart weer te geven zonder daarmee het inherente gevaar op te roepen, zodat we kunnen concluderen, dat deze afwezigheid niet inhoudt, dat het zwart niet in gedachten aanwezig is. Juist de afwezigheid ervan heeft betekenis, aangezien dat het ware kenmerk is van het onzichtbare, het verborgene, het geheime, het duistere onbekende en misschien ook als het mogelijke versus het aanwezige.

Turner maakt ook een vergelijking met andere samenlevingen (onder andere de Dogon), waar wit, rood en zwart de rituele kleuren zijn. Zwart is geassocieerd met vervuiling, rood met het menstruatiebloed van de Aarde moeder, die incest pleegde met haar eerstgeborene, de Jakhals, en wit met reinheid. Een groot houten beeld van een slang, die dood en wedergeboorte symboliseert, is met deze kleuren versierd, evenals maskers en muurschilderingen, die in de riten gebruikt worden. Ook wordt rood met de zon en het vuur geassocieerd. Op Madagaskar vond Leib, dat zwart geassocieerd was met: inferieur, onplezierig, slecht, verdacht, onaangenaam, onwenselijk, terwijl wit met licht, hoop, vreugde, reinheid, en rood met macht, kracht en rijkdom. Zoals al gezegd heeft zwart een zekere ambivalentie en kan ook vruchtbaarheid (rivier klei) en huwelijksliefde voorstellen. Vaak heeft het een gunstige betekenis, zoals de “zwarte” regenwolken en zwart vee, geiten of vogels, worden geofferd aan de beschermgeesten, die de regen zenden, terwijl de priesters zwarte kleding dragen. Zo kan Turner concluderen, dat daar waar regen belangrijk is, zwart een gunstigere betekenis krijgt, terwijl in de regengebieden zwart juist ongunstig is. Zo wordt ook bij de Yoruba zwart met de nacht en die weer met slecht geassocieerd en de nacht is de tijd, waarop hekserij wordt bedreven. Sommige Yoruba zeggen gewoon, dat Elegba (de “trickster” god, zie https://members.tripod.com/omo_ileosikan/elegba.htm) zwart is geschilderd vanwege zijn slechtheid. Bij de Malay volken wordt door de vroedvrouw bij meisjes een zwarte, bij jongens een rode streep getrokken over de neus. De zwarte neuslijn is voor de bescherming van vrouwen tegen de “bloeddemon” (Hantu Darah https://pantheon.org/articles/h/hantu_darah.html), die de stonden stopt en vrouwen zo verhindert om gezonde kinderen ter wereld te brengen.

Ook bij de Australische Aboriginals zijn wit, rood en zwart de rituele kleuren voor hun grotschilderingen. Zo worden de Wandjina’s (https://en.wikipedia.org/wiki/Wandjina), grote mondloze figuren met een halo achtige vorm rond hun gezichten en drie tot 18 voet hoog, altijd met een wit gezicht geschilderd, omgeven door een of twee, hoefijzervormige bogen, die vaak rode lijnen uitstralen. Volgens de Aboriginals zijn de schilderingen gevuld met het wezen van zowel water als bloed. Het water wordt door de witte gezichten weergegeven en het bloed, dat mensen en dieren sterk maakt, door de rode bogen.

Misschien wel de meest ontwikkelde exegese van de kleuren triade vond Turner in India, gebaseerd op de Upanishads.Vuur laat zich verdelen in rood, de kleur van het oorspronkelijke vuur, wit, de kleur van het oorspronkelijke water, en zwart, de kleur van de oorspronkelijke aarde. Op deze wijze zijn slechts deze drie kleuren waar.” Het commentaar maakt de hele wereld drievoudig en de manifestatie van Sat of het zuivere wezen. Zo is ook eten drievoudig. Wat er het zwaarst in is (het zwarte deel) wordt tot feces, het middendeel (rood) wordt vlees, en het lichtste (wit) wordt tot geest. Eveneens bij water, wat gedronken wordt, wordt het zwaarste (zwart) tot urine, het middendeel (rood) tot bloed en het lichtste (wit) tot prana (levenskracht). De drie kleuren blijken identiek met de drie Guna’s (https://nl.wikipedia.org/wiki/Guna_(hindoe%C3%AFsme)) of “draden van het bestaan”, een metafoor vanuit het weven. Ze worden sattva, rajas en tamas genoemd, wat betekent: zijn, energie en duisternis. Sattva is puurheid en rust (en dus vergelijkbaar met wit), rajas is het actieve principe, dat het karma opstart (vergelijk rood), terwijl tamas het beperkende en hinderende is, dat leidt tot lethargische apathie (vergelijk zwart). Turner wendt zich ook tot de archeologische literatuur en constateert, dat ook daar de kleuren triade wit rood zwart altijd prominent is, al kunnen ook andere kleuren als geel en bruin worden gebruikt. De archeologen hebben echter geen antwoord op de vraag naar de betekenis van de kleuren. Turner citeert A Laming, die over de grotschilderingen van Lascaux opmerkte: “De kleuren verschillen van groep tot groep: soms lijkt de ene kleur meer favoriet dan een andere. Deze preferenties kunnen het gevolg zijn van de behoefte tot het economisch gebruik van een of ander ruw materiaal, dat speciaal op prijs werd gesteld en moeilijk te verkrijgen; of ze kunnen zijn ingegeven door religieus geloof, het geloof in een groter effect van een zeker rood of een bijzonder intens zwart bijvoorbeeld, of ze kunnen louter het gevolg zijn van een verandering in smaak.” Nu stelt Laming, dat magisch religieuze ideeën van een zekere aard verantwoordelijk waren voor de selectie van de basiskleuren en voor de ijver, waarmee die kleuren werden uitgezocht en voorbereid. Het is geenszins de zeldzaamheid van de pigmenten, die hen gezocht doet zijn, maar het feit, dat ze om magisch religieuze redenen op prijs worden gesteld, zorgt er voor, dat mensen allerlei moeilijkheden overwinnen om hen te verkrijgen of te maken. Turner weet vele voorbeelden te noemen van de lengtes, waartoe mensen bereid zijn om aan de benodigde materialen te komen, en zelfs uit de Oudheid zijn verhalen bekend over de lange handelsexpedities, die werden ondernomen om aan rode okers te komen.

We komen nu toe aan Turners slot paragraaf, de betekenis van de kleuren triade. Het is hier, dat we afscheid nemen van Turner, die meent de fons et origo te kunnen vinden in de menselijke biologie, waarmee we terecht komen bij de Jungiaanse opvatting van de archetypen. We zagen reeds, dat de verhalen over bloed dikker gezaaid zijn dan Turner in ogenschouw neemt. Net zo min neemt hij in beschouwing, dat de primaire aardewerk kleuren rood, zwart en wit zijn. Wel geeft hij ons veel bruikbare hints, bijvoorbeeld, dat blauw een variant van zwart is. Zo is Hella, de Germaanse Onderwereld godin, blauw. Dit maakt ons opmerkzaam op onze eigen Tricolor, de Nederlandse (en ook Franse) vlag. We zagen Turner uit de Indiase mythologie het basis idee van de drie Guna’s peuren, met de drie kleuren gelijkstellen en de hele kosmos drievoudig maken. De 3 Guna’s zijn de 3 weefdraden van de driedimensionale wereld en worden geweven door de Nornen (zie https://www.shamahuis.nl/nornen-de-weefsters-van-het-web/), de noodlot godinnen: de drie wijze jonkvrouwen van nooit verouderende schoonheid en nooit wisselende ernst, genaamd: Urd, Naranda en Skuld. Zij wonen in een paleis onder de es Ygdrasil, de Levensboom, waarvan ze de wortels dagelijks met het water uit de Udar bron nat maken, opdat hij niet verdort, en met de nabijgelegen witte klei [!] bestrooien, opdat ze niet vies worden. Naar eeuwige wetten weten zij de loop van de dingen, het noodlot van koningen en de daden der helden en werden daarom door de bewoners van het Noorden hoog vereerd [Vollmer, p. 335].

Aangezien voor een weefsel slecht twee draden, de schering en de inslag, nodig zijn om het twee dimensionale beeld te vormen, zijn voor een drie dimensionale wereld als de onze uiteraard drie draden nodig. God zelf, de “eeuwige wetten”, staat boven dit weefsel. In het Latijn heten de Schikgodinnen Fati, wat iets betekent als de voorspellingen of godsspraken, maar beter zijn ze bekend als de Parcen. Etymologie parca, Schikgodin, eigenlijk geboortegodin, van pario = ter wereld brengen, baren, voortbrengen, verwekken, veroorzaken, uitdenken. In het Grieks wordt ze de Moira genoemd, waarvan verondersteld wordt, dat ze boven Zeus staat. Het woord moira heeft veel betekenissen, maar de eerste is “deel, portie, part”. Ieder krijgt zijn deel, zijn toegewezen lot, je noodlot, waarvan het symbool onderv andere de dobbelsteen is. Het betekent exact hetzelfde als het Griekse aisa (misschien de bron van Aese, de naam van de Noorse goden).

Oorspronkelijk had de Moira (https://nl.wikipedia.org/wiki/Moira_(mythologie)) geen getal, maar later is men er drie gaan benoemen: Klotho, Lachesis en Atropos. Klôthô = spinnen, en Klôthes wordt ook als verzamelnaam (de Spinsters) gebruikt voor de Schikgodinnen. Echter Klôdones is de Macedonische naam voor de Bakchanten. Uiteraard is het verwant aan ons klos (spinrokken), een attribuut, waarmee we reeds een aantal godinnen uitgerust zagen. Opmerkelijk is het Griekse klooster, wat de gesponnen draad of het weefsel betekent. Lachesis komt van lachanô, wat “door het lot verkrijgen” betekent, lachos is het je toegewezen lot, je taak. Atropos betekent “de Onafwendbare”, een eigenschap van het lot.

We zagen, dat Zeus geacht werd onderworpen te zijn aan het lot, de Moira. Dit nu valt goed te begrijpen, als we beseffen, dat Zeus, zelfs als oppergod [dat wil zeggen in zijn Enlil funktie] slechts één van de zeven is, dat wil zeggen de zeven planeten of engelen, de boden van God. In het Joodse wijsheidssysteem [Kabbala] wordt het alfabet in drie groepen verdeeld, genaamd: moeders, dubbelen en enkelen. Zo zijn de 22 letters [vergellijk Tarot] verdeeld over drie moeders, zeven dubbelen en 12 enkelen (https://en.wikipedia.org/wiki/Sefer_Yetzirah#Structure). De 12 zijn de 12 maanden van het jaar, de 12 tekens van de Dierenriem. De zeven zijn de zeven dagen van de week, de zeven planetaire geesten. De drie zijn de [drie seizoenen,] drie moeders, de drie Moira, zoals we zullen zien, en God bevindt zich nog boven hen, zoals we ook bij de Ndembu zagen, evenals in het Indische begrip Sat of Prakti, waaruit de drie Guna’s voortkwamen. Vollmer noemt dit laatste Prakrat (https://www.wisdomlib.org/definition/prakriti) en omschrijft het als een van de openbaringen der Godheid, van het hoogste oer wezen, waardoor deze de oorzaak van alle verschijningen van de verandering [Wecksel = ‘wiksel’ = wissel] in de zichtbare wereld wordt. Prakrat is het wezen van de drie goden Brahma, Vishnu en Shiva en daarom drie kleurig [!], omdat het scheppend is als Brahma (rood), onderhoudend als Vishnu (wit) en vernietigend als Shiva (zwart). Prakrat is daardoor ook het verbindende en scheidende wezen van deze drie goden, omdat erdoor altijd leven en dood, vergaan en ontstaan afwisselt. Dit brengt me bij Sat, de andere naam voor het allerhoogste wezen, die mijns inziens verbonden moet zijn met de Zaterdag (Sabbat), voor de Joden de dag van de hoogste God. In het Middel Nederlands is sater: “bemiddelaar, scheidsrechter”, min of meer wat we zagen van Prakrat. Het woord komt van sate (zate, sete, saet), dat “(rechts)zitting” betekent, maar ook “woning, kasteel, paleis”, zelfs de hemelwoning of de schoot van Maria. Een laatste betekenis is die van “rust, vrede”, van een goede of bevredigende toestand. [Verdam, p. 509] Hier zien we een verbinding met sat (zat, sad, zad) = “verzadigd”. Dit sat kan ook aan kleuren gekoppeld worden en zo is sat groen: donker groen, waaruit een koppeling tussen Sat en donker blijkt (sate: graanmaat, afgeleid van het Hebreeuws saton, verbonden met Saturnus).

Eerder zagen we, dat de alfen in drie groepen verdeeld werden op basis van kleur: de licht alfen zijn wit, de bruin en zwart alfen spreken voor zich (https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-inleiding-in-de-mythologie-8-venus-pallas-athena-isis-en-anubis/). Tevens is er sprake van koppeling aan de drie werelden, want de licht alfen wonen in de lichtwereld, de hemel, Asgard, de bruin alfen in de rotsen en spleten van Midgard en de zwart alfen zijn bewoners van Utgard, de onderwereld.

Ook de Arabische mythologie kent de drie kleuren. Ad, de zoon van Aus, de zoon van Aram, de zoon van Sem, woonde in Petraïsch Arabië en vestigde zich na de Babelse Spraakverwarring met zijn Adieten, reusachtige mannen, in de provincie Hadramaut en zij overheersten de andere volkeren. Hun eerste koning was Sheddad, de zoon van Ad. De Adieten bouwden een prachtig land met de heerlijkste paleizen en tuinen en vereerden met het hele volk valse goden. De profeet Hud verkondigde hen de ene ware God [Allah], maar ze lieten niet af van hun afgoden dienst, waarvoor hen een drie jarige droogte en hongersnood gestuurd werd. Gezanten gingen naar de heilige heuvels [waar later Mekka zou worden gebouwd], om hulp te verkrijgen en God zond hen drie wolken, van witte, rode en zwarte kleur, en beval hen te kiezen. De gekozen zwarte wolk echter bleek in plaats van regen verwoestende stormen te brengen, die het hele land vernielden en allen de ondergang brachten op die paar na, die gehoor hadden gegeven aan de oproep van Hud, waardoor een nieuwe generatie ontstond, welke echter, ook afvallig, voor straf in zeekatten veranderd werden.[Vollmer, 9; zie verder https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-de-wereld-van-mohammed-1/].

Voor meer informatie over Ndembu rituelen en symbolisme, zie de tekst over Victor Turner op https://steemit.com/anthropology/@zest/communication-part-3-anthropological-approaches-to-the-study-of-symbolism.

Referenties
Turner, Victor W, ‘Colour Classification in Ndembu Ritual’, in: Banton, Michael (edited by), Anthropological Approaches to the Study of Religion, London, 1971 (= 1966), p. 47 – 84.
Koster, Edward B, Mythologisch Woordenboek, Amsterdam, circa 1920.
Verdam, J, Middelnederlandsch Handwoordenboek, ’s Gravenhage, 1932.
Vollmer, Wilhelm, Wörterbuch der Mythologie aller Völker, Dritte Auflage, Stuttgart, 1874 (reprinted Leipzig, 1978).

Meer informatie
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-inleiding-in-de-mythologie-1-freuds-totem-en-taboe/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-inleiding-in-de-mythologie-2-archetypen-droomtijd-wereldcycli/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-inleiding-in-de-mythologie-3-de-tekens-aan-de-hemel/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-inleiding-in-de-mythologie-4-de-zeven-planeetgoden/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-inleiding-in-de-mythologie-5-noordse-mythologie/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-inleiding-in-de-mythologie-6-apollo-pan-slangen-en-het-boze-oog/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-inleiding-in-de-mythologie-7-leela-het-leven-als-spel/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-inleiding-in-de-mythologie-8-venus-pallas-athena-isis-en-anubis/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-inleiding-in-de-mythologie-9-het-sirius-mysterie/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-inleiding-in-de-mythologie-10-wodan-en-het-wilde-leger/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-inleiding-in-de-mythologie-11-wodan-hermes-baal-adonis-en-tammuz/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-inleiding-in-de-mythologie-12-adonis-marsyas-en-potnia/