Cor Hendriks – Inleiding in de Mythologie (10): Wodan en het Wilde Leger

Peter Nicolai Arbo – Åsgårdsreien (foto Wikipedia)

Inleiding in de mythologie (10): Wodan en het Wilde Leger

In de Bhagavad gita lezen we:

1.12. Toen blies Bisjma, de grote, wakkere, stamvader der Huru, de grootvader van de krijgers, zeer luid, als brulde er een leeuw, op zijn schelphoorn, tot vreugde van Duryodhana.
13. Toen klonken plotseling alle schelphoorns, signaalhoorns, trompetten, trommen en hoorns tegelijk, dat het daverde.
14. Heer Krisjna en Arjoena, die op een grote, met witte paarden bespannen strijdwagen stonden, lieten van hun kant hun bovennatuurlijke schelphoorns [tuba terribilis] weerklinken.
15. Hrsikesa [= Krisjna] liet zijn schelphoorn Pancajanya schallen, Dhananjaya [= Arjoena] blies op de zijne, Devadatta; en Bisjma, de onverzadigbare eter en geduchte held, blies op zijn schrikwekkende hoorn Paundram.
19. Het schallen van al deze schelphoorns werd stormachtig en trillend zowel in de lucht als in de aardbodem, verscheurde het de harten van de zonen van Dhrtarastra.
20. (…) Toen nam Arjoena, de zoon van Pandu, die op zijn strijdwagen stond en Hanoeman [de Aapgod] in zijn vaandel voerde, zijn boog op en maakte zich gereed, zijn pijlen af te schieten.

Nu volgen uitermate lange filosofische uiteenzettingen van Krisjna, totdat deze zich in zijn goddelijke gedaante toont.

11.10. Arjoena ontwaarde in die universele gedaante ontelbare monden en ontelbare ogen. Alles was even prachtig. De gedaante was getooid met goddelijke, oogverblindende sieraden en gehuld in talrijke gewaden, rijkelijk met bloemslingers omhangen en de huid ingewreven met diverse reukzalven. Alles was even schitterend, allesomvattend, onbegrensd. Dit was hetgeen Arjoena aanschouwde. Als 100.000 zonnen tegelijk zouden oprijzen in de hemel, zou dat op de stralengloed lijken van de Allerhoogste Persoon in die universele gedaante.

10-12 Arjoena zegt

17 “Je gedaante, getooid met diverse soorten kronen, knotsen en werpschijven, is moeilijk te zien vanwege haar stralende gloed, welke vurig en onmetelijk is als de zon.
19. Jij bent de oorsprong, die geen begin, midden of eind kent. Je hebt talloze armen en de zon en de maan bevinden zich te midden van je ontelbare ogen. Je monden spuwen vuur en met je stralengloed verwarm je dit hele universum.
20. Hoewel je een bent, ben je overal in de hemel en de planeten en alle ruimte ertussen verspreid. O Geduchte, nu ik deze vreselijke gedaante aanschouw, zie ik dat alle planetenstelsels geschokt zijn.
23. O sterk gearmde, alle planeten en hun halfgoden zijn geschokt bij het aanschouwen van je vele gezichten, ogen, armen, buiken en benen en je verschrikkelijke tanden en ook ik ben geschokt.
24. O alles doordringende Visjnoe [= Krisjna, de 9e incarnatie], ik kan mijn gemoedsrust niet meer bewaren. Nu ik je felle kleuren de hemel zie vullen en je ogen en monden aanschouw, word ik bang.
27. Alle zoons van Dhartarastra en de koningen, die zich met hen verbonden hebben en Bisjma, Drona en Karna en al onze soldaten storten zich in je monden, waarin hun hoofden door je verschrikkelijke tanden verbrijzeld worden. En ik zie dat sommigen tussen je tanden ook vermalen worden.
29. Ik zie alle mensen zich met volle vaart in je monden werpen, zoals muggen een laaiend vuur invliegen. [vergelijk Juggernaut]
30. O Visjnoe, ik zie je alle mensen in je vlammende monden verslinden en het universum vullen met je onmetelijke stralengloed. Je openbaart je in de verzenging der werelden.”

De naam Krisjna betekent “de Donkere” [van wortel krish: landbouw (ploegen?)]. De god staat bekend om zijn fluitspel, zijn gevecht tegen de slang Kalinak, zijn dood door een slang of door de jager Jura, en de verbinding met de wereldondergang [Mees, p. 41; Vollmer, p. 302].

Keren we terug naar Ezechiëls visioen van de Merkavah, Gods troonwagen.

En in het midden daarvan was wat geleek op 4 wezens; en dit was hun voorkomen: ze hadden de gedaante van een mens, ieder had 4 aangezichten en 4 vleugels. Wat hun benen aangaat, die waren recht en hun voetzolen waren als die van een kalf en fonkelden als gepolijst koper. Onder hun vleugels waren mensenhanden aan hun 4 zijden (…) en hun vleugels waren met elkaar verbonden. Ze keerden zich niet om als ze gingen; ze gingen ieder recht voor zich uit. (Ezechiël 1:5 – 9)

Hoe fantastisch de beschrijving ook aandoet, eruit valt een zekere starheid van het beeld op te maken (waardoor Krassa, Met vurige wagens, op het idee van een ruimteschip kwam).

En wat hun aangezichten betreft, die geleken bij alle vier ter rechterzijde op dat van een mens en dat van een leeuw; bij alle vier ter linkerzijde op een rund; ook hadden alle vier het aangezicht van een adelaar. Hun aanblik was als die van brandende vuurkolen, als van fakkels – zich bewegend tussen de wezens; en het vuur glansde en bliksems schoten heen en weer. De wezens snelden heen en weer als bliksemschichten. En op de grond naast de wezens, aan de voorzijde van alle vier, was een rad, dat schitterde als een turkoois. En het leek of er een rad was in dat rad. (…) Hun velgen waren hoog en ontzagwekkend en rondom vol ogen (Ezechiël 1:10 – 18). Als ze gingen hoorde ik het gedruis van hun vleugels als het gedruis van vele wateren, als de stem van de Almachtige: een dreunend geluid als van een leger (Ezechiël 1:24)
Boven het uitspansel boven hun hoofden was wat eruitzag als lazuursteen, dat de vorm had van een troon en daarop een gedaante, als een mens. En ik zag iets schitteren als metaal; vanaf wat op zijn ledematen leek naar boven als vuur omvat door een hulsel en vanaf wat op zijn lendenen leek naar beneden, zag ik iets als vuur omgeven door een glans (Ezechiël 1:26 – 27).

Tot zover het visioen van Ezechiël, dat al vele geesten in beroering heeft weten te brengen. Opvallend is het statische en mechanische karakter van hetgeen Ezechiël beschrijft. Sterk legt hij er de nadruk op, dat het om één geheel gaat, “Als de wezens gingen, gingen de raderen naast hen” (zie Ezechiël 1:19 – 23). Dit was voor veel moderne schrijvers reden om in deze “wagen” een UFO te zien, een “niet geïdentificeerd vliegend object”, hetgeen uiteraard in principe klopt, want de aansnellende planeet is een vliegend object. De raderen zijn we eerder tegengekomen, al was dan slechts sprake van één rad, waarvan de swastika het symbool was. Een groot aantal oude rad afbeeldingen zijn verzameld door Farwerck in zijn Noord Europese Mysteriën en hun sporen tot heden, en hij schrijft er over Onder de Zweedse rotstekeningen komen reeds tal van raderen voor en deze zullen wel een cultische betekenis gehad hebben. (..) Een daarvan geven we hier weer. Het is de voorstelling van een in vieren en een in zessen verdeeld rad. Farwerck meent, dat dit met de maan (de maan[d] is verdeeld in vier weken of fasen) en de zon (het jaar wordt wel in zessen gedeeld) te maken heeft. Dat de raderen ook rondgedragen werden, naar we mogen aannemen in ommegangen, is te zien op een afbeelding, die een man laat zien met een staketsel, waarop een “maan” rad. Vaak zien we deze staketsels alleen met een rad, zonder man. Ook het door een paard voortgetrokken rad wijst in dezelfde richting [Farwerck, p. 266f, fig. 73, 74; 38, afbeelding 9; zie ook 39, afbeelding 10 van een “kalender” wagen met “paard”]

Rotstekening in Bohuslän (foto OoCities)

In sommige streken van Sleeswijk rolde men met Kerstmis een rad door het dorp. Er wordt niet uitdrukkelijk bij vermeld, dat het een brandend rad was, zoals we dat bij andere gelegenheden zien, maar toch zal het wel in enig verband hebben gestaan met de zon, die na de zonnewende opnieuw haar weg begon, of met de maan, die met het begin van het Jul feest in verband werd gebracht, aangezien beide hemellichamen in de Oudheid met een rad werden vergeleken. In het lied van Alwis in de Edda wordt de zon “het schone wiel” genoemd en de maan “het wentelende wiel”. We zagen die benamingen “wiel” en vooral “wentelend wiel” met name voor de planeten werd gebruikt, en het is dan ook de vraag of hier zon en maan bedoeld worden. In ieder geval komen de rad tekeningen veel voor en in Scandinavië bestond het gebruik om met Kerstmis raderen door het dorp te trekken en om raderen op de huizen te tekenen [Farwerck, p. 265].

Een ander, hiermee samenhangend folkloregebruik is de ommegang met Drie Koningen, traditioneel de afsluiting dag van de Jul tijd. De Drie Koningen dragen bij die ommegang vrijwel altijd een ster en meestal is deze draaibaar. Ze worden ook sterrenzangers (https://nl.wikipedia.org/wiki/Sterrenzangers) genoemd en beperken hun activiteiten niet tot de avond van 5 januari. Soms wordt het een ware optocht met voorop een Platzmacher [vergelijk Ekhart (https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-inleiding-in-de-mythologie-8-venus-pallas-athena-isis-en-anubis/)], daarachter een barbier of geneesheer, een duivel, een bezembinder, een Jan Klaassen, enzovoort Daarna volgt de sterdrager in een wit hemd en met een spitse muts. Op een stang draagt hij een zes puntige ster, die van binnenuit verlicht wordt en draaibaar is. Eerst worden gaven gevraagd en dan treedt “Hans Von Fesastadt” (https://www.tips.at/nachrichten/rohrbach/land-leute/304749-wenn-hans-von-fesastadt-und-seine-kumpanen-in-die-stuben-kommen) op: een grote gestalte met een breedgerande hoed en ruwharig masker, met in de hand een uitgetrokken boompje. Een soort Wildeman [Silvanus] dus. Hij verklaart alles te zullen eten, wat de boerin voorradig heeft. Ook elders blijkt duidelijk, dat de Drie Koningen niet het centrale punt zijn van de sterrenzangers. Soms duurt de ommegang vele dagen, een fakkel of lantaarn drager voorop. Dan volgt de “sterdrijver”, zo genoemd naar het ronddraaien van de ster, in een wit hemd en soms te paard, met de verlichte ster op een stang. Daarna volgen de Drie Koningen te voet. De sterdrager is hier de centrale figuur en niet de Drie Koningen. Elders komen de ommegangen met sterren voor, waarbij het christelijke element geheel is uitgeschakeld. In Ebensee en Abersee in het Salakammergut trokken met Drie Koningen de Glöckler rond en wel in groepen tot 30 man toe, in witte hemden met grote koebellen aan de gordel en verlichte mutsen op het hoofd, soms met een sterrand en bij zich hebben zij een draaibare ster. Ook komen sterrenzangers met ster voor zonder koningen [Farwerck, p. 275 – 278, afbeelding 76 – 78].

Bernard Picart – Amsterdamse Sterrenzangers (1732, collectie Museum Catharijne Convent) (foto Wikipedia)

Een bijkomstigheid, waarop Farwerck wijst, is dat het draaien van de ster niet onderbroken mag worden. De stellage, waarop de ster rustte, had zelf ook vaak de vorm van een rad en de ster draaide veelal als een rad om een as. Ook was voorgeschreven, dat het draaien med solen (met de zon mee) moest geschieden. Men vermoedt dan ook, aldus Farwerck, dat er een voorchristelijk gebruik aan ten grondslag lag, gegrond op het stilstaan van de zon met winter zonnewende in de “12 nachten”. De Jul tijd is echter een herinnering aan Toen (toen de goden nog op aarde liepen) en het draaien med solen moet ervoor zorgen, dat de zon niet de andere kant uit gaat draaien [denk aan de Egyptische priesters (https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-inleiding-in-de-mythologie-2-archetypen-droomtijd-wereldcycli/)], want dan heeft er een wereldomwenteling, een vernieuwing van de tijd, een “Apocalyps” [dat wil zeggen de in de Apocalyps beschreven gebeurtenissen] plaats (dan valt de hemel naar beneden). Dat het om meer dan één hemellichaam ging, blijkt uit een gewoonte, die in het Zweedse Halland bestond, waar tijdens een sterrenoptocht, die reeds op Kerst avond begon, een half dozijn verlichte en draaiende sterren werd meegedragen [Farwerck, p. 281].

De zon getrokken door een paard (foto Grimmsma)

De “zonneschijf” zien we ook op een wagen afgebeeld en we zijn dan weer terug bij de eredienst wagen en de cultische slede, waaruit zich de Kerstman arrenslede voorstelling ontwikkeld heeft, evenals de carnavalswagens (scheepskar). In de stoet van het Wilde Leger werden mensen meegevoerd, die op grote raderen gebonden waren, die voortdurend ronddraaiden [vergelijk Ixion, zie https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-inleiding-in-de-mythologie-6-apollo-pan-slangen-en-het-boze-oog/]. Ook in de Vasteloavond optochten (https://li.wikipedia.org/wiki/Vastelaovend_in_Nederlands_Limburg) worden raderen meegedragen, soms het geluksrad genaamd [Rad van Fortuin: Tarot 10; het zes pakige rad is het met de Heilige Catherina geassocieerde werktuig]. Dit is soms op een scheepswagen geplaatst of wordt door een paard getrokken voortgesleept, waarbij de daarop gebonden pop meedraait. Soms ging het om twee poppen, in Zürich op Hirmontag, de eerste maandag van de Vasten, werden Chridiglade en zijn vrouw Else van stro en veren gemaakt en na afloop in het water gegooid (zie https://www.imagomundi.biz/begriffe-ch/). In Sauerlach (Beieren) werden op Pinkstermaandag op soortgelijke wijze twee poppen rondgereden, Hans en Grietje genaamd. [Farwerck, p. 293, fig. 88, 89; p. 338f]

De wagen is dus een veel voorkomend onderdeel van het Wilde of Woedende Leger, dat in de Middeleeuwen ook wel “het leger van de duivel” werd genoemd. In de tijd van het Rationalisme zocht men naar natuurlijke verklaringen en pas in de 19e eeuw kwamen de gebroeders Grimm met de theorie, dat het Wilde Leger en de Wilde Jacht (https://nl.wikipedia.org/wiki/Wilde_Jacht) verband hielden met de Germaanse godenwereld en in het bijzonder, dat Wodan of Odin de Wilde Jager, dat wil zeggen de aanvoerder van dat Wilde Leger, was. Hierbij werd de verklaring van het natuurverschijnsel gevoegd: de donder en bliksem en het geraas van de stormwind waren vermenselijkt en de verhalen steeds meer opgesierd; maar een andere oplossing werd gezocht in de strijd van zomer en winter (licht en donker), wat echter strandt op het feit, dat geen vaste tijdstippen te bepalen zijn. Farwerck constateert, dat dezelfde voorstelling, zij het met variaties, bij alle Indo Germaanse volkeren te vinden is. In India waren het de Maruts, bij Kybele zijn het de Korybanten, Verder was van Hecate, Artemis en Diana bekend, dat zij met een schare “zielen” door de lucht trokken. Wat Farwerck betreft, gaat het hier om het dodenleger van de einherjar. Naast Wodan [Odin, Odhr, Wod, Wuotan, Othenn, Wode, Wut, Wude, Wuote, Wuten, Wodke, Waur(ke), Waul(d), Woud, Wuid], wiens naam “woede(n)” betekent, komen ook andere aanvoerders voor: koning Arthur, Sint Nikolaas (zie http://www.nederlandsheidendom.net/Wodan%20Sinterklaas2.pdf), Lodewijk van Nassau (op de Mokerhei). Ook vrouwen, die het Wilde Leger aanvoeren, komen veelvuldig voor; Fro Gode, Frau Gauden. Farwerck wil hier ook Wodan in zien, maar hij moet toegeven, dat de naam “De Goede Vrouw” betekent (wat op Maria zou slaan), maar ook Fru Waur komt voor, een naam van Wodan dus. Echter “Vrouw Wodan” is “de vrouw van Wodan”, naar we mogen aannemen Holda (Frau Holle), die ook als aanvoerster genoemd wordt (wat echter als een late invoeging gezien wordt). Er is veel overeenkomst met de oude Germaanse “moedergodin” Freya. Met Frau Gauden (https://en.wikipedia.org/wiki/Frau_Holle#Frau_Gauden) komt Vrouw Holle overeen in het rijden in een wagen, wat waarschijnlijk samenhangt met de jaarlijkse ommegangen, die de vruchtbaarheidsgodin Nerthus (https://nl.wikipedia.org/wiki/Nerthus) met haar wagen maakte. In Noord Duitsland heet de Vrouw Holle figuur: Perchta, een naam elders bekend als Berchtam, Beratha en Bertha. De schare heet “Perchten”.[Farwerck, 96-99] (zie https://nl.wikipedia.org/wiki/Perchta).

In een door Grimm opgetekende Scandinavische volksoverlevering waren gestorven boosdoeners gedoemd tot het eind der wereld [= einde der yuga] rond te rijden. Aan het hoofd van dit leger reed Guroryse (Guro Hryssarofa of Reisarova) met haar lange staart. Achter haar aan kwam een schare van beiderlei kunnen. Van voren gezien hadden ruiters en paarden een indrukwekkende gestalte; van achteren zag men niets anders dan Guro’s lange staart. De paarden waren ravenzwart met gloeiende ogen; zij werden met vurige stangen en ijzeren tomen gemend en reeds van heel ver hoorde men het geraas van de schare. Zij reden over water en over land, waarbij de hoeven nauwelijks de oppervlakte van het water raakten. Wierpen zij ergens een zadel op het dak, dan moest daar binnenkort iemand sterven; waar een vechtpartij, moord of drinkgelag te verwachten was, kwamen zij en zetten zich boven de deur. Vond er een misdaad plaats, dan lachten zij luidkeels en rammelden met hun ijzeren stangen. Hun ommegangen vonden plaats in de Jul tijd, als de grote drinkgelagen gehouden werden en werden wel aaskereia (aaskerej, aaskereida, hoskeleia, Asgardreid) genoemd. Soms zag men haar niet, maar hoorde haar alleen suizend door de lucht jagen. Wie in de drie Jul nachten zijn staldeuren niet bekruiste, vond de volgende morgen zijn paarden zwaar bezweet [vergelijk nachtmerrie] en bijna gebarsten, omdat ze meegenomen waren [Farwerck, p. 100].
Meer informatie op de pagina https://www.suppressedhistories.net/secrethistory/witchtregenda.html.

Bij Jesaja treffen we de volgende beschrijving aan.

Eerst kondigt hij de komst aan.

Hoor, een gedaver op de bergen als van veel volk. Hoor, een rumoer der koninkrijken van verzamelde volken. De Heer der heerscharen monstert een krijgsleger. Ze komen uit een ver land, van het einde des hemels [Tartaros], de Heer en de werktuigen zijner gramschap, om de gehele aarde te verderven [apollyoo]. Jammert, want de dag des Heren [Dies Irae (Dag der Wrake)] is nabij; hij komt als een verwoesting van de Almachtige. Daarom worden alle handen slap en elk mensenhart versmelt. (…) Zie, de dag des Heren komt, meedogenloos, met verbolgenheid en brandende toorn, om de aarde tot een woestenij te maken en haar zondaars van haar te verdelgen. Want de sterren en de sterrenbeelden des hemels doen hun licht niet stralen, de zon is bij haar opgaan verduisterd en de maan laat haar licht niet schijnen (…) Ik [= Yaho] zal de stervelingen zeldzamer maken dan gelouterd goud (…) uit Ophir. Daarom zal Ik de hemel doen wankelen [dat wil zeggen de aarde van stand veranderen] en de aarde zal bevend van haar plaats wijken door de verbolgenheid van de Heer der heerscharen. (Jesaja, 13:4 – 13)

Dan volgt in hoofdstuk 14 het verhaal over de Morgenster (Lucifer), de zoon van Aurora of Eos, die ter aarde is geveld, wat klinkt als het verhaal van Phaëthon (https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-inleiding-in-de-mythologie-3-de-tekens-aan-de-hemel/) [vergelijk Icarus]. Jesaja noemt Lucifer, de Morgenster “De overweldiger der volken”, want, zo vervolgt Jesaja, deze Lucifer overlegde bij zichzelf.

Ik zal ten hemel opstijgen, boven de sterren Gods mijn troon oprichten en zetelen op de Berg der Samenkomst in het hoge Noorden [Olympus, Sion, Meru, Poolster]. Ik wil opstijgen boven de hoogten der wolken [als Icarus], mij aan de Allerhoogste gelijkstellen” (Jesaja 14:13 – 14).

Maar daarentegen werd hij in het dodenrijk neergeworpen, in de diepste der groeve [Tartaros]. Daar waren ze al in beroering over zijn komst en werden reeds de schimmen wakker gemaakt, al die bokken van de aarde. (Jesaja 14:15, 9).
Over zijn val hoeft Filistea zich echter niet te verheugen, want uit de wortel der slang zal een adder voortkomen en haar vrucht [dat wil zeggen uit het slangenei] zal een vliegende draak zijn. Deze zal de wereldorde omkeren, honger brengen en dood zaaien en de profeet roept uit: “Sidder, gij gans Filistea! Want uit het noorden komt rook en in de gelederen (van het Leger) blijft niemand achter (Jesaja 14:29 – 31).

We zagen in het Boek der Openbaringen de ster, die bij de vijfde bazuin uit de hemel viel, de sleutel van de put van de afgrond kreeg, die put opende, waarna rook opsteeg “als de rook van een grote oven, en de zon en het zwerk werden duister” (Openbaringen 9:1-2).
Jesaja spreekt over de “Vuurhaard” [Ariël] en zegt “Gij zult door de HEER der heerscharen bezocht worden met donder, aardbeving en geweldig gedreun, wind, storm en verterende vuurvlam(Jesaja 29:6).
In Openbaringen komen uit de put de reeds vermelde “sprinkhanen”, die de mensen vijf maanden pijnigen en zij zullen begeren te sterven, maar de dood vlucht voor hen weg. En de gedaante der sprinkhanen was als paarden, die uitgerust zijn ter oorlog; en op hun koppen waren kransen als van goud en hun aangezichten waren als van mensen en zij hadden haar als vrouwenhaar en hun tanden waren als die van leeuwen; en zij hadden borstschilden als ijzeren harnassen en het gedruis van hun vleugels was als het gedruis van wagens, wanneer vele paarden ten strijde draven. En ze hadden staarten als schorpioenen en angels en in hun staarten was hun macht gegeven om de mensen schade toe te brengen, vijf maanden lang. Zij hadden over zich als koning de engel van de afgrond; zijn naam is in het Hebreeuws Abaddon en in het Grieks heet hij Apollyon (Verderver). (Openbaringen 9: 6-11)

De profeet Joël begint zijn profetieën met een sprinkhanenplaag. “Wat de Knager [de Worm] had overgelaten, heeft de Sprinkhaan afgevreten, wat de Sprinkhaan had overgelaten, heeft de Verslinder afgevreten, en wat de Verslinder had overgelaten heeft de Kaalvreter afgevreten (Joel 1:4).

Ja, die profeten namen geen blad voor de mond. Hun taal was net zo krachtig, als de Hand van God op de wereld rustte. In zijn ogen zijn de mensen “dronkaards” en “wijndrinkers”, volgelingen van Bakchos (https://nl.wikipedia.org/wiki/Bacchus_(mythologie)). En hij dreigt met de komst van het “Wilde Leger”.

Want een volk is tegen mijn land opgetrokken, machtig en ontelbaar; zijn tanden zijn leeuwentanden en het heeft de hoektanden van een leeuwin. (Joel 1:6)

Het gaat hierbij geenszins om een menselijk leger, want de gevolgen liggen op natuurlijk vlak.

De vijgenboom is geheel en al verwelkt en de druivenranken zijn wit geworden; (…) het veld is verwoest; de aardbodem treurt, want het koren is verwoest, de most verdroogt, de olie weggeslonken (…); de oogst van het veld is verloren gegaan. De wijnstok is verdord en de vijgenboom is verwelkt; granaatappelboom, ook palm en appelboom, alle bomen van het veld zijn verdord (Joel 1:11-12).

Dan kondigt hij de dag des HEREN aan, de Dies Irae.

Als een verwoesting komt hij van de Almachtige. Verschrompeld zijn de zaadkorrels onder haar aardkluiten, verwoest zijn de voorraadschuren; gescheurd staan de korenbakken, want het koren is verdroogd. Hoe kreunt het vee! De runderkudden dolen rond, want er is voor hen geen weide; ook de schapenkudden lijden zwaar. (…) Een vuur heeft de weiden der woestijn verteerd en een vlam heeft alle bomen van het veld verzengd, (…) de waterbekken zijn uitgedroogd (…) (Joel 1:16-20)

Dan roept de profeet om de “Tuba Terribilis”.

Blaast de bazuin op Sion en maakt alarm op mijn heilige Berg! Dat alle inwoners van de land sidderen, want de Dag des Heren komt (…), een dag van duisternis en van donkerheid, een dag van wolken en van dikke duisternis. (Joel 2:1-2)

Deze “zwarte dag” [Dies ater (https://de.wikipedia.org/wiki/Dies_ater) ] is de dag van Nyx, de zwarte adelaar. Dan komt, als morgenrood [Aurora] uitgespreid over de bergen, een talrijk en machtig volk, zo als er nog nooit is geweest en hierna niet meer komen zal tot in de verste geslachten (dat wil zeggen bij de volgende “wereld ondergang”). Voor dit volk uit verteert een vuur en erachter laait een vlam [kortom, overal vuur, dat de “wereldbrand” veroorzaakt]. Als de hof van Eden is het land, voordat dit vuurvolk komt en als ze voorbijgegaan zijn is het land een woeste wildernis. Er is niet aan te ontkomen. Hun aanblik is als die van paarden; als rossen rennen zij. Als ratelende wagens op de toppen der bergen springen zij; als het geknetter van een vuurvlam, die stoppelen verteert; als een machtig volk, in slagorde geschaard tot de strijd. Voor hun aangezicht beven de volken (…) (Joel 2:2 – 6).
Voor hun aangezicht siddert de aarde, beeft de hemel; de zon en de maan worden zwart en de sterren trekken hun glans in. en de Heer verheft zijn stem (IAO) voor zijn legermacht uit, want zijn leger is zeer talrijk (Joel 2:10 – 11).

Iets dergelijks lezen we ook in het lied van Habakuk (Habakuk 3:3ev),

God komt van Teman
en de Heilige van het gebergte Paran.
Zijn majesteit bedekt de hemelen
en de aarde is vol van zijn lof.
Er is een glans als van zonlicht
lichtstralen heeft hij aan zijn zijde
en daar is het omhulsel zijner kracht.
Voor Hem uit gaat de pest
en koortsgloed volgt Hem op de voet.
Hij staat en doet de aarde schudden.
Hij ziet rond en doet de volken van schrik opspringen.
De aloude bergen liggen verpletterd,
de eeuwige heuvels zinken ineen,
de eeuwenoude wegen zijn zijne. (Habakuk 3:3 – 6)
(…)
Is tegen de rivieren, o HEER, uw toorn ontbrand,
of tegen de zee uw verbolgenheid,
Dat gij rijdt op uw paarden,
op uw zegewagens?
Reeds is uw boog ontbloot,
Gij hebt u voorzien van pijlen in overvloed.
Wat er volgens Habakuk in de natuur gebeurd:
Gij splijt de aarde tot rivieren,
de bergen zien U, zij beven;
Stromen van water trekken voorbij,
De watervloed verheft zijn stem,
hij steekt zijn handen omhoog.
De zon, de maan treden terug in hun woning,
wegens het licht van uw voortsnellende pijlen,
wegens de glans uwer bliksemende speer (Habakuk 3:8 – 11).

Ook Sefania weet van de Dag des Heren: Hij is nabij en nadert haastig. Het is een dag van verbolgenheid, van benauwdheid, angst, vernieling en vernietiging, van duisternis en donkerheid, van wolken en van dikke duisternis, van bazuingeschal en krijgsgeschreeuw (Sefanja 1:14 – 16).
Door het vuur van zijn na ijver zal de ganse aarde verteerd worden, want vernietiging, ja, een verschrikkelijk einde zal Hij alle inwoners der aarde bereiden (Sefanja, 1:18).

We zagen, dat Gabriël voor de engel werd gehouden, die in de oorlog van Sanherib de legerscharen van Assyrië met vuur verteerde (https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-inleiding-in-de-mythologie-7-leela-het-leven-als-spel/). En we zagen, dat Gabriël, evenals Michael, genoemd wordt: Overste der Engelen of Vorst van de legerschare des Heren. Volgens een midrasj is het Gabriël, die de jacht opent op het oermonster, de Leviathan. Hij kan echter het monster slechts overwinnen, doordat de Heer hem een helpende hand biedt. Farwerck merkt in verband met de Wilde Jager op, dat de honden van de Wilde Jacht ook wel Gabriel hounds worden genoemd, volgens Graves ook Gabriel Ratchets [“pal, palrad”] [Boon, p. 34 – 36; Farwerck, p. 121; zie https://pantheon.org/articles/g/gabriels_hounds.html].

We zagen, dat de zeven Aartsengelen verbonden zijn met de zeven planeten, maar welke planeet is nu Gabriël? Het meest bekende angelologisch systeem (https://nl.wikipedia.org/wiki/Angelologie) is dat van de Moslim filosoof Averroes, die Michael de zon en Gabriel de maan noemt. Trachtenberg heeft een berekening gemaakt vanuit alle (hoofdzakelijk middeleeuwse) bronnen en dit geeft de volgende verdeling.

Gabriël Maan (4 x), Mars (1 x)
Michael Zon (2 x), Mercurius (2 x), Saturnus (1 x)

Volgens hem komt het concept van Averroes, dat tegenwoordig het meest opgang vindt, van de Gnostische mystici van het begin van onze “era”, en die waren beïnvloed door zulke oude noties als de Babylonische zevden planeetgeesten en de zevden Amshaspands in Perzië [Trachtenberg, p. 251]. Voor de christenen is Gabriël het meest bekend als de bezorger van de blijde Boodschap op 25 maart aan Maria.

Maria = Ma-Rea, de Grote Moeder oftewel Kybele of Isis, wier begeleider de hondgod Anubis is. Zoals we zagen is Isis Venus, zodat ook Marsof Ares de hondgod moet zijn. [?] Zijn feestmaand te Rome is Maart en Romulus is zijn alter ego (“zoon”). Quirinus (https://nl.wikipedia.org/wiki/Quirinus_(mythologie)), de naam, waaronder hij vergoddelijkt werd als de beschermgod van de stad Rome, was ook een bijnaam voor Mars en Janus. Het was oorspronkelijk de oorlogsgod op de Quirinalis (https://nl.wikipedia.org/wiki/Quirinalia), het feest op 17 februari, de dag waarop Romulus “op zijn vaders rossen opvloog naar de sterren”. De Quires is het Romeinse volk en Romulus en Mars is hun totem voorouder. Als oorlogsgod is Mars ook de vader van de oorlogskreet en Quirito schreeuwen, iets wat ook barende vrouwen doen, vanwaar Quiritis een bijnaam is van Juno (Jana, Joni, Uni, juni). Tevens is Quirites de naam van de inwoners van de Sabijnse wijk Cures, die later bij het Romeinse gebied werd ingelijfd. Dit wordt in verbinding gebracht met de Curetes (https://www.theoi.com/Georgikos/Kouretes.html) (van curo: verzorgen, Grieks kourètes), priesters van Zeus op Kreta, die luidruchtige wapendansen uitvoerden, dikwijls verwisseld met de Korybanten. Ook de Idaïsche Daktylen werden met hen vermengd. Ze waren de wachter en speelgenoten van de pasgeboren Zeus, doordat ze met de herrie van hun wapendansen, door het tegen elkaar slaan van hun schilden, het geschrei van het goddelijke knaapje overstemden, opdat de bloeddorstige Kronos het niet zou horen [Ovidius, Fasti II, p. 489ff, naar Velikovsky, WiC, p. 232; Vollmer, p. 150, 397].

Juno Sospita (foto pixels)

Curites (https://nl.wikipedia.org/wiki/Juno_(mythologie)) is natuurlijk Quirites, de naam van Juno bij de Sabijnen, samenhangend met het Sabijnse curis: speer, waarmee Juno vaak is afgebeeld. Sommigen zien dat als een teken van haar heersersmacht [Minerva aspect], terwijl anderen de speer in verbinding brengen met haar betekenis als huwelijksgodin [Hera aspect], waarbij gewezen wordt op een oud gebruik, om het haar van de bruid met een gekromde lanspunt af te snijden. Dit hangt samen met de betekenis van Kourètes = jongemannen, vanwege koura: 1) het scheren, het knippen, vaak als teken van rouw; 2) het afsnijden, snoeien; 3) afgesneden lok. Hier zien we ook de samenhang met de Korybanten (https://nl.wikipedia.org/wiki/Korybanten), want die zijn ook “gesnoeid”, als is het dan niet van hun haar. Op een reliëf zien we Kybele (https://nl.wikipedia.org/wiki/Cybele_(mythologie)), in angst om haar nieuwgeboren zoon Jupiter, die door de geit Amalthea gezoogd wordt, terwijl twee Korybanten de wapendans rond hen uitvoeren. De Korybanten zijn priesters van Rhea of Kybele, die met woedend geschreeuw en onder krampachtige bewegingen wapendansen opvoerden, die hun rouw over de dood van Attys,de geliefde van Kybele, moest uitdrukken. Ze worden vaak verwisseld of gelijk gesteld met de Cureten, Kabiren en Idaïsche Daktylen. Hun naam danken ze aan Korybas (https://en.wikipedia.org/wiki/Corybas_(mythology)), de zoon van Kybele en Iasion, van wie Diodoros vertelt, dat Zeus hem met zijn bliksem trof, toen hij de lieftallige Demeter omarmde op een driemaal geploegd zaaiveld, waaruit Plutus [Ploutos: rijkdom] voortkwam. Diodoros vatte dit op als dat liefde tot de akkerbouw rijkdom brengt. Korybas, in wie volgens Vollmer een historische figuur lijkt schuil te gaan, wordt verder ook in Klein Azië als god vereerd, met een eigen cultus, met wapens als symbolen en wapendansen. Hij wordt de “Koning der Aarde” genoemd, die als bevruchter en grootbrenger van al het leven in een beide geslachten betekenende gestalte wordt opgevoerd [Vollmer, p. 146, 150f, 264].

Corybanten (foto Stilus)

Een korys is een helm, een hoofdbescherming, maar ook hoofdhaar, scalp of hoofd, en korysso betekent: een kop opzetten of een helm opzetten, maar ook: verheffen; bas komt van bainoo: gaan, dus een Korybant is een koploper. Een dergelijke uit twee geslachten opgebouwde figuur wordt een hermafrodiet genoemd, van Hermes of Mercuur en Aphrodite of Venus. Dit moet niet worden verward met de Androgyne (https://www.encyclopedia.com/environment/encyclopedias-almanacs-transcripts-and-maps/androgynes), de man vrouw, wezens met vier armen, vier benen, twee koppen en een vereniging van mannelijke en vrouwelijke kracht, daarbij ook nog moedig grenzend aan overmoed, zodat zij het waagden Zeus in de Olympus te bestormen, waarbij hun snelheid hem stevige problemen verschafte, omdat zij zich cirkelvormig als een rollend rad [swastika hardloper] voortbewogen. Zeus wilde hen niet verpletteren als de Giganten, daarom deelde hij ze, sneed de mannelijke van de vrouwelijke helft los en liet Apollo de afgescheidenen weer helen. Hiervan dragen de mensen nog steeds het spoor in hun navel, waar Apollo de huid samentrok. Met deze deling ging hun oorspronkelijke kracht verloren en werden ze mensen; alleen de liefde en het verlangen zijn nog van deze deling overgebleven. Volgens Joodse legenden zijn hierop gelijkende wezens te vinden in Tebel, de tweede aarde, die van de onze, Heled, de eerste, gescheiden is door een afgrond; ze hebben twee hoofden en vier handen en voeten en dubbele lichaamsdelen behalve de neus (https://pantheon.org/articles/s/seven_earths.html) [Vollmer, p. 45; Staal, p. 9f].

Van Hermaphroditus (https://nl.wikipedia.org/wiki/Hermaphroditus), de zoon van Hermes en Aphrodite, ook wel Atlantius genaamd, wordt gefabeld, dat zijn tweeslachtigheid ontstond, doordat de goden de bede van de nimf Salmacis, die de jongeling onbeantwoord beminde, met hem verenigd te mogen worden, letterlijk uitvoerden (tijdens het baden in de bron van haar naam te Carië). Hermes is als zielenbegeleider zeer bekend onder de naam Psychopompus en in dit aspect werd hij door de Grieken en Romeinen met Anubis gelijkgesteld en ontstond een tussenbeeld, Hermanubis (https://en.wikipedia.org/wiki/Hermanubis) genaamd, bestaande uit een mens met hondenkop en slangenstaf. We zagen dat Anubis gelijk te stellen is met Mars en zijn hondenkop is ook een helm, wanneer hij samen met Osiris ten strijde trekt tegen Seth. Mercurius, wiens naam in Latijnse landen verbonden is met de woensdag, werd, onder andere vanwege zijn bode der goden aspect, identiek gedacht met Wodan of Odin, de Germaanse oppergod en de aanvoerder van het “Woedende Leger”. Deze is de krijgsgod en de ten strijde trekkende Duitsers legden de gelofte af, hem na de slag alle gevangenen te offeren, wat niet zelden op de gruwelijkste wijze door verminking en langzame vermoording geschiedde. De in de strijd gevallen helden werden door Wodan in zijn gezelschap en woning opgenomen. Het sterrenbeeld de Grote Beer heette bij de Duitsers (en Dietsen) Wodans Wagen (zie https://taaldacht.nl/vergeten-woorden-w/), en de Melkweg Wodans Straat. In Neder Saksen placht men nog lang bij de graanoogst een bundel koren voor Wodans paard te laten staan. Nog vele plaatsnamen in heel Duitsland herinneren aan Wodan, zoals het Odenwald en de Godesberg bij Bonn. Bij ons Woensdrecht, Woensel (in Eindhoven), Gouda (?), Wolda, Woldberg, Woldendorp. Ook in mythen van andere volken lijken zich herinneringen aan Wodan te bevinden. Zo kennen de Slaven ene Wodnik (https://en.wikipedia.org/wiki/Vodyanoy#Vodn%C3%ADk) [Wod = God + nik = zwart], die – ondanks zijn zwarte naam – een Groene Man is, een nix, een “watergeest”, die zich bij rivieren en meren ophield, groen haar en groene hoed had en een gevaar was voor badende meisjes. Zijn vrouwelijke tegenhanger, Wodni musch, was een nixe, die vaak aan rivieren haar hemd wassend waargenomen wordt [Vollmer, p. 80, 246, 404, 246 fig. 157, 452].

Referenties
Boon, R, Over de goede engelen of De ontmaskering van een pedant ongeloof. Een cultuur kritische studie, ’s Gravenhage, 1983.
Farwerck, FE, Noord Europese mysteriën en hun sporen tot heden, Deventer, 1978 (= 1970).
Krassa, Peter, Met vurige wagens. Bijbelse wonderen opzienbarend verklaard, Baarn (= Freiburg 1974).
Mees, GH, The Book of Stars, Deventer, 1954.
Staal, LD, Verhalen en Legenden van Israël, Zutphen, 1925.
Trachtenberg, Joshua, Jewish Magic and Superstition. A Study in Folk Religion, New York, 1970.
Velikovsky, Immanuel, Worlds in Collision, London, 1974 (= 1950).
Vollmer, Wörterbuch der Mythologie aller Völker, 3e Auflage, Stuttgart, 1874 (reprint Leipzig, 1978).

Voor meer informatie over het Wilde Leger en Noorse mythologie, zie de mooie pagina https://www.facebook.com/notes/isegrim/thor-heer-der-bokken/373378830244212/.

Meer informatie
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-inleiding-in-de-mythologie-1-freuds-totem-en-taboe/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-inleiding-in-de-mythologie-2-archetypen-droomtijd-wereldcycli/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-inleiding-in-de-mythologie-3-de-tekens-aan-de-hemel/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-inleiding-in-de-mythologie-4-de-zeven-planeetgoden/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-inleiding-in-de-mythologie-5-noordse-mythologie/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-inleiding-in-de-mythologie-6-apollo-pan-slangen-en-het-boze-oog/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-inleiding-in-de-mythologie-7-leela-het-leven-als-spel/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-inleiding-in-de-mythologie-8-venus-pallas-athena-isis-en-anubis/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-inleiding-in-de-mythologie-9-het-sirius-mysterie/