Cor Hendriks – Het Velikovsky Syndroom (2): Werelden in Botsing

We vervolgen de monoloog van Immanuel Velikovsky.

In ‘Werelden in Botsing’ heb ik twee reeksen gebeurtenissen beschreven. Ik zou eigenlijk kunnen zeggen, de laatste twee bedrijven van een hemeldrama. Deze twee reeksen gebeurtenissen vonden plaats ongeveer 34 eeuwen geleden (d.w.z. rond 1400 vC) en 27 à 28 eeuwen geleden (800-700 vC). Met andere woorden, voor mensen die de Bijbel kennen hebben deze gebeurtenissen betrekking op twee belangrijke Bijbelse perioden. De eerste is de uittocht van de Israëlieten uit de Egyptische slavernij en de intocht in Kanaän, met de tocht door de woestijn daartussen in. En de tweede reeks speelt zich af in de achtste eeuw en in het begin van de zevende eeuw voor Christus, in de tijd van de grote profeten Jesaja, Amos, Hosea, Joël en anderen.

In beide perioden vonden catastrofale gebeurtenissen plaats. En ik beschrijf deze catastrofale gebeurtenissen niet alleen op grond van het Oude Testament. Ik beschrijf ze op grond van gegevens die ik kon verzamelen gedurende tien jaar werken in bibliotheken, vanaf het begin van de tweede wereldoorlog, n.l. vanaf voorjaar 1940 tot de publicatie van het boek in 1950.

In het voorjaar van 1940 realiseerde ik me dat een grote catastrofe had plaatsgehad, ongeveer in de tijd dat de Israëlieten Egypte verlieten. De tien plagen, de doortocht door de Rode Zee, de duisternis, de gebeurtenissen in de woestijn, het vuur uit de aarde, de gebeurtenis op de berg Sinaï, vuur en licht, en de geluiden die van de berg kwamen. Het feit dat het volk op afstand moest gaan staan. En daarvoor de wolkkolom die zich voortbewoog in de lucht.

Ik begreep dat er een catastrofe in de natuur had plaatsgevonden, maar de aard van die catastrofe, en dat deze buitenaards was, begreep ik pas een half jaar later.

De tweede inval kreeg ik op een middag toen ik voor het raam zat van onze hoge flat, uitkijkend over de Hudson, terwijl ik het boek Jozua las. Toen ik aan hoofdstuk 10 kwam, las ik in vers 11: ‘Terwijl de Kanaänieten voor Israël vluchtten en zij juist op de helling van Beth-Horon waren, wierp de HERE uit de hemel grote stenen op hen, tot Azeka toe, zodat zij stierven. Die door de hagelstenen stierven waren talrijker dan die, welke de Israëlieten met het zwaard doodden.’

En in het volgende vers staat dat Jozua op die dag sprak: ‘Zon sta stil te Gibeon en gij, maan in het dal van Ajalon.’ En de zon stond stil en de maan bleef staan.

Wat mijn aandacht trok, was het feit dat wij in deze twee verzen eerst horen van grote stenen die uit de hemel vielen en daarna van de zon en de maan die stil bleven staan. Het is vreemd dat deze verzen vlak bij elkaar staan, want de schrijver van het boek Jozua kon niet weten van het verband tussen een regen van stenen en een onderbreking in de beweging van de aarde. Hij wist misschien niet eens dat de aarde draait. Maar als dit gebeurd is, dan niet alleen boven het dal van Ajalon. Dan moet het ook gebeurd zijn in oost en west.

De volgende dag zat ik in de bibliotheek en maakte een lijst van boeken over China en Mexico. Ik wilde onderzoeken of dergelijke gebeurtenissen beschreven zijn in oude annalen, in oostelijke en westelijke landen. Spoedig vond ik dat het verhaal overal bekend was. Natuurlijk steeds weer even anders, alleen al omdat het in het land Israël vroeg in de middag moet zijn geweest en die dag werd verlengd. Maar in Amerika moet het vroeg in de morgen geweest zijn. En zo heet het in het verhaal van de Roodhuiden, de Amerikaanse Indianen, dat de zon net boven de horizon stond en toen weer terugkeerde.

Ik kwam tot de conclusie dat het hier gaat om natuurgebeurtenissen en niet alleen gebeurtenissen die één keer op aarde plaatsvonden, maar herhaaldelijk, in verschillende perioden. Niet periodiek, maar wel herhaaldelijk en wel in historische tijd, in prehistorische en zelfs in prehumane tijd.

Hiermee was ik toen nog niet tevreden. Ik wilde die catastrofen, waarvan de geschiedenis van Jozua slechts het tweede deel is van de eerste serie van twee die ik beschreef in ‘Werelden in botsing’ nader onderzoeken.

In ‘Werelden in Botsing’ stapte ik midden in het verhaal; het was echter niet het begin, er waren al eerder catastrofen geweest. Eén daarvan was de zondvloed, wereldwijd, niet zomaar een overstroming van de Eufraat, die enkele Bedoeïenen opschrikte, die komende uit de droge woestijn voor het eerst zoveel water zagen. Neen, het was geen lokale gebeurtenis, die enkele nomaden onder de indruk bracht; het was een kosmische gebeurtenis, niet beperkt tot de aarde alleen. Het raakte ons hele zonnestelsel.

Mijn ideeën over de zondvloed zette ik op papier en ook die over andere rampen. Maar toen ik het manuscript met de uitgever besprak, kwamen we tot het besluit alleen de laatste twee series catastrofen te nemen. Dus Exodus en de historie van Jozua en dan 700 jaar later een serie rampen met tussenpozen van 50 jaar.

Ik gebruikte Griekse en Romeinse bronnen en ook Hebreeuwse. Interessant was, dat ik met behulp van Hebreeuwse, Latijnse en Chinese bronnen tot op de dag nauwkeurig de laatste ramp kon dateren. Die vond plaats op 23 maart in het jaar 687 voor Chr. Het was de nacht toen Sanheribs leger door een buitenaardse gebeurtenis werd vernietigd. Het was in de nacht die volgde op wat eveneens beschreven staat in het boek Koningen, in het Oude Testament, hoe de schaduw van de zon terugkeerde. Het was in de dagen van Hizkia, toen het leger van Sanherib, een wreed leger van een wrede koning, die pochte in zijn annalen op brandstichting, moord en verwoesting, tijdens zijn achtste en laatste veldtocht Jeruzalem kwam belegeren. Koning Hizkia besloot de stad te verdedigen, aangespoord door de profeet Jesaja. Weer vond er plaats (en Jesaja voorspelde dit volgens het Oude Testament) een onderbreking in de beweging van de zon, dus eigenlijk in de beweging van de aarde. En de schaduw van de zonnewijzer bij het paleis van Hizkia keerde terug.

Ook dit feit werd in alle delen van de wereld waargenomen. Allerlei symbolen en verschijnselen die wij in oude kunst zien, Chinese drakenemblemen of de draken die St. Joris of St. Michael bevechten, of de draken uit de Babylonische kunst en natuurlijk ook de Mexicaanse, moeten verschijnselen zijn geweest, die de hele wereld aan de hemel heeft waargenomen. En zo ontstonden de symbolen die de kunst van Mexico en China beheersen.

Ik was niet tevreden met de vergelijking van die culturen, maar vond dat ik de grens moest overschrijden en andere vakgebieden moest betreden, want de wetenschap is één. Je kunt die niet verdelen in hokjes en brokjes. Dat is goed voor studiedoeleinden, maar anders ook niet. De wetenschappen zijn verweven en het moderne denken is interdisciplinair.

Maar destijds was ik de enige die de grenzen overschreed. Ik ging ook geologie en paleontologie bedrijven, de studie van stenen en botten, want ik redeneerde: als deze dingen gebeurd zijn, hebben ze sporen nagelaten.

Lees het vervolg: Het Velikovsky Syndroom 3: Aarde in Beroering

Voor een nieuwe benadering van Velikovsky’s theorieën uit ‘Worlds in Collision’, zie https://grahamhancock.com/scrantonl3/.

Zie ook de PDF ‘Science and Catastrophism, from Velikovsky to the Present Day’ van Trevor Palmer.

Hier volgt nu de kritische (en negatieve) bespreking van het boek door Robert Todd Carroll, waarover ik na afloop enige opmerkingen zal maken.

Immanuel Velikovsky en zijn Worlds in Collision

In 1950 publiceerde Macmillan Company Worlds in Collision van Immanuel Velikovsky, een boek waarin, onder meer, wordt beweerd dat de planeet Venus van recente oorsprong is. Zo’n 3500 jaar geleden zou die planeet onder het mom van een gigantische komeet, enkele keren langs de aarde hebben gescheerd, nadat het onbepaalde tijd daarvoor door Jupiter was uitgespuwd en vooraleer het in z’n huidige baan om de zon terechtkwam. Velikovsky (1895-1979), een psychiater van opleiding, baseerde zijn beweringen niet op astronomisch bewijsmateriaal en wetenschappelijke deductie of argumenten. In plaats daarvan haalde hij oude kosmologische mythes aan uit verschillende plaatsen zoals India en China, Griekenland en Rome, Assyrië en Sumerië. Zo beweert de oude Griekse mythologie bijvoorbeeld, dat de godin Athena voortkwam uit het hoofd van Zeus. Velikovsky vereenzelvigt Athena met de planeet Venus, hoewel de Grieken zelf dat niet deden. De Griekse tegenhanger van de Romeinse Venus was Aphrodite. Velikovsky vereenzelvigt Zeus (wiens Romeinse tegenhanger de god Jupiter was) met de planeet Jupiter. Deze mythe, samen met andere mythes uit het oude Egypte, Israel, Mexico, enz., worden gebruikt om de bewering te staven dat “Venus als een komeet werd uitgestoten en dan veranderde in een planeet na in contact te zijn gekomen met enkele planeten van ons zonnestelsel” (Velikovsky 1972,182).

Voorts gebruikt Velikovsky zijn Venus-de-komeet-bewering om diverse gebeurtenissen in het Oude Testament te verklaren en om een aantal oude verhalen over vliegen aan elkaar te binden. Bijvoorbeeld,

Onder druk van vele argumenten kwam ik tot het besluit –waarover ik geen enkele twijfel meer heb– dat het de planeet Venus was, in die tijd nog een komeet, die de catastrofe tijdens de Exodus veroorzaakte (181).

Toen Venus als een komeet uit Jupiter kwam en heel dicht langs de aarde scheerde, bleef ze zitten in de greep van de aarde. De innerlijke hitte die de aarde ontwikkelde en de verschroeiende gassen van de komeet waren op zich voldoende om ervoor te zorgen dat het ongedierte op aarde zichzelf ontzettend voortplantte. Sommige plagen [vermeld in Exodus] zoals de kikkerplaag… of de sprinkhaanplaag, kunnen aan die oorzaken worden toegeschreven (192).

De vraag is of het niet de komeet Venus was die het ongedierte op aarde bracht, dat het mogelijk in haar atmosfeer achteraan meedroeg in de vorm van larven samen met stenen en gassen. Het is veelbetekend dat overal ter wereld de mensen de planeet Venus associëren met vliegen (193).

Het vermogen van vele kleine insekten en hun larven om koude en hitte te doorstaan en te leven in een zuurstofloze atmosfeer maakt de hypothese, dat Venus (en ook Jupiter, waaruit Venus kwam) bevolkt was door ongedierte, niet onmogelijk (195).

Wie kan ontkennen dat ongedierte uitzonderlijke overlevingstalenten heeft? Maar de kosmische verstekelingen waarover Velikovsky het heeft zijn een klasse apart. Hoeveel energie zou er nodig zijn geweest om een “komeet” ter grootte van Venus uit te stoten en hoe heet moet Venus geweest zijn om enkel te zijn afgekoeld tot de huidige oppervlaktetemperatuur van 750 Kelvin in de laatste 3500 jaar? Welk bewijs is er dat een sprinkhaan larve dergelijke temperaturen zou kunnen overleven? Het stellen van dergelijke vragen zou leiden tot een wetenschappelijke discussie, maar van zo’n discussie vind je bijzonder weinig in Worlds in Collision. Wat je wel vindt zijn oefeningen in vergelijkende mythologie, filologie en theologie, die samen de planetologie van Velikovsky vormen. We zeggen niet dat zijn werk geen indrukwekkende oefening en demonstratie is van vernuftigheid en eruditie. Het is heel indrukwekkend, maar het is geen wetenschap. Het is niet eens geschiedenis.

Wat Velikovsky doet is geen wetenschap omdat hij niet start met wat gekend is en dan oude mythes gebruikt om het ontdekte te illustreren of te verklaren. In de plaats daarvan stelt hij zich onverschillig op tegenover bewezen feiten van astronomen en natuurkundigen, en lijkt aan te nemen dat hij op een dag het bewijs zal vinden om zijn ideeën te staven. Hij neemt als vanzelfsprekend aan dat de beweringen in de oude mythes gebruikt moeten worden om de beweringen van de moderne astronomie en kosmologie te staven of in twijfel te trekken. Kortom, net als de creationisten in hun argumenten tegen de evolutieleer, start hij met de veronderstelling dat de Bijbel de grond en gids is voor wetenschappelijke waarheid. Waar de opvattingen van moderne astrofysici of astronomen in tegenspraak zijn met bepaalde passages uit het Oude Testament, worden de astronomen als foutief aangenomen. Maar Velikovsky gaat veel verder in zijn geloof dan de creationisten; want Velikovsky gelooft in alle oude mythes, legendes en volksverhalen. Omwille van zijn onkritische en selectief geloof van oude mythes, kan men evenmin zeggen dat hij geschiedenis bestudeert. Indien mythes makkelijk in zijn hypothese kunnen passen, dan vermeldt hij die zonder fout. De tegenstellingen van oude mythes wat betreft het ontstaan van het heelal, de mensen, enz. worden dan weer als onbelangrijk voorgesteld. Als een mythe past binnen zijn hypotheses, dan aanvaardt hij die en interpreteert ze naar eigen goeddunken. Als de mythe niet past, dan negeert hij ze. Kortom, hij lijkt geen onderscheid te maken tussen mythe, legende en geschiedenis. Mythes moeten worden geïnterpreteerd maar Velikovsky behandelt ze alsof ze historische feiten weergeven. Als een mythe een wetenschappelijke natuurwet tegenspreekt, dan moet die wet worden herzien.

Indien, nu en dan, historisch bewijs niet overeenkomt met geformuleerde wetten, dan mogen we niet vergeten dat een wet slechts een gevolgtrekking is uit ervaring en een experiment, en daarom moeten wetten in overeenstemming zijn met historische feiten, en niet de feiten met de wetten (11).

Een van de kenmerken van een redelijke verklaring is dat het een waarschijnlijk verhaal is. Om redelijk te zijn volstaat het niet dat een verklaring louter bestaat uit een mogelijke beschrijving van fenomenen. Het moet een waarschijnlijke beschrijving zijn. Om waarschijnlijk te zijn, moet een beschrijving doorgaans in overeenstemming zijn met de huidige kennis en overtuigingen, met de wetten en beginselen van het domein waarin de verklaring wordt gedaan. Een verklaring over hoe twee chemische elementen met elkaar reageren, zou onredelijk zijn indien het de basisbeginselen van de scheikunde zou schenden. Die beginselen, hoewel niet onfeilbaar, werden niet snel-snel opgesteld maar zijn het resultaat van tientallen jaren testen, observeren, weerleggen, meer testen, meer observeren, enz. Wie tegen de vaststaande beginselen gaat in een bepaald domein dient bijzonder sluitende bewijzen te leveren. Dit geldt voor alle domeinen die een reeks bewezen beginselen en wetten bevatten. De nieuwe theorie, hypothese, verklaring, enz., die niet overeenstemt met de reeds bewezen beginselen en aanvaarde theorieën, moet zichzelf bewijzen. De voorstander van het nieuwe idee moet bijzonder goede redenen voorleggen om de bewezen beginselen te verwerpen. Dit is niet omdat de bewezen standpunten als onfeilbaar worden geacht; dit is omdat het de enige redelijke manier is van werken. Zelfs als de bewezen theorie uiteindelijk foutief blijkt te zijn en de nieuwe theorie de plaats ervan inneemt, zou het onredelijk zijn geweest om de oude theorie te verwerpen en de nieuwe te aanvaarden zonder gegronde reden om dat te doen.

Het antwoord van de wetenschappelijke wereld op Velikovsky

Velikovsky werd door de grote meerderheid van de wetenschappelijke wereld scherp tegengesproken, maar die tegenstand was mogelijk uitgelokt door zijn populariteit bij de “literaire intelligentsia van New York” (Sagan 1979, 83). Het is twijfelachtig dat vele wetenschappers Velikovsky zouden lezen, of veel zouden lezen in Worlds in Collision. Al na enkele bladzijden zou een goed geïnformeerde astronoom en natuurkundige beseffen dat het werk pseudowetenschappelijk gezwets is. Maar de literaire wereld van New York beschouwde Velikovsky als een genie van hetzelfde niveau als “Einstein, Newton, Darwin en Freud” (Sagan, ibid.).Voor de wetenschappelijke wereld zou het juister zijn te zeggen dat hij een genie was van het niveau van L. Ron Hubbard. Een aantal wetenschappers dreigde er zelfs mee om de uitgever te boycotten om aan te tonen dat ze niet te spreken waren over het feit dat dergelijk gebazel met zo’n trompetgeschal werd gepubliceerd, alsof de auteur een groot wetenschapper was.

Velikovsky is zeker en vast ingenieus. Zijn verklaringen voor overeenkomsten tussen oude mythes zijn heel onderhoudend, interessant en ogenschijnlijk geloofwaardig. Zijn verklaring van universeel collectief geheugenverlies van deze botsende werelden is heel amusant en even onwaarschijnlijk. Stel dat we 3500 jaar geleden op de aarde zijn wanneer een voorwerp van ongeveer dezelfde grootte als onze eigen planeet uit de ruimte op ons afkomt! Het botst enkele malen met onze planeet, doet onze planeet ronddraaien, de rotatie stoppen en weer opstarten, veroorzaakt grote hitte en aardverschuivingen van binnenin de planeet, en toch zijn het enige wat iemand zich kan herinneren over deze catastrofes dingen zoals “….en de zon stond stil” [Joshua 10: 12-13] en andere verhalen over duisternis, stormen, aardverschuivingen, plagen, overstromingen, slangen en stieren in de lucht, enz. Niemand in de oudheid vermeldt een voorwerp zo groot als de aarde dat met onze planeet botst. Je zou toch denken dat er bij deze oude volkeren, die allemaal graag verhalen vertelden, iemand zou zijn die zijn kleinkinderen erover vertelde. Iemand zou dat verhaal doorverteld hebben. Maar niemand op aarde lijkt zich zo’n gebeurtenis te herinneren.

In het hoofdstuk “Collectief geheugenverlies” legt Velikovsky uit waarom onze voorouders deze gebeurtenissen niet vermeldden. Hij valt terug op het oude Freudiaanse begrip verdrongen herinnering en neurose. Deze gebeurtenissen waren gewoon te traumatisch en te verschrikkelijk om te verdragen, dus begroeven we allemaal de herinnering eraan diep in ons onbewuste. Onze oude mythes zijn neurotische uitingen van herinneringen en dromen die gebaseerd zijn op echte ervaringen.

De taak die ik moest uitvoeren was zoals die van een psychoanalyticus die, uit een reeks onsamenhangende herinneringen en dromen, een vergeten traumatische ervaring uit het vroege leven van een individu reconstrueert. In een analytisch experiment op de mensheid, spelen historische inscripties en legendemotieven vaak dezelfde rol als herinneringen (herinneringen uit de kindertijd) en dromen in de analyse van een persoonlijkheid (12).

De doorgaans onwetenschappelijke theorieën en verbeeldingsvolle verklaringen van psychoanalyse lijken nog minder geloofwaardig wanneer ze worden toegepast op een hele bevolking, hoewel voor de literaire wereld in New York, die alles Freudiaans aanbidden, dergelijke speculaties van iemand een genie maken.

Het wekt geen verbazing dat bij het doorbladeren van om het even welk recent wetenschappelijk boek over kosmologie, er geen enkele melding te vinden is over Velikovsky of zijn theorieën. Zijn volgelingen wijten deze behandeling van hun held als bewijs van een samenzwering in de wetenschappelijke wereld om ideeën te negeren die tegen de eigen ideeën ingaan. Zelfs nu, meer dan vijftig jaar later, nadat al zijn grote beweringen zijn verworpen of weerlegd, zijn er nog volgelingen van Velikovsky die beweren dat hij zelfs voor enkele dingen die hij juist had niet wordt erkend. Maar het lijkt er nu eenmaal op dat hij niets belangrijks juist had. Er is bijvoorbeeld geen enkel bewijs op aarde van een catastrofe omstreeks 1500 v. Chr. Leroy Ellenberger, die ooit een volgeling was van Velikovsky maar nu z’n werk sterk bekritiseert, merkt op dat

“de Fatale Krijt-Gebeurtenis 65 miljoen jaar geleden, wat het ook was, liet over de hele wereld ondubbelzinnige sporen na van iridium en roet. De catastrofes die Velikovsky in de voorbije 3500 jaar plaatst, lieten geen gelijkaardige sporen na volgens de ijsboringen in Groenland, ringen van pijnbomen, Zweedse kleilagen en oceaan sedimenten. Al deze dingen leveren precieze informatie over de periode in kwestie en vertonen geen enkel teken van een Velikovskiaanse catastrofe.”

Huidige volgelingen vinden dat hij erkenning moet krijgen omdat hij als eerste over het soort catastrofes sprak dat 65 miljoen jaar geleden aan de heerschappij van de dinosaurussen een einde maakte. Criticus David Morrison denkt daar anders over.

Velikovsky richt zich nauwlettend op confrontaties tussen de aarde en planeten — Mars en Venus. Hoewel hij zegt dat Venus vergezeld werd door puin, bestonden de voornaamste oorzaken van zijn catastrofes uit getijde-, chemische en elektrische interacties tussen planeten, geen meteorologische inslagen. Opvallend genoeg aanvaardde (laat staan voorspelde) Velikovsky niet eens dat de maankraters werden veroorzaakt door inslagen — hij schreef ze eerder toe aan lava”bellen” en aan elektrische ontladingen. Ik zie niets in zijn visie dat overeenstemt met onze huidige opvatting over interplanetair puin en de rol van inslagen in geologische en biologische evolutie. Ik besluit dat Velikovsky fundamenteel onjuist was in zowel zijn visie van planetaire botsingen (of bijna-botsingen) als in zijn mislukking om de rol van kleinere inslagen en botsingen in de geschiedenis van ons zonnestelsel ter erkennen.

Integendeel, zegt Morrison, “Velikovsky met zijn gekke ideeën bezoedelde de catastrofen leer en ontmoedigde jonge wetenschappers om zich met ook maar iets bezig te houden dat met hem in verband kon worden gebracht” (Morrison 2001, 70). Morrison ondervroeg 25 vooraanstaande wetenschappers die en belangrijke rol speelden in de ontwikkeling van de “nieuwe catastrofenleer” en geen enkele van hen vond dat Velikovsky ook maar enige positieve inbreng had gehad in “de aanvaarding van ideeën over catastrofen in de planeten wetenschap tijdens de laatste vijftig jaar.” Negen onder hen vond dat hij een negatieve invloed had gehad. (Morrison, ibid.)

Morrison wijst nog op diverse andere misleidende beweringen die stellen dat Velikovsky gelijk heeft. Bijvoorbeeld, Velikovsky had gelijk dat Venus heet is maar kwam op een foute manier tot dat besluit. Hij dacht dat het kwam omdat Venus een jonge planeet is die op een gewelddadige manier uit Jupiter was gestoten en dicht bij de zon was geweest. In werkelijkheid is Venus heet omwille van het broeikaseffect, iets wat Velikovsky nooit heeft vernoemd. Wat de samenstelling van de atmosfeer van Venus betreft, dacht Velikovsky dat die uit waterstof bestond met vele wolken van koolwaterstof. NASA had in 1963 een fout rapport de wereld in gestuurd dat meldde dat het ruimtetuig Mariner 2 sporen had gevonden van wolken van koolwaterstof. In 1973 werd vastgesteld dat de wolken voornamelijk bestaan uit partikels van zwavelzuur. Velikovsky had ook gelijk over de radio-uitzendingen van Jupiter, maar kende niet de juiste oorzaak. Hij dacht die voortkwamen door de elektrisch geladen atmosfeer die ontstond door de turbulentie bij het uitstoten van Venus. De radio-uitzendingen hebben echter niets met de atmosfeer van doen maar zijn te wijten aan “Jupiters sterke magnetische veld en de ionen die erin gevangen zitten” (Morrison 65).

Een van de weinige wetenschappers die Velikovsky’s werk op wetenschappelijke grond bekritiseerde, was Carl Sagan (Sagan 1979, 97), die zelfs door tegenstanders van Velikovsky werd bekritiseerd omdat hij denkfouten maakte en met opzet bedrieglijke argumenten zou hebben aangebracht. Henry Bauer vermeldt Sagan zelfs niet eens in zijn lange lemma over Velikovsky in de Encyclopedia of the Paranormal (Prometheus 1996), tenzij in een zijdelingse referentie naar Sagan wanneer hij schrijft over “enkele onzorgvuldige of ongeldige technische discussies door critici die de ideeën van Velikovsky willen weerleggen”. Of de critici van Velikovsky nu billijk waren of niet, men kan onmogelijk de wetenschappelijke onbeduidendheid en incompetentie van Velikovsky ontkennen. Hij leek tevreden dat zijn mythe onderzoek gebeurtenissen bewees die de wetenschap moet verklaren, ongeacht of die gebeurtenissen in tegenspraak waren met de overtuigingen van de meerderheid van de wetenschappelijke wereld of niet. Hij gedraagt zich zo net als L. Ron Hubbard die engrams (geheugensporen) voorstelde, die een geheugen van de cel vereisen, zonder toe te geven dat een dergelijke hypothese verklaard diende te worden in het licht van de huidige wetenschappelijke kennis over het geheugen, de hersenen, enz. Beiden zijn zoals de zogenaamde “creatie- wetenschappers” die de wetenschap opnieuw zouden uitvinden indien dat nodig was om de waarheid van hun mythes te bewijzen.

Voor meer voorbeelden van Velikovsky’s denkbeeldige juistheid, verwijs ik naar het artikel van David Morrison “Velikovsky at Fifty” (Skeptic magazine, vol 9, no 1, 2001). In dit artikel meent Morrison dat Velikovsky ten onrechte erkenning krijgt voor het beïnvloeden van of het zijn tijd voor zijn in de catastrofen leer.

Naast het artikel van Morrison raad ik ook de artikelen An Antidote to Velikovskian Delusions (Een tegengif voor de Velikovskiaase Denkbeelden, zie http://abob.libs.uga.edu/bobk/velidelu.html) en A lesson from Velikovsky (Een les van Velikovsky, zie http://abob.libs.uga.edu/bobk/vlesson.html) aan van Leroy Ellenberger.

De kern van Velikovsky’s onredelijkheid ligt in het feit dat hij geen wetenschappelijk bewijs levert voor zijn meest buitenzinnige beweringen. Zijn beweringen zijn gebaseerd op z’n veronderstelling dat kosmologische feiten moeten overeenstemmen met de mythologie. Over het algemeen levert hij geen ander bewijs voor de geloofwaardigheid van zijn theorie dan een ingenieus argument uit de vergelijkende mythologie. Uiteraard is zijn scenario logisch mogelijk, in die zin dat ze zichzelf niet tegenspreekt. Maar om wetenschappelijk geloofwaardig te zijn, moet de theorie van Velikovsky een andere dwingende reden leveren om ze te aanvaarden dan louter het feit dat het enkele feiten helpt te verklaren die in de Bijbel zijn beschreven of dat het legendes van de Maya doet overeenkomen met die van de Egyptenaren.

Robert Todd Carroll – Nederlandse vertaling hb [CH: Gecorrigeerd!]

Opmerkingen over het bovenstaande

Inslagen van kometen, die enorme gevolgen hadden en die plaats zouden hebben gehad in een heel ver verleden, worden wel geaccepteerd, zoals in bovenstaand geval 65 miljoen jaar geleden, die fatale Krijtgebeurtenis. Maar de datering, die daarbij wordt gebruikt, om te bepalen dat het 65 miljoen jaar geleden was, is gebaseerd op de zogeheten uniformitarianisme (zie https://nl.wikipedia.org/wiki/Uniformitarianisme) van Charles Lyell, waarin dergelijke dingen niet hebben plaatsgevonden. Wanneer wordt geaccepteerd dat dergelijke gebeurtenissen wel hebben plaatsgevonden, dan is de geologische tijdschaal ook fout.

Is anders is ook, dat die superinslagen uit het verleden een ander effect hebben, waarmee in het uniformitarianisme geen rekening is gehouden en dat is dat aardlagen niet met millimeters per jaar worden neergelegd, maar soms in één keer een hele dikke laag, zoals Woolley in Ur vond.  Zie: https://en.wikipedia.org/wiki/Leonard_Woolley.

Er zijn geologische perioden die in feite niet bestaan hebben omdat de gehele laag in één keer is neergelegd.

Anderzijds ga ik ook geen onverdedigbare beweringen van Velikovsky verdedigen. Niemand kan op alle gebieden de wijsheid in pacht hebben en veel van wat Velikovsky met name in dit boek beweert is gewoon regelrecht uit zijn dikke duim gezogen. Bijvoorbeeld over het stilstaan van de zon bij Jozua, zo bekend van de EO uitzending, die immers zo heet. Volgens Velikovsky zou de aarde in zijn rotatie gestoord zijn, wat wordt uitgelegd als het stoppen van het draaien, wat echter een onmogelijkheid is; zelfs een tijdelijke of permanente vermindering is niet mogelijk, zodat de dagen altijd even lang zijn geweest (evenals de uren en de minuten). Wat wel kan, is dat de stand van de aarde is veranderd, zodat de polen op een andere plek lagen en vroeger hier ten lande een tropisch woud was of een dikke laag ijs van de op een andere plek liggende polen, ja zelfs kan de aarde geheel ondersteboven zijn geweest, zodat west was waar eerst oost was.

Velikovsky mag dan misschien veel fouten hebben gemaakt, maar die zijn het gevolg van interdisciplinaire studies: je kan niet alles van alles weten!

Lees het vervolg: Het Velikovsky Syndroom 3: Aarde in Beroering

Bijgevoegd zijn de twee PDFs. De eerste is een [niet erg fraaie] versie van ‘Worlds in Collision’ (voor wie het boek niet kent).
De andere PDF is het bovengenoemde zeer interessante artikel ‘Science and Catastrophism, from Velikovsky to the Present Day’ van Trevor Palmer.

PDF’s:
Immanuel Velikovsky – Worlds in Collision
Trevor Palmer – Science and Catastrophism, from Velikovsky to the Present Day

Meer informatie:
https://robscholtemuseum.nl/?s=velikovsky
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-het-velikovsky-syndroom-1-introductie/