Harry Vaandrager – Feuilleton (3.1 = Slot)
Wat vooraf ging:
https://robscholtemuseum.nl/harrie-vaandrager-feuilleton-1/
https://robscholtemuseum.nl/harry-vaandrager-feuilleton-2-3-2/
https://robscholtemuseum.nl/harry-vaandrager-feuilleton-4-5-6-7/
https://robscholtemuseum.nl/harry-vaandrager-feuilleton-8-9/
https://robscholtemuseum.nl/harry-vaandrager-feuilleton-10-11-12/
https://robscholtemuseum.nl/harry-vaandrager-feuilleton-13/
https://robscholtemuseum.nl/harry-vaandrager-feuilleton-14/
https://robscholtemuseum.nl/harry-vaandrager-feuilleton-15-16/
https://robscholtemuseum.nl/harry-vaandrager-feuilleton-2-1-2-2/
https://robscholtemuseum.nl/harry-vaandrager-feuilleton-2-3-2/
https://robscholtemuseum.nl/harry-vaandrager-feuilleton-2-4-2-5/
3.1.
Rob Scholte:
“Je was even ingedut. Goed dat je weer wakker bent. Ik verveel je toch niet? Heb hier een andere brief van mevrouw Ada Brink in mijn jatten. Zal voorlezen. Tenminste als je luistert.
‘Beste meneer Scholte,
De enige reden van deze brief is dat ik zin heb te schrijven. Nu op het eind van mijn Latijn wil ik de lispelende klinkers en de slissende medeklinkers in de lucht smijten. Voor het te laat is, want mijn geheugen begint te versoepen. Zonder spijt zeg ik verleden tijd te zijn. Ja, het kalf zingt nog haar laatste liedje, voor ze verzuipt. Zal proberen het kort en concreet te houden. Zeker niet abstract, daar gruw ik van.
Ik vorm een kloosterorde in m’n eentje hier. Het is koud. De hemel ziet pips. Zelfs de zon staat er kleumerig bij. Het zou mij niet verbazen als de wereld in volle ontbinding verkeert. Erger, ben ervan overtuigd. Alleen de nachten dekken deze toestand toe. Hoewel, dan liggen de wolven op de loer om je te verslinden. Op een steenworp van mijn huis ligt een berg die hoog boven dit oord uittorent. De schele narcisten van alhiero komen er godlof nooit. Te onherbergzaam voor hen. Het is een malle berg, die het dal innig omhelst. Het is een berg van verwaarloosde woorden. Gisteren klom ik naar de top, om beter zicht te hebben op de ontbinding. Dat was zweten. Het is er tamelijk steil moet u weten. Heb tijdens het klimmen heel wat woorden opgeraapt. Een paar in mijn mond gestopt, om op te sabbelen. Maar de meeste borg ik op in mijn jaszakken. Eenmaal thuis waren ze helemaal aan elkaar verkleefd. Had ze meegenomen om er deze brief mee te kunnen schrijven. Maar helaas, zo heb ik er geen jota aan. Bovendien hebben mijn honden mijn verzameling nieuwe woorden verscheurd. Vooralsnog een raadsel hoe ik deze brief tot een goed eind kan krijgen. Misschien had ik er niet eens aan moeten beginnen, want er is geen einde aan wat nooit begon. Al goed, ik probeer nog wat. Zal mijzelf in een dij knijpen wanneer het een eindeloos begin dreigt te worden. Gun mijzelf vermetel, meneer Scholte, nog even door te gaggelen.
Feitelijk is de berg een heuveltje. Neem van een oude vrouw aan, dat wie geen weet heeft van overdrijven, die kan niet leven. Adembenemend van kleur, het heuveltje. Zwart. Het bulkt er namelijk van de kraaien. Vandaag wilde ik nog wat woorden gaan rapen, maar zag het heuveltje juist wegvliegen. Ver aan de einder spatte het uit elkaar in duizenden gitzwarte woorden. De mensen daar zullen later wel prachtige zwartgeestige boeken gaan schrijven. Boeken in opstand tegen dat gore, vale oranje. Met zinnen aan elkaar geklonken door de kromme spijkers van de haat. Verfoei het zwart niet meneer Scholte. Geloof het of niet, het zwart weet dat ze duister is. Het zwart gelooft niet in hoop en erbarmen. Zo is het zwart opgetrokken, zonder sentiment, zonder angst. Het zwart is een stugge roker, permanent verkouden en snuit haar neus in de eeuwigheid. Het zwart is een vader die zijn kinderen slaat. Geef het ruiterlijk toe, ben wel een beetje jaloers op die gelukvogels daar aan de einder.
Zit hier voor mijn huis deze brief aan u te schrijven. Verzonken in gepeins hoe ik had kunnen worden. Lekker warm onder een plaid. Het is al laat. Vuurvliegjes dansen in de lucht. Eet een beschuitje met zelfgemaakte aardbeienjam. Wat kan het leven toch aangenaam zijn. Ik zit hier onvolledig te zijn. De buren zien, kijkend naar mij waarschijnlijk een luchtspiegeling. Alles wekt trouwens op mij de indruk onwaarachtig en oneigenlijk te zijn. Neem nu het riet hier. Het ritselt zo zacht, dat het lijkt alsof ze de stilte wil plagiëren. En de honden blaffen zo hard alsof ze de mensen willen na-apen. En dan de mensen zelf, dat zielepotig hoopje, allemaal verpierewaaid tot iemand anders. Mensen, niet meer dan hamsters die zich dol hollen in een molentje. Je zou ervan aan de drank gaan. Als ze de mensheid verloten, geef mij dan een nietje. Niets en niemand is nog meer zichzelf meneer Scholte. Noemen we dit niet gewoon ‘onecht’? Vind het stilaan odieus. Zover is het met mij gekomen. Had ik maar een paar rode ballonnen. Ben nu op de rand van het zwijgen beland waar Ada Brink u hartelijk groet.’
Deze dame heeft er volgens mij goed aan gedaan zich terug te trekken uit de egoteske wereld. Overweeg het zelf ook. En dan om nooit meer terug te keren. Ophouden met roezig bellenblazen. Alles wat te koop is opgeven. Ben er niet aan gehecht. Nooit meer overhoop liggen met … god mag weten wie en wat. Het stof der eeuwen uit de binnenkant van mijn kop kloppen. Waarom de wereld ophemelen, als ze hoon verdient. Ik hoon, uit principe. Mij verschansen in onnut. Gesprekken stil laten vallen. Verzaken, mijzelf uitbannen, vervliegen, wezenloos en roerloos worden, dat is wat ik wil. Kluizenaar zijn, is zo slecht nog niet. Herinner mij dat moeder vroeger zei ‘wie alleen is, wordt gek’. Ik voel me juist voor het eerst in mijn leven volstrekt bij mijn volle verstand. Ik zal wegkwijnen als ik hier blijf. Ik benijd mevrouw Brink. Een schitterend onheil is op komst.
Ik ben mijzelf niet. Het lijkt of een ander dit allemaal zegt. Ik kan het niet menen. Bob, het moet Bob zijn die me souffleert. Kort geleden droomde ik dat wij twee populieren zijn, waartussen wat onkruid groeit. Populieren praten alleen met de wind. Ik verbied je dan ook om dit op te schrijven.
Dit is de laatste voorgepubliceerde aflevering van de roman ‘BOTS’ (werktitel). ‘BOTS’ zal naar verwachting in 2016 in boekvorm verschijnen. Zodra de uitgave beschikbaar is zult u daarover geïnformeerd worden.
Plaats een reactie