Anaïs Scholte – Levensvragen (4) aan Minke Tromp, filosoof en organisatie antropoloog
Eerder stelde Anaïs dezelfde vragen aan alle Denkers des Vaderlands tot nu toe, René Gude, Marli Huijer en René Ten Bos:
https://robscholtemuseum.nl/anais-scholte-bevraagt-rene-gude-voor-haar-nog-steeds-filosoof-des-vaderlands/
https://robscholtemuseum.nl/anais-scholte-levensvragen-1-aan-marli-huijer-hoogleraar-filosofie-aan-de-erasmus-universiteit-rotterdam-en-voormalig-denker-des-vaderlands-2015-2017/
https://robscholtemuseum.nl/anais-scholte-levensvragen-2-aan-rene-ten-bos-hoogleraar-filosofie-aan-de-radboud-universiteit-nijmegen-en-de-huidige-denker-des-vaderlands/
Ook aan andere denkers, zoals de dichter Harry Hoogstraten:
https://robscholtemuseum.nl/anais-scholte-levensvragen-3-aan-harry-hoogstraten-dichter-en-kunstenaar/
Minke Tromp (1980) is filosoof, organisatie antropoloog en oprichtster van het Bureau voor toegepaste filosofie. Zij is lid van de adviesraad van de Faculteit Wijsbegeerte aan de Vrije Universiteit Amsterdam en board member van de Art & Inspiration Club.
Om je wel te helpen heb ik de tijd genomen om je vragen te beantwoorden. Al doe ik dat misschien niet op de manier die je verwacht. Ik wil altijd graag filosoferen via de dingen die we overdag meemaken. Op die manier komt de alledaagse praktijk steeds dichterbij het denken. En dat is mijn ideaal. Als het niets betekent voor mijn handelen vandaag of morgen, is het betekenisloos. Ik wil dus graag nadenken op zo’n manier dat je er iets aan hebt. Niet denken over het leven, alsof het al voorbij is, of je er niets mee te maken hebt, maar denken voor het leven, vanwege het leven, omwille van het leven.
1. Wat is goed, wat is slecht?
Gistermiddag voerde ik met een groepje schooldirecteuren een Socratisch gesprek. Dat was tenminste de bedoeling. Of dat gelukt is, weet ik niet. Ik had hen op het hart gedrukt op tijd aan de bel te trekken, wanneer ze het niet snapten. Ze beloofden dat te doen, maar deden dat niet. Aan het einde van de middag zei één directeur dat hij zich de hele middag had afgevraagd wat de bedoeling was van het Socratisch gesprek.
Op dat moment leer ik dat het goed is om te doen wat je zegt te zullen doen en dus dat het slecht is om dat niet te doen. Ook leer ik dat het niet goed is om ervan uit te gaan dat iemand doet wat hij of zij zegt, maar ik zou dat niet slecht noemen. Eerder onhandig of naïef. Doen wat je zegt is goed, niet doen wat je zegt is slecht. Maar het is onverstandig om er zomaar vanuit te gaan dat mensen goed doen. De vraag is dan hoe je daar op een goede manier mee omgaat. Dat zou een leuke vraag zijn voor een vervolggesprek: Wanneer moet je controleren of mensen oprecht zijn?
2. Waarom leven we?
Vanmorgen zat ik te mediteren. Ik maakte me stil en bracht mijn aandacht naar mijn hart. Met een bepaalde ademhalingstechniek werd de stille ruimte in mijn hart steeds groter en lichter. Op de één of andere manier kreeg ik toen het idee dichter bij de zin van mijn leven te zijn dan vlak voor de meditatie. Waarom leven we? We leven vanwege iets anders dan wat we de hele dag meemaken. Het lijkt mij alsof de ervaringen in het dagelijks leven ons eerder afleiden van de zin van het leven. Tenminste, zonder concentratie. We leven voor iets groters dan onze dagelijkse praktijk. En de kunst is, denk ik, tegelijk dat grote te zien, of je daarvan bewust te zijn, en in te zien dat je dat een plek moet geven in het dagelijkse kleine. Alsof je de grootsheid van het kleine moet leren zien. We leven voor het grotere leven van de mens en moeten daarvoor leren inzien wat het grote en het kleine met elkaar te maken hebben.
3. Mag je stelen als je honger hebt?
Ja, van mij mag dat.
4. Moet je altijd eerlijk zijn?
Nee, je bent niet verplicht altijd eerlijk te zijn.
5. Wie ben ik?
Gisteravond reed ik in een file langzaam rijdend verkeer. De auto’s waren onrustig, gingen van de linkerbaan naar de rechterbaan, maar schoten er niets mee op. Steeds konden we even versnellen en moesten dan al gauw weer remmen. Ik vind dat een hele vervelende manier van autorijden. Omdat er op de rechter baan veel vrachtauto’s reden, bleef ik op de linkerbaan. Ook wanneer mij duidelijk was dat de auto achter mij er eigenlijk langs wilde en er een afstand was tussen mij en de auto voor me. Op het moment dat ik in mijn spiegel zie dat ik de andere bestuurder irriteer, denk ik bij mezelf ‘en toch blijf ik hier’. Ik voel me dan een beetje opgejaagd, maar stevig tegelijk en ik blijf er dus rustig rijden. Ik leer dan dat ik iemand ben die vind dat haar inzicht belangrijker is dan het gemoed van de bestuurder achter mij. Ik ben dus iemand die op dat moment voor de ander bepaald dat zijn gemoedstoestand van ondergeschikt belang is. Ik ben dus iemand die op basis van mijn denken invloed uitoefent op de mensen op mijn heen en dat wat er met die mensen gebeurt. Ik ben dus een redelijk wezen met invloed op mijn omgeving.
‘Prachtig mooi’, zeggen we in het Twents.
Alleen het laatste verhaaltje snap ik niet helemaal, “Ik voel me een beetje opgejaagd…”. Als je zenuwachtig wordt hoef je niets of niemand de schuld te geven, dat klopt, maar mensen zijn geneigd dat naar binnen te slaan, of soms in uitbarsting te laten komen. Daarvan zeggen mensen dan “Ik maak van mijn hart geen moordkuil”, maar ze doen het wel. Ondertussen heb ik begrepen waar het over gaat. Het is ook waar, prachtig en mooi.