Cor Hendriks – De Klimaatverandering Hoax (11): Roel van Duyn | Energieboekje
De productiemiddelen moeten niet alleen gecollectiviseerd worden,
maar zij moeten ook wezenlijk veranderd worden.
Het eerste zeg ik tegen de liberalen,
het laatste tegen de socialisten.
Geen stoomreactoren maar zonnecellen,
geen oliegestookte centrales, maar windmolens!
Roel van Duyn, Energieboekje, 1972
Vlak voor de oliecrisis van 1973 (zie https://nl.wikipedia.org/wiki/Oliecrisis_van_1973) verscheen het zogeheten Energieboekje van Roel van Duyn, vooral bekend als de ambassadeur van Oranje vrijstaat in de Amsterdamse gemeenteraad (zie https://nl.wikipedia.org/wiki/Roel_van_Duijn). Het boekje gaat “over de energie krisis en de oplossing daarvan door een alternatieve technologie”.
1972 is geen 2019 en de “energiecrisis” is niet hetzelfde als de “klimaatcrisis”, maar de aangeboden oplossingen zijn in beide gevallen hetzelfde: ‘groene’ energie.
De “energiecrisis” was geheel kunstmatig en gebaseerd op foute aannames, namelijk het idee van een snel naderend einde van de voorraden fossiele brandstoffen. Vandaar het voorstel van Van Duyn om de productiemiddelen te collectiviseren. Er is echter geen energieschaarste en thans zijn er meer fossiele brandstoffen ter beschikking dan ooit te voren. In het boekje worden de beramingen van het rapport van de Club van Rome gegeven, dat rond het jaar 2000 de olievoorraden op zullen zijn en van gas nog eerder (p. 14; zie https://nl.wikipedia.org/wiki/De_grenzen_aan_de_groei).
Atoomenergie wordt in het boekje afgeschilderd als “een van de kwaadaardigste technologieën, die onze vervreemde wetenschap heeft voortgebracht”. Nixon’s Clean Air Energy Program uit 1971 wordt aangehaald, waarin wordt gezegd, dat de natrium gekoelde snelle kweekreactor [i.e. kernenergie] een sleutelpositie zal vervullen in de strijd tegen de verontreiniging van lucht en water. Dit plan, dat ook goed zou zijn voor de huidige CO2 reductieplannen, wordt echter zeer afgekraakt, want er wordt “nog meer en nog gevaarlijker afval geproduceerd”. De gevaren van kernenergie worden uitgebreid geschilderd, evenals het probleem van het opslag van het kernafval (ter vergelijking, zie https://nl.wikipedia.org/wiki/Kerncentrale).
Kerncentrale Civaux in Frankrijk te Civaux, Vienne, de koeltoren en twee koepels van reactoren zijn zichtbaar vanaf het parkeerterrein (foto Wikipedia)
Vervolgens wordt overgeschakeld op de milieuverontreiniging, veroorzaakt door het gebruik van fossiele brandstoffen, een terechte kritiek, maar merkwaardig is de gedachte, dat met zoveel milieuvervuiling het maar beter is, dat de olie en gasvoorraden opraken. De ‘Nota inzake het kernenergiebeleid’ (maart 1972) bevat “weer dezelfde angstaanjagende vooruitzichten: de groei van de elektrische centrales blijft op volle kracht voortgaan. (…) De groei van de atoomcentrales zal volgens de nota in Nederland geweldig zijn. Dat is voor het milieu volgens de nota een zegen, want redenerend in de trant van Nixon’s Clean Air Energy Program worden atoomreactoren even veilig voor het milieu verklaard als aardgascentrales.”
Hoe zal Nederland er in het jaar 2000 uitzien, als dit boze visioen van de SEP (Samenwerkende Electriciteits Productiebedrijven) en de regering Biesheuvel gerealiseerd zal worden? Vrijwel elk water van enige betekenis zal als koelwater gebruikt worden en dus aan de verrotting prijsgegeven zijn. Enzovoort. Hierna wordt het nog erger. “‘De ‘Nota inzake het kernenergiebeleid’ is een document des doods” (p. 17).
Een merkwaardige zijstap, die Van Duyn maakt bij het bespreken van kernenergie, is de vervreemding van de arbeiders door de toenemende specialisatie. Iemand, die een schakelaar maakt, ziet geen resultaat van zijn werk, een merkwaardig idee, want hij maakt een schakelaar, dat is zijn eindproduct; wat maakt het hem uit, waar de schakelaar voor wordt gebruikt. Van Duyn vervolgt: kernreactoren leiden dus tot steeds verdergaande specialisatie, centralisatie en stabilisatie van de gevestigde maatschappelijke structuren, omdat sociale onrust rond kerncentrales en opslagplaatsen voor radioactief afval steeds meer gevaar voor ernstige catastrofen zullen veroorzaken.
Die mogelijke sociale onrust is de reden, dat het hele kernenergieprogramma in de prullenbak is gegaan.
“Even gevaarlijk, monsterachtig lelijk, milieu verontreinigend en verregaande specialisatie vergend zijn de maanraketten, Concorde vliegtuigen, auto’s, MIR V raketten, mammoettankers, atoombommen (van het plutonium uit de kernreactors), DDT, om maar iets te noemen. Overspecialisatie, giftigheid, centralisatie en gevaar voor calamiteiten zijn niet de enige kenmerken van de heersende technologie. Andere kenmerken zijn, dat ze vreselijk duur zijn, bij hun productie een hoge investering per arbeidsplaats vergen en dat ze de menselijke hulpbronnen uitputten.” (p. 19)
Merkwaardig, dat het antwoord op de bovenstaande kritiek op de moderne samenleving ‘zonnepanelen en windmolens’ is, die niet alleen vreselijk duur zijn, bij hun productie een hoge investering per arbeidsplaats vergen en de menselijke hulpbronnen uitputten! Ook zijn ze monsterachtig lelijk en milieu verontreinigend, want windmolens veroorzaken ‘horizonvervuiling’, ‘vogelsterfte’, en voor zonnepanelen wordt mogelijk agrarische grond vernietigd en natuur door lelijke dingen vervangen.
Windpark Westermeerwind (foto Wikipedia)
Van Duyn zoekt de oplossing in alternatieve technologie op basis van het principe: producten moeten goedkoop, zo klein mogelijk, veilig, schoon, eenvoudig en duurzaam zijn. (p. 19 – 20)
Dit is een onzin definitie! Er is niets alternatief aan, want dit is de gewone gang van zaken: computers worden steeds kleiner, goedkoper, enzovoort. TVs zijn kleiner geworden, maar de beeldschermen groter.
Als idee of voorbeeld noemt hij de opslag van energie door middel van elektrolyse van water in waterstof, waardoor het mogelijk wordt van ongeregelde energiebronnen, zoals wind en water [en zon] een permanent gebruik te maken. (p. 20) Aangezien we bijna een halve eeuw verder zijn en er nog steeds geen gebruik wordt gemaakt van deze opslagmethode, is het duidelijk, dat er nog steeds geen rendabele methode is gevonden en dat het gebruik maken van ‘ongeregelde energiebronnen’ nog steeds een moeilijke zaak is.
“Alternatieve technologie is een wetenschap, die producten voortbrengt, waarin een mens zichzelf herkennen kan.” Een wollige uitspraak, die kennelijk meteen leidt naar “alchemie”, “de oude, maar nooit helemaal verloren gegane methode van wetenschap, die zelf bezinning als uitgangspunt heeft.” En Van Duyn concludeert: “Alternatieve technologie is ook in dit opzicht tegengesteld aan de vervreemde wetenschap van de technocraten.” Het is duidelijk, dat het van hier af aan alleen wolliger kan worden. “Iedereen kan op een fiets rijden en de meeste mensen kunnen zelf kleine reparaties aan hun fiets verrichten.” “Molens zijn heel veilig en schoon, ze hoeven ook niet duur te zijn. Veel mensen kunnen binnen korte tijd leren hoe een molen werkt.”
“In de medische wetenschap zijn homeopathie en acupunctuur voorbeelden van een zachte, alternatieve technologie.” Dit is een interessante uitspraak om alternatieve technologie te evalueren. Zowel homeopathie en acupunctuur zijn geen erkende technologieën; het zijn methoden, waarvan de resultaten moeilijk te meten zijn. Ze zijn duidelijk inferieur aan alles wat de reguliere medische wetenschap te bieden heeft en als we alleen die methoden zouden bezitten, zouden we heel slecht af zijn.
Van Duyn geeft nog twee criteria van ecologische aard, waaraan alternatieve technologie moet voldoen. Als eerste “moet zij geen nieuwe, dat wil zeggen niet onmiddellijk door de zon gezonden energie aan onze biosfeer toevoeren.” Want door dat te doen, “brengen we uiteindelijk het klimaat van onze planeet in gevaar. Als de temperatuur constant iets hoger wordt, wordt het gevaar eveneens groter, dat subtiele evenwichten verstoord worden. Het meest spectaculair komt dat tot uiting in het smelten van de ijskappen van de polen, waardoor de waterspiegel der zeeën stijgt en land dreigt onder te lopen.” Hier loopt Van Duyn vooruit op het huidige debat over klimaatverandering, maar met een ander uitgangspunt: niet CO2 broeikaseffect is de oorzaak van de opwarming, maar de productie van energie: het koelwater van kerncentrales en de warmte, die fossiele brandstoffen afgeven.
Het tweede criterium is “dat een alternatieve technologie zoveel mogelijk op lokale grondstoffen, die door recycling opnieuw gebruikt kunnen worden, gebaseerd moeten zijn.” Dit levert drie voordelen op: transportkosten worden vermeden, lokale autarkie wordt versterkt en politieke overheersing van de arme landen door rijke landen wordt tegengegaan. Dat dit betekent, dat arme landen voor altijd arm zullen blijven, komt niet bij Van Duyn op. Hij meent, dat zonnecellen de oplossing zijn voor arme landen, die immers arm aan geld maar rijk aan zon zijn! Hoe ondoordacht kan je zijn: arme landen hebben veel zon, maar geen geld voor zonnecellen, terwijl rijke landen weinig zon hebben, maar genoeg geld voor zonnepanelen! Het zijn dus rijke landen, die de energie van de zon oogsten, terwijl de arme landen met veel zon daar niets mee kunnen.
“Ook molens voldoen aan het eerste criterium, omdat de wind een omgezette vorm van zonnekracht is.”
Hij roept alle technici op welk gebied dan ook op om zich met de ontwikkeling van een alternatieve technologie bezig te houden. “Elke nieuwe vinding in deze richting kan ons helpen de milieucrisis te overleven.” Hier is de energiecrisis in een milieucrisis veranderd, maar dat was al duidelijk uit de opzet van het “energieboekje”.
Volgens Van Duyn kan een alternatieve technologie diepgaande invloed op het onderwijs hebben. “Waar nu massaal specialisten worden gekweekt om kernreactoren te bedienen [?], mammoettankers te bouwen, atoombommen te bedienen, DDT te fabriceren [?] kunnen de mensen in een maatschappij met eenvoudiger, goedkope, schone, veilige en duurzame technologie zichzelf opvoeden [= heropvoeden] om de producten te maken en te gebruiken. Dat zelf opvoeden kan dan in een veel vrijer verband gebeuren in de fabriek, op de boerderij, in de bedrijfjes, op de werven en kantoren zelf. Het schoolse onderwijs met zijn gespecialiseerde cursussen en zijn gedwongen aanpassing aan van boven opgelegde programma’s voor zowel leerlingen als leraren kan dan plaats maken voor een gang door scholende omstandigheden in de maatschappij zelf. Veel individueler kan dan de methode van opvoeding en veel universeler kan het doel van ervaring en kennis verworven worden. Ontscholing van de maatschappij kan alleen als het gekoppeld is aan het aan de macht komen van een alternatieve technologie.”
Van Duyn formuleert een energieplan, gebaseerd op vijf punten, dat de crisis moet oplossen.
1. De groei van de energiebehoefte afremmen en tot stilstand brengen.
2. Zo intensief mogelijk aardgas, de schoonste fossiele brandstof gebruiken.
3. Zo veel mogelijk goedkope types [wind]molens en zonnetoestellen [dat zijn zonnepanelen] tot ontwikkeling brengen.
4. Alle research doen, die nodig is, om, tegen de tijd, dat het aardgas op is, te beschikken over effectieve zonnecellen om elektriciteit op te wekken.
5. Ook de research naar andere energietechnieken, zoals de productie van waterstof en methaan, die als gasvormige brandstoffen te gebruiken zijn en de productie van brandstofcellen voor hun gedecentraliseerde consumptie te verwaarlozen.
Punt 1 gaat in tegen de maatschappelijke evolutie, die steeds meer energie vereist. Punt 2 is in de praktijk toegepast en is dus niet alternatief te noemen. Punt 3 is ondertussen ook in de praktijk toegepast, alleen niet op de wijze, die Van Duyn in gedachte had, want de windmolens van heden zijn heel duur en hoog technologisch en het resultaat van vergaande specialisatie. De wijze, waarop de zonnepanelen nu in China worden gemaakt, gaat natuurlijk ook in tegen het idee van lokale productie en het beperken van energie. Punt 4 is duidelijk mislukt, want het aardgas is op, maar er is in de 50 jaar, die ondertussen voorbij zijn gegaan, geen vooruitgang geboekt in het ontwikkelen van alternatieve energiebronnen, zodat ook punt 5 moet worden gezien als niet rendabel.
Van Duyn heeft er weinig vertrouwen in, dat er iets van zijn energieplan terecht zal komen, want hij denkt en vreest, dat de kernenergielobby zal overwinnen, wat hij wijt aan de chaotische planloosheid van onze economie. Hij meende, dat om zijn energieplan uit te voeren (dat in de praktijk voor een groot deel is uitgevoerd) het noodzakelijk is de energiebedrijven te nationaliseren en vervolgens te socialiseren om wezenlijk te veranderen: geen kernreactors, maar zonnecellen, geen oliegestookte centrales maar windmolens! Alleen een grote politieke en technologische revolutie kan een oplossing bieden voor de energiecrisis en de daarmee samenhangende milieuvergiftiging (p. 24).
Hoofdstuk 2 tot 6 gaan over kernenergie, dat onder geen enkele voorwaarde gebruikt mag worden. Hoofdstuk 7 gaat over olie, die met mammoettankers over de wereld wordt vervoerd door oliemaatschappijen, die alleen maar denken aan het verdienen van zoveel mogelijk geld.
Hoofdstuk 8 gaat over zon energie en begint met de gedachte, dat in de zomer de zon schijnt en dat je in de winter de opgeslagen energie verbruikt. Volgens Van Duyn betekent de grootscheepse omzetting van zo’n energie in voor mensen bruikbare elektriciteit een oplossing voor één van de belangrijkste oorzaken van milieuverontreiniging: het verstoken van kolen, olie, aardgas, uranium en plutonium ter wille van de productie van energie. Tegenover de hel van radioactieve milieuvergiftiging, die ons tegemoet grijnst als de promotors van kernreactoren hun zin krijgen, straalt het paradijs van de zon energiecellen (p. 80f).
Zonnepark (foto Duurzaam Bedrijfsleven)
Een van de voordelen van zon energie is, dat een land niet meer afhankelijk is van de aanvoer van energiebronnen (olie) uit andere landen (p. 82). Dit is merkwaardig, want Van Duyn stelt elders, dat de Sahara een prima plaats is om zon energie te oogsten. Ook komt het niet overeen met de huidige werkelijkheid, waarin de zonnepanelen worden geproduceerd in China van materialen, die over de hele wereld worden gedolven onder deplorabele omstandigheden (voor exploiteren van de Sahara, zie https://en.wikipedia.org/wiki/Desertec).
“De grondstoffen voor zonnecellen zijn oneindig groot. (…) Zuiver silicium kan uit zand gewonnen worden. Dit moet inderdaad gebeuren in fabrieken, waarin koolstof in de een of andere vorm verstookt moet worden, zodat er bij de productie verontreinigingen door koolmonoxide of kooldioxide zal optreden. Dat is niet leuk, maar er staat tegenover, dat de siliciumcellen bijna onverslijtbaar zijn, zodat je ze maar één keer hoeft te fabriceren.” (p. 83)
Deze bewering is maar gedeeltelijk waar, want wat wordt vergeten is, dat innovatie telkens betere kwaliteit zonnepanelen (we spreken al niet meer van zonnecellen) zal opleveren, waardoor oude panelen vernietigd zullen worden, lang voor hun levenstijd is verstreken, zoals nu ook gebeurt met andere elektronische apparaten (computers, TV‘s, auto’s, ga maar door).
Een interessante tegenstelling is, dat de door Van Duyn verfoeide ruimteraketten verantwoordelijk zijn voor de ontwikkeling van zonnepanelen: “Alleen in de ruimtevaart is er belangstelling voor zon energie, omdat satellieten hun energie betrekken uit panelen met zonnecellen, zodat ze geen brandstof aan boord nodig hebben.” (p. 84) We zien dus, dat juist de grootste specialisatie verantwoordelijk is voor de vooruitgang.
Nogmaals worden de nadelen van kernenergie geschilderd: “Tegen het einde van deze eeuw (de 20e) zullen kerncentrales genoeg radioactief afval produceren om het leven op aarde effectief te elimineren.”
Als oplossing wordt zon energie aanbevolen. Het probleem is de opslag. En voorgesteld wordt om het geld, dat nu wordt uitgegeven aan dat belachelijke leger van ons te besteden aan ‘milieudefensie’ [zie https://nl.wikipedia.org/wiki/Milieudefensie]. De redenering is: waarom je verdedigen tegen houtwurm, die bij de buren heerst, terwijl een straat verder met grote snelheid een cholera epidemie nadert.
Gascentrale De IJsselcentrale in Zwolle (foto Wikipedia)
Het is Van Duyn opgevallen, “dat de voorstanders van energiewinning in sterk gecentraliseerde eenheden ook allemaal voorstanders zijn van een of andere ‘rust en orde’ filosofie, omdat alleen een bijkans dictatoriaal bestuurde maatschappij kan garanderen, dat er geen gevaarlijke ongeregeldheden rond de centrales ontstaan, waarbij calamiteiten ontstaan kunnen.”
Boven heb ik al gezegd, dat de dreiging van maatschappelijke ongeregeldheden reden was om het kernprogramma voor Nederland koud te stellen. Nu, met Extinction Rebellion, verschuift dit protest zich van kernenergie naar fossiele brandstoffen. Dus nu moeten we oppassen voor aanslagen op raffinaderijen en gascentrales, nu we de kolencentrales al hebben afgeschaft.
Een voordeel van zon energie is volgens Van Duyn de gedecentraliseerde toepassing ervan. Iedereen kan op zijn huis zonnepanelen aanbrengen en zo zijn eigen energiecentrale zijn. Van Duyn vergeet echter, dat al die mini centrales zijn aangesloten op het algemene net en dat er machtige regelaars, dat wil zeggen energiebedrijven, nodig zijn om al die mini centrales te ondersteunen.
Duurzame energie met kleine windturbines en zonnepanelen (foto Bouwbureau Wedekind)
Hoofdstuk 9 behandelt het ‘witte molenplan’. Vroeger hadden we in Nederland heel veel molens, die energie leverden voor heel veel activiteiten, maar met de komst van de stoommachines zijn veel molens verdwenen, omdat windenergie nu eenmaal niet betrouwbaar is. Als het niet waait, valt er niets te malen. Dus de windmolens waren verantwoordelijk voor de eerste industriële revolutie, die ons de Gouden Eeuw opleverde. Het is misschien mogelijk te stellen, dat deze sprong voorwaarts in de 17e eeuw ons land op achterstand stelde, in de 18e eeuw tijdens de tweede industriële revolutie, toen het erop aan kwam de molens te vervangen voor stoommachines. Door vast te houden aan de windenergie werd Nederland voorbijgestreefd door Engeland, waar windenergie een minder belangrijke rol speelde en de stoommachine een snelle opgang had.
Het verdwijnen van deze volkomen schone energiebronnen, vooral het vervangen van prachtige windmolens door elektrische gemalen in bunkerachtige gebouwtjes, wordt door Van Duyn zeer betreurd. Hij gaat in op de oorlogsjaren, toen molens – door gebrek aan andere energie – ineens weer in gebruik werden genomen. Vervolgens beschrijft hij een ‘werkbezoek’, dat hij bracht aan molen De Traanroeier, die sinds 1964 ongeveer 28.000 kilowattuur per jaar produceert, wat misschien opgevoerd kan worden tot 32.000. Het verbruik aan elektriciteit was in 1972 32.000 gigawattuur, dus een miljoen maal zoveel! Het is ook Van Duyn duidelijk, dat we niet geheel van de wind kunnen leven, want dat betekent 30 molens per vierkante kilometer, één per twaalf mensen. Maar, zegt hij, het rendement van windmolens kan verhoogd worden en de uitvoering kan vele malen goedkoper worden gemaakt (p. 94).
Ode aan de Hollandse Molen (foto Vera Wandelt)
Vervolgens brengt hij een bezoek aan de Vereniging De Hollandsche Molen (https://www.molens.nl/) op de Reguliersgracht 9 te Amsterdam om daar van de heer Van Hees een nogal melancholiek verhaal aan te horen over de stand van zaken rond de molens in Nederland: van de 9.000 molens in 1950 zijn er nog geen 1.000 over. En nog meer zullen er verdwijnen, tenzij snel maatregelen worden genomen. Het ziet er echter niet naar uit, dat dit zal gebeuren, een schandelijke toestand voor een land, dat zich presenteert als ‘het land van molens’. Er zijn nog maar 34 beroepsmolenaars. Als voorbeeld noemt hij ‘Het rode hert’, de korenmolen in Oudorp, die zijn meel levert aan bakker Winkel in Haarlem, die er brood van bakt, dat een molen vignet en de handtekening van molenaar Berkhout draagt. De Amsterdamse tandarts G.J. Baerents-van het Santaro volkorenbrood – is ervan overtuigd, dat door windmolens gemalen meel meer waardevolle eigenschappen behoudt. Van Duyns kritiek op alle molenverenigingen is, dat deze slechts geïnteresseerd zijn in molens om hun schoonheid en de antieke sfeer, die ze oproepen. Iedereen zit juist nu uit te kijken naar een doelmatige exploitatie van schone energiebronnen in plaats van de verontreinigende fossiele brandstoffen en de vergiftigde radioactieve delfstoffen. Want er zit wel degelijk perspectief in het gebruik van wind als energiebron. Het grote probleem schuilt in de opslag van elektriciteit. Wind is immers een onregelmatige en diffuse energiebron. Hier voegt Van Duyn een tekening in van een windgenerator, die is aangesloten op een elektrolytische cel, die water splitst in zuurstof en waterstof, die opgeslagen worden en op een juist moment worden samengebracht in een brandstofcel, die uit de verbranding stroom opwekt. Hij gooit een balletje op, vliegende molens: een wieken kruis verbonden aan een ballon, die hoog moet worden opgelaten, want in hogere luchtlagen is de windsnelheid en dus de kinetische energie hoger. Via een kabel kan de elektriciteit naar de grond worden getransporteerd en daar dankbaar door een bevolking, die zich bewust is van alle milieuproblemen, worden benut (zie https://www.deingenieur.nl/artikel/vliegende-windenergie).
VLIEGENDE WINDENERGIE (foto De Ingenieur)
Het is vreemd, dat er zo weinig aandacht aan windkracht wordt besteed. Het zou, aldus Van Duyn, best doenlijk zijn om in plaats van een woud van televisieantennes (1972!) een woud van windmolentjes op het dak te hebben. De kosten daarvoor, een paar duizend gulden, besteedt elk gezin nu jaarlijks aan de consumptie van de verontreinigende elektriciteit. Met de nodige research naar rendement verhoging, kostendaling en energieopslag zou dit Witte Molen plan zeker uitvoerbaar zijn. In combinatie met de exploitatie van zon en waterkracht energie zou Nederland verlost kunnen worden van al zijn problemen van energievoorziening en de milieuverontreiniging, die daarmee verbonden is.
Waarom gebeurt dit niet? Het is volgens Van Duyn, omdat men zich denkt te blameren door voort te bouwen op een eeuwenoude, maar in onbruik geraakte technologie. Laten we toch vooral niet de klok terugzetten; grote centrales zijn in onze moderne tijd toch niet meer weg te denken?
Het laatste hoofdstuk heet ‘Brandstofcellen kunnen elektriciteitsvoorziening decentraliseren.’
Het productievermogen in 1972 was 10.000 Megawatt en de verwachting was, dat dit zou verachtvoudigen omstreeks de eeuwwisseling. Kan dat zomaar? De realiteit is: het verbruik van elektriciteit in Nederland schommelt sinds 2006 rond 120 miljard kWh (= 120.000 Megawatt).
In 1972 is Nederland al het land met het hoogste elektriciteitsverbruik per vierkante kilometer met als gevolg ernstige lucht en waterverontreiniging van schoorstenen en uitlaatpijpen van de steeds groter wordende elektriciteitscentrales. En de bouw van deze centrales zal gepaard gaan met een geweldige uitbreiding van landschap bedervende hoogspanningslijnen.
Een brandstofcel bestaat uit een poreuze anode en kathode met daartussen een elektrolyt laag (foto Wikipedia)
Een brandstofcel is een kleine kast, eigenlijk een galvanisch element, waarin de chemische energie van de toegevoerde brandstof door langzame oxidatie met lucht of zuurstof wordt omgezet in elektrische stroom. Brandstoffen kunnen zijn: waterstof, methaan, aardgas en nog meer. Je kunt zo’n ding thuis neer zetten en hem gebruiken voor het licht en de rest. (…) Bij omzetting in een brandstofcel heeft waterstof een rendement van ongeveer 90 % (…) Waterstof is gemakkelijk te gebruiken, te vervoeren en op te slaan (zie https://nl.wikipedia.org/wiki/Brandstofcel).
Dus de oplossing voor de milieucrisis is om voorlopig zo veel mogelijk van het schone aardgas gebruik te maken en ondertussen onze technologie op het gebied van zon energie, windenergie, brandstofcellen en waterstofproductie te ontwikkelen. Het meeste hiervan is gedaan en kennelijk is de ontwikkeling van brandstofcellen niet rendabel gebleken.
Wat is de oplossing van de energiecrisis? Iedereen wekt zelf zijn energie op met zonnepanelen en windmolentjes op zijn dak en gebruikt deze energie enerzijds voor zichzelf en de extra energie om waterstof te maken. Helaas is het laatste deel niet rendabel gebleken tot nu toe, dus er is geen back up voor wanneer de wind niet waait en de zon niet schijnt.
In feite vereist het gebruik van de zogeheten ‘onbetrouwbare energiebronnen’ (zon en wind) een back up in de vorm van gascentrales, die even groot is als de totale opbrengst van wind en zon, want als op het hoogtepunt van het energiegebruik er geen wind of zon is, dan moeten de back up centrales in staat zijn om aan de vraag te voldoen. Alleen gascentrales kunnen aan en uit gezet worden en energie produceren naar gelang de vraag ernaar. Het heeft dus eigenlijk geen zin om veel energie op te wekken met deze onbetrouwbare energiebronnen, want je moet toch voor een groot deel het traditionele opwekkingssysteem in stand houden.
Meer informatie
https://robscholtemuseum.nl/?s=Roel+van+Duyn
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-de-klimaatverandering-hoax-1–CO2/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-de-klimaatverandering-hoax-2-wantrouwen-in-de-wetenschap/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-de-klimaatverandering-hoax-3-manipulatie-van-kinderen-en-de-green-new-deal/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-de-klimaatverandering-hoax-4-de-onbewoonbare-aarde-klimaatpessimisme-in-hyperbool/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-de-klimaatverandering-hoax-5-saint-greta/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-de-klimaatverandering-hoax-6-extinction-rebellion/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-de-klimaatverandering-hoax-7-de-gouden-hockeystick/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-de-klimaatverandering-hoax-8-de-biomassa-zwendel/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-de-klimaatverandering-hoax-9-klimaatoptimist/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-de-klimaatverandering-hoax-10-klimaat-hypocriet-nr-1-al-gore/
Plaats een reactie