Cor Hendriks – De Zondvloed volgens Velikovsky (1): Inleiding
De komeet van Halley, gefotografeerd vanaf Paaseiland in maart 1986 (foto Wikipedia)
De Zondvloed volgens Velikovsky (1): Inleiding
Wanneer we zo ver terug gaan in de tijd, moeten we beseffen, dat alles anders was dan nu. In zijn boeken heeft Immanuel Velikovsky Wereld omvattende rampen beschreven, die zich voordeden in de periode 1500 – 750 VC. De jongste gebergten als de Himalaya, de Alpen en de Andes verkregen hun huidige hoogte in deze periode. Zie Wikipedia: de Andes zijn geologisch gezien een jong systeem. Het gebergte ontstond tijdens het Krijt en de Tertiaire periode. De Himalaya is een geologisch jong gebergte. Het is ontstaan tijdens de Alpiene orogenese in het Tertiair. Ook de Alpen zijn jong: De Alpen vormen een onderdeel van een Tertiaire gordel van gebergtes, die langs de Zuidelijke grens van de continenten EUropa en Azië loopt. Deze gordel van gebergtes werd gevormd tijdens de Alpiene orogenese.
Niet alleen waren deze gebergten er niet, ook was er zee waar nu land is en land, waar nu zee is, zodat het moeilijk is dingen met zekerheid te zeggen. Hetzelfde geldt voor het zonnestelsel, want we bevinden ons in de tijd, voordat Venus eerst als komeet, daarna als planeet deel uitmaakte van het stelsel van planeten. Zelfs is het mogelijk, dat Mercurius, die volgens Velikovsky verantwoordelijk was voor de ramp, die plaats had bij de vernietiging van de toren van Babel, nog geen deel uitmaakte van het zonnestelsel als planeet. Ook bevond de aarde zich op een andere plek, mogelijk dichter bij de zon, zodat het jaar korter was, dat wil zeggen korter dan 360 dagen, want de extra vijf dagen zijn het resultaat van de ramp met Venus en Mars in circa 750 VC, terwijl voor 1.500 VC het jaar mogelijk slechts 300 dagen had.
Velikovsky begint met de opmerking, dat het Bijbelse verhaal van de Zondvloed door historici en kritische Bijbel uitleggers wordt gezien als een legende, een mythe, wat wil zeggen, als feitelijk niet gebeurd. Nu wordt de traditie van een universele zondvloed verteld bij alle oude beschavingen en ook bij rassen, die nooit de mogelijkheid bereikten om zich in schrifttekens uit te drukken. Over heel de Wereld zijn dergelijke verhalen te vinden en diverse pogingen om het materiaal bijeen te brengen zijn ondernomen. De details kunnen zeer van elkaar afwijken, maar alle verhalen komen overeen in het idee, dat de aarde tot de toppen van de bergen werd bedekt door water dat van boven kwam en dat slechts een paar mensen ontsnapten aan de dood in de vloed.
In pre Columbiaans Amerika bestond een uitgebreide vloedtraditie. De eerste Wereldtijd heette Atonatiuh, of te wel de tijd, die ten einde kwam door een universele vloed [zie https://fr.Wikipedia.org/wiki/Atonatiuh: ‘zon van het water’ (Nahuatl, woord opgebouwd uit “atl” water en “tonatiuh” zon, ook bekend als Nāhui Ātl “vier water”) is in de Azteekse mythologie de eerste zon van de schepping van de Aarde in de legende van de zonnen van de Azteekse mythologie, dat wil zeggen de eerste etappe van de schepping van de Wereld door de Goden. In deze Wereld, geassocieerd met de Godin Chalchiuhticue (Godin van het water: https://fr.Wikipedia.org/wiki/Chalchiuhtlicue), was de aarde gescheurd en de zeeën waren slechts zand, met uitgestrekte vlaktes van rode rotsen. De Azteekse mythologie schrijft de vernietiging van deze Wereld toe aan een zondvloed, de mensen, die het overleefden werden tot vissen]. Volgens Velikovsky hebben de inboorlingen van Australië, Polynesië en Tasmanië, ontdekt in de 17e eeuw, vrijwel identieke tradities (zie https://en.Wikipedia.org/wiki/List_of_flood_myths#Oceania)
In Mesopotamië werden kleitabletten gevonden over de vloed en hun gelijkenis met het Bijbelse verslag en het verhaal van de Chaldese priester Berosus, die in de Hellenistische tijd leefde, veroorzaakte een grote sensatie aan het eind van de 19e eeuw en het begin van de 20e. Gebaseerd op deze ontdekking was het pamflet Babel und Bibel van Friedrich Delitsch (1902) [zie https://nl.Wikipedia.org/wiki/Babel_und_Bibel], die probeerde aan te tonen, dat de Hebreeën dit verhaal gewoon geleend hadden, tezamen met vele andere, van de Babylonische voorraad aan legendes. Maar als hier en daar het verhaal van de vloed gezegd kan worden door de schrijver van de Bijbel geleend te zijn van de Babyloniërs en door sommige inboorlingen van de missionarissen, in andere gevallen konden dergelijke verklaringen niet worden geboden.
De jaren 1680 en 1682 waren jaren met ongewoon heldere kometen. Vele pamfletten werden gedrukt, vooral in Duitsland, over het naderende einde van de Wereld; op zijn minst werden grote catastrofen verwacht. Dit was niets nieuws. Altijd al werden kometen met ontzag beschouwd en allerlei kwalijke effecten werden aan hen toegeschreven. Velikovsky citeert de 17e eeuwse geleerde David Herlicius (https://de.Wikipedia.org/wiki/David_Herlitz), die in 1619 schreef over een komeet, die in 1618 was verschenen, en de rampen opsomde, die deze komeet, en kometen in het algemeen, meebrengen of voorspellen:
“Uitdroging van de gewassen en onvruchtbaarheid, pest, grote stormwinden, grote overstromingen, schipbreuken, nederlaag van legers of vernietiging van Koninkrijken (…) het overlijden van grote potentaten en geleerden, schisma’s en scheuringen in religie, et cetera. De voortekenen van kometen zijn drievoud – deels natuurlijk, deels politiek en deels theologisch.”
Hij citeerde ook Cicero: “Vanaf de vroegste herinnering der oudheid is het bekend, dat kometen altijd rampen hebben aangekondigd.”
De vrees en zelfs angst veroorzaakt door de komeet van 1680 was net aan het kalmeren toen in 1682 een nieuwe komeet verscheen. Edmund Halley (https://en.wikipedia.org/wiki/Edmond_Halley) was op dat moment zesentwintig. Hij had ervaring in astronomische observaties en berekeningen, omdat hij een tijd op het eiland St Helena was geweest, waar hij de transit van Mercurius had geobserveerd en pendelobservaties had gemaakt. Nu berekende hij de baan van de komeet van 1682 en voorspelde de terugkeer er van in 1759. In feite werd de periodiciteit van kometen niet voor het eerst ontdekt door Halley. Schrijvers in de oudheid wisten dat kometen hun omlooptijden hadden. Seneca schreef in zijn verhandeling De Cometis – in sommige opzichten nog steeds de meest geavanceerde discussie van dit onderwerp – dat de Chaldeeën de kometen onder de planeten rekenden. Een komeet met een periodiciteit van ongeveer 70 jaar was bekend aan de rabbi’s. (de 2e eeuwse Rabbi Joshua schreef: “Er is een ster, die iedere 70 jaar verschijnt en de kapiteins van boten misleidt”).
Toch heeft de moderne Wereld, slechts weinig bewust van de werken uit de oudheid, Halley uitgeroepen tot de ontdekker van de periodiciteit van kometen; deze roem kwam echter pas toen zijn voorspelling uitkwam. De komeet van 1682, of de komeet van Halley, kwam terug in 1759. Hij kwam iets later vanwege zijn passage langs de planeten Jupiter en Saturnus. Deze vertraging was berekend, hoewel niet helemaal accuraat, door Halley. Op het graf van Halley werden deze woorden gegraveerd: “Onder deze marmersteen rust in vrede (…) Edmundus Halleius, LLD, ongetwijfeld de grootste astronoom van zijn tijd.”
Maar toen Halley zijn theorie van de periodiciteit van kometen lanceerde en van de terugkeer van de waargenomen komeet na 75 jaar, werd deze theorie niet onmiddellijk met enthousiasme ontvangen. Maar in de geest van een contemporaine wiskundige was het idee van een periodieke terugkeer van kometen het begin van een breed ontwikkelde theorie van het ontstaan van de Wereld en van de aard van de zondvloed.
William Whiston (https://en.wikipedia.org/wiki/William_Whiston), geboren in 1667, publiceerde in 1696 zijn New Theory of the Earth. In dit boek stelde hij dat de komeet van 1680 een periodiciteit had van 575½ jaar; dat de zelfde komeet was verschenen in februari 1106, in 531 tijdens het Consulaat van Lampadius en Orestes, en in september 44 VC, het jaar van de moord op Caesar. Whiston beweerde verder, dat deze komeet de aarde had ontmoet in 2346 VC en de Zondvloed had veroorzaakt.
Whiston vond in klassieke literatuur referenties naar de verandering in inclinatie van de aardas en concludeerde, het toeschrijvend aan een verplaatsing van de polen door de komeet van de Zondvloed, dat vóór deze catastrofe de vlaktes van dagelijkse rotatie en jaarlijkse omloop overeenkwamen en dat er daarom geen seizoenen waren. Hij vond ook referenties naar een jaar bestaande uit slechts 360 dagen en hoewel de Griekse schrijvers de verandering toeschreven aan de tijd van Atreus en Thyestes en de Romeinen ten tijde van Numa, circa 700 VC, schreef Whiston deze veranderingen toe aan het effect van de ontmoeting van de Aarde met de komeet van de Zondvloed. Whiston dacht, dat de Aarde zelf eens een komeet was.
Whiston werd uitgekozen door Isaac Newton om zijn stoel in wiskunde bij Trinity College in Cambridge over te nemen, toen Newton na vele jaren met pensioen ging om zich te wijden aan de plichten van de president van de Royal Society. Whiston, net als Newton, was een Unitarian (zie https://en.wikipedia.org/wiki/Unitarianism). Hij was ook bijna een fundamentalist. Hij was ervan overtuigd, dat slechts één globale catastrofe werd beschreven in de Bijbel – die van de Zondvloed. Over het fenomeen beschreven in het boek Jozua schreef hij: “De Bijbel had niet de bedoeling mensen filosofie te leren, of zich aan te passen aan het ware en Pythagorische systeem van de Wereld.”
Het is moeilijk te zeggen wat de oorzaak was, dat Newton, die Whiston als zijn opvolger uitkoos, tegen Whistons verkiezing als lid van de Royal Society was. We hebben een andere vergelijkbaar geval een eeuw later, toen Sir Humphry Davy, de mentor van Michael Faraday, een heftige campagne voerde om Faraday te weerhouden toegelaten te worden tot de Royal Society, waarvan Davy president was.
Maar het idee van een periodiciteit van kometen zelf, door Whiston overgenomen van Halley, was nog niet geaccepteerd. In 1744 schreef een Duitse schrijver: “Het is welbekend, dat Whiston en anderen, zoals hij, die het komen en gaan van kometen wensen te voorspellen, zichzelf bedriegen en het object van ridicule over de hele Wereld zijn geworden.”
Nog later werd Whiston geridiculiseerd door Georges Cuvier (https://nl.wikipedia.org/wiki/Georges_Cuvier), die zelf een voorstander van een catastrofe theorie was: “Whiston dacht, dat de aarde was gevormd uit de atmosfeer van een komeet en dat het werd overstroomd door de staart van een andere. De hitte, die overbleef van zijn eerste herkomst wekte in zijn mening de hele Antediluviale bevolking, mensen en dieren, tot zonde op, waarvoor ze allemaal werden verdronken in de zondvloed, behalve de vissen, van wie de passies kennelijk minder gewelddadig waren.”
Het idee, dat een komeet de Zondvloed aankondigde was niet nieuw met William Whiston: het is te vinden bij diverse eerdere schrijvers, de zogenaamde cometografen en chronologen van de 17e eeuw. Maar zij beschrijven slechts het verschijnen van de komeet ten tijde van de Zondvloed als een feitenkwestie en leidden er geen enkele theorie uit af. Geen causale relatie werd gezien: het was meer in de aard van een toevallige samenloop. Nieuw in Whiston was de identificatie van de komeet van 1680 als de komeet van de Zondvloed en de verstorende effecten op de positie en beweging van onze planeet, toegeschreven door hem aan de activiteiten van de komeet; tenslotte zijn algemene theorie dat de Aarde zelf eens een komeet was.
De schrijver, die Whiston noemt als zijn bron, was J Hevelius (https://nl.Wikipedia.org/wiki/Johannes_Hevelius), wiens Cometographia werd gepubliceerd in 1668. Kennelijk ging Whiston niet verder terug naar de bronnen van Hevelius: naar Abraham Rockenbach (1536 – 1611; https://data.cerl.org/thesaurus/cnp00444650), Seth Calvisius (1556 – 1615; https://nl.Wikipedia.org/wiki/Sethus_Calvisius), Henricus Ecstormius (http://www.worldcat.org/identities/np-Ecstormius,%20Henricus/), Christopher Helvicus (1581 – 1617; https://en.wikipedia.org/wiki/Christoph_Helvig) en David Herlicius (1557 – 1636; https://de.Wikipedia.org/wiki/David_Herlitz).
Abraham Rockenbach was een laat Renaissance geleerde, een man met een brede interesse, wat al duidelijk was uit het feit, dat hij zowel de leerstoel Grieks en Wiskunde aan de Universiteit van Frankfurt bekleedde, later rechten doceerde en decaan van het Filosofisch College aan die Universiteit werd. In 1602 publiceerde hij een korte verhandeling in het Latijn, De cometis tractatus novus methodicus, en daarin stond de volgende vermelding over de zondvloed:
“In het jaar 1656 van de schepping van de Wereld, nadat Noach de leeftijd van 600 jaar had bereikt, drie dagen voor de dood van Methuselah, verscheen er een komeet in het sterrenbeeld Vissen, die door de hele Wereld werd gezien toen hij de twaalf tekens van de dierenriem in een maand tijd doorkruiste; op 16 april verdween hij weer. Direct hierna volgde de zondvloed, waarbij alle wezens, die op aarde leven en op de grond kruipen, verdronken, met uitzondering van Noach en de rest van de wezens, die met hem de ark waren binnengegaan. Genesis vertelt over deze zaken in hoofdstuk 7” [zie https://books.google.nl/books?id=ti49AQAAIAAJ&printsec=frontcover&source=gbs_atb&redir_esc=y#v=onepage&q&f=false].
Rockenbach leefde en schreef bijna honderd jaar voor Whiston. Wat waren de bronnen van Rockenbach? Hij heeft ze ons niet laten weten. Hij verwees er naar aan het begin van zijn verhandeling en verklaarde, dat deze gebaseerd was op informatie ex probatissimis & antiquissimis veterum scriptoribus – “van de meest betrouwbare en oudste van de vroege schrijvers”. We hebben al de gelegenheid gehad om uit Rockenbach te citeren met betrekking tot de komeet, die scheen tijdens de Exodus. (WiC, sectie “The Comet Typhon”) Daar verwijst hij alleen naar Plinius, hoewel hij waarschijnlijk ook andere bronnen gebruikte: Lydus, Servius, Hephaestion en Junctinus schreven over kometen en Servius noemt ook de geschriften van Campester en Petosiris.
Hoewel we nooit zeker kunnen zijn van de bronnen, waaruit Abraham Rockenbach en andere cometografen trokken toen ze een komeet noemden in verband met de Zondvloed, was de grote Middeleeuwse Rabbijnse autoriteit Rashi (https://en.Wikipedia.org/wiki/Rashi) waarschijnlijk een van hen. Rashi schreef aangaande Khima, een Hemels lichaam, dat genoemd wordt in Job, 9:9 en 38:31, en in Amos 5:8, dat het “een ster met een staart“ is, oftewel een komeet. In de Talmud wordt Khima geassocieerd met de Zondvloed, en dit lijkt de bron te zijn geweest van de bewering van de cometografen, dat ‘een komeet‘ verscheen in samenhang met die gebeurtenis.
De vraag is nu: wat was Khima en wat was zijn rol in de Zondvloed? Was het echt een komeet, zoals Rashi dacht?
In het traktaat Brakhot van de Babylonische Talmud wordt gezegd dat de Zondvloed werd veroorzaakt door twee sterren, die van Khima richting de aarde vielen. Het statement luidt als volgt:
“Toen de Heilige (…) een overstroming op de Wereld wilde brengen, nam Hij twee sterren van Khima en bracht een overstroming op de Wereld” [zie DDD, p. 1241].
Ik heb al gezegd, dat Rashi, de Middeleeuwse exegeet, van wie de autoriteit onovertroffen is onder de rabbijnen, zegt, dat Khima in de geciteerde zin een ster met een staart of een komeet betekent. Deze uitleg vond zijn weg naar de werken van verschillende niet Joodse theologen. Moet men dan begrijpen, dat twee grote meteorieten van een komeet vielen en op aarde vallend grote getijden veroorzaakten? Gevallen, waarin meteorieten vielen, terwijl een komeet in de lucht scheen, zijn bekend en het klassieke geval wordt gevonden in Aristoteles. Zou een meteoriet, even groot in massa als die, die door zijn inslag de krater van Arizona vormde, in de oceaan vallen, dan zouden grote getijdengolven ontstaan, die mogelijk de aarde zouden kunnen omcirkelen. Moeten we de Zondvloed dan zien als een immense getijdegolf, die de continenten doorkruiste? Dit beeld verschilt sterk van het Genesis verhaal, volgens welke het water lange tijd uit de lucht viel en het water van de diepte oprees, het aardoppervlak bedekkend.
Het traktaat Brakhot wijst zo expliciet naar de oorzaak van de zondvloed, dat, alvorens het verhaal in Genesis in zijn geheel te classificeren als volksverbeelding (wat gedeeltelijk zeker het geval is), en ook alvorens verder te gaan met Rashi’s idee, we ons moeten afvragen: welk hemellichaam is Khima? Wordt het correct uitgelegd als een komeet?
In het Oude Testament wordt Khima diverse malen genoemd. In Job, hoofdstuk 9, is de Heer degene die,
“de bergen met Zijn woede opheft (…) en ze omverwerpt (…) Hij de aarde van zijn plaats verwijdert (…) Hij beveelt de zon, en ze komt niet op; en kijk naar de sterren (…) Hij strekte alleen de Hemelen uit (…) Hij maakte Aish en Kesil, en Khima, en de kamers van het Zuiden (…) ” In de King James Version worden deze namen vertaald als Arcturus, Orion en de Pleiaden. De Zuidelijke kamers worden meestal uitgelegd als de Zuidelijke sterrenbeelden.
Khima en Kesil worden ook genoemd in Job, hoofdstuk 38, hier weer in een tekst, die handelt over de gewelddadige handelingen, waaraan de aarde ooit is onderworpen: “(…) Wie sloot de zee op met deuren [barrières], toen ze uitbrak, alsof voortgebracht uit de baarmoeder? (…) [Wie] kan de zomen van de aarde aangrijpen, zodat de Goddelozen van haar worden afgeschud?” De Heer vraagt Job:
‘Kun je de ketens van Khima vastbinden of de teugels van Kesil losmaken? Kun je Mazzaroth in zijn seizoen voortbrengen?” Davidson en Lanchester vragen zich af wat de betekenis van deze passage is: net als de King James Versie vertalen ze Pleiaden voor Khima en Orion voor Kesil. Mazzaroth wordt onvertaald gelaten.
In Amos worden opnieuw hoofdstuk 5: 8 genoemd, Khima en Kesil, in een vers, dat de grote daden van de Heer onthult, die “Khima en Kesil maakt, en de schaduw van de dood verandert in de morgen, en de dag donker maakt met nacht: die de wateren van de zee roept en ze op de aarde giet (…).”
Hieronymus, ook bekend als Saint Jerome, de vierde eeuwse auteur van de Vulgaat, de Latijnse versie van het Oude Testament, vertaalt Khima in één geval als Arcturus (Amos, p. 5), als Pleiaden in een ander (Job, 38) en als Hyaden in het derde (Job 9):
Figuur [1]
Even zo werd Kesil vertaald door de Septuagint, de Griekse versie van het Oude Testament, daterend uit de 3e eeuw voor Christus, als Hesperus of de Avondster, en in een ander geval als Orion. Aish, vertaald als Arcturus in de Vulgaat, wordt weergegeven als Pleiaden door de Septuagint:
Figuur [2]
Het is duidelijk, dat de ware betekenis van deze namen verloren was gegaan, omdat dezelfde autoriteit bij verschillende gelegenheden verschillende sterrenbeelden of planeten gebruikte voor elk van hen: Kesil, Khima, Mazzaroth en Aish. Latere vertalers tastten in het duister; dus Antoine Augustin Calmet (https://en.wikipedia.org/wiki/Antoine_Augustin_Calmet), de eminente Franse commentator en exegeet van de vroege 18e eeuw, vertaalde Khima als de Grote Beer. Anderen vertaalden het als Sirius (Canis Major).
De vertalers waren speciaal geïntegreerd door de beschrijving in Job, hoofdstuk 38. De Heer vraagt Job of hij de ketenen van Khima kan binden of de teugels van Kesil kan loslaten. “Het woord in de tweede claus komt van een wortel, die altijd de betekenis heeft van trekken (…)” Welke ster zit in ketenen? En welke ster wordt door teugels getrokken, als door paarden?
De identiteiten van Khima en Kesil, Aish en Mazzaroth, waren van minder belang, wanneer het er op aan kwam om hun betekenis voor hun eigen zaak te vinden in de poëtische zinnen van Amos en Job. Maar zo’n identificatie, vooral van Khima, wordt steeds belangrijker als de geciteerde zin van het traktaat Brakhot kan bijdragen tot een beter begrip van de etiologie van de Zondvloed, zoals de Ouden het kenden of dachten te kennen.
In Worlds in Collision heb ik al uitgelegd, dat Mazzaroth de Morgen en Avondster betekent; de Vulgaat heeft Lucifer als Mazzaroth en de Septuagint leest “Kun je Mazzaroth voortbrengen in zijn seizoen en de Avondster leiden bij zijn lange haar?“ Ik heb al laten zien waarom de Morgen en Avondster werd beschreven als met haar of coma, en waarom Venus niet verscheen in zijn seizoenen.
Blijkbaar waren de andere leden van de groep ook planeten. En eigenlijk hadden we kunnen beginnen met de onthulling, dat Khima in de Rabbijnse literatuur Mazal Khima wordt genoemd. In het Hebreeuws betekent mazal “planeet“. Dus welke planeet is Khima? Als we zouden kunnen achterhalen welke van de planeten Khima is, dan zouden we ook kunnen weten aan welke planeet de Talmoed de fysieke oorzaak van de Wereld wijde vloed heeft toegewezen. Zoals we hebben gezien, bevatten de Bijbelse teksten op zichzelf niet de middelen om te bepalen welke van de planeten Khima en Kesil zijn [DDD, p. 908: KIMAH -> PLEIADES; 1240: the name of a constellation or individual star].
“Zonder de hitte van Kesil zou de Wereld de kou van Khima niet kunnen verdragen; en als het niet voor de kou van Khima was, zou de Wereld de hitte van Kesil niet kunnen verdragen.” Deze zin komt ook voor in de Babylonische Talmud, in het traktaat Brakhot [DDD, p. 1241f, 1226].
Kesil betekent in het Hebreeuws “dwaas” [zie DDD, p. 1223, 1225]. Het is niet duidelijk uit de Bijbelse teksten waarom een van de planeten deze ongunstige naam ontving, of, waarom, waarschijnlijker, het woord “dwaas” is afgeleid van de naam van de planeet [DDD, p. 1226: The Talmud (b. Ber. 58b), ‘records A tradition that should A comet pass through kislā, the World would be destroyed‘].
In de Ilias wordt Ares en ook Mars een ‘dwaas‘ genoemd. Pallas Athena zei tegen hem: “Dwaas, zelfs nu heb je niet geleerd hoeveel krachtiger ik ben dan jij, dat je je kracht meet met de mijne.” Deze woorden verklaren ook waarom Mars een dwaas werd genoemd: hij kwam herhaaldelijk in botsing met de planeet komeet Venus, veel massiever en sterker dan hijzelf. Voor de volkeren van de Wereld moet dit langdurige gevecht hebben geleken, hetzij als een dappere actie van de kant van Mars, zonder te rusten, maar integendeel keer op keer terugkeren en opnieuw om de overweldigende Venus aan te vallen, hetzij moet het hebben geleken als een dwaze daad om herhaaldelijk uit te halen naar de sterkere planeet. Homerus beschreef de Hemelse veldslagen als dwaze acties van de kant van Mars. Dus Kesil, of de ‘dwaas‘ onder de planeten, die in het Oude Testament worden genoemd, is meest waarschijnlijk Mars.
In Plinius vinden we een zin, die luidt: “De ster Mars heeft een vurige gloed (…) vanwege zijn overmatige hitte en Saturnus’ vrieskou, Jupiter, die er tussen ligt, combineert de invloed van ieder en maakt het gezond.” Het calorische effect, in de Talmoed aan Kesil toegeschreven, wordt door Plinius aan Mars toegeschreven, en het verkoelende effect van Khima aan Saturnus. Door deze uitdrukking van Plinius worden we versterkt in onze identificatie van Kesil als de planeet Mars; het bevestigt de conclusie, die we zojuist hebben getrokken met behulp van de Ilias. Maar nog belangrijker, Plinius helpt bij het identificeren van de “planeet Khima“: het is Saturnus.
Cicero schreef ook dat “Saturnus een koelende invloed heeft“, terwijl Mars “warmte afgeeft“. Porphyrius, een 3e eeuwse auteur, schreef op dezelfde manier als Plinius en Cicero: “De kracht van Kronos [Saturnus] zien ze als traag en langzaam en koud. De kracht van Ares [Mars] zien ze als vurig.”
Plotinus, tijdgenoot van Porphyrus, schreef: “Wanneer de koude planeet [Saturnus] in oppositie staat tot de hete planeet [Mars], worden beide schadelijk.” Andere verklaringen met dezelfde strekking zijn te vinden in Vitruvius, en Proclus. In deze uitdrukkingen, evenals in die van Plinius en de Talmoed, wordt Mars beschouwd als een vurige planeet en Saturnus als een koude planeet.
De passage in het boek Job (38:31) kan nu worden gelezen: “Kun je de boeien van Saturnus binden en de teugels van Mars losmaken?“ De boeien van Saturnus zijn zelfs vandaag nog te zien met een kleine telescoop. Kesils teugels worden besproken in Worlds in Collision, sectie “The Steeds of Mars“. De twee kleine manen van Mars, Phobos en Deimos, waren bekend aan Homer (Iliad, XV, 119 – 120) en worden genoemd door Virgilius. Ze werden door de oude volkeren beschouwd als rossen, die vastzaten aan het rijtuig van Mars.
De passage in de Talmoed, die de planeet Khima verantwoordelijk maakt voor de Zondvloed betekent: “Twee sterren barstten los van de planeet Saturnus en veroorzaakten de Zondvloed”.
Voordat we oude tradities doorzoeken voor enige mogelijke associatie van Saturnus met de Zondvloed, moeten we opmerken, dat het idee, dat Saturnus iets te maken kan hebben met de oorsprong van sommige kometen in het zonnestelsel niet zonder een theoretische grondslag is. Een groep van kometen met een korte periode hebben de naam “Saturnische familie van kometen” (zie http://adsabs.Harvard.edu/full/2000MNRAS.315..517D). Ze bewegen over ellipsen, die dicht bij de baan van Saturnus komen. Een grotere familie van kometen met een korte periode draagt de naam “Jovian” (zie http://adsabs.Harvard.edu/full/1973A%26A….24..107V) en Jupiter wordt gezien als hebbend iets te maken met hun oorsprong; hun banen komen dicht bij de baan van Jupiter.
De gewoonlijke verklaring voor de Saturnische en Jovische families van kometen is, dat ze oorspronkelijk reisden op extreem uitgerekte of zelfs parabolische banen en dicht langs een van de grote planeten passerend werden veranderd in kometen met korte perioden, reizend op ellipsen – het is de gewoonte om te zeggen, dat ze werden “gevangen”. Maar de Russische astronoom K Vshekhsviatsky [zie https://books.google.nl/books?id=lZfbCwAAQBAJ&pg=PT106&lpg=PT106&dq=Vshekhsviatsky&source=bl&ots=iFEvXgx1un&sig=ACfU3U1TzeXo_pJGzmBUpdokjGsms8zQ4w&hl=nl&sa=X&ved=2ahUKEwjC37TSjpDpAhXFzKQKHYQEAOMQ6AEwAHoECAoQAQ#v=onepage&q=Vshekhsviatsky&f=false] van het Observatorium van Kiev, een van de leidende autoriteiten op het gebied van kometen, heeft sterke argumenten naar voren gebracht, die aantonen, dat de kometen van het zonnestelsel zeer jonge lichamen zijn – slechts een paar duizend jaar oud – en dat ze ontstonden in explosies van de planeten, met name van de grote planeten Saturnus en Jupiter of hun manen. Door de waargenomen Helderheid van de periodieke kometen op hun opvolgende terug komsten te vergelijken, vond hij mindering en hun massa’s snel verminderend door verlies aan materie in de ruimte, waardoor ze reizen; de kop van de komeet zendt staarten uit bij iedere passage vlak bij de zon en scheidt dan de materie van de staarten af zonder herstelling. Dus Vshekhsviatsky concludeerde, dat kometen van korte duur ontstonden in het zonnestelsel, niet gevangen waren van buiten dat systeem – iets wat de meeste astronomen nog steeds geloven – en dat ze ontstonden door explosie van Jupiter en Saturnus, en voor een kleiner deel door explosie van de kleinere planeten als Venus en Mars.
Om op deze manier van een planeet te ontstaan moet de uitgebarsten massa de aantrekking van de zwaartekracht van de ouderplaneet overwinnen; hoe groter de massa van de planeet, des te groter moet de beginsnelheid van de uitbarstende massa zijn, de ontsnappingssnelheid. Om deze reden wordt het idee van de explosie van kometen van de planeten geprefereerd boven het idee van hun explosie van de zon. Vanwege de grote massa van de zon moet de ontsnappingssnelheid in de eerste seconde honderden kilometers zijn geweest en van Saturnus slechts 35 kilometer. Maar zelfs deze snelheid is tamelijk hoog, zodat professor Vshekhsviatsky toegaf, dat er ongewone omstandigheden moeten zijn geweest, die hij niet probeerde te bepalen, maar het bestaan van wat hij beweerde op basis van de geproduceerde effecten, namelijk de kortlevende kometen, die de banen van Jupiter en Saturnus bereiken iedere keer wanneer deze kometen zich van de zon verwijderen naar het verste punt van hun banen (aphelia, https://dictionary.Cambridge.org/dictionary/English/aphelia).
De zin uit het traktaat Brakhot, die de oorzaak van de Zondvloed toeschrijft aan de komeetachtige lichamen, die uit de planeet Saturnus barstten, lijkt niet langer zo fantastisch als toen we voor het eerst de betekenis van Khima in die zin begrepen.
De explosie van komeetachtige lichamen van Saturnus en Jupiter wordt beweerd op basis van puur astronomische observaties en berekeningen; de omstandigheden van zulke explosies moeten toegegeven buitengewoon zijn geweest; de tijd, wanneer dit gebeurde, moet gemeten worden in duizenden jaren, geen tienduizenden of miljoenen. Zullen we ook in staat zijn om vast te stellen met de hulp van het collectieve menselijke geheugen, wat die buitengewone condities waren?
Maar zouden we niet eerst, zoals de bedoeling is, ons plaatsen op stevigere grond door te tonen, dat het gestelde in het traktaat Brakhot niet een alleenstaand bewijsstuk is, niet ondersteund in de tradities en geloven van de oude rassen van de Wereld?
Referenties
Toorn, Karel van der, en anderen, (Edited by), (DDD) Dictionary of Deities and Demons in the Bible, Leiden, e.e, 1995.
Voor Engelse tekst en noten, zie
https://www.varchive.org/itb/deluge.htm
https://www.varchive.org/itb/ecwhist.htm
https://www.varchive.org/itb/ecomet.htm
https://www.varchive.org/itb/khima.htm
https://www.varchive.org/itb/satcom.htm
Meer informatie
https://robscholtemuseum.nl/?s=Velikovsky
https://robscholtemuseum.nl/?s=Immanuel+Velikovsky
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-het-velikovsky-syndroom–1-introductie/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-het-velikovsky-syndroom-2-werelden-in-botsing/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-het-velikovsky-syndroom-3-aarde-in-beroering/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-het-velikovsky-syndroom-4-eeuwen-in-chaos-eerste-akte/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-het-velikovsky-syndroom-5-eeuwen-in-chaos-tweede-akte/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-het-velikovsky-syndroom-6-eeuwen-in-chaos-ras-sjamra-ugarit/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-het-velikovsky-syndroom-7-eeuwen-in-chaos-el-amarna-de-stad-van-echnaton/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-het-velikovsky-syndroom-8-ten-besluite-van-de-eo-serie/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-het-velikovsky-syndroom-9-de-zeevolken/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-het-velikovsky-syndroom-10-ramses-ii-en-zijn-tijd/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-het-velikovsky-syndroom-11-wereldbeelden-in-botsing/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-het-velikovsky-syndroom-12-mijn-leven-met-velikovsky/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-het-velikovsky-syndroom-13-mozes
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-het-velikovsky-syndroom–14-de-papyrus-ipuwer/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-het-velikovsky-syndroom-15-de-mythe-van-het-einde-der-tijden/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-het-velikovsky-syndroom-16-en-de-tijd-schrijdt-langzaam-voort/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-het-velikovsky-syndroom-17-god-wikt-en-de-mens-beschikt-gevolgd-door-de-velikovskiaanse-revolutie/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-het-velikovsky-syndroom-18-j-broekhuis-de-tien-plagen-en-egypte/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-het-velikovsky-syndroom-19-het-rampschip-aarde/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-het-velikovsky-syndroom-20-de-assyrische-verovering-deel-1-de-tijd-van-jesaja/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-het-velikovsky-syndroom-21-de-assyrische-verovering-2-de-assyriers-in-egypte/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-het-velikovsky-syndroom-22-de-assyrische-verovering-deel-3-seti-de-grote/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-het-velikovsky-syndroom-23-nieuwe-videos-met-pdf/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-het-velikovsky-syndroom-24-de-ark-van-het-verbond-in-egypte-nieuwe-bewijzen/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-het-velikovsky-syndroom-25-koning-david-en-de-grondsteen/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-het-velikovsky-syndroom-26-shasu-israelieten/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-het-velikovsky-syndroom-27-de-indische-koningen-van-het-westen/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-de-shasu-van-jahwe-nieuw-bewijs-voor-de-chronologie-van-velikovsky/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-velikovsky-de-khazaren-en-de-verdwenen-tien-stammen-van-israel/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-de-creationisten-en-de-theorie-van-velikovsky/
Plaats een reactie