Harry Vaandrager – Feuilleton (10 + 11 + 12)

Wat vooraf ging:
https://robscholtemuseum.nl/harrie-vaandrager-feuilleton-1/
https://robscholtemuseum.nl/harry-vaandrager-feuilleton-2-3/
https://robscholtemuseum.nl/harry-vaandrager-feuilleton-4-5-6-7/
https://robscholtemuseum.nl/harry-vaandrager-feuilleton-8-9/

10.
“Ben in oorlog met de tijd. Kan niet zo heel lang meer met je praten. Mocht je onvoldoende materiaal voor het stuk blijken te hebben, dan maak je je wat mij betreft schuldig aan verzinsels. Ik geef je een vrijbrief om mijn leven lukraak bij elkaar te liegen en te fabuleren tot de knopen van je gulp springen. Maak desnoods een Duitse Staander van me, die halverwege de tekst begint te kakelen omdat ie trek heeft in een kippenpoot. Je kijkt me aan alsof ik over metafysica rep. Wel wakker blijven. Ik meen het: je mag me misgissen, me scheren zonder zeep, naai me aan wat je wilt en zet me hoorns op. Lapzalf, verlak, laat de klok doorslaan, sla dwaalwegen in, mis de plank. Maak je stuk vooral hersenschimmig en apocrief. Maak mijn leven, hoe ’t je uitkomt, leuker of schandelijker. Mijn zegen heb je. Persoonlijk kan het mij niet boeien, al lezen jouw lezertjes dat schrijfsel op z’n kop. Ben ik je ter wille of niet?”

11.
“Een zelfportret, ben je gek geworden? Je zou kunnen bevroeden dat ik aan mijzelf ontboezemen op doek een gloeiende schurft heb. Ik zou dan in een spiegel moeten loensen. Wie zal het zeggen wat ik zal zien? Haat en liefde zijn de spiegelbeelden van liefde en geluk. In een spiegel wordt een hemelvaart als vanzelf een hellevaart. Vrees dat ook ik dat zal zien. En daar ben ik nog even niet aan toe. Stop mij maar in een condoom.”

12.
“Waar ben je mee bezig Lord Bibberbroek? Een roman? Een toneelstuk? Noem je personage naar wie je wil, maar niet naar mij. Ben geen mongool, weet ook wel dat personages zich op den duur onttrekken aan het gezag van hun schepper. Hoe zij hun verwekkers begoochelen en bespelen met illusies. Hoe zij muiten tegen al wat echt is. Dat is het lot van een schrijver als jij. Niet dat dit mij een drol kan schelen, maar houdt mij, Rob Scholte himself, hier buiten. Wens daar geen fok mee van doen te hebben, begrijp je? Jouw personage sluipt mij heel geniepig binnen, met als enig doel mij van mezelf te ontdoen. Voor hem is de werkelijkheid wat voor normale mensen fictie heet. Hij droomt alleen de werkelijkheid. Ik ben verdomme geen droom. En jij, jij gunt mij geen vlees op mijn skelet, niet eens een verleden, zelfs geen schaduw of washandje. Bij jou ben ik enkel van papier. Ik heb geen zin om lijdelijk een kluif voor jouw obscure grillen te zijn. Ik ben te zeer aan de echte wereld verslaafd om me aan jou over te leveren. Ik ben horig aan niets anders dan het leven. Heb ik hier ook nog iets in te brengen? Zo niet, laat mij dan met rust. Wil niet in jouw wereld dolen. Dan ben ik liever niemand. Verplaats je eens in mij en denk niet louter aan je eigen miserabele hachie.
Het schijnt mij toe Vaandrager dat jouw makke is, geen idee te hebben wat een botsautootje vermag. Wat jou deert, is daar nooit ingezeten te hebben. Een gemis zeg ik je. En effe voor de duidelijkheid: ik bedoel dit niet symbolisch of metaforisch. Van symbolen word ik namelijk niet geil. Jij misschien, ik niet. Nee, ik heb het over echte botsautootjes. Ik kom daar binnenkort op terug. Misschien.”