Cor Hendriks – Uit de As van Engelen (7) Wie is Jahweh?

Jahweh (foto Bible Odyssey)

Uit de As van Engelen (7) Wie is Jahweh?

Jahweh is de naam van de officiële god van Israël, zowel in het noordelijk koninkrijk als in Juda. Sinds de Achaemenidische periode (https://nl.wikipedia.org/wiki/Achaemeniden) leidden religieuze scrupules tot de gewoonte van het niet uitspreken van de naam van Jahweh. In de liturgie, zowel als in het dagelijks leven, werden zulke uitdrukkingen als ‘de Heer’ of ‘de Naam’ er voor in de plaats gezet. Ten gevolge daarvan ging de correcte uitspraak van de Tetragrammaton [een vier letter woord] op den duur verloren. De Masoretische (https://nl.wikipedia.org/wiki/Masoreten) vorm ‘Jehova’ is in werkelijkheid een combinatie van de medeklinkers van het Tetragrammaton (https://en.wikipedia.org/wiki/Tetragrammaton) met de klinkers van ādōnāy. De transcriptie ‘Jahweh’ is een geleerde conventie, gebaseerd op Griekse transcripties.

De vorm Jahweh (yhwh) is vastgesteld als primitief. Afkortingen zoals Jah (Engels Yah), Jahû, en Jĕhô zijn secundair. De afgekorte (of hypochoristische) vormen van de naam verraden regionale voorkeuren. Dus Yw (‘Yau’ in Neo Assyrische bronnen) wordt in het bijzonder gevonden in een Noord Israëlitische context. Het vroegste geval is de persoonsnaam ywḥnn op een pijlkop van de 11e eeuw voor Christus. Yh, anderzijds, is voornamelijk Judees. De vorm Yhw wordt gezegd origineel Judees te zijn, maar het voorkomen er van in het Noorden toont aan, dat het ook niet onbekend was onder de Noordelijke Israëlieten.

De cult van Jahweh zou oorspronkelijk niet te huis zijn in Palestina. Voor 1200 voor Christus is de naam Jahweh niet te vinden in enige Semitische tekst. Noch in Ebla noch in Oegarit was Jahweh bekend. Ook na 1200 voor Christus wordt Jahweh zelden genoemd in niet Israëlitische teksten. De bewering, dat “Jahweh werd vereerd als een belangrijke god” in Noord Syrië in de 8e eeuw voor Christus, kan niet worden gehandhaafd.

De vroegste West Semitische tekst, die Jahweh vermeldt is de Overwinningsstele geschreven door Mesha, de Moabitische koning uit de 8e eeuw voor Christus. De Moabitische heerser roept in herinnering zijn Militaire successen tegen Israël in de tijd van Ahab: “En Chemosh [= de god van Mesha] zei tegen me ‘Ga, neem Nebo van Israël!’ Dus ik ging in de nacht en ging de strijd met haar aan van de dageraad tot het middaguur. En ik nam haar en ik doodde haar gehele bevolking, 7.000 mannen, jongens, vrouwen, meisjes en dienstmeisjes, want ik wijdde haar tot vernietiging voor Ashtar Chemosh. En ik nam van daar de [‘r‘]ly van Jahweh en ik sleepte hen voor Chemosh.” Duidelijk wordt Jahweh hier niet gepresenteerd als een Moabitische god. Hij wordt gepresenteerd als de officiële god van de Israëlieten, vereerd in Samaria, zo ver als haar buitengrenzen aangezien Nebo, gelegen in Noordwest Moab, was een grensstad.

De afwezigheid van referenties aan een Syrische of Palestijnse cult van Jahweh suggereert, dat de god niet behoort in de traditionele cirkel van West Semitische godheden. De origine van  zijn verering moeten elders gezocht worden. Een aantal teksten suggereren, dat Jahweh werd vereerd in Zuid Edom en Midian, voordat zijn cult zich verspreidde naar Palestina. Er zijn twee Egyptische teksten, die Jahweh vermelden. In deze teksten van de 14e en 13e eeuw voor Christus wordt Jahweh noch verbonden met de Israëlieten, noch is zijn cult gelokaliseerd in Palestina. De tekst spreekt over “Yahu in het land van de Shosu bedoeïenen”. De ene tekst is uit de regering van Amenophis III en de andere van de regering van Ramses II. In de Ramses II lijst verschijnt de naam in een context, die ook Seir vermeldt. Voorzichtig kan geconcludeerd worden, dat deze “Yahu in het land van de Shosu bedoeïen” gesitueerd moet worden in het gebied van Edom en Midian.

In deze Egyptische teksten wordt Yhw gebruikt als een toponiem. Maar een relatie met de godheid met dezelfde naam is een redelijke aanname, of de god zijn naam nam van het gebied of vice versa blijft onbeslist. Tegen de 14e eeuw voor Christus, voordat de cult van Jahweh Israël had bereikt, vereerden groepen Edomitische en Midianitische nomaden Jahweh als hun god. Deze data convergeren met een Noordelijke traditie, te vinden in een aantal oude theofanie teksten, volgens welke Jahweh kwam uit Edom en Seïr (Richteren 5:4, let op de correctie in Psalmen 68:8). Volgens de zegen van Mozes kwam Jahweh van Sinai, “was opgegaan uit Seïr en “verscheen in lichtglans” van het gebergte Paran (Deuteronomium 33:2). Elders wordt hij gezegd te zijn gekomen van Teman en het gebergte Paran (Habakuk 3:3). Al deze plaatsen – Seïr, het gebergte Paran, Teman en Sinai – zijn allemaal in of nabij Edom.

Als Jahweh thuis was in het Zuiden, hoe dan kwam hij in het Noorden terecht? Hier wordt een theorie naar voren gebracht over de Kenieten (https://en.wikipedia.org/wiki/Kenites) als bemiddelaars van de Jahwehistische cultus, een theorie, die voor het eerst werd geopperd door de Nederlandse geschiedkundige Cornelis P. Tiele, die in 1872 Jahweh historisch karakteriseerde als “de god van de woestijn, vereerd door de Kenieten en hun nabije verwanten vóór de Israëlieten”. De theorie wordt in brede kring gedeeld. In zijn klassieke vorm neemt de hypothese aan dat de Israëlieten bekend raakten met de cultus van Jahweh door Mozes. Mozes’  schoonvader Hobab (Richteren 1:16; vergelijk Numeri 10:29) was een Midjanitische priester (Exodus 2:16; 3:1; 18:1 [Reüel de Keniet is de schoonvader, Chohab is de zoon van Reüel]). Hij behoorde tot de Kenieten, een tak van de Midjanieten, en via hem waren de Kenieten de bemiddelaars van de cultus van Jahweh.

De kracht van de Kenieten hypothese is de link, die hij vestigt tussen verschillende maar convergerende datasets, namelijk de afwezigheid van Jahweh van West Semitische epigrafie; Jahwehs topografische verbinding met het gebied van Edom (waarin ook het gebied van de Midjanieten is), de ‘Kenitische’ affiliatie van Mozes en de positieve evaluatie van de Kenieten in de Bijbel. Een belangrijke zwakte in de hypothese echter is haar negeren van de ‘Kanaänitische’ origine van Israël. De view dat, onder de invloed van Mozes, de Israëlieten Jahwehisten werden tijdens hun tocht door de woestijn en toen hun nieuw verkregen religie op de Palestijnse bodem brachten, negeert het feit, dat de meerderheid van de Israëlieten stevig geworteld was in Palestina. Bovendien is de historische rol van Mozes hoogst problematisch. Het schijnt verstandiger niet te veel gewicht te hechten aan de figuur van Mozes. Het is pas in een latere traditie, dat hij beschouwd begon te worden als de legendarische voorouder van de Levitische priesters en een symbool van de ‘Jahweh alleen’ beweging. Zijn werkelijk belang blijft onzeker.

Als de Kenitische hypothese gehandhaafd zal worden, dan is het alleen in een gewijzigde vorm. Hoewel het hoogst plausibel is, dat de Kenieten (de Midjanieten en de Rechabieten kunnen in één adem worden genoemd) Israël introduceerden tot de verering van Jahweh, is het onwaarschijnlijk, dat ze zo deden buiten de grenzen van Palestina. Zowel Kenieten als Rechabieten worden vermeld als verblijvend in Noord Israël in een vroege fase. Zo waren de Gibeonieten etnisch gerelateerd aan de Edomieten. Sommige van deze groepen waren geen permanente residenten van Noord Israël. Ze kwamen daar als handelaren. Reeds in Genesis 37:28 worden Midjanitische handelaren vermeld als zijnde actief tussen Palestina en Egypte. Als Jahwehisme inderdaad ontsprong met Midjanieten of Kenieten – en het bewijs schijnt te wijzen in die richting – kan het zijn gebracht naar Transjordanië en Centraal Palestina door handelaren langs de karavaanroutes van het Zuiden tot het Oosten.

Verklaringen van de naam Jahweh moeten aannemen dat, behalve wat betreft de vocalisering, de traditionele vorm de correcte is. De hypothese, die zegt dat er oorspronkelijk twee goddelijke namen waren, namelijk Yāhū en Jahweh, de eerdere zijnde de oudere, wordt nu algemeen verlaten in het licht van het epigrafisch bewijs. De significantie van de naam Jahweh is het onderwerp geweest van een verbijsterende hoeveelheid publicaties. Deze “monumentale getuigenis tot de vlijtigheid en vindingrijkheid van Bijbelgeleerden” is nauwelijks in verhouding tot het beperkt belang van de kwestie. Zelfs als de betekenis van de naam kon worden vastgesteld boven alle twijfel, zou dit weinig bijdragen tot het begrip van de aard van de god. De waarschuwing tegen overdreven belang hechten aan etymologieën is ook goed voor goddelijke namen. Van het perspectief van de geschiedenis van religie is het meer van belang om de karakteristieken te weten, die vereerders associeerden met hun god dan de oorspronkelijke betekenis van zijn naam. Dat gezegd zijnde kan echter de kwestie van de etymologie van Jahweh niet eenvoudigweg weggewuifd kan worden. De volgende observaties zijn in orde.

Ondanks geïsoleerde pogingen om yhwh te nemen als een pronominale vorm, die ‘Jeh Hé!’ betekent, is men er in het algemeen over eens, dat de naam een werkwoordvorm representeert. Morfologisch is de naam Jahweh niet zonder parallellen.

De interpretatie van het theoniem (https://nl.qaz.wiki/wiki/Theonym) als een onvoltooid werkwoord is reeds te vinden in Exodus 3:14. In antwoord op Mozes’ vraag over wat hij moet zeggen tegen de Israëlieten, wanneer ze hem vragen welke god hem zond, zegt God “Ik ben, die Ik ben,” en hij voegt toe “Zeg dit tegen het volk van Israël ‘Ik ben heeft mij naar jullie gezonden.’” De uitleg, die hier wordt geboden, is een sofistisch spel gebaseerd op associatie: de wortel HWH wordt begrepen als een bijvorm van HYH, ‘te zijn’ en het voorvoegsel van de derde persoon wordt begrepen als een secondaire observatie van een eerste persoon: yhwh wordt dus geïnterpreteerd als ’hyh, ‘ik ben’. Aangezien de betekenis van een dergelijke naam ongrijpbaar is, is de gereconstrueerde naam zelf het onderwerp van een verdere interpretatie in de frase ’ehyeh ’āšer ’ehyeh, ‘Ik ben die ik ben’.  De betekenis er van wordt betwist. Moet men het begrijpen als een belofte (‘Ik zal er zeker zijn’) of als een allusie naar de onvergelijkbaarheid van Jahweh (= zonder gelijke)? Zelfs in de onthulling van zijn naam geeft Jahweh zichzelf niet over. Hij kan niet worden gevangen door middel van hetzij een beeld of een naam. De Griekse vertaling ὁ ὤν (LXX) heeft filosofische ondertonen. Het ligt aan de basis van een diepgaande speculatie over de eeuwigheid en onbeweeglijkheid van God – ideeën, die allebei oorspronkelijk niet verbonden waren met de naam Jahweh.

Aangezien de Israëlitische verklaring duidelijk een stuk theologie is eerder dan een betrouwbare etymologie, kan het niet worden geaccepteerd als het laatste woord over de kwestie. Vergelijkend materiaal uit Akkadische bronnen zijn gebruikt om te pleiten voor de these dat *yahweh in feite een afgekorte zin naam is.

Sommige geleerden geloven, dat Jahweh de afgekorte naam van een vergoddelijkte voorouder is. Hoewel theoretisch mogelijk moeilijk te geloven is, dat de hoofdgod van Israël, vereerd in een cultus, die werd geïmporteerd in Palestina, oorspronkelijk een vergoddelijkte voorouder is. Hoewel zulke goden bekend zijn, worden ze nooit gevonden in een leidende positie in het pantheon. Hun verering neigt er toe lokaal te blijven, aangezien een voorouder uit noodzaak de voorouder is van een beperkte groep.

Er zijn inderdaad oude Nabije Oosterse godheden met een samengestelde naam, die nooit voorouders waren. Dit zijn echter namen van ondergeschikte goden. Er is geen voorbeeld van zulke goden, die het pantheon aanvoeren. Een ander bezwaar tegen de vergelijking is het feit, dat de Israëlitische cultus niet de complexiteit van die in de Syrische stadstaten schijnt te hebben gekend, waar het vergelijkende materiaal vandaan komt. Gerelateerd aan de these, dat *yahweh een afgekort theoniem is, is de suggestie, dat het een afkorting van een liturgische formule is. De oplossing voorgesteld door Cross is een voorbeeld. Hij speculeert, dat de langere vorm van ‘Jahweh’ overgeleverd is in de titel ‘Jahweh Zabaoth’. De ṣēbā’ōt (getranscribeerd als Zabaoth in vele Engelse Bijbel vertalingen) zijn de hemelse legerscharen, dat wil zeggen de raad van de goden. De naam Jahweh Zabaoth is zelf een afkorting voor ‘Hij, die de hemelse legerscharen creëert’, volgens Cross. Aangezien dit in zijn view in feite een titel van El is, zoals ‘El creëert Israël’ (vergelijk Genesis 33:20) en ‘El creëert de winden’. Ook Dijkstra argumenteert, dat de originele vorm El Jahweh is, ‘El, die zichzelf onthult’ – een vorm gereflecteerd in teksten als Psalmen 118:27.

Voor het moment het probleem geïmpliceerd in de identificatie van Jahweh met El terzijde latend, is de interpretatie van Jahweh als een afgekorte zin naam (en mogelijk een liturgische formule) niet zonder moeilijkheden. Aangezien het idee, dat een menselijke voorouder kon oprijzen tot de positie van een nationale god ingaat tegen het vergelijkende bewijs, moet een aangenomen El Jahweh of Jahweh El noodzakelijk een godennaam zijn, gevolgd of voorafgegaan door een werkwoordsvorm, die een van zijn karakteristieke activiteiten aanduidt. Door implicatie dan is de eigennaam van de god vervangen in de Israëlische traditie door een werkwoord, die zijn belangrijkste activiteit aangeeft. Een dergelijk proces is zonder parallel in oude Nabije Oosterse religies. Het enigma van het tetragrammaton proberen op te lossen door een andere goddelijke naam te stellen, is echt een laatste optie. Een oplossing, die de naam verklaart in de vorm, waarin hij ons heeft bereikt, is te prefereren.

Een tot nu toe onvermeld probleem is de identificatie van de wortel, die aan de basis ligt van de vorm yhwh en die van zijn betekenis. Hoewel sommigen een link hebben gesuggereerd met de wortel ḤWY, wat resulteert in de vertaling ‘de Vernietiger’, wordt algemeen gehouden, dat de naam verbonden zou moeten zijn met de Semitische wortel HWY. Ook volgen geleerden, die niet het tetragrammaton beschouwen als een afgekorte theoniem, gewoonlijk de Israëlitische interpretatie in zover ze Jahweh interpreteren als een vorm van het werkwoord “zijn”. Opinies divergeren er over of de vorm fundamenteel of causatieve betekenis heeft. ‘Hij veroorzaakt te zijn, roept in bestaan’.

Een belangrijke moeilijkheid echter met de uitleg van de naam Jahweh op de basis van HWY, geïnterpreteerd als ‘te zijn’, is het feit, dat ze de naam van een Zuid Semitische godheid (afkomstig uit Edom of zelfs verder Zuidelijk) verklaart met de hulp van een West Semitische etymologie. De vorm van de naam heeft de nauwste analogieën in het pre Islamitische Arabische pantheon. Het is daarom natuurlijk om eerst te kijken naar de mogelijkheid van een verklaring op basis van een Arabische etymologie. De relevante wortel HWY heeft drie betekenissen in Arabisch (1) begeren, gepassioneerd zijn, (2) vallen, (3) blazen. Alle drie zijn opgeroepen voor een voldoening gevende verklaring van de naam Jahweh. De afleiding van de naam Jahweh van de betekenis ‘beminnen, gepassioneerd zijn’, wat resulteerde in de vertaling van Jahweh als ‘de Gepassioneerde’, heeft geen indruk gemaakt op de Oude Testament wetenschap. Nauwelijks meer succesvol was de suggestie, dat Jahweh ‘de Spreker’ is, ook gebaseerd op de link van de naam met de wortel HWY.

Een grotere graad van plausibiliteit kleeft aan die interpretaties van de naam Jahweh, die hem interpreteren als een stormgod. Dus de naam is verbonden met de betekenis ‘vallen’ (ook betuigd in oud Syrisch), in welk geval de werkwoordsvorm wordt gezien als een causatief (‘Hij, die doet vallen’, namelijk regen, bliksem). Een andere suggestie is het koppelen van de naam met de betekenis ‘blazen’, gezegd van de wind. Dit leidt tot de vertaling “Hij vaart door de lucht, hij waait”. Vooral de laatste mogelijkheid verdient serieuze consideratie. Gezien de Zuid Oosterse herkomst van de cultus van Jahweh, heeft een Arabische etymologie een zekere waarschijnlijkheid. Ook zijn veronderstelde karakter als een stormgod draagt bij om te verklaren waarom Jahweh diverse van de mythologische wapenfeiten van Baal kon aannemen.

De interpretatie van de naam van Jahweh is niet geheel verstoken van betekenis, als het aankomt op het vaststellen van zijn karakter.  Als yhwh inderdaad ‘Hij blaast’ betekent, is Jahweh oorspronkelijk een stormgod. Aangezien Baal (oorspronkelijk een epitheton van Hadad) van hetzelfde type is, verdient de relatie tussen Jahweh en Baal nauwgezetter geanalyseerd te worden. In het Monarchale Tijdvak was Baal (dat wil zeggen de cultus van Baal) een serieuze rivaal van Jahweh. De competitie tussen de twee goden (dat is, tussen hun respectievelijk priesterschap en profeet zijn) was bijzonder hevig sinds de promotie van de cult van de Tyrische Baal (https://en.wikipedia.org/wiki/Melqart) door de Omrieden (https://en.wikipedia.org/wiki/Omrides). Omdat er geen entente was tussen Jahweh en Baal, kon Jahweh nauwelijks trekken van een stormgod geërfd hebben van Baal. Erven is een te vreedzaam proces. Jahwehs ‘Baalistische’ trekken hebben een duale origine. Sommige zijn van oudsher van hem, omdat hijzelf een stormgod is, terwijl andere zijn toegeëigend, of moeten we zeggen door hem geconfisqueerd. Voorbeelden van het latere omvatten de designatie van de berg Sion als ‘de uithoeken van Zaphon’ (Psalmen 48:3, Nieuw Bijbel Genootschapver in het Noorden”, James Bibledeep heart of the North“), het motief van Jahwehs overwinning over Yam (= Zee, waarbij wordt verwezen naar de studie van J Day, God’s Conflict with the Dragon and the Sea: Echoes of a Canaanite myth in the Old Testament, Cambridge, 1985) en het epitheton van BaalRijder op de Wolken’.

Gezien de nadruk op het conflict tussen Jahweh en Baal is het onvoldoende gerealiseerd, dat Jahweh zelf ook “een godheid [is] die origineel wordt opgevat in de categorieën van het Hadad type” (https://en.wikipedia.org/wiki/Hadad). Volgens de theofanie teksten beeft de aarde, wolken druipen water en bergen trillen bij de nadering van Jahweh (Richteren 5:4-5). Hoewel een dergelijke respons van de elementen op Jahwehs manifestatie niet hoeft in te houden, dat hij een stormgod is, biedt de laatste hypothese de meest natuurlijke verklaring. Wanneer Jahweh zijn geliefde te hulp komt, is hij helemaal rondom verborgen door duisternis, dikke wolken duister met water, die zijn tent vormen (Psalmen 18:11). Wanneer hij zijn stem verheft, weerklinkt de donder (Psalmen 18:14). Net als Baal wordt Jahweh beschouwd als ‘een god van de bergen’ (1 Koningen 20:23), een karakterisering, waarschijnlijk teweeg gebracht door de associatie van de weergod met wolken, die boven de bergtoppen zweven.

Hoewel weinig geleerden het feit zouden betwijfelen, dat Jahweh zekere trekken heeft, die normaal worden toegeschreven aan Baal, wordt vaak geargumenteerd, dat hij oorspronkelijk meer was als El dan als Baal. In het patriarchale narratief van Genesis worden El namen, zoals El Olam en El Elyon vaak gebruikt als epitheta van Jahweh. Diverse geleerden hebben de conclusie getrokken, dat El en Jahweh in een tamelijk vroege fase werden geïdentificeerd. Deze identificatie wordt soms verklaard door aan te nemen, dat Jahweh oorspronkelijk een El figuur is (https://nl.wikipedia.org/wiki/El_(god)). Cross heeft beargumenteerd, dat Jahweh oorspronkelijk een hypocoristicon [= troetelnaam] van een liturgische titel van El is, zoals Jahweh Zabaoth, wat ‘Hij, die de hemelse legers in bestaan roept’ zou betekenen, geen naam is, maar een epitheton. Volgens Cross is de god op wie het in de eerste plaats van toepassing is El, aangezien El bekend is in de Oegaritische teksten als de vader van de goden. Aan de laatst genoemden wordt conventioneel gerefereerd als ‘de zonen van El’.

Speculaties over de originele identiteit van Jahweh met El moeten echter kritisch worden onderzocht. Er zijn problemen wat betreft zowel de aard van de identificatie als het goddelijke type, waartoe Jahweh behoort. Onvoldoende wordt gerealiseerd, dat aan het begin van de IJzertijd de rol van El voornamelijk nominaal was geworden. Het proces van het terugtrekken van El ten faveure van Dagan (de hoofdgod van Ebla) en later Baal (de hoofdgod van Oegarit) was lang onderweg geweest. Bij het begin van de IJzertijd overleefde de cultus van El in sommige grensgebieden van het Nabije Oosten. In de meeste gebieden echter, inclusief Palestina, was de carrière van El als een levende god (dat wil zeggen als een culturele realiteit en een object van daadwerkelijke verering) ten eind. Hij overleefde in zulke uitdrukkingen als ‘dt ‘l (‘de raad van El’) en bny ‘l (‘de zonen van El’, dat zijn goden), maar dit was een overleving slechts in naam. Dit feit verklaart waarom er geen sporen van polemieken tegen El zijn in de Hebreeuwse Bijbel. Het kan daarom worden beargumenteerd, dat de gladde identificatie van El als Jahweh was gebaseerd, niet op een identiteit van karakter, maar op Els verval. Zijn naam werd steeds meer gebruikt hetzij als een generiek zelfstandig naamwoord met de betekenis ‘god’ of, meer specifiek, als een aanduiding van de persoonlijke god. In beide gevallen kon Jahweh ēl worden genoemd.

Tezamen met de naam erfde Jahweh diverse trekken van El. Een van hen is goddelijke eeuwigheid. Oegaritische teksten noemen El de ‘vader van jaren’ (ab šnm) en schilderen hem als een bebaarde patriarch. Jahweh anderzijds wordt de ‘Oude van dagen’ genoemd en draagt eveneens een baard (Daniël 7:9 – 14.22). Net als El zit Jahweh de raad van de goden voor. Medelijden is een andere gemeenzame trek. El wordt gezegd medelijdend (dpid) te zijn, terwijl Jahwehgenadevol en gracieus” wordt genoemd (Exodus 34:6). In sommige Bijbelse passages worden de parallellen bewust verkend. Dus Greenfield heeft getoond,  dat Deuteronomium, 32:6-7 op Jahweh diverse motieven en beelden toepast, die oorspronkelijk geassocieerd waren met El. El (hier Jahweh) wordt gezegd Israëls ‘vader’ en ‘schepper’ te zijn. Hij is ‘wijs’ en ‘eeuwig’ en heeft ‘de jaren van vele generaties’ geleefd.

Een aspect van Jahweh, dat kan worden teruggevoerd op El, hoewel slechts met grote voorzichtigheid, is zijn zonneverschijning. Zelfs al schilderen de theofanie teksten Jahweh primair als een krijger stormgod, er zijn elementen in hun beschrijving, die schijnen aan te nemen, dat Jahweh een zonnegod is. De Psalm van Habakkuk vermeldt Gods ‘schittering’ (hôd) en mogelijk zijn ‘glans’ (tĕhillâ, vers 3). Gods verschijning komt met helderheid (nôgah) en stralen van licht (qarnayim, vers 4). Evenzo spreekt Deuteronomium 33:2 over Jahwehvoortstralend’ en oplichtend. De nauwste buiten Bijbelse parallel wordt gevonden in een Hebreeuwse tekst van Kuntillet ‘Ajrud, waarin de bergen gezegd worden te smelten wanneer El voort straalt. Ook buiten de theofanie traditie is er bewijs van Jahweh als een zonnegod. Zo wordt het woord ‘licht’ soms gebruikt als een goddelijke titel (Psalmen, 139:11).

Een verdere link tussen El en Jahweh is de identiteit van hun gemalin. Teksten van Kuntillet ‘Ajrud en Khirbet el Qom refereren aan Jahweh ‘en zijn Asjera’ (w’šrth). Hoewel sommige geleerden argumenteren dat deze ‘Asjera’ (https://nl.wikipedia.org/wiki/Asjera) louter een cultussymbool is of een aanduiding van ‘heiligdom’ (vergelijk Akkadisch aširtu), is de interpretatie van het woord als een godennaam te prefereren. In het licht van deze data [uit recent onderzoek] blijft de suggestie om Deuteronomium 33:2e te emenderen in ‘en in zijn rechterhand Asjera’ [Nieuw Bijbel Genootschapaan zijn rechterzijde zagen zij een brandend vuur‘] zeker een mogelijkheid. Aangezien Asjera traditioneel de gemalin van El is in de Oegaritische teksten, suggereert het koppelen van Jahweh en Asjera, dat Jahweh de plaats had ingenomen van El [vergelijk de bovenstaande afbeelding].

Onder Noordelijke invloed werd Jahweh ook gekoppeld met Anat (https://nl.wikipedia.org/wiki/Anat), mogelijk te identificeren met de Hemelkoningin vermeld in Jeremia 7:18 44:17, 18, 19, 25. Haar link met Jahweh is evident uit de naam Anat Yahu, betuigd in Aramese teksten van de Joodse kolonie in Elephantine. Gezien het feit, dat de enige andere godheden met wie Anat gekoppeld wordt Baal en Bethel (https://en.wikipedia.org/wiki/Bethel_(god), de vergoddelijkte baetylon [= stele (https://en.wikipedia.org/wiki/Baetylus)]) zijn, is geen invloed van de cultus of mythologie van El hier duidelijk.

Hoewel Jahweh bekend was en vereerd werd door de Israëlieten voor 1000 voor Christus, werd hij niet de nationale god tot het begin van de monarchale tijd. Als gevolg van de religieuze politiek van Saul werd Jahweh de patroon godheid van de Israëlische staat. Toen David en Salomon het koninkrijk van Saul erfden en vergrootten, erkenden zij de positie van Jahweh als nationale god. David bracht de ark van Jahweh van Benjamin tot Jeruzalem (2 Samuël 6), Salomon zocht de zegen van Jahweh bij het heiligdom van Gibeon, de nationale tempel van de Saulidische staat (1 Koningen 3:4). Bewijs van de overheersende rol van Jahweh in de officiële cultus tijdens de Monarchale periode zijn de theofore persoonsnamen, zowel de Bijbelse als de epigrafische. De godennaam Jahweh is in verre mate het meest gewone theofore element (https://en.wikipedia.org/wiki/Theophoric_name).

De praktische monolatrie (https://nl.wikipedia.org/wiki/Monolatrie) van Jahweh moet niet genomen worden voor een strikt monotheïsme. Niet alleen bleven de Israëlieten voortgaan het bestaan van godheden naast Jahweh te kennen, ook kenden ze meer dan één Jahweh. Hoewel op een mythologisch niveau er slechts één is, reflecteerde de cultische realiteit een pluraliteit van Jahweh goden. Buiten Bijbels bewijs van Kuntillet ‘Ajrud  vermeldt een ‘Jahweh van Samaria’ en een ‘Jahweh van Teman’. Het is mogelijk, dat de twee namen één god aanduiden, namelijk de officiële god van het Noordelijke koninkrijk (‘Samaria’, naar haar hoofdstad). Echter de erkenning van een Noordelijke Jahweh is weerspiegeld door de verering van een Jahweh van Hebron en een Jahweh van Sion. Hoewel de constructies bēḥebrôn en bĕṣiyyôn gewoonlijk worden vertaald met ‘in Hebron’ en ‘in Sion’, suggereert een vergelijking van de naam Milkashtart (‘Milku van Ashtart’) met de uitdrukking mlk b‘ṯtrt (‘Milku in Ashtart’), dat zulke uitdrukkingen als yhwh bĕṣiyyôn (Psalmen 99:2) en yhwh bēḥebrôn (2 Samuël 15:7) moeten worden begrepen als referenties in lokale vormen van Jahweh (vergelijk 1 Samuël 5:5 Dāgôn bĕ’ašdôd, ‘Dagan van Asjdod’). De religieuze situatie in het vroege Israël was daarom niet slechts een van polytheïsme, maar ook van poly Jahwehisme. De Deuteronomische nadruk op de eenheid van Jahweh moet worden begrepen [K van der Toorn, DDD 1711 – 1730].

Mijn kritiek op het bovenstaande artikel van K van der Toorn, hoofdredacteur van de DDD, is fundamenteel en betreft de herkomst van Jahweh uit Edom, wat gebaseerd is op teksten uit de Bijbel, zoals de zegen van Mozes, de zogenaamde theofanie teksten. Wat is de betekenis van deze teksten, waarin God verschijnt (wat de vertaling is van theofanie)?

Jahweh, toen Gij uittoog uit Seïr,
toen Gij voortschreed uit de velden van Edom,
beefde de aarde, ook dropen de hemelen,
ook dropen de wolken van water;
de bergen wankelden voor Jahweh,
zelfs de Sinai voor Jahweh, de God van Israël. (Richteren 5:4-5)

Hoe kunnen deze verzen tot de conclusie leiden, dat Jahweh afkomstig is uit Seïr of Edom?

De verzen in het gebed van de profeet Habakuk luiden.

God (James Bible Eloah) komt van Teman
en de Heilige van het gebergte Paran. (3:3)

James Bible legt uit. Eloah is een oude naam voor God. De plaatsnamen zijn in Edom en de komst van Jahweh wordt beschreven in termen van een naderende storm. Maar ook elders zien we verwijzingen naar Edom in verband met het komen van Jahweh. De profeet Jesaja schrijft over Edom.

Wie is het, die van Edom komt, in helrode kleren van Bosra (63:1a)?

Door het Nieuw Bijbel Genootschap wordt verwezen naar Jesaja 34:1-17, genaamd “Het gericht Gods over Edom”, waarin gesproken wordt over de toorn van Jahweh gericht tegen alle volken. Gezegd wordt

Want Mijn zwaard is in de hemel dronken geworden;
zie, het daalt neer op Edom en ten gerichte op het volk,
dat door Mijn banvloek werd getroffen.
[…]
want Jahweh richt een offer aan te Bosra
en een geweldige slachting in het land van Edom. (Jesaja 34:5-6)

Ook Amos bevat een oordeel van Jahweh over Edom, dat hij aankondigt

(…) zal Ik vuur werpen in Teman,
zodat het Bosra’s burchten verteert. (1:12)

Als Jahweh uit Teman komt, waarom zou hij er dan vuur op werpen, en hetzelfde geldt voor heel Edom, waarop Zijn zwaard neerdaalt. Jahweh komt dus niet uit Edom, maar hij komt er overheen als een storm, om te spreken in de term van de bovengenoemde stormgoden. De termen Edom, Seïr, Teman en Bosra zijn allemaal bedoeld om de richting aan te geven vanwaar de ‘storm’ komt. Ik heb er geen onderzoek naar gedaan (omdat ik die talen niet kan lezen), maar ik neem aan, dat ook van andere ‘stormgoden’ wordt gezegd, dat ze uit een bepaalde richting komen, namelijk uit het Zuidoosten (zoals ook bepaalde natuurverschijnselen als de Himalaya gedocumenteerd door Velikovsky in Earth in Upheaval). Het is de richting van de planeet, komeet, die uit Zuidoostelijke richting komt en naar het Noordwesten gaat.

Een ander probleem wordt gevormd door de verbinding met de Shosu, die volgens de tijdcorrectie van Velikovsky in de verkeerde tijd geplaatst worden, zie daarvoor mijn artikelen over de Shasu.

https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-de-shasu-van-jahwe-nieuw-bewijs-voor-de-chronologie-van-velikovsky/

https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-het-velikovsky-syndroom-26-shasu-israelieten/

Voor de afbeelding, zie https://www.bibleodyssey.org/en/passages/related-articles/what-did-yahweh-look-like en voor meer informatie https://fr.m.wikipedia.org/wiki/Fichier:Zeus_Yahweh.jpg (met Engelse tekst).

Meer informatie
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-uit-de-as-van-engelen-(1) inleiding/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-uit-de-as-van-engelen-(2)-het-boek-van-henoch/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-uit-de-as-van-engelen-(3)-de-gevallen-engelen/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-uit-de-as-van-engelen-(4)-de-wachters-in-het-boek-jubileeen/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-uit-de-as-van-engelen-(5)-de-zonen-van-god-de-engelen/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-uit-de-as-van-engelen-(6)-de-engel-van-jahweh/