Cor Hendriks – De vliegende heks (7): Vliegen met de Fairies en de Laplandse tovenaar
Ook met de Fairies wordt gevlogen. In een Schotse sage bekende Rory, dat hij zich in de macht van deze ‘kleine lieden’ bevond, de elfjes, dat ze hem telkens opriepen en meenamen, en dat hij dan vliegt als een vogel. Eenmaal was hij zo hoog gegaan als de toren van de kathedraal van Dornoch [Agricola, 1967, p. 187, nº 285 naar FLJ 6, 1888, p. 220 (‘The Folk-Lore of Sutherlandshire…’)].
De ‘Poor Man of Peatlaw’ viel zonder het zich te beseffen in slaap, midden in een Fairy ring en merkte, dat hij op top snelheid de lucht werd ingesleurd en voor hij het wist, was hij midden in de stad Glasgow terechtgekomen. Zijn jas was achtergebleven op de heuvel van Peatlaw in Selkirkshire en zijn blauwe muts werd op de torenspits van Lanark kerk (Kirk) ontdekt [Briggs, 1978, p. 49 naar Walter Scott, Minstrelsy of the Scottish Border, Edinburgh 1932, II, p. 378].
Een oudere versie van dit motief is te vinden in een manuscript, genaamd Hypomnemata Antiquaria, van John Aubrey, die de legende in 1645 hoorde van de oude Ambrose Brown te Malmesbury, die is opgenomen door Briggs in haar Pale Hecate’s Team. Het betreft St. Adelme, abt van Malmesbury, over wie zeer vreemde verhalen worden verteld. Hij was de zoon van een wever, die, als hij ’s morgens vroeg opstond om naar zijn werk te gaan, over het kerkhof liep en daar bij een kruis kwam en daar door iets werd opgeschrikt. Hij vertelde het aan zijn vrouw en vroeg haar met hem mee te gaan naar de begraafplaats. Toen zij bij het kruis aankwam, werd ze in haar onderbuik getroffen en raakte zo in verwachting van onze heilige. Als jongen vulde haar heilige zoon op een keer een schuur met vogeltjes. Aan de abdij schonk hij een klok, die wanneer hij werd geluid, de macht had donder en bliksem te laten ophouden. De paus hoorde van zijn faam en liet hem naar Rome komen om daar te preken; hij had echter maar twee dagen de tijd om er te komen. Wherefore he conjured for a fleet spirit: up comes a spirit he askes how fleet, resp[ons]: as fleet as a bird in the aire. It was not enough. Another as fleet as an arrowe out of a bow. not enough neither. A 3D as swift as thought. This would doe. Hij beval de geest de gedaante van een paard aan te nemen en weldra was het zo: een zwart paard, waarop zijn grote zadel en voetkleed werden gelegd. The first thing he thought on was St. Pauls steeple Lead: he did kick it with his foot and asked where he was, and the spirit told him, etc. Toen hij in Rome aankwam, vroeg de stalknecht (groome) wat hij aan zijn paard moest geven, waarop de jongen zei: a peck of live coales [Briggs, 1962, p. 117 (naar Bodleian Ms.). Het paard in dit sprookje at namelijk gloeiende kolen. Ook het kiezen tussen de drie paarden komt in sprookjes voor. Vergelijk Briggs, 1977, p. 254 naar Briggs & Tongue, Folk-Tales of England, p. 77 naar John Aubrey’s Ms. on Wiltshire, Hypomnemata Antiquaria, p. 251]. Ook het verhaal van Gervasius van Tilbury over het anker van het luchtschip, dat kwam vast te zitten (zie https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-het-raadsel-van-cloena/ ), heeft enige overeenkomst.
Een variant van het bovenstaande verhaal over St. Adelme is in de 19e eeuw in Schotland opgetekend met in de hoofdrol Michael Scot, die ook naar Rome moest gaan om van de paus te vernemen, wanneer het Vastenavond was; ieder jaar ging er iemand naar Rome om dat te vernemen en ditmaal was Michael Scot gekozen, een beroemde en geleerde man, maar hij was het in alle drukte vergeten en dacht er pas op het laatste moment aan. Hij nam zijn toevlucht tot een paard van de Fairies en zei er tegen: ‘Hoe snel ga je?’ ‘Als de wind.’ Dat was niet snel genoeg. Het tweede: ‘Ik haal de wind in.’ Het derde: ‘Als de ergste maart storm.’ Het vierde: ‘Snel als de gedachte van een meisje naar haar geliefde vliegt.’ Michael nam het vierde paard (een heks, die hem onderweg vragen stelt, waarop hij antwoordt te lopen in haar meesters [= de duivel] naam). Hij kwam ’s ochtends in Rome bij de paus aan met op zijn muts nog sneeuw uit Schotland. De paus vraagt wat voor bewijs hij voor deze bewering heeft en Michael zegt, dat een van zijn schoenen (van de paus) niet de zijne is en de paus kijkt en ziet een damesschoen aan zijn voet, waarop hij Michael de datum van Vastenavond mededeelt en hem zegt te maken, dat hij wegkomt. [Agricola, 1967, p. 74f nº 98: ‘Michael Scot’, naar Waifs and Strays of Celtic Tradition I, Argyllshire Series, Craignish Tales, collected by the Reverend R. McDougal, edited by Lord Archibald Campbell, London 1889, p. 47f].
Het vragen om een paard, dat zo snel is als het denken, komt in Zweden als zelfstandige sage voor: een man maakt een afspraak met een tovenaar, dat deze laatste hem naar huis zal zenden door de lucht, door toverkunst. De tovenaar vraagt, of hij naar huis wil gaan: zo snel als een vogel, als de wind of als het denken. De man kiest voor het laatste [Klintberg, 2010, p. 259 type M103 (in een viertal versies). In sommige versies is de prijs voor de toverij een koe.
Voor Finland is dit onderzocht door Archer Taylor in zijn studie The Black Ox (zie https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-het-mes-in-de-wervelwind-the-knife-in-the-whirlwind/). In versie A2 kan een man niet uit Lapland terugkeren en belooft [aan een toverkundige Laplander] een os voor een vertrek, zo snel als de gedachte. In A5 – A6 komt een messenwerper op kerstavond in Lapland en hij wil naar huis. De jongste van drie zonen van een Laplandse tovenaar wil hem zo snel als een zwarte haan gaan brengen, de tweede zo snel als een kogel, de oudste als de menselijke geest (ook in A8). De prijs is de wit gevlekte koe. De man stapt in een op een trog gelijkend voertuig en is meteen thuis op zijn erf. De koe wordt in de trog gezet en verdwijnt. In A7 kan hij kiezen tussen de snelheid van de zwarte haan of het denken. Hij kiest het laatste, reist in een pohdin (kuip), die onderweg tegen de leuning van de brug botst [als tegen een kerktoren]. In A8 zit een man het ene moment bij de Lap te eten en is het volgende moment al thuis; hij staat op om de stal af te sluiten, maar de zwarte os is [al] weg. Ook in A9 krijgt hij dezelfde drie keuzes en is in een oogwenk thuis, waar de mensen zich aan het baden zijn voor kerstavond; hij sluit snel de staldeur, maar de os is weg [Taylor 1927, p. 66 – 68 (A = Finland proper). De zwarte os, waar Taylor zijn studie naar noemt, is slechts van ondergeschikt belang; ook in andere verhaaltypes komt een os (stier of koe) als betaalmiddel voor; vergelijk Klintberg, 2010, p. 172 type K5: Harvesting trolls take bull as pay (oogsten in één nacht, ’s morgens is de stier weg (in 32 varianten)].
In B1 krijgt hij de keuze: snel als het denken, als de zwarte haan of zoals hij kwam, in ruil voor de zwarte os. Hij kiest het eerste, wordt meegenomen naar het dak een kerk en hem wordt gevraagd, of hij het herkent. ‘Nee,’ net zo min als een tweede kerkdak, maar dan herkent hij zijn eigen erf. Hij beveelt een andere os op de plaats van de zwarte te zetten, maar die is al weg. In B2 biedt de getroffen oom aan hem terug te brengen: drie snelheden: kraaienvlucht, denken, zwarte haan; hij kiest laatste. Een trog doet dienst als slee. Onderweg valt zijn muts af [!], maar die wordt niet opgeraapt, want ze zijn al 400 mijl verder. Hij wordt op de drempel thuis afgezet, beveelt de stal te sluiten, maar de os is al met de trog vertrokken. In B3 de drie bekende keuzes. ‘Huis’, zegt de Lap bij de start. Er wordt gestopt op de top van een kerk, bij een steen in een kolkende stroom en bij de leuning van een brug; op de vraag, of hij deze plekken herkent, zegt hij van niet. Thuis nodigt de boer de Lap binnen, maar die is al weg met de os. In B4 krijgt de boer de keuze uit: als kogel of als de bliksem, hij wil geen van beiden, krijgt snel als een gedachte aangeboden, accepteert het en belooft in ruil de witte os. Onderweg raken zijn voeten twee kerktorens, die hij niet herkent, etc. In B5 bieden de drie zonen van de Lap Huisu aan om hem thuis te brengen met de snelheid van een kraai, een zwarte haan, of het denken (de jongste), hij kiest het laatste, wordt in een ‘trog’ gezet en zegt bij de start: ‘Huis,’ waarvan hij zijn naam heeft. Er wordt drie keer gestopt: op het dak van de kerk van Karkku, bij de brug van Tyrvää en thuis (opnieuw naar vraag naar het herkennen). In B6 de bekende keuzes, nu neemt de oudste zoon van de Lap een visser op zijn schouders. Onderweg vliegt de muts ,van de man af, maar wordt niet opgeraapt, want hij ligt zeven kerken achter hen. In B7 wordt een man in een rendier slee (pullka) gezet en gevraagd: ‘Als de zwarte haan of als gedachte?’ Onderweg valt zijn hoed af, maar wordt niet opgehaald, want hij ligt vijf kerken achter hen. In B8 is de bekende keuze, een man kiest voor zwarte haan, wordt in de trog gezet, getrokken door een rendier. De trog stoot tegen de kerktoren aan . De muts vliegt weg en ligt 500 kilometer achter hen. In B9 de bekende keuze en een man wordt met de jongste in een trog gezet, die begint te vliegen bij het woord ‘Huis’. Gestopt op het dak van de kerk van Karkku, die hij niet herkent, evenmin de brug te Tyrvää. Tenslotte komen ze op zijn erf. Hij vertelt aan zijn familie over het toverkracht van het woord ‘Huis’ en zo kreeg hij de bijnaam ‘Huisu’, die aan de boerderij bleef hangen. In B10 de bekende keuzes, evenals in B11, waar er twee plaatsnemen op een bezem; een hoed vliegt af, ligt negen kerken achter hen. Hij komt op tijd voor het feestelijke bad (vergelijk A9). In B12 bieden Lap dochter, zoon en vrouw de bekende drie keuzen, hij neemt de laatste (denken), wordt in een trog gezet en als in een wervelwind naar huis gebracht (muts, zeven kerken). In B13 zet de Lap de boer in een slee (pulkka), bindt zijn ogen dicht en zit voorin (muts, 13 kerken); vrijwel op hetzelfde moment daalt de slee, de boer staat op, rukt de blinddoek af en ziet ,dat de Lap weg is (hoort in de verte de os loeien, rent naar de stal, maar de os is al weg) [Taylor, 1927, p. 68 – 73 (B = Satakunta)].
In D1 de drie zonen met de bekende keuzes (hoed, zeven kerken). In D2 wordt de man om op tijd te zijn voor het Kerstdiner in ruil voor de os in een rendierslee (kotti) gezet en gezegd uit te stappen bij de derde hobbel. Bekende keuze van de drie zoons. Bij de derde hobbel is hij thuis; hij hoort de os loeien, gaat kijken en de os is weg. In D3 brengt de Lap de man thuis uit Lapland naar Nastola kerk, eerst wil hij hem zo snel als zwarte haan, dan als kogel, dan als gedachte brengen. In D4 bezoekt een boer de wijze Lappen, wil op kerstavond naar huis; drie zonen met bekende keuze. De oudste neemt hem in een kuip. De laars hak slaat tegen het kruis van de kerktoren en breekt af, ligt drie kerken achterop. Hij wordt thuis wakker op de bank. In D6 heeft de man de bekende drie keuzes en heeft nauwelijks de tijd met gedachte te zeggen, of hij is al thuis; hij haalt de zwarte os uit de stal en deze verdwijnt [Taylor, 1927, p. 73f (D = Zuid en Midden Tavastland)].
In E1 gaat (drie generaties geleden) de meester van Alapiha te Hyytiälä naar Lapland vanwege zijn onsuccesvolle leven. Voor de reis naar huis, nog voor de kerst, belooft hij een koe. Hij kan zo snel als de grijze hen of ‘Ik ben hier en ik ben daar.’ De Lap gaat naar buiten en komt terug met het mes van Hyytiäinen’s vrouw om de boer te intimideren. Ze gaan op een Lap slee (ahkio) zitten. De man krijgt het advies bij de tweede hobbel uit te stappen. De eerste hobbel is de kerktoren van Tornio. Thuis vraagt de man om de koe voor de bestuurder, maar de koe is weg. In E2 gaat een man uit de Pihtipudas parochie naar Lapland. Na zijn zaken gedaan te hebben wil een Lap hem die avond nog thuisbrengen voor een zwarte os. Hij dropt de man in zijn mesthoop. De man laat de os naar buiten; deze loeit bij het weggevoerd worden. Versie E3 is slechts een schema: de thans overleden Kuoppalainen ging naar Lapland; kerstavond; zwart gevlekte koe; als de zwarte haan of als een kogel; hij kiest het laatste. Hetzelfde voor E4: grootvader Hakkarainen uit het dorp Kinnula komt in één nacht terug uit Lapland; koe uit stal is weg. In E5 krijgt een man, van wie het vee sterft op de zwarte os na, in een droom het advies om een lange reis te maken. Hij gaat naar Lapland, krijgt daar raad en wil, omdat het kerstavond is, snel thuis zijn. In ruil voor de zwarte os wil de Lap hem laten vliegen [zo snel] als de zwarte haan. Een andere Lap biedt aan zo snel als tovenaar, dat is hetgeen, dat de man accepteert. De Lap vraagt, of hij wakend of slapend wil, hij kiest (omdat hij niet de slimst is) voor het laatste en wordt thuis wakker; als zijn vrouw naar de os gaat kijken, verdwijnt deze bij het openen van de deur loeiend in de nacht. In E8 is het Kekri (kerst) avond in Lapland, de drie bekende snelheden, wordt in een kist gestopt. Ook in E9 gaat de boer vanwege de dood van zijn vee naar Lapland toe. Op kerstavond doet de Lap zijn magische kunst en zegt, dat daarmee de zaak verholpen is. De boer wil op kerstmorgen thuis zijn; de Laplander wil hem brengen in ruil voor de zwarte os, de Lap bedekt zijn ogen en de man voelt, dat hij vliegt; zijn hoed valt af en ligt negen kerken achterop. ’s Morgens thuis stuurt hij zijn vrouw naar de stal, maar de os is weg (de veesterfte is voorbij) [Taylor, 1927, p. 74 – 76 (E = Noord Tavastland)].
In F1 bieden de zonen van de Lap de bekende snelheden aan en ’s morgens zit de man aan het hoofd van de tafel en is de os weg. In F2 ging Pulliainen naar Lapland en op de terugreis vliegt zijn hoed af, ligt in Kannuskerk, terwijl de man op zijn eigen erf staat. In F3 gaat Putkonen uit Pieksämäki parochie naar Lapland, ‘naar de goden voor genezing’. Het is Kekri avond en hij wenst thuis te zijn. Lap wil hem brengen voor de zwarte os. ’s Morgens zit hij aan het hoofd van de tafel en de os is weg. In F4 sterft het vee van de boer en daarom gaat hij naar de tovenaars van Lapland. De tovenaar wil hem naar huis brengen voor de os. Ze zitten op een paal; de muts valt af en ligt drie kerken achter hen. Hij is thuis, voor hij het zich realiseert (de os is weg). In F5 bezoekt een man een wijze Lap; het is kerstavond en hij zou graag thuis willen zijn. Lap biedt aan hem te brengen in ruil voor een zwarte os, zet hem in een trog; zijn hoed valt, als ze de zevende kerk voorbij zijn; Lap neemt de os mee. In F6 sterft Blombergs vee; hij gaat naar de wijze Lap voor advies en om het toveren te leren, komt als volleerd tovenaar door de lucht teruggevlogen (Lap neemt zijn os mee). In F7 is veel geld van een boer gestolen en hij gaat bij de wijze Lappen te rade, hoort wie de dief is en hoe hij het geld terug kan krijgen. Hij wenst naar huis terug te keren; een wijze man biedt aan: zo snel als de grijze hen, als de kogel, of een gedachte. Hij kiest het laatste en belooft de zwarte os. De wijze man blaast een sterke wind [dat wil zeggen roept een wervelwind op, waar hij zich in bevindt], die de boer naar huis brengt; de hoed valt, ligt zeven kerken achter hen. De boer wordt ’s morgens wakker op de bank, et cetera. In F8 is een man in St. Petersburg op kerstavond en wenst thuis te zijn. De duivel biedt aan hem te brengen voor een zwarte os. De hoed valt, ligt zeven kerken achter hen (de os is weg). In F9 gaat een Fin voor zijn gezondheid naar Lapland. Op kerstavond wil de Lap hem naar huis brengen voor een zwarte koe; de hoed valt, wordt opgeraapt, al moeten ze zeven parochies terug (de koe is weg). In F10 gaat een man uit Koitsanlahti in Paikkala parochie naar Noord Lapland voor zijn gezondheid. Op kerstavond wil hij naar huis. De tovenaar wil hem brengen voor een zwarte os; de hoed vliegt af, ligt zeven kerken achter hen (hij wil de os niet geven, maar de os is ’s morgens weg) [Taylor, 1927, p. 76 – 78 (F = Zuid Savolax)].
In G1 gaat een epilepticus naar Lapland voor zijngezondheid. Op Heilige avond wil hij naar huis voor de lam schotel, Lap wil een zwarte koe. Ze zitten samen op een bergpaal. Het kruis op de kerk rukt de hoed van de man af, ligt vijf kilometer achter hen (de koe verdwijnt). In G2 nadert Kekri avond; de Lap roept zijn zoons: de jongste met snelheid van vlas, dat brandt in het vuur, de tweede snel als de zwarte haan, de oudste snel als gewenst; de verloren hoed ligt vijf of zes kerken terug. In G3 gaat een man naar Lapland om kennis te vergaren; thuis op Kekri avond, voor een zwarte koe. De eerste zoon van de Lap gaat snel als vuur, de tweede gaat als kogel, de laatste als een gedachte. Man belooft koe; de hoed valt, ligt 500 kilometer terug. In G5 gaat een man met vallende ziekte naar de wijze Lap. Het is kerstavond, een gekleurde koe; de hoed valt, ze zijn voorbij de negende kerk. In G6 is Karanka-Imma naar Lapland gegaan om toveren te leren. Was er op Kekri avond; drie broers: als een vogel, de kogel en de gedachte (zwarte os). In G7 gaat een boer naar Lapland. Wil op kerstavond graag thuis zijn; zwarte os; twee zonen: als kogel of als het denken. Tweede brengt de boer naar huis; de hoed valt, ligt op rand van vijfde kerk, een eind terug. De boer vindt zichzelf terug op de bank thuis (de os). In G8 gaat een man uit Kuopio naar Lapland om te genezen. Hij wil op kerstavond naar huis. De Lap wil hem meteen naar huis brengen voor een koe. De man is akkoord en ontwaakt ’s morgens thuis op de bank (de koe is weg) [Taylor, 1927, p. 78f (G = Noord Savolaks)].
In I1 gaat Manninen uit Rautalahti naar de school van de Laplandse wijzen, blijft er drie jaar; wil op kerstavond naar huis en belooft de Lappen zijn koe, Mustikki (Zwartje). Als grijze hen, als pijl of als ‘hier en daar’, hij kiest de derde optie, de hoed valt en ligt zeven kerken terug. Komt op tijd aan voor het feest, ’s morgens is Mustikki weg. In I2 bezoekt Shemeikka Lapse de wijze mannen. Met de feestdag wil hij naar huis. De Lap vraagt om zwarte koe en roept de bestuurders op: als een vogel, een kogel, ‘van hier neem ik en hier werp ik’. derde optie; zijn hoed verloren, ligt zeven parochies terug (koe is weg). In I4 wenst de oude Hoskonen in Vuur Lapland op Paasavond naar huis te gaan. De Lap wil hem brengen voor zijn beste koe. De Lap fluit, drie mannetjes komen, snel als een vogel, een pijl of als een gedachte. ’s Morgens gaat zijn vrouw naar de stal; de zwarte koe is dood; de Lap wilde haar niet levend. In I5 gaat een man naar de beroemde wijzen in Vuur Lapland, blijft een lange tijd weg en leert veel. Met Pasen roept hij de duivel aan en vraagt naar huis te worden gebracht. De eerste en een tweede duivel weigeren: het is Pasen. De derde wil de zwarte koe. Ze gaan zo snel, dat de hoed afvalt, ligt zes parochies terug. Hij komt dezelfde avond thuis en de koe is weg [Taylor, 1927, p. 79f (I = Oost Karelië)].
In J1 gaat Karvinen, die door een boze geest werd bezeten, naar Lapland voor genezing, blijft een jaar, wil op Kekri avond naar huis; Lap wil de zwarte koe en zet hem op een vlot; zo snel als de grijze hen, als de zwarte haan of als gedachte; het wordt de derde optie; de hoed valt af, ligt zes kerken terug (koe weg). In J2 wordt een boer door boze geesten afgeranseld vanwege een diefstal, gaat naar Lapland om te genezen; Kekri avond. Hij wordt wakker in het midden van de nacht aan het hoofd van zijn eigen tafel (koe weg). In J3 gebiedt de Lap een man op een oude bontmantel te gaan staan; daarop is hij meteen thuis. In J4 gaat een boer naar Lapland. Op kerstavond voor de beste koe; drie zonen: als grijze hen, als kogel of als gedachte gedachte; hoed valt af, al voorbij de negende kerk. Man wordt op zijn erf gegooid, de koe is weg. In J5 is een man ver van huis op zijn naamdag. Drie broers, keuze voor de derde bestuurder; hoed valt, ligt negen kerken en twaalf kapellen achter hen. In J6 verliest een man uit Louhi zijn veestapel, gaat naar Lapland, wil op Kekri avond terug naar huis; voor een koe. De man ligt op een bank met al zijn bagage; de Lap zet hem op de rug van een vuurpaard. Bij het kruisen van Tornio wordt zijn hoed door de kerktoren afgestoten (koe is weg; hij is kaal geworden toen hoed afviel). In J8 gaat een Fin voor drie jaar naar Lapland om toverij te leren, wil naar huis op Kekri ochtend. Lap wil het doen voor zwarte koe, vraagt hoe hij wil gaan? Slapend of wakend? De man wil ‘in dromen’ gaan; hoed valt, ze zijn dan al voorbij de derde kerk. In J9 gaat Reijonen uit Joensuu naar Lapland. drie zonen, snel als de grijze hen, als de snoek (pickerel) zwemt of als gedachte; de hoed valt, zijn voorbij de derde kerk. In J10 is een man in Lapland en wil op Kekri naar huis; de zoon zo snel als vogelvleugels, als vader of als gedachte; berkenblad bezem als kussen [vergelijk I4]. In J10 reis naar Lapland, Kekri, zwarte koe, drie zonen, oudste als snoek zwemt, tweede als de zwarte haan vliegt, derde als gedachte. In J13 gaat een man uit Licksa parochie naar Lapland. Zwarte koe; vader als grijze hen, zoon als gedachte. Zoon is bestuurder, hoed valt, ze zijn drie kerken voorbij. In J14 Lap met drie zonen: als kogel, als grijze hen, de derde als gedachte. Hoed valt, ligt vijf kilometer terug, betaalt met zwarte koe. In J14 wordt Räsänen uit het dorp Kortteinen lastig gevallen door boze geesten, gaat naar Lapland en is er vanaf geholpen. Kekri avond, wil ’s morgens thuis zijn; voor een zwarte koe. [Taylor, 1927, p. 80 – 82 (J = Noord Karelië).]
In K4 moet een man van Lap aan de wervelwind zijn zwarte koe beloven, die hij drie donderdagen achtereen aan een paal op het erf moet vastzetten. Ze zitten samen op een paal en worden zo waargenomen bij het huis van de man (pas op de derde donderdag wordt de koe door de wervelwind meegenomen). In K2 heeft een man op een vooravond van het kerstfeest heimwee en Laps wervelwind wil hem in ruil voor de zwarte koe diezelfde avond nog thuis brengen; drie zonen: als grijze hen, als kogel, of als gedachte. De man, in een trog geplaatst, is meteen thuis. Hij zegt zijn vrouw de koe om te ruilen, maar deze is al weg; in de verte is nog geloei te horen. In K3 wil een man na zijn genezing naar huis en de Lap biedt aan om hem te brengen in ruil voor de beste koe. De man stapt in de slee, de Lap stuurt en zegt hem uit te stappen bij de tweede hobbel (koe loeit). In K4 brengt een man vele jaren door in Lapland en wil op de avond voor het feest naar huis. De Lap wil hem brengen voor een koe en neemt hem in de wervelwind mee (koe weg). In K5 wenst een man thuis te zijn voor het feestdiner, Lap wil hem brengen voor een zwarte os. De snelheid van een kogel is niet snel genoeg, maar hij gaat 100 keer sneller. Ze zetten zich op een sparrentak; muts valt af, maar ligt drie kerken terug (os is weg). In de afwijkende versie K7 gaat een man naar Lapland om kennis te vergaren. Op kerstavond wenst hij te zien wat ze bij hem thuis eten en de Lap wedt, dat hij een proeve van alles zal krijgen, terwijl hij in het badhuis verblijft; inzet blijft de zwarte os; als extra bewijs zal hij de kous van zijn vrouw meebrengen. Thuis zoekt de vrouw, die niets weet van het bezoek van de Lap, naar haar kous. Haar man komt thuis [dezelfde avond] en brengt tot haar grote verbazing die kous mee [Taylor, 1927, p. 82 – 84 (K = Zuid Österbotten)].
In L1 wenst een Fin, die voor zijn gezondheid naar Lapland is gegaan, op Kerkri avond thuis te zijn. De Lap wil hem brengen voor de zwart gevlekte os, zegt hem op een bank te gaan liggen en bij de derde hobbel zich eraf te laten vallen. De man doet dit en ontwaakt aan het hoofd van de tafel (os weg). In L4 verblijft een man uit Haapamäki lang in Lapland en wil op kerstavond naar huis. Drie zonen: de jongste als de grijze hen, tweede als de zwarte haan, de oudste als een gedachte; in ruil voor de stier. Ze leggen hem te slapen aan het hoofd van de tafel met een bijl als kussen. ’s Morgens ontwaakt hij thuis en de stier is weg. In L5 wil een man in Lapland snel terug naar huis. Een Lap wil hem voor de ochtend wel brengen in ruil voor een zwarte os. Tussen de gedachte en de kogel kiest hij voor de snelheid van de kogel. ’s Morgens ligt hij thuis aan het hoofd van de tafel te slapen (koe weg). In L6 is een man ziek geworden en droomt, dat hij naar een Lap tovenaar moet gaan om te genezen. Hij gaat, geeft een fles wijn aan de wijze Lap, die de reden van de ziekte ziet en hem geneest. Het is kerstavond en de Lap wil hem naar huis brengen voor de zwarte stier en zegt de man te gaan liggen op de sofa. Hij wordt thuis wakker en de stier is weg. In L7 op kerstavond, drie broers, als vogel, kogel of gedachte, hij kiest de derde optie (voor een zwarte stier). In L8 wil een man in Lapland op Kekri avond naar huis; zwarte gevlekte koe; drie broers; wanneer hij valt op de planken van het badhuis, moet hij zich op zijn andere zijde wentelen, anders wordt hij weer teruggebracht. De eerste als zwarte haan, de tweede als kogel en de derde als gedachte. In L12 bezoekt een man de wijze Lap, die als enige hem kan genezen, wenst weer thuis te zijn; Lap vraagt om stier en of hij met de snelheid van kogel of de grijze hen wil reizen. De man kiest het laatste, hoort als in een droom de stier loeien, wegen komen er samen [?], ontwaakt ’s morgens thuis (stier is weg) [Taylor, 1927, p. 84 – 86 (L = Midden Österbotten)].
Een man in M1 bezoekt in Lapland het huis van een inmiddels heelberoemde wijsheer. De wijze gaat naar het huis van de man in een pijl en brengt de ring aan de vrouw van de man terug [vergelijk J6]. Het is Kekri avond en de Lap wil hem brengen voor de zwarte koe; de hoed valt, ligt negen kerken terug. Hij ontwaakt op Kekri ochtend aan zijn eigen ontbijttafel (koe is weg). In M2 is een man voor advies bij het toveren naar Laplandgekomen en wil op de avond voor Kerkri naar huis. De Lap wil hem brengen voor een zwarte koe. De Lap bedekt de man met onderkleding van zijn eigen vrouw. De man valt in slaap en wordt ’s morgens wakker in Sotkamo (koe is weg, hij vangt de meeste vis door het dragen van het nachthemd van de vrouw van de Lap). In M3 wil een man in Lapland op Kekri avond naar huis; de Lap wil de zwarte koe, maar de man gelooft hem niet. De Lap biedt aan hem de ring van zijn vrouw te brengen. De vinger van de vrouw jeukt, ze doet de ring af en legt hem op tafel. De Lap brengt hem naar de man. Onderweg raakt de hoed van de man vast in de kerktoren en ligt vijf kerken achter hen. Ze komen om middernacht aan (de koe is ’s morgens weg). In M4 wil Perttu uit het dorp Pyhäntä op Kerkri ’s avond terugkeren naar huis; Lap wil hem brengen voor wat achter in de stal staat. Onderweg stoot Perttu met zijn voet tegen het kerkkruis, vraagt de Lap wat dat was, maar het is te ver achter hen geraakt om er over te praten. ’s Morgens bij aankomst gaat hij naar de stal, maar de os is al weg, alleen zijn kop is nog daar (de schedel is bewaard). In M5 wil de man uit Eskola, die naar Lapland was gegaan voor advies, met Kekri naar huis. De drie zonen van de Lap: als vogel, als vis of ‘zoals men denkt, of als je niet denkt, door springen’ (de Lap wil een os en laat daarna de kop achter) [Taylor, 1927, p. 86 – 88 (M = Oost Österbotten)].
In de enige versie uit Ingria (S1) gaat een man uit het dorp Hirvonen naar de Lapse tovenaars om te genezen van sprinkhanen, die in zijn oren luid snerpen. Na zijn genezing wenst hij op kerstavond terug te keren naar huis. De Lap biedt het hem aan met de snelheid van een vogel, een kogel en ‘als hier en daar’, vraagt ervoor de zwarte vaars. Zet de man in een tobbe en zegt hem niet zijn hoed te gaan halen als deze valt. De Lap maakt een teken; in één zwaai is de man thuis (de vaars is weg). In de eerste versie uit Estland wil de naar Lapland ontvoerde man na zeven jaar naar zijn vrouw en kinderen terug. De Lap wil hem brengen voor de gevlekte os en zet hem in een vehikel in de vorm van een varkens teen. De man steekt de zee over naar zijn eigen land en komt op kerstavond aan (zijn vrouw is ondertussen hertrouwd en heeft twee kinderen gekregen; de gevlekte os weg). In een versie van de Zweedse Finnen is een Finse zeeman in Stockholm op kerstavond. Een Lap wil hem thuisbrengen voor een rood witte koe. De drie dochters van de Lap: oudste als vogel, de tweede als kogel, de derde als gedachte; de derde optie (de koe verdwijnt). Een afwijkende versie met een mes komt uit Noorwegen: een boer gaat erheen om een beer te schieten. Iemand roept vanaf de berg: ‘Kijk uit voor je varken, buurman.’ Die buurman antwoordt: ‘Hij kan het niet doden, want hij heeft zich vandaag niet gewassen.’ De boer heeft water bij zich en wast zich, doodt en vilt de beer. Hij legt zijn mes op een de stomp van een berkenboom, terwijl hij het vlees in huid wikkelt. Dan blijkt het mes verdwenen. Hij is in de stad op kerstavond om boter te verkopen. Hij ziet een oude man met aan zijn gordel het door hem verloren mes. De boer wil naar huis [hier merkwaardig, want hij is niet in Lapland]. De oude man (een ‘bosgeest’) nodigt hem uit te rijden op de renslees. De boer vraagt hem, waar hij het mes vond. ‘Op een boomstronk.’ Hij wil het ‘grote varken’ van de boer in ruil voor zijn ‘verloren varken’ (de beer). Hij zegt de man vooral niet achterom te kijken. Deze doet het toch en ziet het huis van een geest in een geopende berg; zijn hoofd vertrekt (het grijze varken verdwijnt, maar sindsdien heeft de man heeft goed geluk met de varkens) [Taylor, 1927, p. 88 – 90]. Voor andere Zweedse versies: zie De drie windknopen (https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-heksen-en-het-weer-windhandel/). Het verhaal van de ongewassen jager is in Zweden zeer bekend en werd ook opgenomen door Klintberg, 2010, p. 98 als type E1: The Hunter is unwashed. Een jager ziet een reebok met een ring om de nek en richt daarop met zijn geweer. Hij hoort een woudgeest (of: trol?) roepen: ‘Kijk uit, de jager schiet op onze bok!’ Een andere stem antwoordt: ‘Hij kan het niet, want hij heeft zich niet gewassen.’ De jager wast zich met zijn eigen urine en schiet vervolgens de reebok. De woudgeest (trol) zegt: ‘Ik had die hangende bron niet voorzien.’ Soms wordt de ring aan een kerk gedoneerd of aan de woudgeest teruggegeven (vijf registraties; 32 variaties)].
Meer informatie
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-de-vliegende-heks-1-zalf-en-vliegstaf-intro/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-de-vliegende-heks-2-zalf-en-vliegstaf-vervolg/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-de-vliegende-heks–3-zalf-en-vliegdieren/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-de-vliegende-heks-4-toverzalf-in-komische-situaties/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-de-vliegende-heks-5-de-grote-sprong/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-de-vliegende-heks-6-de-grote-sprong-vervolg/
https://robscholtemuseum.nl/?s=heksen
Plaats een reactie