Cor Hendriks – De vliegende heks (14): De zeefheksen (Slot) met PDF

Witch at work (foto aminoapps)

De vliegende heks (14): De zeefheksen (Slot) met PDF

Behalve een zeef of zeefrand zijn er ook allerlei andere zaken, waarin de heksen ‘varen’ (wat vliegen, rijden en varen betekent). In een versie, die op Terschelling zich afspeelt, hoort de grootvader van de verteller op een nacht mooie muziek, gaat naar buiten, ziet een vrouw uit een botermoud stappen en aan land gaan. Als ze uit het zicht is, gaat hij naar de moud, een gewone boeren botermoud met een paar pollepels, en verstopt die onder het wier. Na een tijdje kwam de vrouw en vroeg hem om de moud, want ze moest weg. Ze beloofde hem een paar lekkere Amelander koeken. Hij gaf de moud, kreeg de koeken, maar durfde ze niet te eten [Laan, 1981, I, p. 78, ‘De botermoud’, naar Volkkunde 20, p. 110f, zie http://www.verhalenbank.nl/items/show/128171]
In een Oost Friese versie wordt gesproken over maaiers, die overnachten in het veld en twee vrouwen ’s nachts iets zien verstoppen. Ze vinden er bij dageraad enige koeribben, die ze meenemen. Als het weer nacht wordt, komen de vrouwen zoeken en ze roepen klagend. ‘Klipp, klapp Bottermoll, wor büst?’ Aangezien ze de koeribben niet vonden, gingen ze weg en zijn sindsdien niet meer gezien [Siefkes, 1963, p. 43, ‘Hexen in Visquard und andre Orten’, naar Lübbing, p. 171].
Dit verhaal bevat diverse fouten, want in de roep van de vrouwen wordt gesproken over een botermoud, zoals in de versie van Terschelling. De koeribben zijn misschien in plaats van de pollepels Vergelijk Sloet, 1887, p. 116, ‘In zulk onmogelijk vaartuig [= zeef] komen de nachtmerrien uit Engeland, roeiende met ribben of schouderbladen van koeien.’ Ook Ter Laan (1981, I, p. 99 uit Oost Friesland) merkt op. Vaak varen nachtmerries over het water, haar bootje is een teems en als riemen gebruiken zij de schouderbladen van een slachtbeest of koeribben. Vergelijk Teenstra, 1846, p. 89. In de Betuwe vergaderen ze in bijna alle ruïnen van kloosters, kapellen, burchten en kastelen, in de hoeven van heerlijkheden, op vliedheuvels en woerden (Gronings wierden). Talrijke gezelschappen van heksen, die hier, met het geslacht van de tovenaars, over de Waal, door middel van een teems (paardenharen zeef, waardoor men de melk klenst) aangekomen zijn of een verwarring met de zeefrand. Het vinden bij dageraad door de maaiers is te laat, tenzij de vrouwen meteen voor hun neus staan, en de vrouwen kunnen alleen met behulp van hun ‘vaartuig’ naar hun land terug. Dr Bakker, de verzamelaar voor Boekenoogen, tekende te Uitdam (NH) het volgende op. Een man op Terschelling hoort mooi gezang en ziet een botermoud aankomen, waaruit een vrouw aan land stapt. De man vertrouwt het zaakje niet, ‘want ze moest zich bepaald veranderd hebben, anders kon ze onmogelijk in die botermoud gezeten hebben’. Hij gaat kijken en het blijkt een gewone botermoud met een stel pollepels erbij [Boekenoogen, in Volkskunde 20, p. 110f, Nº 126A, ‘Van varende heksen’].
In een door Jaarsma in Friesland verzamelde sage gingen de katheksen in een varkenstrog over het Burgumermeer, terwijl Dijkstra het heeft over de heksen van Molkwerum, die in hun melkmouden met een stopnaald als kloet naar Spanje, etcetera, gaan om feest te vieren [MI Collectie Jaarsma, CJ014221, Dijkstra ,1895, II, p.1 56].
In Almelo schold men de Vennelui uit voor Vennehakse, die op ne witten tjörf oaver de Blanke Mjèr konnen schipperen, Sinninghe, 1936, p. 89, vergelijk Driem Bl, 1, p. 69, N° 1. Het aantal heksen was hier vroeger zoo groot, dat de Venneluie in Almelo den scheldnaam hebben van Vennehaksen, omdat ze, zooals gezegd wordt, ‘op ne witten tjörf, waver de Blanke mjèr, een bekend water, konnen schipperen’. Zelfs noemt men deze plaats häksenvenne als een gevolg van de sage, dat Vriezenveen door drie uit Friesland verbannen heksen is aangelegd.
Trientje van Uterboeren (Schildwolde) ging in een grote melk tobbe zitten en voer daarmee over de breedste sloten. Ja, ze vloog er over, net of ze balievleugels gekregen had. Als ze klaar was met melken, dan was ze in een minuut weer op de boerderij terug. Ze was een heks, die ’s nachts met andere heksen vergaderde. Ze stapten in balies, voeren ermee naar het Schildmeer [Laan, 1981, I, p. 98f naar Huizenga en Ter Laan, Groninger Volksverhalen, p. 80, Van Dale, 1984, p. 241, balie II.1 grote tobbe, kuip, in ’t bijzonder een zodanige, waar het vee uit drinkt (een balie koffie, dat is een grote kop koffie)].
In de versie van Grimm vaart de nachtmerrie in een zelfgemaakte wan en de herders, die haar zien varen, nemen de ‘boot’ weg, zodat ze bij haar terugkomst tegen hen jammert en dreigt hen geen rust te gunnen, waarop ze de ‘boot’ teruggeven [Laan, 1981, I, p. 97 naar Grimm, Sagen, I, p. 112 (Mannhardt, 1858, p. 346, einer selbst mitgebrachte Schwinge)].

In een versie uit Zuid Brabant merken paardenknechten uit Wemmel, dat de paarden iedere nacht door de maar bereden worden en op een keer ziet de ’s nachts op de loer liggende knecht een mosselschelp over het water komen aandrijven en bij de oever stilhouden. Even later worden de paarden bereden. De knecht gaat naar de beek en stopt de schelp in zijn zak. Op dat moment werden de paarden stil en er kwam een vrouw naar hem toe. Ze vroeg hem haar schelp terug te geven, want ze moest naar huis, 300 uur daar vandaan om haar kinderen te verzorgen, [brood] te bakken en te boteren. Ze beloofde de paarden niet meer te plagen en kreeg haar schelp [Laan 1981, I, p. 78f, ‘De Schelp’,  naar Cock & Teirlinck, 1909, p. 99, Boekenoogen, in De Navorscher, 1893, p. 169 naar Wolf, 1843, p. 515, 614 (Mannhardt, 1858, p. 345f). In een variant uit Brecht betreft het geen schelp, maar een paardenschedel (Ons Volksleven 1, 1899, p. 90, Nº 8, ‘De Juffrouw en de Peerdekop’)].
In een versie uit Mechelen hoort een palingleurder aan de Dijle om middernacht muziek, ziet een ‘bende’ komen over het water en even later worden vlakbij de beesten bereden, maar een boot zag hij niet. Hij gaat er heen en vindt tenslotte een mosselschelp aan een draad garen. Na een uur komen ze hem erom vragen en beloven hem een mooie foulard (sjaal). [Berg 1981, p. 26f, Nº 25, ‘Muzikanten in een mosselschelp’].
Van de Witch of Fife zagen we boven (https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-de-vliegende-heks-13-de-zeefheksen/) dat zij en haar mede heksen in cockle shells naar Noorwegen voeren.

Pieter Holsteyn II – Johann Weyer (Engraving, 1660 (foto Wikipedia)

De bekende dokter Wier (1563, https://en.wikipedia.org/wiki/De_praestigiis_daemonum) vertelt over een vrouw, die bekende, ‘[…] dat zij door een vensterruit, waarin men een zeer klein gaatje ontdekte, heen vliegende, in eene mosselschelp naar hen (Schiedamse haringbuizen) toe gevaren was (…)’ [Laan 1981, I, p. 79 naar Wier, De praest. daem., p. 5, 8, zie ook Wolf N° 248].
Onder de dingen, die Waermond in Johan van Heemskercks Batavische Arcadia (1637) noemt, die d’onmoogelyckheyt niet toe en laet te geschieden, lezen we: Waer van schier van de minste waeren […] in mossel schelpen en eyer schaelen van hier tot in Engelant over te vaeren, terwylse die aerdige schuytjes met de punten van naelden door de woedende baeren van de wilde Zee heen roeyden (…) [Heemskerck, 1925, p. 49. Vergelijk Teenstra, 1846, p. 61, ‘velen geloofden dat de heksen met eene eijerschaal, mossel of oesterschulp, met behulp van eene fijne naald tusschen Calais en Dovres van Frankrijk naar Engeland over voeren‘].
Ook in de Klucht van Oene van Jan Vos wordt hieraan gerefereerd als Oene aan de quasi tovenaar Ritsaart vraagt
Kanje dan wel in een Eysdop of in een Mosselschulp na Oost Inje vaaren,
Mit ien zeyl van ien spinweb, en stuuren mit ien naelt in plaets van ien roer?

[Volkskunde 6, p. 81 (naar de zesde druk uit 1662)].
In Engeland vinden we dit bij Reginald Scot, die in zijn Discoverie of Witchcraft (1584) zegt over de heksen ‘They can go in and out at awger holes [sleutelgaten, gemaakt met een auger (gatenboor)], and saile in an egge shell (…) through and under the tempestuous seas’ [Newall, 1971, p. 85 naar Scot, aangehaald werk, 1654, I, in voce 7]

En in The Masque of Queens van Ben Jonson (1572 – 1637)

We all must home i’ the eggshell sayle;
The Mast is made of a great pin,
The tackle of Cobweb, the Sayle as thin
(…)
[Briggs, 1962, p. 88 naar Jonson, aangehaald werk Oxford, 1911, VII, p. 290 – 301].

En John Ford zegt in zijn Perkin Warbeck

Thus witches,
Possess’d, even
[to] their deaths deluded, say
They have been wolves and hogs, and sail’d in egg shells
Over the sea, and ride on fiery dragons,
Pass’d in the air more than a thousand miles,
And in a night – the enemy of mankind
Is powerful, but false, and falsehood confident
.
[V, p. 3 naar Briggs, 1962, p. 107 naar The Works of John Ford, London, 1896, II, p. 512].

Lean heeft Engelse voorbeelden van dit bijgeloof bijeen gebracht. Zo wordt in het Schotse Teviotdale (1820) gezegd ‘Not leave an empty egg shell in the cup (hij moet worden omgekeerd of gebroken), to prevent witches using it for a ferry boat.’ Ook in een andere context wordt gezegd ‘Least they perchance might use them for boates (as they thought) to sayle in by night.’ In één adem met de zeef worden de eierschalen genoemd door James Shirley (1596-1666) in The Imposture.

I left her in a sieve was bound for Scotland
This morn, to see some kindred, whence she was
Determin’d to take egg shell to Schiedam
.

Lean meldt, dat in Nederland eierschalen worden gebroken, omdat heksen anders er in naar Engeland zouden zeilen [Lean’s Collecteanea II, p. 148f, naar Edinburgh Magazine, 1820, p. 6:534, n, note by Wren to Browne, Vulgar Errors, Shirley, The Young Admiral, 4:1; ID, The Imposture, 5:4; ID, Sad Shepherd 3:5. Lean vermeldt ook

The devil should think of purchasing that egg shell
To victual out a witch for the Burmoothes

(B. & F, Women Pleased, 1:2)]

Boekenoogen meldt in 1893 het nog dan bij ons bekende geloof, dat men lege eierdoppen moet breken, opdat de heksen er niet mee naar Engeland zullen gaan, voor de Ommelanden meldt dit Teenstra, en ook in Noord Brabant breken ze de eierschalen, omdat anders de heksen erin gaan spelevaren met twee breinaalden als roeispanen [Boekenoogen, in De Navorscher, 1893, p. 169f. Teenstra 1840, p. 182 (= Laan 1981, II, p. 76f). Sloet 1887, p. 115 merkt op, dat in Friesland volgens Grimm (DM III, p. 248), aan wie Halbertsma het waarschijnlijk meegedeeld had, dat de zielen zich inschepen in eierschalen, die men daarom na het gebruik van de eieren toedrukte, omdat er mogelijk heksen in zaten, die de zielen zouden kunnen plagen. In Holland doet men het om te beletten, dat er heksen mee naar Engeland varen. Krosenbrink, in Saatkamp & Schlüter 1995, p. 156. Men moet een lege eierschaal breken, anders varen de heksen er op naar Engeland. Newall 1971, p. 85: ‘a kindly thought’. Knappert, 1887, p. 183 geeft ook andere redenen. Heksen kunnen de mensen, die eruit gegeten hebben, schaden (naar Grimm, Aberglaube, p. 477, Nº 1119), onheil kan ontstaan (Panzer I, p. 263), in Utrecht, omdat heksen er in huisvesten (Gelderse Volksalmanak, 1845, p. 55), in Brabant varen alven er in rond (Van de Bergh, p. 5). Volgens Ter Laan (1949, p 91) dienen eierschalen de alven en ook de heksen om ermee over het water te varen, zelfs over zee naar Engeland. Ze roeien dan met naalden. Een volksrijmpje zegt

In de lege eierdoppen
Kan zich licht een heks verstoppen
.

Daarom moet men steeds de eierschalen verbrijzelen).

Dit geloof is ook bekend in de Montenegro, waar de heksen (vjeshtitza) reizen in de schaal van een ei, gelegd op 1 maart, hoewel sommige boeren alle eierschalen pletten, zodra ze klaar zijn met eten, om zeker te zijn [Newall, 1971, p. 85 naar Durham, Some Tribal Origins, Laws and Customs of the Balkans, London, 1928, p. 258].

In de Algarve. ‘Op het platteland is het een veelvoorkomend bijgeloof om de schalen van gegeten eieren te verdrukken uit vrees, dat de heksen er gebruik van zouden kunnen maken om er in door de lucht naar India of andere verre landen te varen, waar ze het bloed van ongedoopte kinderen uitzuigen of een andere van hun gewoonlijke streken plegen uit te voeren. Het is echter noodzaak, dat ze snel en voor het kraaien van de zwarte haan (dat wil zeggen voor middernacht) naar huis terugkeren. Op dit uur namelijk houdt hun toverkracht op en vandaar zijn reeds velen in die zeeën verdronken’ [Krauss, 1908, p. 51 naar F Liebrecht, Zur Volkskunde, Heilbronn, 1879, p. 375 naar Leitão Garrett, Donna Branca ou a Conquista do Algarve, Paris, 1826].
Dit wordt bevestigd door Dom Leitas Ganet, die in 1826 ons verzekert (aldus Leland, met allerlei taalfouten), dat het een zeer riskante zaak voor de heksen is [dit varen in eierschalen], omdat hun eischaalboten, als ze niet vóór middernacht terug zijn, ten onder gaan (whence it hath come to pass that many of these sorceresses have been miserably drowned). [Leland, 1962, 72 naar Dom Leitas Ganet, Donna Branca ou à Conquista do Algarve, Paris, 1826. Leland citeert uit Der Deutsche Volksaberglaube der Gegenwart, 1869. ‘Wanneer men eieren gegeten heeft, moeten de schalen gebroken of verbrand worden, want anders leggen de hennen niet meer of boze heksen zullen over hen heen komen (will come over them).’ En zegt dan, dat in Engeland, Spanje, de Nederlanden en Portugal er velen zijn, die geloven of zeggen, dat als de heksen zulke schalen te pakken kunnen krijgen, ze die zo groot laten groeien, dat ze die kunnen gebruiken als boten. Verderop (p. 73) verwijst hij naar het Noorse schip Skidbladner, dat bepaalde dwergen maakten en aan Freyr gaven, dat zo groot was, dat al de goden met heel hun leger er in pasten, terwijl als het niet gebruikt werd het kon worden opgevouwen, zodat men hava i pungi sino(het in zijn zak kon stoppen), een bekend sprookjesmotief, van de tent, zo groot, dat het hele leger er in past en opgevouwen in een ei of noot zit (zie Horn, Katalin, ‘Das Große im Kleinen: Eine märchenspezifische Übertreibung’, in FABULA, N° 22, 1981, p. 250 – 271)].

Volgens Rudwin vergaderen de Spaanse heksen volgens het volksgeloof niet in hun eigen land, maar over de zee in Zuid Amerika (vergelijk snel zeilend schip) en gingen er heen in boten, die zo snel zeilden, dat ze binnen drie uur heen en terug waren zonder door hun echtgenoten te worden ontdekt [Rudwin, 1970, 159 naar Prosper Mérimée, Les Sorcières espagnoles, 1829, vergelijk een geboren Vriezevener diende als militair in Indië en ontmoette daar op een nacht [! fout van verteller: het is daar dag als het hier nacht is] een bekende heks (H Potasse, in Driemaandelijke Bladen, N°1, 1902, p. 69,  N° 2)].
Aan het eind van de 16e eeuw beweerde ene Goody Lianor in staat te zijn van Bahia naar het Moederland (Portugal) te gaan in één enkele nacht, hetgeen haar verdacht van hekserij maakte. In diezelfde tijd was er een vrouw genaamd ‘Crooked Moth’, die in de gevangenis was opgesloten en gebrandmerkt als een duivelse tovenares, die beweerde te zien wat er werd gezegd en gedaan in Lissabon. Rond 1758 ging Isabel Maria de Oliveira, wonend in het Amazone gebied, er prat op mensen te brengen van Belém naar de Metropolis (Lissabon), waarbij ze gebruik maakte van glazen ringen, die ze gekocht had op de Terreiro do Paço in Lissabon. Op andere gelegenheden – mogelijk om jaloezie onder haar kennissen teweeg te brengen – beweerde ze de gave te hebben mensen te transporteren, waarheen ze wilden. Al wat ze daar toe nodig had was te stappen in een kano met een zwarte haan, maar ze mocht niet de namen van Jezus of Maria noemen, noch mocht ze gouden of zilveren munten meenemen [Laura de Mello e Souza, ‘Witchcraft and Magic Practices in Colonial Brazil: 1580 – 1770’, in AEH, N° 27 (1991 – 1992,  p. 243 – 256, hier p. 246 (naar Abreu, 1925, p. 343, 412 en naar National Archives of Torre do Tombo)].
In Mexico werd in 1631 een mestiesvrouw genaamd Juana beschuldigd van het reizen in een eischaal, en ook uit Puerto Rico komen verhalen van heksen, die zo reisden.[Newall, 1971, p. 81 naar EC Parsons, Pueblo Indian Religion, Chicago, 1939, II, p. 1068, N° 1; Hansen, 1957, p. 85, Lady is witch and leaves her skin in bed. Neighbor tells lady’s husband. They visit cemetery and see witches sucking the blood of dead persons. Later, they see them sailing in egg shells on the sea. Neighbor fills lady’s skin with strong spices. When she [= double] returns and puts it back on, it burns her and she dies. Het verhaal van de vrouw, die haar huid thuis achterlaat, terwijl ze wegvliegt met behulp van een toverspreuk, waarna haar man de huid vult, in Puerto Rico, of een jongeling, die de huid van diverse heksen vult, die maïs uit een tuin stelen,  of een echtgenoot, die obstakels in de weg vindt, vult de huid van zijn vrouw. In een Mexicaans Indianen sprookje (Hetmann, 1994, p. 118) doet een man of hij slaapt, bespiedt zijn van hekserij verdachte vrouw. Ze mompelt toverwoorden, het vlees valt van haar skelet, dit krijgt vleugels en vliegt weg. De man hakt het achtergebleven vlees aan stukken en strooit er zout op. Als de vrouw terugkomt en haar toverwoorden zegt, gehoorzaamt het vlees niet en het skelet vliegt weg (moet weldra sterven). In een Chileens verhaal beloert een vrijer zijn meisje door een spleet in het dak, ziet haar zich uitkleden en wassen met kokend water, waarna ze op het bed gaat liggen, zich het hoofd afhakt, dat het huis uitvliegt door het rookgat. De man betreedt het huis, smeert as op de nek, zodat het hoofd er niet meer op kan. Dit betrapt hem en vestigt zich op zijn schouder, etcetera (Scobie, in Fabula, N° 23, 1982, p. 287f)].

Er is zelfs een Slavisch zigeuner ML 3045 versie van het varen in een eischaal. Een meisje, dat alles had gehoord over de heksen, zette een eischaal op het strand en verborg zich. ’s Nachts kwam een heks, sprak een woord er over en veranderde het in een boot, waarmee ze over de zee voer. Het meisje deed hetzelfde en reisde zo de hele wereld over, messen en scharen ruilend tegen goud, zodat ze rijk werd. Een jaloerse buurvrouw bespiedde haar en hoorde haar zeggen ‘Naar Afrika!’ Toen het meisje terugkwam, beladen met goederen, stal de buurvrouw haar boot, ging het water op en zei ‘Naar Afrika!’ Maar ze kende niet de spreuk voor toversnelheid en de boot ging zeer langzaam. Op het laatst verloor ze haar geduld en riep ‘In God’s naam schiet toch op!’ Maar meteen veranderde het bootje in een eischaal en de vrouw verdronk [Newall, 1971, p. 82 naar CG Leland, Gypsy Sorcery and Fortune Telling, London,  1891, p. 74f].
In een andere Slavisch zigeuner verhaal krijgt een meisje op haar vraag waarom de eierschalen gebroken worden het antwoord: ‘Je moet de schalen aan stukjes breken, anders maken de heksen er een boot van, want ze varen ’s nachts over de zee, ver van huis.’ Het meisje vond het sneu voor de heksen en gooide haar eischaal zo ver als ze kon, terwijl ze riep ‘Heks, hier is je boot!’ Tot haar verbazing werd hij opgevangen door de wind en wervelde weg tot hij niet meer te zien was. Een stem riep ‘Dank je!’ Een tijd daarna was het meisje op een eiland, waar een grote overstroming haar boot wegspoelde. Op het laatste moment werd ze gered door een ‘vrouw met heksenogen’ in een witte boot, roeiend met een bezem, terwijl een zwarte kat op haar schouder zat.  De vrouw bracht het meisje aan land en maakte zich toen bekend als degene, naar wie zij haar eischaal wierp, waarna ze verdween met de eischaal [Newall, 1971, 82f naar CG Leland, aangehaald werk, 72f, de dankbare heks is te vergelijken met de Dankbare Dode (ATU 506.III, Overboard, Motief S145. Abandonment on an island, R163, Rescue by grateful dead man), zoals ook uit het afscheidslied van de vrouw blijkt.

That is the shell you threw me,
Even a witch can gratefull be
.’]

Merkwaardig afwijkend is de verklaring van Anne Armstrong of Birkswook in februari 1673, die we eerder zagen (zie https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-de-heks-met-hoefijzers/) over haar gesprek met de oude man, die haar vertelde over het rijden op haar als paard. Hij vertelde haar ook, hoe ze [de heksen] alle middelen gebruikten om haar te verleiden (allure), allereerst door hun tricks, by riding in the house in empty wood dishes that had never been wet, and also in egg shells. In april 1673 werd ene Anne Baites uit Morpeth ook beschuldigd van ‘riding on wooden dishes and in egg shells’ [Newall, 1971, p. 80f naar Christina Hole, A Mirror of Witchcraft, London, 1957, 43f; James Hardy (edited by), The Denham Tracts, London, 1895, II, p. 299].
Hierdoor ook de benaming voor UFO’s ‘vliegende schotels’, dat is flying saucers.

Eveneens op zichzelf staand is wat Ter Laan zegt over bremsterdraaien = heksen door middel van het spinnewiel. Op het Groninger Hogeland bestonden er volgens het volksgeloof oude heksen, die konden ‘kwaad zien’, dat wil zeggen zij hadden het tweede gezicht en ze konden ook bremsterdraaien. Zo’n bremsterdraaier ging, vooral tegen de langste dag, met haar spinnewiel naar zolder. Ze had het raampje open en Brrrrr! daar ging het heen! Dat wil zeggen ze vloog het raampje uit. Laan, 1949, 49, die nog toevoegt. Als er een bremsterdraaier overleden was, werd er een andere oude vrouw ‘benoemd’, liefst uit een oud huis. Met de spinnewielen zijn ze verdwenen.

Een platte steen dient als transportmiddel in enige Zweedse sagen, waarvan Bengt af Klintberg een samenvatting geeft. Een tovenaar (Fin) drijft op een platte steen van de ene kant van het meer naar de andere (in sommige versies gaf dit aanleiding tot een plaatsnaam) [Klintberg, 2010, p. 260, type M110. On a flat stone over a lake (in negen regio’s)].
Nabij gelegen is het verhaal van de tovenaar, die zijn paard en wagen, of te paard, of lopend over een meer gaat om aan zijn vijanden te ontkomen, of om de weg af te snijden [Klintberg, 2010, p. 260, type M109: Sorcerer drives (rides, walks) on the water (in zeven regio’s)].

Ook worden strobundels genoemd als transportmiddel. Eerder zagen we het verhaal van de arme oude Digna Roberts (zie https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-onweerheksen/), verbrand in 1565 in het Zeeuwse Veere, die twee duivels had, Barrabon, die macht in de lucht had, en Crebas, die macht had in het water, en de eerste had haar geleerd een zalf te maken, met welcke zalve zij dicwils ende menigmael op gluy schooven (strobossen) in zee gedreven heeft metten voorn. vyant [Barrabon]… Dat zy haer zelven met de voornoemde salve op heuren buyck heeft bestreken, ende es by hulpe van Barrabon en Crebas op een bussel stroo gedreven in zee, alwaar ze schepen met de zalf had besmeerd, waarna een hevige storm was opgestoken, waarin twee schepen met man en muis waren vergaan [Teenstra, 1846, p. 150-152. ‘Van gelycken heeft zy doen blyven een hulck met wel XLV mannen by West Capple’ (dat wil zeggen, dat ze een schip met minstens 45 man aan boord bij West Capelle tot zinken heeft gebracht)].

Voor het hele artikel ‘De Vliegende heks’ met voetnoten en bibliografie, zie de onderstaande PDF.

PDF
De vliegende heks

Meer informatie
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-de-vliegende-heks–1-zalf-en-vliegstaf-intro/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-de-vliegendeheks–2-zalf-en-vliegstaf-vervolg/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-de-vliegende-heks–3-zalf-en-vliegdieren/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-de-vliegende-heks–4-toverzalf-in-komische-situaties/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-de-vliegende-heks–5-de-grote-sprong/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-de-vliegende-heks–6-de-grote-sprong-vervolg/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-de-vliegende-heks–7-vliegen-met-de-fairies-en-de-laplandse-tovenaar/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-de-vliegende-heks–8-de-grote-sprong-slot/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-de-vliegende-heks–9-ml-3045-following-the-witch-sinsag-511-uber-weg-und-steg-de-leerling-komt-niet-ver/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-de-vliegende-heks-10-ml-3045-following-the-witch-sinsag-511-uber-weg-und-steg-2-leerling-komt-gewond-op-sabbat-3-leerling-laat-sabbat-verdwijnen/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-de-vliegende-heks-11-ml-3045-following-the-witch-sinsag-511-uber-weg-und-steg-4-sabbat-in-een-wijnkelder-5a-wijnkelder-en-grote-sprong/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-de-vliegende-heks-12-5b-grote-sprong-in-andere-versies-6-apuleius-ezel/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-de-vliegende-heks-13-de-zeefheksen/
https://robscholtemuseum.nl/?s=heksen