Cor Hendriks – De vliegende heks (10) ML 3045: Following the Witch SINSAG 511| Über Weg und Steg: (2) Leerling komt gewond op sabbat + (3) Leerling laat sabbat verdwijnen
(2)
Leerling komt gewond op sabbat
Dan zijn er versies, waarin alleen gezegd wordt, dat de nabootser onderweg naar de sabbat gewond raakt (of zelfs dat niet eens). De versie (2) uit Oppland (Oost Noorwegen) begint met de spreuk: ‘Over al de bosjes!’ De nabootsende dienaar zegt: ‘Door al de bosjes!’ en raakt zwaar gewond. In de versie (4) uit Buskerud (ON) is het een toevallige bezoeker, die slaapt met open ogen en de heks een bezem ziet smeren, maar de formule fout nazegt (waarschijnlijk gaat ook hij op en neer in de schoorsteen). Dit einde heeft ook de versie uit Noord Noorwegen: hij wordt bijna gedood, maar wordt gered door de heks. In de versie (9) uit Sogn og Fjordane (West N) doet de meid op Kerstavond, alsof ze slaapt en wordt getest. De heks smeert zichzelf, gaat schrijlings op een bezem, zegt ‘over heuvels en dalen en de boomtoppen’, de meid ‘door (…)’, komt zeer geschonden aan, maar ziet de bijeenkomst [Christiansen, 1958, p. 46 – 48].
Voor Zweden heeft Klintberg in zijn catalogus van de sagentypen diverse typen opgenomen, die hier thuis horen. In het type ‘Bump against everything’ zegt de heks de formule (‘Vlieg naar Blåkulla en stoot nergens tegenaan’) en vliegt omhoog door de schoorsteen naar de Duivelssabbat te Blåkulla. Een man slaat de scene gade en wil de heks volgen. Hij spreekt de formule foutief uit (‘Vlieg naar Blåkulla en stoot overal tegenaan’) en stoot tegen alle obstakels op zijn weg naar Blåkulla. In het type ‘Through all treetops’ is de formule ‘Vlieg naar Blåkulla over alle boomtoppen’, maar de man zegt: ‘(…) door (…)’ en komt zwaar gehavend te Blåkulla. In het type ‘Through all chimneys’ zegt de man in plaats van ‘over alle schoorstenen’: ‘door (…)’ en vliegt op zijn weg naar Blåkulla door alle schoorstenen (slechts in één versie) en tenslotte is er het type ‘Against all corners’, eveneens met slechts één versie, waarin de man in plaats van ‘naar de hoek van Blåkulla’ zegt: ‘tegen iedere hoek (Blåkullas knut – vareveli knut), zodat hij op zijn weg naar Blåkulla tegen de hoek van ieder huis botst [Klintberg, 2010, p. 276, types N2 – N5 (8, 5, 1, 1 reg.); had wat mij betreft ook N2A – D kunnen zijn. Het foute uitspreken van de formule ook in type N6: ‘Child of witch knows correct formula’. A man witnesses a witch flying through the chimney to Blåkulla. He wants to go there too, but he mispronounces the formula. The child of the witch informs him of the correct wording (4 reg.)].
In een versie uit Slochteren (Groningen) vrijt een jongen een knap meisje, kan niet geloven, dat ze een heks is, gaat haar begluren, ziet haar haar buisje uittrekken en zalf onder haar armen smeren. Ze zegt
‘Duvel, neem mie op,
over hegen,
over stegen,
over de wegen,
tegen de baargen op.’
Ze vliegt weg. De jongen doet hetzelfde, maar zegt: ‘(…) deur hegen, over stegen (…)’ De duvel neemt hem op, sleurt hem door alle hagen en hij komt geschramd en gescheurd op de Satans vergadering. Zijn meisje is er ook, zonder een schrammetje (glad als een eikel) [Laan, Groninger Overleveringen 2, p. 184 = ID, 1981, II, p. 86. Vergelijk Janssen 1978, p. 12: ‘Duivel, neem mij op, over heggen, over stegen, over alle wegen, tegen bergen op’; vergelijk Molen, 1979, p. 91 (over hegen), Laan, 1949, 143. Vergelijk Haver, 1964, p. 381, nº 1042.
Duvel, neem mie op
over hegen,
over stegen,
over alle wegen,
tegen baargen op.]
In een versie uit Groenlo (Overijssel) hebben de heksen om te vliegen een rijmpje.
‘Stip, stap, stoet,
Ut vorsgat oet,
Deur ut sloep,
Ovver de beume,
Mit maone klaor,
En stearne helder,
Naar Köln in ’n wienkelder.’
Een heks vergist zich, zegt: ‘Deur de beume’ en krijgt geselslagen van de takken om haar rug heen en komt bont en blauw op het heksencarnaval [carnaval = maskerade = sabbat]. [Krosenbrink, in Neerlands Volksleven 14 (1969) p. 251; ID, 1969, 38; Haan, 1978, p. 227, nº 38 (= H Entjes & J Brand, Van duivel, heksen en spoken, Den Haag, 1976?). Vergelijk Haver, 1964, p. 382f nº 1053.
Stip, stap stoet
an ’t vosgat oet
oaver de beume,
deur de wolken
te Köllen in wienkelder
(een heksensage te Groenlo, naar: Archief (…) De Graafschap, 5, 1950 – 1953, n303)]
In een Oost Vlaamse versie wordt tegen Baas K gezegd, dat hij met een toverheks vrijt en hij doet bij haar, of hij dronken in slaap valt en ziet haar een potje pakken, een stokje en twee keer aan haar voorhoofd wrijven. ‘Over heg en over hagen’, zegt ze en stapt de deur uit. Ook hij pakt het potje, smeert, maar zegt: ‘Door heg en door hagen’ en doet de deur open en moet door bramen en struiken gaan. De heks ziet hem bebloed aankomen op de vlakte, waar wel 30 spoken zijn, allemaal vrouwen, en leert hem de correcte formule en stuurt hem naar huis. Hij weet nu, dat ze een heks is, en gaat er niet meer heen [Roeck & Marquet, 1980, p. 98, uit Stekene (Oost Vlaanderen), 1956 = H Arens, ‘Volkssagen uit het Land van Waas’, in Oostvlaamse Zanten 31 (1956, 22] .
Een jongen uit Neereppen (België) gaat vrijen. Er zijn veel meisjes. Op de vensterbank staat een pot zalf, die ze onder hun armen en voeten smeren, waarna ze zeggen: ‘Over heggen en hagen.’ De jongen had gedaan, of hij sliep, doet hetzelfde, maar zegt: ‘Door (…)’ en komt geheel verscheurd bij de meisjes. Ze geven hem zalf voor de terugweg, zeggen de goede formule en hij komt heelhuids thuis aan [Peeters, 1979, 210, nº 151: ‘Heksenzalf’(oraal; Dreezen 600/2)].
In een Westfaalse variant wil de knecht zijn meesteres nadoen, stipt ook in het potje met de heksenzalf en zegt de spreuk, die hij van de heks hoorde.
‘Stipp in, stipp ut,
Taum Schuorsteen herut,
Uower alle Hiegen un Tune!’
Hier onderbreekt ‘oma’ de verteller, volgens wie de spreuk luidt.
‘Ick spigge in den Pott
und spigge narens an.’
Waarop de knecht zegt ‘(…) un spigge allens an.’ Volgens de verteller zei de knecht ‘düör’ in plaats van ‘uower’ en komt gehavend op de dansplaats. De heksen moeten er hartelijk om lachen [Zaunert, Westfälische Sagen, p. 276; vergelijk Laan, 1981, 2, p. 65f: ‘Door alle heggen’. Volgens Agricola, 1976, p. 403 luidt het versje
Stipp in, stipp ut
taum Schoutsteen herut (…)] .
In een versie uit Oldenburg wil een meisje te Bokeloh het heksen leren. Een oude heks zegt haar schrijlings op een bezemsteel te gaan zitten en te zeggen ‘Drup un dran un nirgends an.’ De oude doet het voor, de jonge imiteert, zegt ‘(…) un allerwegens an’, komt gehavend op de Blocksberg [Peuckert, 1966b, p. 416, nº 1267, III].
In een Neder Saksische versie wil een boer te Basse, die een duivelsverbond heeft, op Mei avond naar de Blocksberg, zet zich schrijlings op een gaffel, zegt
‘Ik sette mik up’e gaffel,
Un neinerwegens an’
en vliegt het luik (zum Ûlenlock) uit naar de Blocksberg. Zijn knecht heeft hem afgeluisterd, doet hetzelfde, zegt echter ‘(…) Un allerwegens an’, stoot tegen iedere boom en steen. Zo komt hij geschonden op de heksen dansplaats, waar zijn boer met de heksen danst. Deze roepen: ‘Sind twê ôgen to vêl!’ De boer neemt hem achter op zijn gaffel mee terug [Peuckert, 1966b, p. 416, nº 1268, ‘Der Ritt auf der Gaffel zum Blocksberg’].
In een versie uit Mecklenburg woonde in Sportniz bij Parchim een boer met een heksvrouw, die de eerste mei nacht naar de Blocksberg reist. Ze neemt eens een herdersknecht mee. Ze zetten zich op een bezem en zij zegt: ‘Auf und davon und nirgends an!’ De knecht zegt echter: ‘(…) und allenthalben an!’ en stoot tegen een kerktoren en een hoge boom [vergelijk SINSAG, p. 690, supra]. Op de berg is feest [= sabbat], er is wonderschone muziek, dansen, eten en drinken. Hij krijgt een trompet. Tegen de morgen vliegen allen terug. De knecht neemt de trompet mee naar bed, maar als hij wakker wordt, is het een kattenstaart [Siegfried Neumann, Sagen aus Mecklenburg, München, 1991, 137f; ‘Die Reise eines Schäfersknechts nach dem Blocksberg’ (Niederhöffer, IV, 1860, 32 – 34, nº 152 )].
In een versie uit het Harzland doopt op Walpernavond de heks haar vinger in zeven Bouteillen, zeggend
‘Stippe hier in,
stippe da rin.
Oben rûter
un niren an!’,
smeert zich in, grijpt een ovengaffel en vliegt de schoorsteen uit. Haar man doet haar na, zegt echter ‘(…) alleweg an!’ en komt gehavend op de Blocksberg. Na de dans heeft hij geen zalf voor de terugreis en moet lopen [Peuckert, 1966b, p. 416f, nº 1269; ‘Die Hexe aus Gittelde fuhr auf den Blocksberg’ = Zaunert, 1928b, 271].
In een versie uit de West Eifel vrijt een jongen een heksendochter. Op een avond zit de deur op slot en hij loert door het sleutelgat. Ze halen een zwart potje achter de haard vandaan en smeren er zwart poeder uit op hun gezicht, zeggende ‘Hui über Hecken und Stauden’ en vliegen door de schoorsteen. De jongen doet het ook, zegt echter: ‘durch’ in plaats van ‘über’ en komt naakt aan [dat wil zeggen zijn kleren zijn van zijn lijf gescheurd], verstopt zich en blijft na het einde van de heksendans als enige achter, moet nog drie jaar gaan [Zender, 1966, p. 384 nº 1166, ‘Durch alle Hecken und Stauden’].
In een versie uit Bretagne zette een vrouw uit het oosten van de Côtes du Nord zich ‘s nachts om naar de sabbat te gaan onder het bed, wreef zich met een zalf en zei
‘Par sur haies et buchons,
Fait que je trouve les autres où qu’ils sont’.
Haar zoon, die ze dacht te slapen, had haar gadegeslagen, smeerde zich ook in, maar zei ‘Par en travers haies et bucherons, (…)’, ging dwars door struiken en hagen, kwam geheel bebloed bij de heksen aan, die aan het dansen waren en zongen, waaronder zijn moeder [Sébillot, 1968, p. 169. Een methode om heks te worden: Ga om middernacht als iedereen slaapt met wat kindervet naar een kruispunt, kleed je uit en smeer je helemaal in met de woorden
‘Par sus his et par sus has (= haïes)
Et par sus la cheminée j’men vas,
Jusque dans la forêt de Paimpont,
Où tous les compagnons y sont.’
En je komt meteen te midden van de sorciers (heksen) (ID, p. 170). Vergelijk Haver, 1964, p. 385: (…) il vit sa mère aller sous le lit, se mettre tout nue et se frotter d’onguent, puis dire avant de partir
Par sur haies et bûchons
fait que je trouve les autres où qu’ils sont
(naar Sébillot, Traditions (…), I, p. 278)].
In het land van Nantes komen de heksen bijeen nabij Avignon, een gehucht van de Bourg de Besné, en zingen daar een liedje:
‘Par-dessus les haies,
par-dessus les buissons,
Pour vous rendre jusqu’en Avignon,
Trouver les autres où ils sont!’
Maar als eentje zich vergist bij het zingen en zegt ‘à travers’ in plaats van ‘par-dessus’, krijgt hij klappen van de anderen en wordt soms zelfs wreed gedood [Sébillot, 1968, p. 171: Te Bourg les Comptes hadden de bijeenkomsten plaats nabij een oud vermolmd kruis; om middernacht dansten de heksen er omheen elkaar bij de hand vasthoudend en de toverformule tot het vertrek herhalend
‘A travers has et buissons
J’trouverons l’e’autr’s là où y seront!’
Of
‘Par-dessus has et buissons (…)’].
In een Kroatische versie beloert een man zijn vrouw en haar moeder, die een pot zalf achter een steen uit de schoorsteen pakken en zich insmeren. Ze stappen op een boomstomp, zeggen
‘Noch op de boom noch op de steen,
maar op de schranspartij onder de walnootboom!’
Hij doet hetzelfde, maar zegt de formule fout (vergeet het woord ‘noch’) en hopt op de boomstomp, van boom naar steen ,naar boom en komt [gehavend] op de schranspartij onder de walnootboom en ziet wat er gebeurt (In Fabula 26, p. 66f.).
In een sage uit het ‘oude’ Oostenrijk mag een jongen op een zekere avond niet bij zijn meisje langskomen, gaat toch, loert door het sleutelgat. Het is half twaalf. Ze steken een licht aan, kleden en sieren zich, gaan naar de haard, waarop een doos met zalf staat, waarmee ze een roe (Rute) insmeren, waarmee ze op de haard slaan en zeggen: ‘Zum Rauchfang naus und zu keinen Ort nicht an!’ en vliegen het rookgat uit. De jongen zegt: ‘Zum Rauchfang hinaus und überall an!’ (over botsen wordt niets gezegd). Hij komt, waar veel heksen zijn (en Majales hebben gehouden). Hij blijft terzijde. Ze drinken uit gouden bekers. Hij neemt er eentje van mee [blind motief]. Dan wordt het meisje van de jongen geslacht, de jongen neemt een rib mee. Bij het in elkaar zetten wordt de rib vervangen voor een tak van een vlierboom (Hollunder). Ze gaan ‘op dezelfde wijze’ terug. Bij de dans [overdag in het dorp] de zondag erop zegt de jongen onder de dans tegen zijn meisje ‘Dreh dich rum, du Hollerripp!’ Ze valt neer en is dood [Petzoldt, 1994, I, 45f nº 40, ‘Das Màdchen mit der Holunderrippe (Diplich & Karasek, 1952, p. 42, mondeling uit Szalamak Baranya. Vergelijk ID, I, p. 46f, nº 40, ‘Die Hexe mit der Lindenhüfte’: Nieuwsgierig meisje kijkt op Goede Vrijdag tussen 12 en 13 uur naar de heksenbijeenkomst op het dorpsplein. Een heks wordt verscheurd, neemt meisje weg en met lindehout hersteld, et cetera].
Een vergelijkbare geschiedenis komt uit Tirol. Een boerenknecht beloert een stalmaagd, die in de keuken de ovengaffel met zalf insmeert, ‘überall auf, und nirgend an!’ zegt en door de Kemat wegvliegt. De knecht neemt de Salbentiegel, die ze heeft laten staan, zegt echter ‘(…) überall an!’, vliegt door de schoorsteen, stoot zich, komt op de dansplaats, hazelheks episode, niets over de terugweg [Petzoldt, 1970, p. 17, nº 32: ‘Die Haselhexe’. Vergelijk Teirlink, 1930, p. 12 naar IA Heyl, Volkssagen, Gebräuche und Meinungen aus Tyrol, Brixen, 1897: knecht bespiedt de meid in eerste meinacht, ziet haar zalf smeren op een ovengaffel en met de woorden ‘Overal boven en nergens aan!’ de schoorsteen uitvliegen. Hij doet het ook, zegt echter ‘Overal aan en nergens boven!’ en komt gehavend op het heksendansplein, et cetera, Hazelheks, terugtocht niet verteld].
In een versie uit de Eifel vrijt een smidsgezel uit Alften (Kreis Cochem) een meisje uit Ülmen, een heks. Als hij in de meinacht op bezoek komt, is de deur gesloten. Hij loert door het sleutelgat, ziet moeder en dochter uit de ‘brandmuur’ een potje pakken en hun gezichten insmeren. Dan zetten ze zich op een bezem en vliegen met de woorden: ‘Hui, über Hecken und Stauden!’ de schoorsteen uit. De smid breekt de deur open, pakt het potje, zalft zijn gezicht en zegt: ‘Hui, durch Hecke und Stauden!’, vliegt de schoorsteen uit, maar dan door hekken en struiken. Zijn kleren gaan aan flarden. Dan komt hij bij de verzameling en zijn verbaasde geliefde raadt hem aan geen woord te spreken. Hij valt in slaap en als hij wakker wordt, is er niets meer te zien, slechts een gouden kan ligt naast hem, die hij meeneemt. Hij blijkt in een vreemd land, kan de mensen niet verstaan en pas na twee jaar reizen is hij thuis (en wordt, zoals beloofd, Einsiedler) [Ranke, 1910, 17f, ‘Der Hexenritt in der Mainacht’ = Schmidt, Sitten, Sagen und Legenden des Eifler Volks, I, Trier, 1856, p. 47]
In een Slezische versie beloert een kleermaker een heks, zalft de bezem en zegt de spreuk fout, in plaats van ‘überall aus und nirgends an’ zegt hij: ‘überall aus und überall an’, komt geschonden in de ‘zaal’. Het eten, dat er prachtig uitziet, is echter Aas. Hij wordt herkend, ellendig opengekrabd en de berg af, in een doornhaag gegooid, waar de boeren hem vinden [Peuckert, 1966a, p. 98, ‘Hexenmahl’].
In een andere Slezische versie ziet de op de ovenbank ingeslapen knecht te Großdorf tegen middernacht de boerin een bezem met zalf smeren en met de spreuk
‘Gut geschmiert,
vor probiert,
überall aus
und nirgends an’,
de schoorsteen (Esse) uitvliegen. De knecht doet haar na, zegt echter ‘(…) überall an!’ en stoot zijn kop links en rechts in de schoorsteen. Hij komt op een hoge berg in een zwart slot in een fel verlichte zaal, waar mannen en vrouwen aan tafel zitten of dansen. Hij wordt (als outsider) herkend en in elkaar geslagen. Boeren zien hem ’s morgens in de doornhaag hangen en redden hem [Kühnau, 1910 – 1913, V, p. 89f, nº 1444, ‘Hexenrache’, van Fraulein Marie John, meegedeeld uit Großdorf = Ed. Langer, Das östliche Deutsch-böhmen, IV, 1904, p. 266f]
In een Duitse versie gaat een knecht ’s nachts naar zijn meisje, ziet twee jonge vrouwen uit een G’spatei (doosje) zalf nemen, zich insmeren en de een op een ovenschop, de ander op een bezem door de rookvang vliegen met de woorden ‘Grechen [gerade] auf und nirgends an’. De jongen zegt: ‘(…) überall an’ (niets over gewond zijn). Hij krijgt eten, blijkt ’s morgens paardenvijgen [Petzoldt, 1970, p. 17, nº 31, ‘Hexenfahrt’ (Hohe Tauern). In een door Gaál (1965, p. 88, nº 114) in Burgenland verzamelde notitie uit Wolfau: ‘Heksenmaal hebben ze gehouden en daar hebben ze gegeten en gedronken. Zalven waren er, toen hebben ze zich ingesmeerd, zijn de schoorsteen uitgevlogen met bezems. En toen zijn ze ergens bijeengekomen en daar hebben ze zo een feest gehouden. Eentje nam in een doek gebonden Krapfen mee naar huis en toen ze ’s morgens in de doek keek, zaten er paardenvijgen in’].
In een versie uit Sleeswijk Holstein slaapt de knecht niet (vast) in de Johannisnacht, ziet de bazin en haar dochter opstaan, uit de kast een pot nemen, zich insmeren, schrijlings op een bezem zetten en zeggen
‘Fleeg up, fleeg ut!
Fleeg narms an!’
Ze vliegen weg door de Kapplock. De knecht op een [mest]vork zegt: ‘(…) Fleeg allerwegens an!’ Hij stoot tegen de balken, enzovoort, komt op de Blocksberg, danst de hele nacht. ’s Morgens [weer thuis] vraagt de dochter ‘Na, Mars [= Marx], deit dich de Kopp noch weh?’ Hij heeft het niet meer gedaan (werd bedreigd) [Müllenhoff, 1976, p. 231, nº 340, ‘Der Hexenfahrt’ uit Niederselk bij Schleswig van kandidaat Arndt; ook in Lauenburg].
In een versie uit het Harzland komt knecht Hans, als de boer al slaapt, in de keuken, waar de boerin bezig is eerst haar grauwe kater en dan zichzelf in te smeren met zalf, en vraagt wat ze doet. Ze zegt naar de Blocksberg te gaan en hij mag mee als haar bediende. Ze laat hem een zwarte haan halen en als die ingesmeerd is, staan er een grauwschimmel en een zwarte hengst. De boerin zet zich op de grauwschimmel, zegt: ‘Up un davon, nirgends an!’ en vliegt erop door de schoorsteen. Hans zegt echter ‘(…) allewege an!’ en knalt onderweg tegen bomen, rotsen en komt geschonden aan. Hij blijft bij de bedienden, die de paarden bewaken, neemt later deel aan het smullen, drinken en voegt zich weer bij de paarden, waarop ze tenslotte naar huis rijden [Zaunert, 1928b, 276].
Met een forse grap eindigt een Zuid Franse versie: een jonge schoenmaker mag op een avond niet bij zijn meisje langskomen, gaat op advies van haar buurman toch, houdt zich slapend, ziet haar en haar moeder bovenaan uit het buffet een potje pakken en met de zalf handen en benen insmeren, waarna ze luid zeggen ‘Benen boven de bladeren en weg door de schoorsteen!’ en de schoorsteen uitvliegen. De schoenmaker neemt het potje, smeert en zegt: ‘Benen onder de bladeren (..)’ Hij vliegt door hagen, bosjes en struiken en komt in erbarmelijke toestand op de heksensabbat, waar men met grote gebaren danst op een duivelse muziek. Na afloop kussen allen ’s duivels aars en de schoenmaker steekt hem met zijn aal. De hellevorst brult, wie die nieuweling met die spitse neus is [Karlingen & Übleis, 1974, p. 102, nº 91, ‘Der Teufel und der Schuster’. ID, p. 99 in nº 89: De ‘Mis van Saint Sécaire’ bevat een gemompel (van de heks of), dat men mompelt als men de heks ziet
Te douti,
Te redouti,
Pet sense hoeíllo,
Mounto cap-sus la chaminèio
(Je vult me met twijfel,
Je vult me met angst,
Scheet zonder loof,
Vaar op in de schoorsteen)].
Dit verhaal is ook in Puerto Rico opgetekend, al is de wijze van transport typisch. Een vrouw leert het heksen. Ze moet haar echtgenoot [in het bed] verlaten, haar huid afdoen (in plaats van haar kleren) en met een toverspreuk op haar bezem stappen. Haar oudste zoon heeft haar beloert, doet ook zijn huid af en volgt haar naar de heksenbijeenkomst. Ze kussen allemaal de duivels staart [dat wil zeggen onder zijn staart!]. De zoon, die schoenmaker is, steekt de duivel met zijn aal [Hansen, 1957, p. 82 (*746A) naar Maspons-Espinoza, in JAF 39, p. 338, nº 23].
In een Zwitserse versie uit Uri bespiedt een kleermaker twee vrouwen auf der Stör en doet hen na, zegt echter ‘Obä-n-üss und dur alls har a!’ Na een lange dwaalvlucht komt hij op zijn Schindel (lat) in een woudhuisje (…) toen de heerlijkheid verdwenen was (waardoor?, zie volgende), hadden de spijzen [die hij in zijn zak had gestopt] zich in paardenvijgen (Rossbollen) veranderd [Müller, 1926, III, p. 239, nº 1398, ‘Chämi üff’, van 40 jarige Frau Gamma-Zgraggen uit Silenen. In een tweede versie (van 50 jarige Katharina Gamma uit Wassen) gaan twee jongens bij een meisje te gast (z’Stubeten). De ene zegt net als de twee heksen ‘Dur d’s Chämi üff und abb und niänä-n-a!’ De ander zegt: ‘(…) und dur alls har a!’ (Der sygniä meh z’erfragä gsy). Als de ene jongen in de Saale verschijnt, syget diä Mäitli erschmyet. Är häig alli kännt und sy ihnä, et cetera].
In een versie uit Cuba beloert een jongen een vrouw, die haar oksels smeert met cloves (kruidnagels [clove betekent ook ‘teentje’, van knoflook, maar van heksen (vampiers, et cetera) is bekend, dat ze niet tegen knoflook kunnen; daarentegen is smeren met kruidnagels een pijnlijke en moeilijke zaak]) en op een bezem wegvliegt. Op een nacht weet hij heimelijk achterop te klimmen (zie ook de afbeelding van Molitor) en volgt haar zo naar de vergadering van de heksen, die hij hoort spreken over het opeten van hem. Hij keert terug naar huis [weer bij de heks achterop?] en neemt wraak door de volgende nacht een touw aan de bezem van de heks te binden. Als het touw ten einde is, valt de heks neer en is dood [Hansen, 1957, p. 86 (**748II) naar Portell Vilá, nº 95].
(3)
Leerling laat sabbat verdwijnen
Vervolgens zijn er versies, waarin de nabootser op de sabbat belandt, die hij laat verdwijnen [combinatie met SINSAG 503]. In de versie (8) uit Hordaland (West Noorwegen) volgt de dienaar met de foute spreuk, wordt bijna aan stukjes gescheurd en komt aan bij ‘de poorten van de Hel’, waar hij het boek van de Duivel signeert met het Onze Vader en zo terugkomt. In een versie (11) uit Romsdal og Möre in West Noorwegen is de heks de vrouw van een dominee. De bediende beloert haar op Kerstavond, als ze een ‘househould implement’ zalft en naar Hekkenfjell vliegt. De bediende zegt ‘door’ en wordt verscheurd [dat wil zeggen zijn kleren], komt aan en redt zich met het uitspreken van de Heilige Naam [Christiansen, 1958, p. 46 – 48].
In een versie uit het Jülicher Land vrijt een jongen in Gürzenich een heksendochter, doet op een avond, of hij dronken is en gaat niet, zoals gewoonlijk om 23 uur weg en ziet om middernacht moeder en dochter een deurtje bij de haard openen en een potje pakken met zalf, waarmee ze zich bestrijken, waarna ze zeggen
‘Hüttematütt!
De Schornstein herus
övver all Hecken on Zöng!’
en weg zijn ze. De jongen doet het ook, zegt echter ‘dörch’ in plaats van ‘övver’ en vliegt de schoorsteen uit, door alle hekken en hagen en komt geheel opengehaald op de heksendansplaats, waar het er hoch aan toe gaat: men rijdt op paarden, danst en eet van zilveren borden, drinkt uit zilveren bekers en hij ziet er moeder en dochter. In zijn verwondering roept hij: ‘Jezus!’ en meteen is alles weg. ’s Morgens [ontwakend] blijkt hij zich in de vilderskuil niet ver van zijn dorp te bevinden, overdekt met luizen [Henßen, 1955, p. 99f nº 150, ‘Die Hexensalbe’].
Niet altijd wordt het verhaal goed verteld. In een Zwitserse sage vrijt een jonge herder uit Vercorin in de Walliser bergen met de huishoudster van de Sennen (alpherders) van Sigeroule, maar mag af en toe niet komen, omdat ze zogenaamd moet hooien. Hij gaat op een keer toch, loert door een spleet in de deur en ziet zijn meisje met haar zus op de haard staan, rare gebaren makend, en hoort hen zeggen: ‘Door het woud en door het loof!’ [dit is de zin van de nabootser!]. Met een knal vliegen ze door de schoorsteen weg. De jongen zegt hetzelfde en voelt zich opgetild door de schoorsteen, wordt door bosjes en woud gesleurd en komt zwaar gehavend op een onbekende alp, waar tafels staan met dampende gerechten en boven het vuur pruttelt een ketel. Het feest begint, de jongen gaat aan tafel zitten en krijgt een bout. Hij ziet zijn verloofde met haar zus naast de zwarte heer zitten, die alle botten laat verzamelen en de koe weer herstelt. Deze mist echter een stuk dij en de zwarte heer zegt, dat een onwaardige ervan heeft gegeten. De jongen moet het pact tekenen of sterven. Hij zet een groot kruis op het perkament en meteen is alles weg. Met veel moeite weet hij thuis te komen, maar met de heks is het over [Treichler, 1989, p. 180, ‘Die Tochter des Teufels’].
In een versie uit het Zwitserse Uri gaan twee jongens uit Schattdorf naar drie meisjes in Bürglen. Ze mogen niet op woensdag, vrijdag en zaterdag komen, gaan nieuwsgierig op een zaterdag door het raam loeren, zien de meisjes zich optooien, een boek lezen, naar de keuken gaan, iets koken, dit in een Häfelein roeren en ermee drie bezems bestrijken. Dan gaan ze voor de haard staan en zeggen: ‘Obä-n-üß und niänä-n-a!’ (of: ‘Chämi üff und niänä-n-a) en fluks ging het op de bezem door de schoorsteen (Kamin) naar boven en weg. De jongens klimmen door het raam naar binnen, bestrijken twee bezems met de overgebleven zalf en de eerste zegt de formule goed, maar de tweede zegt (in paniek) ‘Obä-n-üß und z’allä-n-Ortä-n-a!’ Hij stoot overal zijn kop tegen. Beiden komen in een heerlijke zaal in een Paleis, waar velen eten, drinken en vrolijk zijn. De drie Meitli zijn er ook. Achter een tafel zit eentje met een groot boek; als ze bij de broederschap willen, moeten ze met hun bloed hun naam in het boek schrijven. De eerste grijpt de veer en schrijft in plaats van zijn eigen naam de drie hoogste namen. Daarop verdwijnt alles met een knal en de twee Wundernasen liggen in een dicht doorngewas [Müller, 1926, I, p. 87f, nº 115, ‘Obä-n-üß und niänä-n-a!’ Versie A van 70 jarige Zäziha Gisler-Walker. Versie B van 70 jarige Frans Jos. Zurfluh uit Intschi: niet gelokaliseerd; formule zie boven ingevoegd. De tweede heeft de heksen fout verstaan, komt niet aan zijn doel en landt pas ’s morgens bij het gebedsklokje gewond en gekneusd in de doorns].
Welke die drie hoogste namen zijn, kunnen we opmaken uit een andere versie C uit Uri, waarin slechts sprake is van één jongen en twee meisjes. De jongen zegt de formule fout na, stoot tegen alle hoeken en einden van de Kamin en vliegt dan durch Busch und Hag ver weg naar een vreselijk mooi Paleis, waar allen dansen. Er zijn veel muzikanten en er onder bevindt zich zijn kat. Brood was afwezig bij het eten. Ook hier moet de jongen in het boek tekenen, schrijft Jesus, Maria, Josef met een kruis in het midden [Müller, 1926, I, p. 88, nº 115C (geen gegevens; samengevat). Ook in versie D van 80 jarige Barbara Gisler uit Attinghausen is sprake van slechts één knaap, die de formule fout zegt, namelijk ‘Obä-n-üß und z’älla-n-Ortä-n-a!’ De duivel vraagt ‘Wil jij je ook in onze broederschap laten inschrijven?’ – ‘Ja, maar ik wil mezelf inschrijven.’ Van versie E van 45 jarige Andreas Fedier uit Maderanertal wordt alleen de formule gegeven ‘Obä-n-üß und niänä-n-a bis i d’Stadt Wiän!’ (Wenen); ook versie F (geen gegevens) ‘Salbe hiär und salbe da, chämi üß und niäna-n-a!’]
In een versie uit Peru mag een jongen zijn geliefde niet bezoeken op een bepaalde dag, gaat toch, vindt het huis afgesloten, loert door het raam, ziet zijn geliefde en haar moeder zich uitkleden, en in een tobbe met water stappen. Ze krijgen veren, worden uilen en vliegen weg. De jongen doet hetzelfde en volgt hen naar een groot Paleis, waar duivels wonen. De heksen en duivels bedrijven disgusting acts en de jongen voelt een sterke drang mee te doen. Hij walgt er van en zegt: ‘Jesus,’ waarop heksen, duivels en Paleis verdwijnen en hij zich naakt in een diepe rotsravijn ziet. Met veel moeite slaagt hij erin eruit te komen [en zijn avontuur te vertellen], maar wordt gek (loses his Mind) en sterft [Hansen, 1957, 86, (**748GG) naar FA, I, p. 235, nº 84].
Een voorloper versie komen we tegen in de processen van Zugarramurdi in 1609. De 40 jarige smid Juanes de Yribarren uit Echalar zei, dat de eerste keer, dat de heksen hem meenamen op hun oogst vernielende expeditie [vergelijk sabbat], hij – van verbazing over hun herrie als van 40 galopperende paarden – ‘Jezus!’ zei, waarop ze allemaal verdwenen en hij op de grond viel. Toen hij bijkwam, bleek hij niet ver van zijn dorp, kroop naar huis en was nog dagenlang ziek. De keer erop werd hij door de heksen gestraft.
Een ander voorbeeld van SINSAG 503 uit hetzelfde proces werd verteld door de 40 jarige Maia de Echalecu uit Zugarramurdi. Op een dag droeg Graciana de Barrenechea haar door de lucht naar een veld, ‘waar een grot is’. Toen Graciana met de duivel en een andere heks gearmd de grot uitkwam op haar af, gilde Maria: ‘Jezus!’ en ze was alleen op de Berroscoberro wei, niet al te ver van huis. [Henningsen, 1980, p. 156f; vgl. p. 160f: De eerste keer, dat de buurvrouw, die Maria de Zozaya inwijdde, de duivel meebracht, zei Maria per ongeluk: ‘Jezus’, waarop de duivel verdween en de buurvrouw zei, dat ze dat niet meer moest doen. Even later kwam de duivel terug met een flesje met zalf, waarmee Maria werd ingesmeerd en meegenomen naar de ‘Wei van Plezier’ (Prado de Placer), waar rond het vuur werd gedanst en de duivel hen uitnodigde erin te springen; want het is het vuur van de hel, dat hen niet zal schaden].
In Judas der Ertzschelm van Abraham a Santa Clara over ‘Hexen und Zaubergesinde’ in Steyermark, Oostenrijk, van 1675 – 1688 bekent een heks met 18 personen in vogelgedaante (raaf, ekster) er op uit te zijn gevlogen en toen de bruid, die er ook bij was, van louter behagen bij de duivelsmaaltijd uitgeroepen had: ‘Jezus Maria, zo goed heb ik nooit geleefd!’, zaten ze plotseling vlakbij een vildershut bij een dode schimmel [Soldan-Heppe, 1911, II, p. 65, dit wijkt af van andere verhalen, omdat daar de heksen allemaal verdwijnen en degene, die de spreuk uit, alleen overblijft].
Meer informatie
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-de-vliegende-heks–1-zalf-en-vliegstaf-intro/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-de-vliegende-heks–2-zalf-en-vliegstaf-vervolg/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-de-vliegende-heks–3-zalf-en-vliegdieren/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-de-vliegende-heks–4-toverzalf-in-komische-situaties/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-de-vliegende-heks–5-de-grote-sprong/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-de-vliegende-heks–6-de-grote-sprong-vervolg/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-de-vliegende-heks–7-vliegen-met-de-fairies-en-de-laplandse-tovenaar/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-de-vliegende-heks–8-de-grote-sprong-slot/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-de-vliegende-heks–9-ml-3045-following-the-witch-sinsag-511-uber-weg-und-steg-de-leerling-komt-niet-ver/
https://robscholtemuseum.nl/?s=heksen
Plaats een reactie