Bart Middelburg – Witte duiven met gebroken snavels (VANDAAG 25 JAAR NA 24 NOVEMBER 1994)

Sinds hij op 24 november vorig jaar in zijn BMW werd opgeblazen is schilder Rob Scholte ‘een soort Boeddha beeld geworden’: beide benen moesten boven de knie worden geamputeerd. ‘Ik zal nooit meer kunnen lopen, dansen, springen, stampen; dat is me allemaal afgepakt.’ De achtergronden van de bomaanslag zijn nog altijd niet opgehelderd en misschien, zegt Scholte, gebeurt dat ook wel nooit. ‘Maar je zit je na zo’n aanslag natuurlijk wel suf te piekeren, en dan kom ik steeds bij dezelfde vermoedens uit.’ Hoe kunst en onderwereld in Amsterdam midden jaren tachtig geruisloos een postmoderne symbiose aangingen, die nog altijd bestaat.

Als schilder komt Rob Scholte (36) voort uit een Amsterdamse kunstenaarsgeneratie, die dateert van rond 1980, en die altijd los van welke traditie dan ook heeft gestaan; voor zover zijn lichting ergens in wortelt is dat de kraak en punkbeweging van eind jaren zeventig. Uit die generatie zijn in de loop van de jaren tachtig, begin jaren negentig bijna evenveel stromingen voortgevloeid – al dan niet op postmoderne grondslag – als de kraakbeweging ad hoc actiegroepen verzon: onder meer de ‘Jonge Negers’ (een groep schilders, waartoe ook Scholte behoorde), de ‘Nieuwe Wilden’ (met schilders als Maarten Ploeg en Peter Klashorst), en de ‘Maximalen’ (schrijvers en dichters als Koos Dalstra en Joost Zwagerman).
Binnen die generatie is Scholte eigenlijk altijd een buitenbeentje geweest en gebleven. Vanwege een beweerd gebrek aan oorspronkelijkheid: in zijn werk worden vooral bestaande beelden gerecycled, zoals bedrijfslogo’s en derhalve zou slechts sprake zijn van ‘een kunstje’ in plaats van Kunst. Vanwege zijn talent voor zelfpromotie. En, niet in de laatste plaats, vanwege zijn enorme succes: midden jaren tachtig werden er voor een echte Scholte al tienduizenden guldens betaald.
Met die erkenning brak voor Scholte een tijdperk aan van hectische onregelmatigheid, coke, drank, affaires. “Ik had eigenlijk heel plotseling succes, het leek net, of ik van de ene op de andere dag van een lelijk eendje in een zwaan veranderde, en dan weet je dus absoluut niet wat je overkomt,” zegt hij nu. “Ik werd een media figuur, ik begon eindelijk wat geld te verdienen, dames kwamen zich bij wijze van spreken aanbieden… Ik had in die tijd niet eens een antwoordapparaat! Er kwam zoveel op me af – ik kon dat allemaal niet aan. En dan natuurlijk die coke, waaraan ik in 1987 een tijd lang echt verslaafd ben geweest. Dat maakte het er niet beter op: ik werd opgegeten door mijn eigen roem.”
Scholte was midden jaren tachtig zeker niet de enige, die een stevige coke verslaving cultiveerde. Gezien zijn groeiende sterstatus werd hij echter wel de belangrijkste exponent van de ‘contourloze lamlendigheid,’ waarover Joost Zwagerman in 1989 zijn roman en sleutelroman Gimmick! (ofwel ‘een kunstje’) publiceerde. Zwagerman portretteerde Scholte en diens cercle als een verzameling reactionaire, ‘luxe bohémiens’; er werd eigenlijk alleen maar kunst bedreven ‘om veel geld te verdienen’ en vrijwel dagelijks gezamenlijk door te zakken in de Gimmick!, een gefingeerde naam voor een bestaande, trendy Amsterdamse discotheek.
Het boek resulteerde in een jarenlange verwijdering tussen Scholte en Zwagerman, omdat Zwagerman in de ogen van Scholte net zo hard aan die ‘lamlendigheid’ had meegedaan als de rest. Scholte vestigde zich rond die tijd in Brussel en besloot definitief afstand te nemen van het incestueuze, slopende Amsterdamse dorpsleven. “Amsterdam is verjunkt,” verduidelijkte hij. Sindsdien is Scholte een instituut geworden: een compleet bedrijf – Rob Scholte bv in de Amsterdamse Laurierstraat – met een reeks van assistenten. Hij werd benoemd tot hoogleraar beeldende kunst aan de universiteit van Kassel, Duitsland, en kreeg in 1991 de grootste opdracht uit zijn carrière: het beschilderen van de ‘Oranjezaal’ van Paleis Huis ten Bosch, zoals dat op ware grootte is nagebouwd in het zogeheten ‘Nagasaki Holland Village’ in Nagasaki, Japan.
Scholte trok daarvoor een aantal assistenten aan, onder wie beeldend kunstenaar S. Hij kreeg met hem ter plekke hooglopende onenigheid, onder meer over torenhoge telefoonrekeningen. Begin vorig jaar keerde hij tijdelijk terug naar Amsterdam, onder meer om er in mei met Micky Hoogendijk te trouwen, en omdat hij had besloten zich definitief in Spanje te vestigen; daartoe moesten eerst allerlei bezittingen van Brussel worden overgebracht naar Nederland en Spanje. “En toen,” zegt Scholte, “ging er dus een bom af.” Op donderdag 24 november even na half negen ‘s morgens reden Scholte en zijn vrouw in hun BMW weg bij de bedrijfsruimte in de Laurierstraat, en zo’n tien seconden later explodeerde de wagen op de hoek van de Laurierstraat en de Eerste Laurierdwarsstraat. Dezelfde dag werden in het VU ziekenhuis beide benen van de schilder boven de knie geamputeerd. Uit zijn linkerlong moest een granaatscherf worden verwijderd, die zich op een paar millimeter na in zijn hart had geboord.
Uit politie onderzoek bleek, dat het projectiel onder de BMW was aangebracht, ter hoogte van de bestuurdersstoel; de granaat moet zodanig bevestigd zijn geweest, dat de auto al bij de minste geringste beweging zou exploderen. Een dag na de explosie werd beeldend kunstenaar S. gearresteerd, omdat hij vanwege onenigheid Scholte een week eerder nog telefonisch had laten weten van plan te zijn bij hem ‘een brandbom’ naar binnen te gooien. S. ontkende, en werd twee dagen later weer vrijgelaten. Vrij algemeen wordt aangenomen, ook door Scholte zelf, dat S. er inderdaad niets mee te maken had. “Als S. het zou hebben gedaan,” zegt een beeldend kunstenaar, “dan was hij zo niet de eerste, dan toch zeker de tweede dag compleet doorgeslagen. Gegarandeerd.”
In de dagen na de aanslag dook in de Amsterdamse grachtengordel de ene na de andere theorie op. Het zou de Japanse maffia wel zijn. Het zou de internationale oliehandel wel zijn, omdat Scholte zijdelings betrokken was bij een onderzoek naar algen productie als oplossing van het energieprobleem. Het zou wel iets te maken hebben met een van de Heineken ontvoerders, die toevallig in dezelfde straat woonde. Het zou wel de climax zijn van de onenigheid, die ten tijde van Gimmick! was ontstaan. Het zou… Et cetera.
En ook anderszins werd er gemystificeerd. Na de aanslag werd er bij Rob Scholte bv een anonieme brief bezorgd met de tekst: ‘Yo Robbie! Coke Boy! Je bent je voeten kwijt lul!!! Ik neuk nu Micky!!! Ik heb tenminste ballen en mijn voeten nog!!! Nep kunstenaar! Loozer!!! De rest van je leven in een karretje! Veel plezier!’ De brief werd ondertekend met ‘Peter Klashorst’, en was vergezeld van een tekening van twee afgerukte voeten met als bijschrift: ‘Dit is taboe doorbrekende kunst! Zijn je voetjes taboetjes?
Onzin,” zegt Scholte. “Als Klashorst er iets mee te maken zou hebben gehad dan zou hij die brief niet met zijn eigen naam hebben ondertekend, en als het de Japanse maffia of de oliehandel of god mag weten wat was geweest, dan zou er al een tijdje iets hebben gebroeid, en dan zou ik dat zeker weten. Het is voor mij trouwens wel duidelijk, dat die brief uit mijn directe omgeving afkomstig is.”
De eerste keer spreken we elkaar de dag na kerst, ruim een maand na de aanslag. Hij ligt onder de naam ‘Decker’ in een klein kamertje, dat blauw staat van de rook op de zevende verdieping van het VU ziekenhuis, met particuliere bewaking voor de deur. Zijn handen, doorzeefd met granaatsplinters, moeten nog een keer worden geopereerd; de topjes van zijn vingers zijn inmiddels plastisch chirurgisch weer aangenaaid. Scholte zocht zelf contact. “Want er is in de Nederlandse samenleving een stille oorlog gaande. Een oorlog, waarbij mensen op leven en dood worden gecorrumpeerd, aangetast, en waarbij delen van de samenleving, net als in Italië, langzaam maar zeker worden opgeslokt. Zo zie ik mijzelf ook: als een oorlogsslachtoffer. En als we die oorlog verliezen, dan is dit land verloren.”
Scholte heeft dan al een verklaring afgelegd tegenover de recherche van het bureau Lijnbaansgracht. “Niet lang, nadat ik weer was bijgekomen, ben ik voor het eerst gehoord, maar ja: ik had natuurlijk een shock, en ik zat zwaar onder de morfine. Ik weet nauwelijks meer wat ik allemaal heb gezegd, laat staan dat zij er iets van zullen hebben begrepen. Pas later toen ik weer een beetje bij mijn positieven kwam, begonnen allerlei stukjes van de puzzel op hun plaats te vallen.” Scholte benadrukt niets te kunnen bewijzen. “Misschien kan er wel nooit iets worden bewezen. Maar je zit je na zo’n aanslag natuurlijk wel suf te piekeren, en dan kom ik steeds bij dezelfde vermoedens uit.” Het gaat daarbij om een ontwikkeling in de Amsterdamse kunstwereld, waarbij onder anderen vastgoedhandelaar A. een rol speelt.
A. is in het criminele milieu geen onbekende. Eind jaren zeventig begaf hij zich op de Amsterdamse onroerend goedmarkt met groot, zij het tijdelijk succes. Hij kocht panden op toplocaties en had een aantal grote concerns als vaste klant. Begin jaren tachtig legde de belastingdienst echter beslag vanwege een aanzienlijke navordering en ging over tot executoriale verkoop.
Daarnaast had hij ook bij een aantal banken voor miljoenen schuld. Om een privé faillissement te voorkomen wist A. de banken over te halen tot langdurige afbetalingsregelingen en dook vervolgens, zoals ingewijden dat noemen, ‘financieel onder’: vrijwel al zijn persoonlijke bezittingen werden op naam van derden gesteld, zodat er niets meer te halen zou zijn als ook de banken op den duur tot beslaglegging mochten overgaan. Onder die omstandigheden, waarbij hij zijn werkelijke inkomsten zoveel mogelijk uit de boeken moest zien te houden, gleed A. vanzelf het criminele circuit in, al was het maar om de status te kunnen blijven voeren, die hij gewend was, zoals vervoer per Rolls Royce. Allereerst raakte A. zwaar verslaafd aan de cocaïne. “En vervolgens ging hij ook in drugs handelen, eerst in pillen,” zegt een bron in het milieu. Afpersing en chantage werden evenmin geschuwd.
Daartoe omringde A. zich met een aantal zware criminelen, zoals ‘Schorre Gerrit’, een expert op het terrein van wapens en explosieven. Ook werd een aantal nieuwe bv’s opgericht. De naam van een van die bv’s, meldde A. destijds trots aan wie het maar wilde horen, was samengesteld uit beginletters van verschillende soorten drugs.
Sindsdien is zijn naam opgedoken bij een reeks incidenten. In 1987 werd hij staande op het balkon van zijn statige kantoorpand in Amsterdam Zuid beschoten uit een auto; de kogels misten hem op een haar na. A. deed in paniek aangifte bij de politie van poging tot moord in aanwezigheid van een getuige: cocaïne dealer B., die ten tijde van de schietpartij bij hem op bezoek was. De aangifte werd later overigens weer ingetrokken en getuige B. werd maar een tijdje naar Spanje gestuurd, voor het geval de politie hem nog eens zou willen horen.
A. onderhield ook nauwe contacten met een Haagse crimineel, die in 1988 een reeks aanslagen organiseerde (met onder meer autobommen) op gebouwen van de Haagsche Courant, de Haagse sociale dienst en op een politiebureau. Eind 1988 werd zelfs een bom bezorgd bij een Haagse wethouder, verstopt in een schemerlamp. De Haagse crimineel, die uiteindelijk tien jaar zou krijgen, handelde daarnaast ook in drugs. Uit verklaringen, die tegenover de politie werden afgelegd, bleek verder, dat hij al lange tijd bijna dagelijks bij A. in diens kantoorpand over de vloer kwam. Volgens die verklaringen betrof de samenwerking niet alleen drugs, maar ook allerhande wapentuig en was er onmiskenbaar sprake van een hiërarchie. Of zoals een criminele ingewijde zegt: “Voor A. was hij gewoon een loopjongetje. ‘Mijn privé detective,’ zo stelde hij hem altijd voor.”
Eind 1989, na de aanhouding van de Haagse crimineel, kwam A. wederom bovendrijven bij justitieel onderzoek, dit keer in het buitenland. Het bleek, dat er door Nederlanders een drugslijn werd onderhouden van Amsterdam naar landen rond de Middellandse Zee. In oktober werden twee man aangehouden: een Antilliaan en D., de chauffeur annex manusje van alles van A. Daarbij werd een aanzienlijke partij XTC in beslag genomen. D., die zich ‘makelaar’ noemde, werd aangehouden in de ruim veertig kamers tellende buitenlandse villa van A. De zaak liep voor A. met een sisser af. Hij vluchtte hals over kop naar Nederland, maar werd later alsnog gehoord; hij ontkende elke betrokkenheid en moest wegens gebrek aan bewijs weer worden vrijgelaten.
Rond diezelfde periode dreigden de banken A. privé failliet te laten verklaren, omdat hij nog altijd miljoenen schuld had en de diverse afbetalingsregelingen niet meer nakwam. Derhalve werd maar een stichting opgericht ‘voor de redding van A.’, die een paar ton bijeen kreeg. De banken moesten met die paar ton wel genoegen nemen, omdat er officieel bij A. niets meer te halen was en werden zo gedwongen miljoenen af te schrijven.
Begin 1990 kwam A. met naam en toenaam in het nieuws, nadat een internationaal bekende kunsthandelaar bij de politie aangifte had gedaan van afpersing. Het ging daarbij om zo’n anderhalf miljoen gulden. A. zou zelfs een aantal Joegoslaven op de handelaar hebben afgestuurd om wat druk uit te oefenen. Uiteindelijk werden twee Nederlanders en twee Joegoslaven aangehouden, maar ook die zaak werd ten slotte wegens gebrek aan bewijs geseponeerd.
Het wordt in het criminele milieu als een prestatie gezien, dat A. tot nu toe uit handen van politie en justitie is weten te blijven, waarbij niet wordt uitgesloten, dat hij tipgever en of informant van meerdere overheidsdiensten is en als zodanig een zekere bescherming geniet. Begin 1992 spraken drie criminelen alles wat zij over het milieu wisten in op band. Een van hen was de inmiddels geliquideerde Charly Wong. Hij vertelde onder meer, dat A. ooit had ‘geprobeerd mij met een autobom de lucht in te laten vliegen’, dat A. overal ’via z’n jongetjes’ XTC afzet, en dat A. ‘een heel goeie vriend’ van drugshandelaar Steven Brown is (de twee woonden destijds ook pal naast elkaar in Zuid). Ook vertelde Wong, dat A. ‘informant’ zou zijn. Opmerkelijk is in dat verband ook, dat van A. eind 1989 bij de belastingdienst in Amsterdam alle dossiers mysterieus verdwenen, evenals die van maffiabaas Klaas Bruinsma.
In het kantoorpand van A. huist tegenwoordig onder meer een bv, die officieel eigendom is van een maatschappij op Curaçao, een maatschappij in Panama en van een baron met wisselende adressen in Zwitserland. Ook is er een bv gevestigd, die helemaal eigendom van de baron is, maar in de praktijk door A. wordt vertegenwoordigd. Die bv is onder meer actief met onroerend goed, dat in handen is van een holding, die weer deels wordt bestierd door een Amsterdamse advocaat: mr Oscar Hammerstein – hoewel vrijgesproken door de rechtbank nog altijd verdachte in de zogeheten Octopus zaak. Hammerstein is sinds 1987 bij de holding niet alleen commissaris, maar tevens ‘algeheel bevoegd’ bij afwezigheid van de directie.
Midden jaren tachtig, terwijl het later door Zwagerman in Gimmick! beschreven verval al had ingezet, besloot A. voor de onderwereld betrekkelijk vreemd terrein te gaan exploreren: de kunstwereld.
In het centrum had (en heeft) A. de beschikking over een omvangrijk complex op de Jonge Roelensteeg, waar toen alleen maar zijn coke dealer B. woonde, later getuige van de schietpartij bij het kantoor. B. leverde op zijn beurt weer coke aan tal van kunstenaars uit de Scholte generatie. Het complex – bestaande uit woningen en atelierruimtes – werd vervolgens ter beschikking gesteld aan kunstenaars, die de huur konden voldoen in kunst. Daartoe werden huurcontracten opgesteld, waarin de kunstenaars zich verplichtten maandelijks een aantal werken – drie schilderijen bij voorbeeld – af te dragen aan de door A. gecontroleerde en naar allerlei drugs vernoemde bv.
Kunstenaar Z. betrok het complex in 1985 als eerste; hij was al geruime tijd vaste klant bij B., gold als een excessief gebruiker en had toen al een sterke fascinatie ontwikkeld voor extreme gewelddadigheid en de zelfkant van de samenleving. Na Z. volgden onder anderen beeldend kunstenaar Harald Vlugt (die alweer snel was vertrokken), ‘media kunstenaar’ Gerald van der Kaap, beeldend kunstenaar Jan Willem Vaal (‘Bidet’), schilder Peter Klashorst en dichter Koos Dalstra; Vaal, Klashorst en tal van anderen wonen er nog steeds. Ook andere complexen in de stad worden tot op de dag van vandaag in ruil voor kunst ter beschikking gesteld.
Het mes sneed daarbij aan twee kanten. Kunst heeft voor criminelen zo z’n voordelen: het biedt een aannemelijke dekmantel, het kan in tegenstelling tot onroerend goed en bankrekeningen vrij gemakkelijk uit handen van beslagleggers worden gehouden en het werd destijds – voor het instorten van de markt – gezien als een op termijn beter renderende belegging dan bij voorbeeld aandelen. De betreffende kunstenaars profiteerden eveneens van de constructie: geschikte atelier ruimtes zijn schaars en er hoefde geen huur te worden betaald. “En Klashorst maakt rustig drie schilderijen op een dag, dus dat was geen punt,” zegt een voormalige ‘huurder’ van A.
Zo gingen kunst en onderwereld midden jaren tachtig geruisloos een symbiose aan, een proces, dat nog eens werd versterkt door een aantal gemeenschappelijke kenmerken: drugs, nightlife en een ruime visie op begrippen als rechtsorde. Een enkele kunstenaar werd naast gebruiker op kleine schaal ook dealer en het pact leverde in 1987 ook een van de succesvolste horeca ondernemingen in Amsterdam op: de Gimmick!. Een van de initiatiefnemers was een beeldend kunstenaar; A. was een van de eigenaren van het pand, waarin de discotheek werd gevestigd en hij stak daarnaast ook geld in het project. Ten tijde van de verbouwing werden door A. en zijn lijfwacht ‘Schorre Gerrit’ op de toekomstige dansvloer geregeld een paar pistolen leeggeschoten bij wijze van akoestische test.
Ook Rob Scholte was aanvankelijk wel geïnteresseerd in een van de ateliers van A. Eind 1986, begin 1987 had hij een aantal ontmoetingen met A. “Ik woonde toen al tien jaar in een huurhuis op de Haarlemmerweg, ik zag die ateliers van die jongens en ik dacht: die luxe zou ik ook wel willen. En dat je met pure onderwereld in zee ging… Voor zover dat toen bekend was, leek het niemand iets te kunnen schelen. Ook het kwaad moest je zogenaamd leren kennen en binnen het postmodernisme leek ook nooit iets vast te staan: alles kon iets anders betekenen.”
Scholte werd in eerste instantie meegetroond naar het kantoorpand van A. door kunstenaar Z., die nu eenmaal de beste contacten had met A. en coke dealer B.. “Dat pand hing inmiddels van onder tot boven vol met kunst. Er hing werk van Klashorst, van Kaap, van Peter Giele? Noem maar op, maar over het algemeen was het rotzooi. Coke dealer B. liep er ook rond. Voor buitenstaanders was het misschien een gewoon kantoor, dat vooral in kunst deed, maar binnen merkte je al gauw, dat er iets heel anders aan de hand was. Er was beneden een soort bewaking, er liepen gewoon te veel te lekkere meiden rond en boven, in het kantoor van A. lag meteen de dikste lijn coke klaar, die ik ooit had gezien. Achter zijn bureau lag een grote stapel valse Dali’s. Hij was erg ingenomen met me, dat kon ik wel merken, maar er was op dat moment niets vrij. Hij zou wel op zoek gaan en weer contact opnemen.”
Bij een volgend bezoek, in 1987, was Scholte in gezelschap van de Duitse beeldend kunstenaar Georg Jiri Dokoupil en hun beider manager, Reiner Opoku. Scholte en Dokoupil deden toen ten tijde van ‘Century – Amsterdam Culturele Hoofdstad van Europa’ samen een project op de Wallen. Dit keer lag op het kantoor geen lijn coke klaar. “Want wat bleek? Die A. was kort tevoren beschoten op zijn balkon, en er was een enorme paniek. We kwamen dus precies op het verkeerde moment. ‘Schorre Gerrit’ liep er rond met een enorme blaffer en die begon een beetje maf tegen ons te doen. Hij begon te vertellen, dat iemand ooit eens tegen hem had gezegd: ‘Wat heb jij een lelijk jasje aan, Gerrit’. ‘En weet je wat ik toen heb gedaan?’ vroeg hij. ‘Mijn blaffer op hem leeggeschoten, want het was helemaal geen lelijk jasje’. En er liepen ook allerlei andere bodyguards rond.”
Hoewel de drie ongelegen kwamen, ging het A. toch te ver hen meteen weer weg te sturen. “Hij zag Dokoupil natuurlijk ook als een enorme vis, maar hij zat weer totaal onder de coke. Er was een meisje bij hem op kantoor dat we niet kenden. ‘Weet je hoe haar kerel aan z’n eind is gekomen?’, vroeg hij. ‘Je krijgt vijftigduizend gulden als je het raadt.’ Nou wij raden natuurlijk, want stel je voor, dat je het per ongeluk nog goed hebt ook. Ten slotte vertelde hij het maar: ‘Die is doodgeschoten voor de poort van de Bijlmer bajes’. Enfin, dat soort dingen. Dokoupil dacht, dat hij helemaal gek werd en mij verging het niet anders.”
A. zegde toe ook voor Dokoupil een ruimte te zullen zoeken, uiteraard in ruil voor kunst. “Er is toen ook nog gesproken over de vraag met wat voor werk Dokoupil zou betalen, maar dat liep ook weer totaal verkeerd. Dokoupil zat toen namelijk in z’n Jezus periode. Die schilderde alleen maar Jezussen. Dus hij stelde voor een portret met twee Jezussen te ruilen. Daarop ging die A. dus totáal door het lint, want die is joods. Met z’n keppeltje op en zo stoned als wat begon hij te vloeken en te tieren, dat het niet mooi meer was. We hebben dus maar haastig afscheid genomen – nog een valse Dali meegekregen – maar beneden stond ons nóg een verrassing te wachten. Naar aanleiding van die schietpartij had A. kennelijk een of andere vergadering belegd en juist op het moment, dat wij weggingen, kwam dat allemaal aan, in van die Amerikaanse sleeën en Rolls Royces. Het was echt zo’n topberaad, zoals je dat in films ziet.”
Voor Scholte was daarmee de kous af. “Ik was afgeschrokken. Ik was heus wel wat gewend, maar dit was me allemaal iets te heavy. Later dat jaar heeft A. me nog wel iets aangeboden, een echt schitterende ruimte in Zuid. Voor de vorm ben ik er nog wezen kijken. Ik kreeg toen de indruk, dat hij het speciaal voor mij had gekocht, maar ik heb vriendelijk bedankt. Hij was daar wel buitengewoon pissig over, maar een miskoop kan het voor hem niet zijn geweest.” Het atelier werd vervolgens betrokken door een eveneens internationaal bekende schilder, wiens reproducties overal ter wereld worden verkocht.
A. kreeg desondanks uiteindelijk nog aardig wat werk van Scholte in handen: via kunstenaars, die ooit iets van Scholte hadden gekregen en dat in geval van stagnerende eigen productie maar als ‘huur’ inleverden.Het meeste daarvan heeft hij inmiddels tegen dumpprijzen op de veiling gegooid. Eén ding heeft hij volgens mij nog niet verkocht, omdat hij zichzelf daarmee wel erg zou blootgeven. Hij vroeg me na ons eerste gesprek iets te doen met twee lege, vierkante, postpakketjes uit Peru, een rode en een groene. De postzegels zaten er nog op. Daarin was dus duidelijk coke verstuurd, dus ik heb ze eerst maar eens helemaal leeg geschraapt; kwam nog een gram of drie uit. Op die groene heb ik toen ‘From source to use’ gezet en op die rode ‘From use to abuse’, en beide vervolgens gesigneerd. Dat is het enige stuk, dat ik nog niet op de veiling heb gezien.”
Een aantal ‘huurders’ van A. werd aldus voor woon en werkruimte en drugs niet alleen in hoge mate afhankelijk van de onderwereld, sommigen werden ook vanzelf het milieu ingezogen. Dat gold vooral voor kunstenaar Z., de allereerste ‘huurder’ van A., mede door zijn groeiende verslaving en doordat hij en het milieu op elkaar werkten als magneten.
Het begon er in 1986 al mee, dat een groot deel van de overheidssubsidie voor een project, waaraan Z. deelnam (enkele tienduizenden guldens), rechtstreeks richting A.’s coke dealer B. verdween. De afhankelijkheid van A. werd nog eens vergroot doordat Z. niet of nauwelijks ‘huur’ afdroeg. De ‘huur’ werd doorgaans geïnd door de later in het buitenland gepakte chauffeur D., die eens per maand in het complex een lading kunst kwam ophalen; desgewenst werden door uitvoerders van A. echter ook wel gewoon woningen en ateliers opengebroken.
Begin 1987 dook Z. zelfs enige tijd onder, nadat A. had berekend, dat de kunstenaar hem nog ruim twee jaar ‘huur’ schuldig was, omgerekend zo’n honderdduizend gulden. En als hij niet snel over de brug kwam, zo werd luid en duidelijk in het complex verkondigd, dan kon hij maar beter vast naar ‘een rolstoel’ gaan uitkijken: zijn knieschijven zouden dan namelijk ‘aan flarden’ worden geschoten. Z. nam daarop de wijk naar het buitenland, en andere ‘huurders’ probeerden de zaak te sussen door een deel van zijn bezittingen aan A. over te dragen: een schilderij van Peter Giele, een Keith Haring, een paar honderd foto’s en wat apparatuur. De transactie werd keurig op papier gezet.
Daarmee, gaf A. te verstaan, was de schuld echter nog lang niet voldaan. Over het restant werd later dat jaar een compromis bereikt: kunstenaar Z. zou voor A. een project op poten zetten te New York. Het project behelsde onder meer een ontmoeting met de wereldberoemde schilder Willem de Kooning. “En noch Z., noch A. heeft er ooit een geheim van gemaakt wat dan de bedoeling was,” zeggen meerdere kunstenaars en ‘huurders’. “De Kooning ziet namelijk niet zo best meer en Z. moest dan even in de gauwigheid een schilderij of een tekening zien te versieren. Dan had A. zijn investering er al uit.” Z. werd vervolgens naar de VS gestuurd met de privé secretaresse van A. en met een kleine ton voor de aanloopkosten. “Maar Z. met een ton naar New York sturen, dat was natuurlijk de goden verzoeken. Dat werd een disaster,” zegt een kunstenaar. De secretaresse keerde al snel wanhopig terug naar Nederland en Z. raakte al doende steeds verder verstrikt in de klauwen van de onderwereld en werd bij gevolg steeds crimineler. Bij een later bezoek aan New York vanwege weer een geheel ander project werd hij door de autoriteiten op een vliegtuig naar Nederland gezet wegens zware mishandeling; de cultureel attaché moest er zelfs aan te pas komen. De Gimmick! kwam Z. niet meer in, omdat dat immer op bloedige vechtpartijen uitliep en omdat hij meestal een pistool op zak had; hij maakte er ook geen geheim van, dat hij geregeld drugstransporten moest uitvoeren, meestal binnenslands.
Het wordt zelfs niet uitgesloten, dat hij uiteindelijk als hitman voor A. en andere zware criminelen is gaan optreden. Z. zelf heeft de afgelopen jaren althans tegen meerdere kunstenaars laten doorschemeren, dat hij door ‘die maffia’ van tijd tot tijd zou worden gedwongen ‘iemand voor z’n kop te schieten’, en over dwangmiddelen beschikt A. in ruime mate. In 1990 werd Z. in zijn atelier bij voorbeeld finaal in elkaar geslagen en geschopt door drie man; vervolgens hield een van hen de kunstenaar in bedwang door hem de loop van een pistool in de mond te stoppen en probeerde een ander hem een oor af te snijden – 1990 was ten slotte het Van Gogh jaar. Z. durfde geen aangifte te doen.
Naarmate dat proces van verloedering de afgelopen jaren vorderde, raakte Z. binnen de Amsterdamse kunstwereld steeds verder geïsoleerd. “Die jongen is altijd major trouble; die kan je maar het beste verre van je houden,” zegt een kunstenaar. Binnen de kunstenaarsgeneratie van rond 1980 is menigeen inmiddels wel eens door Z. geïntimideerd, bedreigd of in elkaar geslagen. Het aantal aangiftes van geweldpleging is zo langzamerhand niet meer te tellen.
Ik ben Z. ook in toenemende mate op afstand gaan houden,” zegt Rob Scholte, “maar het vervelende is dat hij altijd is blijven proberen in mijn wereldje te penetreren. Als ik met iemand bevriend was probeerde hij daar ook bevriend mee te raken. Ging ik om met Dokoupil? Dan moest hij dat ook. Verbleef ik in Keulen altijd in een bepaald hotel? Dan ging hij daar ook zitten. Hij knoopte ook altijd relaties aan met vroegere vriendinnen van mij, alleen maar om ze gehad te hebben.” En Z. probeerde zich ook op te dringen aan de manager van Scholte, Reiner Opoku. Tegen een van de ‘huurders’ van A. riep Z. ooit: “Ik ga nu dezelfde kant op als Scholte.” Kortom: Z. spiegelde zich zodanig aan Scholtes succes, dat hij hem begon te volgen ‘als een soort zwarte schaduw, die je maar niet kwijtraakt’, zoals Scholte zelf tegenover de politie heeft verklaard.
Het afgelopen jaar is Z. bovendien definitief afgegleden tot junk en is artistiek nauwelijks actief meer. Ook op grond van die persoonlijke verloedering is het afgelopen jaar wederom een aantal krachtige signalen uitgegaan, dat met name de kring rond Scholte zich volledig van hem heeft gedistantieerd.
Bij Scholtes huwelijk in mei vorig jaar – met een receptie in L’Europe, diner in de trendy Supper Club en feest in de Gimmick! – was bij voorbeeld tout Amsterdam aanwezig, op de voet gevolgd door Gert-Jan Dröge. “Behalve Z., die had ik bewust niet uitgenodigd, omdat zeker tien mensen me hadden gezegd, dat ze vriendelijk zouden bedanken als hij ook kwam. Gewoon angst, dat er weer wat zou gebeuren. Dat, ben ik bang, heeft hij als een publieke vernedering ervaren,” zegt Scholte. Z. werd ten tijde van het diner overigens wel in de omgeving van de Supperclub gesignaleerd; hij kwam er echter niet in.
Op die manier moet uiteindelijk ook Z. zelf tot het inzicht zijn gekomen, dat zijn dark side, zoals een kunstenaar het noemt, had gewonnen. “Dat hij eigenlijk alleen nog maar een crimineel is en dat nu vrijwel het hele kunstwereldje afscheid van hem had genomen, hij ook maar beter afscheid van het kunstwereldje kon nemen.” En het wordt niet uitgesloten, dat Z. vervolgens maar heeft besloten, dat met een daverende knal te doen. “Hij heeft mogelijk gedacht: ik zal die scene wel eens even wat laten zien,” zegt een andere kunstenaar. “En dan heeft het geen zin mij te grazen te nemen, want dat haalt het Journaal niet, nee, dan neem je Rob Scholte. Rob was gewoon het symbool van een wereld, waarin hij ook graag serieus werd genomen, maar waarvan hij steeds verder afdreef.”
Als Z. er daadwerkelijk iets mee te maken heeft gehad, dan heeft hij de bom vermoedelijk zaterdagavond 19 november onder Scholtes BMW aangebracht. “Zaterdagmiddag heeft een van mijn assistenten er nog mee gereden,” zegt Scholte. Vervolgens gebeurde er dagenlang niets. “Doordat er niet met die auto werd gereden,” zegt Scholte, tot donderdag de 24ste.
Daarna zijn er een paar dingen gebeurd, die mij aan het denken hebben gezet,” zegt Scholte. “Hoewel ik dus totaal geen contact meer met hem had, heeft hij direct als een waanzinnige geprobeerd contact te krijgen met mijn omgeving. Hij heeft eerst tot twee keer toe Micky in het ziekenhuis gebeld, die absoluut niet met hem wilde praten. Daarna heeft hij een zwager van me aan de lijn gekregen en heeft hij gevraagd, of ik nog kon praten, zien en ruiken. De volgende dag is hij zelfs onze ruimte in de Laurierstraat binnen geweest, waar mijn manager toen zat, met het verhaal, dat hij de dader wel ging zoeken en of Reiner niet met hem meewilde.”
Daarnaast belde Z. in de dagen na de explosie ook een vroegere vriendin van Scholte met de mededeling, dat het hem toch meer had gedaan ‘dan ik had verwacht’. Z. belde ook een vriend van Scholte, die eveneens al lange tijd geen contact meer met hem had gehad met een vaag verhaal waar geen touw aan vast was te knopen. “Kennelijk even polsen hoe de stemming jegens hem was,” zegt die vriend. En Z. weigerde aanvankelijk ook tot drie keer toe tegenover de politie een verklaring af te leggen; manager Reiner Opoku moest hem uiteindelijk meenemen uit Duitsland. Bij zijn verhoor ontkende Z., dat hij iets met de aanslag te maken heeft gehad, hoewel vaststaat, dat hij voor de aanslag al doende was wapens en explosieven in te slaan. Dat was, verklaarde hij, echter in het kader van een project.
Ik zal nooit meer kunnen lopen, dansen, springen, stampen, op mijn knieën neuken; dat is me allemaal afgepakt. Ik ben een soort Boeddha beeld geworden, maar ik leef tenminste nog. En ik ben sinds die bom echt woedend. Er is in de kunstwereld de afgelopen tien jaar een groot grijs gebied ontstaan, waarin het volkomen onherkenbaar is, wie er nu eigenlijk goed is en wie fout. Het loopt allemaal dwars door elkaar heen en alles wordt altijd maar goedgepraat,” zegt Rob Scholte.
Er bestaat ook nog de mogelijkheid, oppert hij, ‘dat het bij wijze van spreken een gek uit Zoetermeer is geweest’. “Zoiets wat er met Lennon is gebeurd.” Tegen die theorie pleit echter weer, dat er dan wel beroemdere slachtoffers dan Scholte voor handen waren geweest en dergelijke psychokillers doorgaans aandacht willen trekken en zich om die reden ook laten arresteren. “Mede door dat soort dingen kom ik steeds weer in dezelfde hoek terecht, ook al is er – nogmaals – geen bewijs. Ik heb nog nooit zodanige onenigheid met mensen gehad, dat daar een bomaanslag uit zou kunnen voortvloeien.” Scholte staat daarin bovendien niet alleen. “Ik ben meteen diezelfde dag vrijwillig naar de politie gegaan,” zegt een kunstenaar, “en heb ze daar het hele verhaal van Z. en A. verteld. Dat was hoog tijd.” Een andere kunstenaar: “Bij mijn verhoor heb ik gezegd, dat dat de enige namen zijn, die ik kan verzinnen: Z. en A.” Iedereen, ook Scholte zelf, voegt daaraan toe, dat A. zeker niet moet worden gezien als mogelijke opdrachtgever. “Ik kan me niet voorstellen, dat hij er rechtstreeks iets mee te maken heeft gehad,” zegt een kunstenaar, “maar als het erom gaat hoe ziek en corrupt het wereldje is geworden, heeft hij wel degelijk een rol gespeeld.”
Zelfs als de vermoedens ooit juist zouden blijken te zijn resteren nog tal van vragen, onder meer ten aanzien van beeldend kunstenaar S., die Scholte immers een week voor de explosie nog dreigde met ‘een brandbom’. Zoals gezegd wordt S. vrij algemeen niet in staat geacht een dergelijk dreigement ook uit te voeren. “Maar je gaat je natuurlijk wel afvragen, of dat stom toeval is geweest of niet,” zegt een kunstenaar.
En een raadsel is ook nog steeds waarom advocaat Oscar Hammerstein daags na de aanslag op Scholte naar buiten trad met het verhaal, dat er wel eens sprake geweest zou kunnen zijn van een vergissing en dat de bom eigenlijk voor hem bestemd was – te meer daar de advocaat zakelijke betrekkingen met A. blijkt te onderhouden. Hammerstein verkondigde recent overigens publiekelijk, dat het idee van een mogelijke vergissing niet van hem afkomstig was, maar van de politie. Hij zou zijn opgeroepen voor verhoor, omdat hij in vrijwel dezelfde auto als Scholte reed. De politie spreekt dat echter tegen: in eerste instantie heeft Hammersteins advocaat mr. G. Spong Justitie gealarmeerd en vervolgens is Hammerstein ‘fatsoenshalve gehoord’, aldus een politie woordvoerder.
Rob Scholte werd begin januari ontslagen uit het ziekenhuis en verbleef de afgelopen maand elders in Nederland. Gisteren vloog hij na een korte persconferentie op Schiphol naar Spanje om daar eerst enige tijd te gaan revalideren. “Tot die persconferentie hadden we eigenlijk al in het ziekenhuis besloten. Dan ben je er in één klap van af en anders blijf je aan de gang. Een week na die bom kwam er zelfs een fotograaf van Privé mijn kamer in de VU binnenstormen. Ik wist niet wat me overkwam.” De organisatie van de persconferentie zal overigens ‘binnen een jaar’ leiden tot zijn ‘definitieve eliminatie’, zo werd recent per anonieme brief gemeld aan Anthon Beeke, organisator van de tentoonstelling ‘Bits and pieces’ in het Amsterdamse Arti, waar de uitgebrande BMW van Scholte wordt geëxposeerd. De brief werd ondertekend met ‘Neerlandica Nostra’.
Na revalidatie in Spanje – met onder meer twee protheses met kniegewricht, ‘waardoor je er uitziet als een soort Robocop’ – hoopt hij het Japan project te kunnen voltooien.
Ik heb Z.,” zegt Scholte, “in 1985 voor het eerst ontmoet. Hij wilde een foto van me maken met op beide schouders een witte duif. ‘Want jouw werk is ook zo symmetrisch.’ Enfin, hij kocht twee prachtige witte duiven, maar die beesten raakten in zijn studio helemaal door het dolle heen. Ze vlogen tegen de ruiten op, waardoor hun snavels afbraken en ze helemaal onder het bloed kwamen te zitten. Totaal ziek. Ik zei steeds: ‘Laat die beesten toch in godsnaam gaan, jongen’. Maar nee, dat kon niet. ‘zullen we ze lekker gaan braden en opeten?’ stelde hij nog voor. Ik ben daar misselijk weggegaan. En iedere keer als ik nu naar die stompjes van me kijk, moet ik weer aan die twee witte duiven denken.”

Het Parool, zaterdag 11 februari 1995, p. 17-18

Meer informatie:
https://robscholtemuseum.nl/?s=Bart+Middelburg
https://robscholtemuseum.nl/?s=BMW

https://robscholtemuseum.nl/?s=Boeddha
https://robscholtemuseum.nl/?s=postmodernisme
https://robscholtemuseum.nl/?s=kraakbeweging
https://robscholtemuseum.nl/?s=punkbeweging

https://robscholtemuseum.nl/?s=Jonge+Negers
https://robscholtemuseum.nl/?s=Jonge+Wilden
https://robscholtemuseum.nl/?s=Maximalen
https://robscholtemuseum.nl/?s=Maarten+Ploeg
https://robscholtemuseum.nl/?s=coca%C3%AFne
https://robscholtemuseum.nl/?s=Michel+van+Rijn

https://robscholtemuseum.nl/?s=Joost+Zwagerman
https://robscholtemuseum.nl/?s=Gimmick

https://robscholtemuseum.nl/?s=RoXY
https://robscholtemuseum.nl/?s=Kassel
https://robscholtemuseum.nl/?s=Laurierstraat
https://robscholtemuseum.nl/?s=Nagasaki+Holland+Village
https://robscholtemuseum.nl/?s=Micky+Hoogendijk
https://robscholtemuseum.nl/?s=Haarlemmerweg

https://robscholtemuseum.nl/?s=Schorre+Gerrit
https://robscholtemuseum.nl/?s=Octopus
https://robscholtemuseum.nl/?s=coca%C3%AFne
https://robscholtemuseum.nl/?s=XTC
https://robscholtemuseum.nl/?s=Charly+Wong
https://robscholtemuseum.nl/?s=Steven+Brown
https://robscholtemuseum.nl/?s=Klaas+Bruinsma
https://robscholtemuseum.nl/?s=Cura%C3%A7ao
https://robscholtemuseum.nl/?s=Panama
https://robscholtemuseum.nl/?s=Harald+Vlugt
https://robscholtemuseum.nl/?s=Gerald+van+der+Kaap
https://robscholtemuseum.nl/?s=Jan+Willem+Vaal
https://robscholtemuseum.nl/?s=Salvador+Dali
https://robscholtemuseum.nl/?s=Georg+Jiri+Dokoupil
https://robscholtemuseum.nl/?s=Reiner+Opoku
https://robscholtemuseum.nl/?s=Century+87
https://robscholtemuseum.nl/?s=Wallen
https://robscholtemuseum.nl/?s=Jezus
https://robscholtemuseum.nl/?s=Peru
https://robscholtemuseum.nl/?s=Peter+Giele
https://robscholtemuseum.nl/?s=Keith+Haring
https://robscholtemuseum.nl/?s=Willem+de+Kooning
https://robscholtemuseum.nl/?s=Gert-Jan+Dr%C3%B6ge

https://robscholtemuseum.nl/?s=L%E2%80%99Europe
https://robscholtemuseum.nl/?s=Supper+Club
https://robscholtemuseum.nl/?s=Zoetermeer
https://robscholtemuseum.nl/?s=John+Lennon
https://robscholtemuseum.nl/?s=Gerard+Spong
https://robscholtemuseum.nl/?s=persconferentie+Schiphol
https://robscholtemuseum.nl/?s=Anthon+Beeke
https://robscholtemuseum.nl/?s=Bits+and+pieces
https://robscholtemuseum.nl/?s=Neerlandica+Nostra
https://robscholtemuseum.nl/maud-oortwijn-cold-cases-en-anonieme-briefjes-2/
https://robscholtemuseum.nl/harry-lensink-max-hasveld-een-vernietigende-mecenas/

https://robscholtemuseum.nl/?s=Dani%C3%ABl+Groen
https://robscholtemuseum.nl/?s=Koos+Dalstra
https://robscholtemuseum.nl/?s=John+Studulski
https://robscholtemuseum.nl/?s=Paul+Blanca
https://robscholtemuseum.nl/?s=Peter+Klashorst
https://robscholtemuseum.nl/?s=Oscar+Hammerstein
https://robscholtemuseum.nl/?s=Eef+Hoos

1 Comment

  1. Heftig man,

    Vreemd soort Jubileum, waarin een felicitatie op zijn plaats zou zijn, als de dader eindelijk verantwoording mag afleggen.
    Het bevreemd me blijvend, dat deze verantwoording kennelijk nooit heeft plaatsgevonden, met alle informatie die er is.

    Desondanks feliciteer ik je, met je ongekende doorzettingsvermogen, waar heel Nederland een puntje aan kan zuigen…

Reacties zijn afgesloten bij dit onderwerp.