Serge van Duijnhoven – SOL INVICTUS, Nooit Meer Zo, Nu

SOL INVICTUS, Nooit Meer Zo, Nu

De dichter Serge van Duijnhoven, Oss, 1970, is bekender in het buiten land, dan in de Lage Landen. In de jaren negentig was hij een pionier, met het tij boek MillenniuM maakte hij furore, en met zijn band Dichters Dansen Niet, Poets Don’t Dance, trad hij op in tal van landen. Deze stevige bundel brengt zijn vroegste en meest recente werk te zamen. De verzen zijn als geschreven in steen. En bedoeld om na te laten. Sol Invictus, Nooit Meer Zo, Nu, leest als een testament met, naar het einde toe, een steeds kosmischer in slag. Mocht het een testament zijn, dan is het er een, dat zindert van levens lust, nieuws gierigheid en uit eindelijk, wijsheid. Lees deze gedichten, en misschien krijgt U wel antwoorden op vragen, die U nooit eerder durfde te stellen.

PUBLICATIES

Hadden we maar dezelfde taal gesproken, Rubinstein, 2016
Vuurproef, Dichters dansen niet, Nieuw Amsterdam, 2014
Avans200, Le Grand Tour 1812 – 2012, Avans, 2012
Phil Bloom, Leven en werk van een fenomeen, PB Foundation, 2012
Bitterzoet; een lyrische hommage aan Serge Gainsbourg, Nieuw Amsterdam 2011
Wat ik zie, kan ik niet zijn, Pels & Kemper 2011,  waar in de auteur als een literaire bioloog op expeditie gaat naar de bronnen van zijn Brabantse geboorte streek. Vervaardigd  in samen werking met de bekende landschap fotograaf LJAD Creyghton.
De zomer, die nog komen moest, Nieuw Amsterdam, 2007
Klipdrift, Dichters dansen niet, Nieuw Amsterdam, 2007
Bloedtest, Dichters dansen niet, De Bezige Bij, 2003
Obiit in orbit, Aan het andere einde van de nacht, Dichters dansen niet, De Bezige Bij, Djax Records, 1999

Serge van Duijnhoven in de Kandelaarsstraat te Brussel (foto Bart Azare)

Serge van Duijnhoven

Wizzard of Oss, NL, born there in 1970, Alchemist of the Word, Derwish of Desire, Explorer of Movement, Performer on Stage, Writer of twenty literary books of fiction, poetry and non fiction. Van Duijnhoven worked as A war correspondent in Sarajevo, won the “Nova Malekodonia Award”, and was one of the passengers on board the “Literature Express Europe 2000”. Serge resided in Armenia, the USA and France as A writer in residence, worked for nineteen years as A journalist in Brussels, and currently resides in Vught, the Anus Mundi of the Netherlands. The legendary music and theatre perormances of his literary band Poets Don´t Dance, since 1995, are his lifetime achievement.

SvD in his Brussels Street amidst the Marollen (foto Bart Azare)

Over de Auteur

Serge van Duijnhoven is A strange, remarkable fellow. In his poetry, as much as on and behind stage. He seems to aspire for A junction between the body and the soul, the word becomes flesh. He creates magic, by zooming in on the heart in all kinds of matter. His poetry is precise, and awkwardly lyrical though not written in any lyrical way. Serge explores war, as much as love. Sarajevo, as much as his Palace of Sleep. His dream, will keep us awake. Like he writes in one of his poems “Nothing is Forever. But ever again.” If I may die, may this be a cornerstone on my humble grave.’ Christian Loidl, 1957 – 2001

Een belangwekkend schrijver.’
Alfred Kossman

Serge van Duijnhoven is een Van Gogh, die schildert met woorden. Het publiek moet geconfronteerd worden met de macabere werkelijkheid. Luister en huiver, zo wil hij het.’
Jeroen Junte, Dance Update, 1997

Vergeleken met het proza van auteurs als Grunberg en Giphart, is de beeldspraak van Van Duijnhoven ongemeen rijk, ik zou bijna zeggen: ouderwets artistiek.’
Bart Vervaeck, De Morgen

Serge van Duijnhoven is een van de mensen, die hebben geholpen een literair klimaat te scheppen, waar in meer mogelijk is dan voor heen. () Op hem moeten we zuinig zijn. Want zo veel getalenteerde, daad krachtige en eigen zinnige kunstenaars zijn er niet.’
Rob van Erkelens

Paul van Ostaijen, Kurt Schwitters, Marsman, Lucebert, Hugo Claus, K. Schippers, Diana Ozon, K. Michel en Serge van Duijnhoven vormen een kleine Pleïade van poëzie vernieuwers.’
Jaap Goedegebuure

PREAMBULE

Tommy Wieringa, 2 pagina’s.

voor Rob

moge jouw sterre
voor immer blijven schijnen

al is niets voor immer
zelfs nimmer meer

Merci!

19.IV.23

Avec ma tête
toujours dans la lune
c’est ailleurs que je cherche
ma fortune (…)”

FIKKIE AF!

Gevraagd wat hij zou mee nemen
als zijn huis in brand zou staan
antwoordde Jean Cocteau
Het vuur!

HET VERDWIJNEN VAN HET IK

toverspreuk om het zelf onzichtbaar te maken

LUCHT DOOR DE HUID LATEN LOPEN
STRIJK VIJF VINGERS DOOR MIJN HAAR
NERGENS DOET HET NOG PIJN
RECHT DIE STROOM VUL
DE BEDDING MET WATER
LAAT MAAR LOPEN
NIETS GEHOORD
NIETS GELOOFD
KLAAR NU MET HET KLAGEN
HERKEN JE ZELF AAN JE ZANG
WEES WIJS WEES WEER OPEN
WEES DE WEG EN WIJS WEG

JUNGSKE

Jungske toch, jungske
weet ge wel hoe vaak
ik het buikske van uw moeder
tot spiegel heb gewreven
nog voor dat gij
geboren waart
mijn en uw gelaat
in haar lichaam?
heb ontwaard

jungske toch, jungske
weet gij nu gij ook
in de leeftijd zijt
hoe liefde na het lente licht
van kleur verbleekt
gelijk schoonheid
van een bloem waar van
op eens de stengel
breekt?

jungske toch, jungske
haar lief te hebben
was mijn straf. Genoeg!
geen kruis, geen graf
ik haat het voorjaar
en de bloemen door de
tijd te wit geverfd
maar het rotste getijde
jungske, blijft de zomer

want dat is als een verlangen
dat nooit sterft

KOFFIE

Ik was vier en viel met mijn scooter
van de trap met de marmeren tegels
bij ons in de woon kamer en ik viel
hard en met mijn hoofd om gekeerd op
de tegels en ik gilde en mama zag dat
er bloed uit mijn hoofd stroomde en
mama gilde en ik gilde en mama rende
de straat op om hulp te halen en het
deed nog steeds pijn en onze Egyptische
over buur vrouw wist hoe de pijn
weg moest zei ze zij wist het middel
zei ze namelijk met koffie uit het
koffiepak zei ze en ze smeerde de
koffie in het donkere gat op mijn
hoofd en ik voelde de prik van de
koffie in mijn hele hoofd en in mijn
lichaam en het deed nog heel veel
pijn en sinds dien drink ik nooit
koffie en slaap ik haast niet

DE VLUCHT VAN DE MAGIER

Het is niet zonder bij bedoelingen
dat hij zijn kussen pakt en de poes
met de ochtend tegen de hemel
geplakt de dag los maakt
van de rest van het leven
na een nacht van donkere regen
het dode oog in het plafond
verwijt hem zijn vermoeidheid
het verwijt hem de pijn
die niet wil genezen
het verwijt hem de angst
niet onzichtbaar te kunnen blijven
op de trap ligt de post
voor zijn gade hij steekt
de brieven in zijn zak
hij zoekt de sleutel
onwillekeurig herkent hij in zijn
gebaren de trekken van zijn vader

op de binnen plaats gillen de
kinderen alsof ze met stokken
geranseld worden terwijl het
ijzeren hek achter hem jammert
hoort hij hoe de douche druppels
van de muren worden gestript
hij springt op zijn fiets
en jaagt en jakkert bezeten langs
de school met de dicht getimmerde
ramen de parochie kerk waar hij
getrouwd is nu een mortuarium
voort gedreven wordt hij
door de sirenes op maandag
zal men verbaasd staan dat hij
niet zal terug keren de magiër?
met schrik voor het kwik van de slaap
waar in hij zijn goden niet
van zijn dromen te scheiden ziet

WE ZULLEN

We zullen picknick manden het slag veld
op dragen vol met rozen die bloeien
op dat de haat het zal begrijpen
en er geen bloed meer zal vloeien

we zullen geen medicijnen en geen drugs
meer gebruiken. Geen levens en geen
natuur zullen we op deze aard bodem
nog verknoeien. Er zal een schoon rijk

als een klim plant in de ziel gaan groeien
voor iedereen zal er minstens één geliefde zijn
en alles wat we in ons leven nodig hebben
zal er zijn in over vloede. Munten zullen

zo maar in onze zakken rollen. Biljetten
zullen rijkelijk te voorschijn komen
uit de geld automaten. En op onze hoofden
neer dwarrelen als confetti in de straten

in de slacht huizen zullen geen kadavers
van varkens maar bankiers bij bossen
aan haken worden op gehangen
en iedereen zal op gelucht zijn

en gezegend met meer tijd
en goede vrienden dan we
ooit kunnen tellen

en mocht de volle maan niet meer
aan onze ideale hemel verschijnen
dan zullen we een nieuwe maan op laten

die we als nog laten schijnen

LEONARD LEIDT DE DANS *

(1)

Niet denken dat er geen liefde
kan bestaan zonder af gunst
er resteert geen af gunst

als je dit begreep zou je nu
beginnen te rillen terwijl ik
mijn gedachten in een houd greep

dwing mijn ogen moed willig
van je af wend en mijn blik fixeer
op het moord wapen dat hier

krijg haftig aan de wand hangt
niet als een eng symbool of
mene tekel maar slechts als

eer betoon aan bloederige
veld slagen en antieke deugden
dit alles zonder bij bedoelingen

of nijd maar alleen in de hoop
dat mijn indruk van jou zo
op klassieke wijze

van buiten naar binnen
kan beginnen met
vervagen

* Improvisatie op de tekst “Marita | Please find me | I am almost thirty” die Leonard Cohen begin jaren zestig in een vlaag van wanhoop en stoned van de heroïne, op de toilet muur kalkte van een nacht bar in Montréal.

(2)

Niet denken dat dit geen lied
over een gewezen liefde
mocht worden je hebt gelijk

als je beweert dat men door gaans
te veel van de liefde en erger nog
muziek verwacht om maar te zwijgen

van de grote filosofische gedachte
waar van een helende kracht
uit zou gaan

niet vragen of ik nu eindelijk een
melodie gevonden heb die
bij het leven past

niet doen en denken denken
denken zonder aan geld
te moeten denken

niet zo gierig met geduld en gul zijn
met verwijten als je er zeker van kunt
zijn toch in het stof te zullen bijten

niet denken dat je dat laatste gordijn
met een zwier zo maar op zij
zult kunnen schuiven

niet bang zijn voor de gevolgen
als je het toch laat gebeuren want
wat zou er dan moeten gebeuren?

niet denken dat je niet kunt zien
wat je nu nog niet ziet omdat we
blijven reiken tot in het verschiet

niet vrezen dat het donker ook maar
een doek is dat om de beurt wordt
op gehaald en neer gelaten

vergeten dat we zelfs in het land
van ogen dicht nog een zweem
mogen vermoeden van het licht

“() wie billig Angst und Hass als Treibstoff zu gewinnen sind: als scheinbare Blutwaesche fuer Parteien, die ihrer Krankheit, ihrer Angst, dem einen Unnennbaren, einen anderen Namen geben: Der Tod ist ein Auslaender.
Christian Loidl, 1991, pagina 147, Magie im sinnlosen Universum, Klever Literatur Wien 2016

MET BEHOUD VAN HUIS

Wie vreemdeling is hier was elders kind aan huis
on est tous des étrangers. Reizigers met retour bewijs
op dool tocht door een ruimte die een ieder zich
moet eigen maken. Eigen wijs is wil kracht die ons drijft
ons leven als het nieuwe land, de grond waar in het graan
nog met de hand wordt uit gezaaid. De haren op ons hoofd
zijn als het riet op de daken. Onze huid is als het barstig leem
van onze stulp. Ons vel schuurt over op gejaagde botten
onze stem roept op zijn mooist om hulp. Wat we zoeken
is rust, asiel in eeuwigheid. Wat we zijn is waar we zijn
gevallen: gewervelde dieren en waar aan ten prooi
als wild in het vizier. Een kudde in de muil van de natuur
we zijn horig en futiel. Stof deeltjes die op gedreven
krijgen een naam toe gewezen. Ook dat wij leven
was niet ónze keus. Alles wat wij zijn is bruik leen
toe behoren aan Tijd alleen, die malicieuze makelaar
en miljardair. Die onze lijven willens en wetens
laat verkrotten. Over onze hoofden speculeert
die ons plukt en uit perst als olijven, uit spuugt
als de pit. Met avond val vertrekken we
sluipen er van door. Ons uit reis visum is de dood

BLINDER DAN VOORZIEN

De straat was een belediging van de waarheid van de toe komst.’
Don Delillo, Megapolis

Niet hun daden. Niet het moorden. Niet het af schieten
van een voor wild gehouden mens. Niet het door snijden
van een keel. Niet het door steken van een hart

niet het ontsteken van een bom in Brussel
maar de woorden die men aan hief
met het geheven vingertje

Jullie allen zijn de volgenden, zullen bloeden
branden in Zijn naam
daar mee bereikten ze hun doel

joegen ze de schrik om onze lijven
zetten ze in verre of na bije straten
de fik in onze lijken. Werd hun pathologie

van wraak ook onze werkelijkheid
werd hun blinde toorn
het Oog van Allah

BIJ EEN SLAPEND LICHAAM

Ik wil dat je mijn bedoelingen door grondt
ik wil dat je de prijs leert kennen van verlangen
de schaal van de dingen, ik wil dat je begrijpt
waarom men het aardige over waardeert

ik wil je horen zeggen
alles dient slechts om te winnen
alles is taktiek; wij spelen
alle maal’

ik wil dat men ons geheim zal bewaren
dat we elkaar geruisloos achter volgen als jagers
ik wil dat we bereid zijn onze ziel in te zetten
zo als we een munt in werpen bij een gok automaat

ik wil de tijd terug dat ik wijs werd uit mijn dromen
ik wil de tekens terug die ik heb na gelaten op je huid
ik wil je kunnen voelen met mijn ogen in het donker
met mijn nagels na gaan waar je bent geweest

ik wil dat jouw handen me in koele lakens wikkelen
ik wil zien of jouw zijde van de mijne verschilt
ik wil dat je sterker zal zijn naar het einde
ik wil je laten denken dat je wint

ik wil dat je je zonder mij een vondelinge voelt
een zonderlinge in de leegte, ik wil je zien bibberen
in de kou. Ik wil je zwetend, warm gewreven
ik wil je hond dol, biddend om berouw

ik wil dat je mijn gedachten kunt lezen
ik wil dat je mijn hart kunt raken
op de fatale plek. Het interesseert me niet
wie de wonden veroorzaakt. Het interesseert me niet

hoe veel het er zijn. Ik wil alleen belang stellen
in wat me beheerst. Ik wil op een prachtige plek zijn
als ik sterf. Ik wil kunnen verdrinken in een Rode Zee
me verwonden aan een giftig koraal, aan spoelen

op een hagel wit strand, met jouw smaak nog
op mijn lippen. Ik wil je niet kapot maken
ik zou niet weten hoe. Kon ik maar zeggen
ik zal je vergeten. Kon ik maar zeggen

ik laat je met rust
maar liegen kan ik niet
ik denk al tijd aan je, echt waar
ik zal voor al tijd aan je denken

BLOED TEST

Als mannen bij mij zijn 
hebben ze geen controle meer 
over de dingen die gebeuren‘
 zegt zij die geen controle 
over mij , ik even min, wij
twee pluisjes in de wind

Je weet niet wat je weg smijt’Ik geef haar gelijk, ik weet het niet
, each man kills (…) het oude lied, 
ik voel me schurk, een dief 
op heter daad. maar ik ben niet 
op voor bedachte rade hier
wat wel, denk ik, wat is het
, dat ik ben, een boer 
die zijn oogst verwoest 
in domme dronkenschap
een plunderend soldaat, 
die blaker wil als buit?
zij laat mij bloot voets uit
 haar kater glipt tussen mijn benen
de staart recht op als een slang
een aal met af gehouwen kop
die blijft kronkelen tot op ons bord
Dit is symbolisch, vindt zij
ik beaam, druk mijn voor hoofd 
tegen dat blonde hoofd van haar
Het spijt me,’ zeg ik, ‘wíj
schieten niet met de boog
het is Eros die schiet ()’ 

Ik loop met zonne bril
 in snel pas door de nacht
 een uil die niet kan huilen 
ik wacht, rook mijn Gitanes op
 ter wijl het langzaam ochtend wordt 
de orbit blauwig paars 
het uur vlak voor l’heure bleue 
als het azuur wordt uit gewist
door licht

 de leerlingen van de Boeddha
vroegen hun meesterBent u een heilige?
de Boeddha zeiNee’
 na een tijdje vroegen ze
Bent U een engel?‘
 Hij zeiNee
Maar wat bent u dan wel?
wilden de leerlingen weten,
 de Boeddha antwoordde
‘(…) Ik ben wakker‘

 Het raam rol ik een hand lengte om laag 
en gaande weg vult mijn gemoed zich weer 
met lucht, ik snel, versnel, vertraag 
de liefde is een bloed test 
en ik blaas, ik blaas, ik zie 
dat wat vervliedt, wat niet
ik ruik mijn eigen adem 
anders nog? de alcohol, 
de roes, het schrijnende 
en het lucide ik prijs
de dag die breekt, denk 
god dank, ik ben wakker 
god dank, ik ben nog al tijd wakker

DE HERINNERING EN DE ZEE

vrij naar Léo Ferré

Het getijde draag ik in mijn hart
en het komt weer op zetten als een teken 
aan de lijk wand van mijn zusje
 van mijn dode kind en van mijn zwaantje
alles hangt er van af hoe strak men de boot
 aanmeert in zijn gerechtigde haven 
uit mijn gewelf sijpelen tranen
 van licht jaren en ik laat de koorden los van mijn ego ik die het spook beeld ben
 van Pampus en nu op sloffen aan kom
 stoffen uit de mist om je mijn kussen
 met mijn riemen toe te werpen en je als van ouds te vangen in mijn
 rijmen zo als in de lucht trillingen van juli
 waar in de eenzame wolf op gloeit e
en door mijn vingers glipte

in het aardse zand
herinner je je nog die zee hond 
die wij vrij lieten op ons woord
en die nu blaft in de branding
van onze woestenij en zich voedt
 met het ze egras van ons necropolis
ik weet zeker dat het leven daar
 nog zindert met longen van flanel
waar het jankt om wat eens was 
in de grijze kilte die ons roept
 ik herinner me nog onze avonden daar ginds
toen we sprintjes trokken door het schuim
en het kwijl op het bit van ons paard
 dat vervlokte op de rotsen die vergingen, 
oh mijn engel van verloren pleziertjes
, oh gerucht van andere zeden
mijn verlangens zijn sinds dien niet 
meer dan uitingen van eenzaam verdriet 
en de duivel die voor ons zijn val zette 
in de nacht en ons met zijn bleekheid
in bekoring bracht in het aanschijn
 van de paradijzen met de zachtheid
 van zijn vacht, hij lacht schuins
 en verdacht in het zinderend schuim

kom weer om geile flirt uit de fjorden
, keer terug kogel uit mijn geweer
, in de haven jammeren de fanfares, 
vergeefs om de terug keer van de kameraden
oh zeldzame geur in het loof van de zomer
, oh ruisend kelp in het zilt van het lover, 
toen ik vertrok en mijn hart open ragde
 aan de zoem zang van je krom getrokken ziel
rond de wan ordelijke welving van je kont
en jij en ik verwond achter bleven
in de lakens van de fijnste dageraad
toen hield ik het voor gezien en bleef
 jij voor immer de groene deerne
van mijn spleen
de schelpen die het gebroken zon licht
weerkaatsten in verdronken figuren 
klepperden als castagnetten 
in de vale hand palmen van Spanje 
god van het graniet heb erbarmen
als de roep klinkt om hulp 
van het week dier in zijn schulp 
wanneer uw mes de schelpen open splijt
en ik zag wat men voor voelt
wanneer men in de kieren voelt
en het bloed vloeit waar het opwelt 
uit het merg dat wordt gekweld
en onze lichamen na alle geweld
zich met mathematische precisie
 nader vlijen als twee prauwen
 op de baren van deze nimmer
 vlakke zee waar uit wij twee
zo mag ik koppig blijven hopen 
als gevallen sterren ooit
 te voor schijn zijn gekropen
, dit ruisen dat van ver gerucht
geworden is, een liefde die 
onder het mom van vriendschap 
is om gebogen tot een klucht
, deze handen die me droegen
deze handen die me sloegen 
tot mijn gebaren verstomden
 en mijn bek ferm op slot
 wat nu resteert is slechts gerucht
wat nu nog klinkt is slechts een zucht
, die me vervolgt zo als een bedelaar
 zijn vloek, een schaduw die 
in donker slechts zijn tijd verdoet
met het tekenen van figuren
 in het zand voor dat de vloed 
mijn rimmel en mijn schmink 
voor goed weg spoelen in de gloed
van mijn gekerfde gelaat
en ergens in de verte klinkt
 altoos het geluid van een deur
 die dicht slaat in de straat
van de dode muziek, 
het is gedaan met de zee
, alles is voorbij, op het strand
 blaat nu alleen nog het zand
korrels die ik op af roep van
de herder in Zee als schaapjes,
 uitte op mijn geblakerde
vel

NACHT IN HOTEL ORBIT

Alles zoop en naaide,
heel Europa was een groot matras
en de hemel het plafond
van een derde rang hotel
Remco Campert

Alles leek nog mogelijk toen je in checkte
je voelde liefde, lust, leven
tijdens het log is is iets verdwenen
het zou genoeg zijn te weten wat
als je er een beetje van had willen sparen
de lantarens op straat maken vroeg pas
op de plaats. Het licht kan plots verspringen
nieuwe gasten blijven komen. Ferry boten
varen uit over het Kanaal. De morsige vent
die in een container woont langs de kaai
steekt nog iedere dag zijn tong naar je uit
vraagt je aan zijn lamme arm te trekken
als aan de hendel van een fruit automaat
er steken muntjes in het spin rag van zijn baard
je negeert zijn opmerkingen
als ook zijn verwensingen
een onzichtbaar visnet
sleept de oude schipper achter zich aan
de touwen glibberen onhoorbaar
over de tegels van de boulevard
zijn vangst is lang geleden al
aan deze wal verdampt. Hij kent
de bestemming van de boten
ook kent hij de op varenden

de toe komst die is voor speld
klinkt als een onheil spellend meteo bericht
met scherpe wisselingen in de atmosferische
gesteldheid, schommelingen die niet
aan de seizoenen toe behoren
slechts weinigen die hier verblijven
zullen de winter halen, weten hoe de jaren
hun rondes trekken als stramme schaatsers

De sfeer is hier goed, de sfeer is OK
zegt de manager van het hotel
‘van daar dat we hebben besloten
het logement Hotel Orbit te dopen
Orbit is een Engels woord en ligt
gemakkelijk in het gehoor
wat voor delig is voor de klandizie

op de kamers hangt rafelig muggen gaas
er is een tv met zestien zenders
die ongewoon veel ruis vertoont
een centrale recorder speelt video films
met scènes uit een kinde rleven
de porno kan genomen met bekers
warm pop corn dat onophoudelijk
blijft ploppen in automaten op de gang
op de deur van de toiletten staan teksten
gebrand uit de hete as van sigaretten
Laat mij in deze eeuw niet sterven
en meer van zulke harte kreten

je wilde al tijd eens gekidnapt
je wilde altijd kruipen waar het bloed
niet kon gaan. Je was bereid om geselingen
te onder gaan omdat je dacht dat die
zouden zijn als strelingen. Bloed uit de
wonden vond je lijken op zomerbloesems
verlangen vond je gelijk aan terug verlangen
maar hoe kon het, terug verlangen
naar iets wat niet geschied?
had je ooit terug verlangd naar dit Hotel
waar van de muren je gevoelens, je verleden vreten
waar tussen je je leden voelt verstijven
je hoofd steeds lager, je hart steeds leger
alles trager? Soms bij het ontbijt
weet je niet of je bent ontwaakt

in de na middag hoor je salvo’s klinken
het zingen van marcherende soldaten
legers van onheil die bezig zijn te naderen
keel bloedig en koel bloedig zal zijn
de vereffening. De obers hebben
hun wapens paraat. Een enkele gast
geniet nog van de schemering op het terras
uit checken kan niet. Wat was bedoeld
als uit stapje blijft duren

gasten die je vragen naar je leef tijd
blijf je beleefd het antwoord schuldig
hoe lang geleden dat je hebt in gecheckt?
hoe veel van je dierbaren die in dit Hotel
zijn oveleden? Voel je angst, spijt
om wat je begeerde? Ben je happy
met de sfeer? Stelt iets je nog te leur?
Wees gerust. Er resteert niet zo veel
zuur stof meer. De dampkring brandt
achter de branding

je ouders stierven aan kanker en ouderdom
je beste vrienden zijn over de kling
ze vertrouwden verkeerde personen
kregen verkeerde doses toe gediend
of hebben zich zelf in onbegrijpelijke
ongelukken aan hun inwendige gespiest
je bent alleen met je bekommernissen
er is niemand behalve het personeel
om voor je te zorgen. Je denkt er over
je zelf op te geven als vermist
maar voor de buiten wereld ben je dat niet
enkel in je eigen leven

OH MIJN VESTAALSE NIMFIJN

Af en toe zie ik je te midden van je zusters
een baby wiegend in je tiener armen
jij die niet meer bang hier in de schemer rond hangt
Witte nachten zijn niet wit,’ zeg je beslist
‘maar beige’, trachtend iets etherisch op te vangen
vleugjes van verlangen in zilver folie op te warmen
jij die woont hier bij de oude mannen
hun vochtige krot woningen
jij die hurkt met het spuug in je nek haar
en niet dan ijs koud zeggen kan
Dit wel, dit niet,’ op de rand van het bed

of in het hotel buffet gin tonic drinkend
met om het even welke vent, vervloekend
door wie jij bent vervloekt, jij die de drang
kent en het gevaar, jij die de huur betaalt
met liefde en ooit misschien wel met je leven
terwijl je tegen al je vrienden zegt
Met prostitutie heeft het niets te maken
de tol van jouw bestaan, en dat van je naasten
gehaast, voor even, de angst en het gevoel voor bij
jij die beeft hier onder mij, en ik die prevel
in je rug velMet prostitutie heeft het niets te maken’

en al begin je zwaar te zweten
wrijf je met je vinger toppen over de levens lijn
die als sikkel zonder hamer in je hand palm staat
ben en blijf je de vestaalse, rots vaste, ijzeren heinige
jij die al te goed beseft hoe driestheid
bij het dag licht liggen gaat en sist
tussen je tandenWreed
een brand die woedt tot in je wezen
een koude die het hart aan vreet
jij die geluk kort stondig schitteren laat
en mompelt nog maals met gesloten ogen
en pieus dit maalWreed (…)’ en ik die kreun
en nauwelijks levend lijk

WESP

Waren het vlinders, vliegen of muskieten
die ik hoorde zinderen en zoemen
in de holte van mijn maag en
mij weer hielden van mijn slaap?
maar nee. Het bleek een wesp
die haar angel in mijn in gewanden
wilde boren. En de pin er zelve met
getuite lippen ook weer uit zoog
waar na ze, om mijn kruin krioelend
de angel prompt wraak zuchtig
voor mijn voeten spoog.
ik hoorde haar nog vragen
of liefde voor mij ook een vorm
van af keer mocht wezen. En ik
die mij met dit insect bedroog
ik loog

JIJ WORDT MIJN DOOD

Jij wordt mijn doodhad ze gefluisterd
ik zei ‘Zeg dat niet
maar vond het het mooiste wat iemand mij ooit had gezegd
een tatoeage van katten ogen op haar schouder
Zumi Pop. Ze volgde lessen op de politie academie
maar ik had nog nooit iemand ontmoet
die er zo veel drugs door heen kon halen als zij
ze had de pillen uit mijn keel gezogen
de coke uit mijn neus gelikt
Ben je van Mediterrane af komst?
Wat zeg je dat chique. Ja,
ik ben van Mediterrane af komst
een af stammeling van Julius Caesar
ik ben een krab uit de zee
speciaal voor jou aan land gekropen
van je trip trip knipper de knip
kom hier met die ET oortjes van je
dan zet ik er mijn scharen in
Zet die buiten boord motor van je dan eens aan
Caesar! Varen, man, varen. Volle kracht
de Mediterranee af, ai wiw fow wow
ergens was ze nog, leefde ze nog, liep ze nog
tripte ze nog. Ergens zoog ze iemand af
dat meisje, dat meisje. Ze klopte, klopte, klopte
op de binnenwand van mijn ziel
Jij wordt mijn dood
zing! dans Zumi Pop
als of je morgen Zumi Pop
in de vroege ochtend
sterven moest
+    –

PSYCHOPATHIA SEXUALIS

Zo stelt hij voor dat hij
haar droom betreedt, het
huis van een bekende, een patiënte,
een klop op de deur, een kleine tik
tegen haar hoofd, een glimlach

hij zet zijn tas van kalf leer
naast haar bed neer, ruikt
haar parfum, Bardot, of Givenchy,
de adem van de avond koffie, maar geen
zweem nog van haar angst

zij verhaalt, hij laat haar praten
zij vraagt of zij een raam moet openen
wat licht en lucht moet binnen laten
maar hij raadt het af. De kamer blijft,
zegt hij, te klein voor twee personen

zij vraagt beleefd of zij zich moet
ontkleden. Hij knikt discreet en neemt
haar kleren aan. Hij vouwt ze op
en legt ze op het laken, alles volgens orde
want geen passie mag ontwaken

hij druppelt vloei stof in haar licht
ontstoken ogen, sproeit nevel
in haar neus, hij reinigt
grondig alle adem wegen, legt zijn
stethos op haar schouder bladen

en stelt zich voor hoe hij haar billen
opent met zijn nagels, haar rug
vilt en de wervels streelt
hij denkt aan forel, truite
à la meunière en met zijn handen

graait door haar aders die krullen
als adders rond zijn vingers
hij grabbelt naar haar hart
dat hij, voor hij het menigvuldigt
en in plakken snijdt een kus geeft

een kus! Die eeuwen oude kunst
van de beheersing

JIJ MOET SPREKEN

Jij moet spreken liefste
, onze lichamen loom, de hemel leeg
, dat we voort doen, dat het niet 
om niets en even min te vaak
 of enkel uit gewoonte, 

jij moet spreken liefste 
en me tonen wat aan jij en jou alleen 
bekend is en zeggen moet je alles 
wat door jou voor immer en voor ieder 
is verzwegen en verloren dan voor mij

 zo dat ik kan beloven, liefste, 
ik zal het je geven

TUSSEN AARDE EN HEELAL

Zul je weten liefste dat
als ik niet zo als jij
negen maal tien jaren
worden zal maar eerder ga
dan jij, dat jij de laatste ster

zult zijn die mijn geest
nog ten tonele voeren zal
op de finale drempel
tussen aarde en heelal
wees verzekerd, lief

in dien mijn adem stokt
en ziel vervliedt
dat jij tot aan mijn laatste
snik mijn grote liefde was
en ik, zo hoop ik toch

jouw prins die met zijn tong
voor jou zijn minne zangen zong
en die, in dien hij eerder gaat
dan jij, dat niet zal doen als fielt
of schoft om dat hij jou verlaat

maar slechts uit hoffelijkheid
in de hoe danigheid van vazal
die de route vast voor je verkent
en er zeker van wil zijn dat hij,
eens de stonde aan zal breken

dat ook jij ter sterre varen zal,
met een zwier daar boven
als eerste de deur voor
jou persoonlijk openen zal
op die finale drempel

tussen aarde en heelal

DE PAREL

Vind het vele
in het ene
tref de eenheid
in het al

zoek haar waarheid
in den vreemde
vind haar schoonheid
in getal

snuif de geur op
van haar bloesem
scheid het bitter
van haar gal

boor een gat
tot in haar wezen
proef de smaken
van verval

slurp haar droesem
leer haar kezen
wees haar belager
en vazal

zoek het Hoge in haar lage
schiet de Aegis uit haar stal
splits haar kern en laat haar
beven, lik de parel op

de bodem van haar
dal

WELVINGEN

Waar de grens ligt in het landschap
tussen seks en erotiek, Eros
weet het wel maar denkt van niet

of ik haar teder minnen zal
of schijnbaar bruut verkrachten
een dilemma is het niet

in het warmst van haar
geilste gedachten wanneer
het puntje van mijn tong

zich om haar elfen bankje sluit
en ik me in het heetst van de strijd
in haar lava verslik

wie het eerst de teerling werpt
de verste pijlen schiet
in dien de welvingen van haar

enkels beantwoorden aan
de welvingen van haar hals
in dien de heupen mals, de dijen

dampen nog bedekt met dauw
in dien mijn vingers zich eerst
nog wat aan minnig rond om

de exogene ringen van Saturnus
en wat later in die van haar anus
wringen en zij al goed keurend

kreunend, steunend, de trek haak
van mijn toppen bij haar heilig
dom laat binnen dringen

om een pleng offer te brengen
op dat altaar front van haar binnenste
daar waar de ribbels van haar

tempel hof de welving van haar
vulva volgen tot in de perfecte
perplexie en de tijd doen stollen

tot in het marmer van de kleine dood
daar in die zalig druipende grot
van haar, waar Rumi’s Grote Geheim

door ons paganen wordt aan beden
volgens vaste rituelen, resteert ons
samen slechts één vraag

zijn ’t de nukken van Haar Wil
of de grillen van Mijn Lot
die ons voeren tot deze trillende

apoplexie van Genot? Of
is alles slechts gevolg
van die even simpele

als secrete vinger wijzing
naar het diepste bekken
van haar G spot?

HEB DE IMPERFECTIES LIEF

Toe mijn lief, heb de imperfecties lief
ze zijn de kieuwen van het leven
laten we elkaars op rispingen vergeven
bij een vegen wat ons bij een hield in dit leven

laten we nu niet meer mokken
over onze te korten uit het verleden
noch over de toekomst die we
nu al moeten vrezen

laten we niet boos zijn maar vrij gevig
er is genoeg voor iedereen
om niet lang weer hongerig
te hoeven wezen of alleen

toe mijn lief, laten we de momenten
behouden dat we op recht maar naïef
van elkaar hebben gehouden
laten we elkaar niet vervloeken

maar prijzen om onze gaven
laten we de strijd bijl begraven
ons aan de mede van
het heden laven

toe mijn lief, zeg me nog eens
ik ben je paling in het groen
zeg me nog eens, we gaan
het alles nog eens overdoen

toe mijn lief, geef me dan nog
zo’n aller laatste zoen
bemin je naasten en je vrinden
en heb je nieuwe liefde lief

met pit en passie als des tijds
ons ongerief, maar zeg me nog
eens, ik ben je apocrieve lief
en heb voor al tijd voorts

ook onze imperfecties lief

UIT HET KROMME LEVEN (een rechte leer)

waar, hoe laat en in wiens naam
werd zij geboren, op welke grond
werd zij gebaard, was het bij avond rood
of morgen stond dat zij ontstond

is zij van origine laf of moedig
is zij telg uit een familie der
heb zuchtigen of klopt in haar
het bloed der moederlijken
en goed moedigen

aan wie valt de eer te beurt
de enige, recht matige te zijn
de erf laatster, de ravissante
gouvernante van háár
de koppige, de knappe, zij

die geboren werd met het schuim
op de lippen, met het zweet op haar
aan schijn, zij die de lieren beroert
is dat uit een ziel te kort of over schot
uit droefenis, gemis of uit plezier

was offer vaardigheid haar schoot
ontstond haar passie uit compassie
heeft zij haar lijf gekregen
om te geven of te nemen
is ze gul of zuinig

verschalkt ze alles, laat ze
restjes staan, beperkt zij zich
tot wat haar goed dunkt, is wat ze
verslindt wat zij begeert, is haar lust
een list bedrog belangeloos

en dat hart waar ze zo graag
haar tand in zet, is dat um sonnst
of om dat zij het zelf ontbeert?

DER DUFT DER FRAUEN IN NYLON

O zalige geur van vrouwen in nylon
O verrukkelijk leer met een slag om de arm
O dampende dij, malse heup, vaar langs zij
O weeg bree en wei en het zilt groen van zomers
Ach vloed spoel het ruig met je buik in het schuim
Ach eb voel het zand met je rug en ontluik
Ach nimf en beschimp in je niks hier het puik
Ach schim ik die lik het verraderlijk zout van jouw lippen
Wee mij die verzaakt moed willig zijn plicht en verziek (t)
Wee mij die zijn plecht wendt hals starrig naar jouw klippen
Wee mij die meer wilt schenken dan er zit in de kruik

WIS UIT DEZE BOODSCHAP

() Ik ben niet een van je dierbaren | Al zou ik door een van hen gezonden kunnen zijn | het is nu in de vroege ochtend | Ik weet, je bent nog daas van slaap | Je zwemt nog onder de opper vlakte van het bewustzijn | Misschien hoor je deze boodschap maar ben je niet van plan om op te staan en de hoorn op te nemen | Je zou verbaasd zijn als je de hoorn op nam | Deze stem is van een extern zenuw stelsel | Hoe vaak komt het voor dat een extern zenuw stelsel de moeite neemt contact op te nemen met een lichaam op aarde? | Dat is nog eens wat anders dan praten met je dierbaren () | Ik zou je ook kunnen emailen | Dit is tenslotte de tijd van de verontlichaming | Maar ik vond het plezieriger je stem te horen | De stem van een jongen van vijf en twintig | Waar is je zachte G gebleven, Serge? | De sporen van je jeugd? | Ik heb je stem gehoord via de boodschap die je op dit apparaat hebt in gesproken | Eradication is permitted (), is dat wat je wilt zeggen? | Tja, als antwoord apparaten konden praten () |
Ik zou je een voor stel willen doen | Sluit ook eens dat lichaam van je aan, als je gaat slapen, op een extern zenuw stelsel | Honderd tien volt is voldoende | Het dubbele mag ook | Wij zijn van alle continenten thuis | Je zou verbaasd kunnen staan | Maar misschien is dat niet wat je wilt | Verbaasd staan | Misschien wil je blijven zwemmen onder de opper vlakte van je bewust zijn | De kleine argeloze blijven die je bent | Een jongen met enkel stem, waar uit alle sporen van je verleden zijn vermalen en vernietigd | Verdwenen | Een jongen met een slapend lichaam |
Mijn tijd is bijna om | De tape is af gelopen | Einde bericht | Als je het wilt, kun je de boodschap terug spoelen | Is dat niet het leven, van jullie daar beneden? | Een band die naar believen terug gespoeld kan worden? | En als je jouw band terug spoelt, Serge, wat krijg je dan te horen? |
De Koude Oorlog is voor bij | Een Code oorlog staat op uit breken | Dit is enkel het begin | Is het niet tijd voor strijd, held haftigheid? |
Vergeet het | Wis uit deze boodschap | Wis uit dit bericht | Wis uit

WATER POES

Water poes noemt je vriendin haar schuit
Hij lekt hoe genaamd niet‘, zegt ze
‘Een beetje maar‘. Je denkt Waarom

heet zo’n schavuit toch een schavuit
bij de steiger zie je een graat magere Indiër
met kaars rechte rug in Lotus zit
je klimt in de buik van de boot

met een jerry can 2 takt smeer olie
tussen de knieën. Te veel lawaai
om te praten. Blikken die kaatsen
je vist plastic uit het water

een wit roze aal drijft open gebarsten voor bij
een vol gezogen fiets band blijft tegen een zij kant
hangen, duiven nestjes met gebroed dobberen
onder de brug. Haar handen die in tederheid

de jonge duifjes tooi bestrijken, terwijl
de zwarte koeten verder op vlotten bouwen
van takken, blikjes, natte kranten
hun klotsende fortjes beschermend als trotse

vodden koningen. De Russische bemanning
van een verankerde vracht boot zwaait je
in de grijze haven toe. Een groot passagier schip
vertrekt. Water druipt in slierten

van om hoog getakelde lianen. Het IJ
is plots een oer woud, de lucht woestenij
nog steeds de hoop dat harten worden gelijk gezet
maar zij verontschuldigt zich

‘ik draag deze dagen
een getij in mij
excuses, maar
ik draai wel bij

In het praktisch liefde lab

Verbaasd door het verklein woord
denk je wel aan ’t condoompje?
bekeek ik haar, malle. mosquito
een muggen beet op haar gat
voor ik me met haar over gaf
aan de wisselingen van gedaante
de wisselingen van gemoed
de sidderingen van het bloed
en later luisterend naar het
sissen van twee lijven in koel
schuimloos water; damp werd dauw
hitte ijs en vlees
stolde tot steen

beroerd, verroerd, verward
door chemisch op gewekte verlangens
knipten we schrik draad rond ons hart
beleefden we de dagen daar na
als een praktikum om te zien
wat over bleef. Het minimum
of wat dies meer zij
daar van
waar van

KEER VERS

En als het schip dan zinkt
zeg je, om dat het is geënterd
laat het dan met mannen
en met muizen, laat het dan

en ook met ons in gods naam
naar de kelder gaan
jij hebt je best gedaan
zeg je, voor alles wat

mis lukt is
we ruimen en sorteren
wat na een aan tal jaren wel
en wat niet meer

we pakken in, vouwen uit
geven lucht aan wat te lang
de adem in, aan wat met ons
geheugen is verstoft en is verdikt

er zijn vast zaken zoek
er zijn vast dingen
die hier in het donker zijn gestikt
de tijd valt stil

die ons heeft toe behoord
en tegen ons gekeerd
de balans is op gemaakt
in de as van het restant

de taal die we spraken
is de strijd die nog woedt
het woord is gebinte
ons speeksel is bloed

we heffen een maal nog
het keer vers aan,
venite adoremus, nee!
het leven is geen koor gezang

van strofen en refrein
kop voor keizerin, lijm
wat nog rijmt. De keizer
is zijns weegs gegaan

hoera hoera, hij leve hoog!
maar hoger nog de generaals
die zijn voor even
nog gebleven

DE BASIS VAN HET SPEL

Onze spelen zijn ons leven en
iedere wed loop is een levens loop
een koers. Een match die moet vol bracht
een wed ren van de ochtend tot de nacht

een strijd tussen twee gaten en wat lijnen
met een eind dat aan sluit bij de start
waar binnen men in scherpe zin de tijd
de punten telt en met een laatste bel

of fluit signaal het oordeel velt. Op de
tribune en daar buiten wacht men af
ben je de gevelde of ben je de held?
krijg je het speldje of krijg je het geld?

wie naar het hoogste streeft
zal om het bitterst strijden
er is geen keus: het is er onder
of er op. Het podium of de strop

HET DORP DUIJNHOVEN

Op oude kaarten van Napoleon
staat het nog, het dorp

waar naar mijn naam
ooit werd vernoemd

op latere kaarten is het weg
gevaagd, Duijnhoven onder

het zand van duin en strand
begraven

nu ben ik hier, op deze plek
waar de resten van mijn bron

onder zand en schuim in
korrels zijn vergaan

ik leef nu voor even voort
in de zon en lust je rauw

in de lucht van middag
avond, morgendauw

rond om ons stemmen die
uit waaieren als sigaretten rook

Zie je, alles lost van zelf op!
forceren kun je niks

volgens mij trekt alles zich juist vlot
om dat geliefden onbewust het lot

intimideren met hun opdringerige
zaligen gedrag

vandaag zijn wij licht voetig
jij Rossalka zee meer min

en ik de visser zonder baard
ik knabbel aan de nagels, je haren

de vinnen van je zee meer minnen
staart, ik proef het zand, de zee

de zweem van zweet en ik
proef meer. kristal, en jij

jij proeft het ook en zegtIk, ik
ik doe je mond zout smaken

wij zijn vandaag licht voetig
we zweven, zwemmen, rekken

ons uit, gestrekt op het strand
we neurieën verliefd de partituren

van een onbezonnen componist
gaan eten, coquilles, drinken

we gaan dansenm een solea por buleria
wiegenm de malaguena van Chacon

we gaan door tot in het holst
en verder

en ergens in die duisternis vraag jij
of ik wel eens een dier gedood heb

en ik, onwetende, ik vraag me af
waar doel je op?

maar dan terloops, met je
gevooisde en geplooide stem

die zich met het omringend donker
mengt vraag je me of ik denk

dat geluk misschien toch echt bestaat
Dat weet je pas als je het kwijt bent.”

Timing is alles
je mag niks, zo zei je vader al

aan toeval over laten
behalve het toeval

de nacht wordt aan gelengd
de zee wordt eb, de maan flets

roze als een baby mond
het leven trekt zich terug

en jij en ik, wij trekken juist
boven de korrels van mijn sinds

lang geleden al verdronken bron
op nieuw niet als van ouds

het ware leven in

VERZAMELAAR VAN DROMEN

Slaap maar zacht, lief manneke 
droom maar zoet, manneke goed

En met het moeizame piepen en schuren 
de echo van zijn laatste avond groet 
verschijnen weer de schimmen en figuren 
uit de kinde liedjes, de griezels 
uit de huiver sprookjes, doemen in het donker 
weer demonen op die klieren, de miezers 
die loeren door de kieren van de deur

 verandert dit vertrek als des tijds 
voor mijn slapen gaan, branden de ogen 
van het staren naar de vlekken 
op het sepia kleurig bloemen behang 
wordt de kamer donker woud, het dak raam
 put van Vrouw Holle, het bed een hut 
in de bomen, het kussen een schat kist 

met een roestig oud slot en een inhoud 
die geheel bestaat uit spinr ag, licht
en goud flagon, het weef draad 
van mijn dromen, springt de angst 
op nieuw uit de diepte waar ze sluimert 
tot de mist dik genoeg is 
kruipt ze tussen de krassen en barsten 

in de muren, ritselt tussen blaadjes 
onder het laken; speelt ze kil oktober-
poppen kast in de eenzame gangen op school
of op schoot bij de man met zijn tabberd
en gestikt in de haren van diens dode mans baard 
verschijnen ze weer met de regen vlagen 
muf en stiekem in de kelder en stinkend 

in de peren vijver tussen dik kopjes 
en kikker dril en gulpend met het water
in je rubber laarzen verschijnen ze weer
tussen de mazen van het schep net
of dieper op de drassige bodem van het ven
waar een glinsterend zwaard door een
door zichtige hand word ron gezwaaid

En voor mijn vader mij weer toe vertrouwt 
aan het donker dat ons omringt 
som ik het lijstje op met de bedreigingen 
die voor ieder wel te rusten moeten af gewendpapa komen er van nacht heksen spoken 
reuzen dwergen griezels enge beesten 
en pierlala en Beerend Botje?’

en je wilt dat vader zijn verlossende woorden
 zal spreken voor hij de deur zal sluiten
 het enige dat gerust stelt en waarna 
je weer veilig en vredig slapen kunt:
‘Nee die griezels en die spoken
 komen niet die heksen en die reuzen
 komen niet en Pierlala en Beerend Botje

nee vannacht komen die niet ()’
‘ en morgen?’
‘ morgen ook niet ’

‘wel te rusten dan, vader’
‘ slaap zacht, lief manneke 
droom zoet, manneke lief’

nu is je vader bijna af en jij niet meer 
dat manneke en ben jij het 
die het wiege lied gerust stellend neuriet 

die je hand legt op diens voor hoofd 
en uit klopt dat kussen 
door weekt van zijn zweet

 slaap maar zacht lief manneke
 droom maar zoet manneke goed
er is niemand die je nog zal lastig vallen

OP EEN DAG ZAL DIT LEVEN WIJKEN

Op een dag zal dit leven wijken
zul je sterven als een hond
alleen in de sneeuw
met het donker over je heen
als een deken en de koude
zal zijn als de warmte
en je laatste gedachte
als je leven en je laatste dag
als de nacht en de nacht
als de dag die einde is
en toch geen einde kent

op een dag zal dit leven wijken

heb je geen munitie meer
om je te weer te stellen
geen kogels meer geen vinger
aan de trekker en geen spanning
op de veer de keer dat je weet
dat je keren voor bij zijn
en niet weer zullen keren, ter wijl
je binnen zit en je naar buiten wilt
en je kwijnt als de oogst
die blijft rotten op het veld

op een dag zal dit leven wijken

de dag dat je weet wat het is
geveld zijn, als je dagen geteld zijn
en je niets meer bent van wat je was
zo snel als onder het gras
je ogen gepeld zijn en je aderen
gespeld zijn door maden als naalden
van zilver je dromen van glas
zo snel als je gedachten op gaan
in gas en je los laat, alles
wat je dierbaar was

op een dag zal dit leven wijken

HET BOEK VAN DE SLAAP

Ik blader door het boek
van slapende figuren
speur naar de aan de dag
ontsnapte jaren

een trein kaart van een
ouder wetse prijs
een brief met onheuse woorden
een foto
met beurse kleuren
het bewijs dat je leven
had kunnen redden

• een oude droom
• een enkele vriend
• een enkele reis

een uitgescheurde bladzijde

DE CRASH

De crash

alles wat je er van wist
gewist. Een druk
op de knop
Delete | SysRq

de dood

je dacht dat het niets was
dan een scheur in een blad
een blinde vlek
in het geheugen

mors

iets wat je morste op leef tijd
wat zou komen met nacht, bleek
als de maan, als beender wit segment
of verrimpeld serpent, als

nacht

die in nacht zou over gaan
maar het kwam op klaar lichte dag
met de zon, een knal, bloed
schroot

de dood

toen rond gevraagd was jij de enige
die wist hoe men het deksel
op een lijk kist noemen moest
het eeuwige uit zicht

wise crack

in het wrak bewees je dat het zonder kon
terwijl brand weer lieden gaten brandden
in het dak hield jij je ogen strak
op de zon. Hoe noem je dat?

de dood

eeuwige staar

Aan het einde van een film

‘() Wist jij maar van genade
zo lang je blijft raden en gebaren,
steeds verbaasd om gevaar en verraad ()’
Hugo Claus, De Sporen

We zien ons aan het einde van een film
de haren rond je schaamte weg geschoren
op een door katten nagels en
te veel geneuk verweerde bank

we zien ons voor de in gang van de mensa
waar studenten zich om etens tijd verzamelen
mis prijzend onze jeugd vervloekend
twee wilde eenden in een ren

we zien ons van de rug bezien
en hoe het was toen klam niet klam
maar ik je navel met mijn tong schoon
likte als een zwerver zijn bedel nap

we zien ons aan het einde van een film

we zien ons gebogen over de schermen
achteloos de spetters van het tafel blad
weg vegend, onze email checkend
met dwalende blik

we zien ons met schrik
in de herinnering van te veel
en veel te grote letters
in finale stilte van af titeling

we zien ons zonder haat om het niet weten
zonder twist om wat niet mag
wat mag vergeten
zo staat het in het script:

we zien ons aan het einde van een film

DE WEG VAN KLIP DRIFT NAAR VUUR PROEF

(1)

Ik ben begonnen aan
de terug tocht
in mijn leven
en moet bekennen

dat ik die ik van mij
niet echt goed ken
begin te vermoeden
dat het om een soort

van demon gaat
of een vage schim
uit een verleden
dat al lang niet

meer bestaat
maar nu de kwestie
waar het eigenlijk
om draait

of die ziel van ons
nu wel of niet
het is en blijft
een open vraag

of anders wel
een open wonde
in elk geval kan ik
hier en op dit blanco

uur met mijn hand
op het hart melden
dat bezieling wel
degelijk en geef nu toe

hoe zielig zou bezieling
zijn en hoe grotesk
in dien men wel
bezieling kan bezitten

zonder ook maar
een greintje van die
zo genaamde ziel om
over te beschikken

(2)

De goede ik behoeft geen krans
constateert de sommelier
van de twijfel, te vaak
voel ik me nu al de clochard

die tracht infecties
met wijn te genezen
en keel pijn met een shawl
gedrenkt in eau de vie

dat de mens moge helen
die er huist in de holte
tussen het kraak been
van mijn compulsieve

jodel jongen brein
en de kalk nagel aan
mijn kromme teen
de naalden in het kastje

van de psyche springen
voort durend heen
en weer als de wijzers
van een oscilloscoop

tussen het morose voltage
van mijn fysieke verslapping
en de vonken die te voorschijn
springen uit het vaatje van

mijn kort gesloten wezen
dit door trapte lichaam
wil wel duizend jaren slapen
maar mijn geest liever

nog één keer vlammen
en ter sterre varen
als een getrapte raket
al vorens in de damp

kring te verbranden

ER WAAKT EEN VREEMDE SOORT IN MIJ

(1)

Er waakt een vreemde
soort van ledigheid
in mij

die zich genesteld
heeft en groeit
als kool

een koude vlam
die steken toe brengt
aan mijn hersen pan

en in de muren van
mijn stilte zwarte
gaten brandt

als peuken in het
af tandse behang
ik word gek

van het tikken
van de druppels
het kwik dat mijn

oor schelpen binnen
dringt precies op het
moment dat die rare

snuiter in mij, die maf kees!
eindelijk, eindelijk
eens slaapt

(2)

Binnen in mij hebben skoeners
de golven door kliefd
roeiers regatta’s aan gelegd
werden nieuw bouw flats

en wijken uit de grond gestampt
zijn er tunnels en garages
gegraven in aller hande
bodem lagen, maar nu

nu het einde is bereikt van
mijn limiet en de schutting
rond mijn bestaan aan
alle kanten wordt geslecht

de muren van mijn
fort niet van steen
maar marsepein
blijken te zijn

de realiteit me bij
de lurven grijpt en de
buiten wacht zijn tanden
in mijn kuiten bijt

maak ik nood gedwongen
korte metten met de
status quo van mijn
bestaan

wat me zorgen baart
is niet dat die besloten
vennootschap verkeert
in staat van surseance

als wel het gevaar dat
op de loer ligt
van een coup
gezien de band

die is gesmeed tussen
mijn ego en die ik klaar
blijkelijk is door geslagen
in een mesalliance

beide heren weigeren
nog te opereren
in naam van een
gezamenlijk belang

noch als piétaille te worden
beschouwd dat zich naar
eender welk front
laat commanderen

om schouder aan schouder
te staan in de strijd die
dagelijks woedt ten behoeve
van ons voort bestaan

samen even koppig
beiden even corrupt
het duo moet ontkoppeld
de kongsie moet stuk!

DE REST ONKLAAR IS KINDERSPEL

Ik heb er een gewoonte van
mij zelf onmogelijk te maken
de rest onklaar is kinder spel
ik mis het koele hoofd
een kalm hart een happy end
het nu is vast hier na maals loos
feit blijft: sommige tralies
kun je niet breken

is er iets dat ik beslist moest doen
maar ben vergeten?
is er iets waar ik te veel bij
stil bleef staan?
klokken in ons, beid uw tijd
wee moed is het braa land
tussen leed vermaak
en zelf verwijt

dit jaar was er niet een maar vele
ik rookte sloffen sigaretten
slikte honderden pillen
had duizend maal hoofd pijn
toch moet er een methode zijn
iets wat ik niet aan tref
in de krant noch in de boeken
ik wou dat ik mee dogenloos kon zijn

de mens in mij waardeer ik niet
maar soms benijd ik hem
we zien de avond vallen
grijpen naar wat hangen blijft
in lucht of op papier, denken
dat we stemmen horen
en wanneer men zegt
‘Ik wil je wel

uit men onzuivere kritiek
hoe meet je wat niet meetbaar is
leer je de taal zonder grammatica
hoe verhoudt zich wat nu is
geweest tot wat op til?
voor lopig sluipt de schaduw nader
achter onze rug kijkt het mooiste
ons na

PLEXUS SOLARIS

Iedere nacht buigt zich dieper de impasse 
de stilte, de hoop op een beter 
wat staat er nu nog op de kaart 
het smul programma: wat adem van Adam
een spiegel waar in wat sproeten en verwijten
 wat wasem en meer. Ik kan me steeds minder
 excuseren voor wat ik af laat weten, adressen
 afspraken, nummers waar achter nog maar
een enkele keer de eigen stem 
ik verlies mijn zicht op de zaken
 en de anderen waar van ik te veel al 
heb verteld en van gehouden
in de zon zoemen ze allemaal rond allemaal rond om, mijn hoofd vol 
prikkende insecten, zonne steken 
plexus solaris, kanker, steenbok, schorpioen

 de tijd houd ik als een schuld brief 
tegen het licht; voor al eer de zomer
 over neem ik een voorschot
 op het donker

 dokter, het licht in mijn hoofd is op aan het raken
 dokter, ik spaar nog slechts, ik slaap slecht
 dokter, van de nachten tap ik het gloeien
 dokter, van mijn maan, planeten, mijn dromen

dokter, en van de dagen gebruik ik enkel wat ik nodig heb 
dokter, alleen de stroom om door te komen
 het voltage in mijn hoofd? 
genoeg om aan te sterven!
wie wil me komen vertellen
 wat ik al tijden wist
 het vonnis  
DAT WAT IS
ik ben drager van de 
aller sterfelijkste ziekte 
morgen moet blijken 
of ik me heb vergist

OKTOBER INSOMNIA

Geest kan in bed de slaap niet vatten, alleen wakker liggen
en gorgelen, luisteren naar hoe een onweer storm zich
boven onze hoofden samen pakt, een aan val in petto

Geest wou dat Tolstoi hier was om zich te ontfermen
over geringe alle daagse dingenm  drie druppels valeriaan
een glaasje rozenwaterm wat dan ook, het doet er niet toe

Geest zou wat graag er op uit. Weg van hier. De paden op
de lanen in, de kou (…) whatever. Geest zou de mot uit z’n vacht
willen rennen, kranig op kop en in galop. Voor de kudde uit

van een stel armetierige dieren, blikkerende tanden
onder een blinkende maan. Niets achter latend. Schaduw
noch bliksem op begane grond. Maar vannacht slaakt

Geest enkel en alleen een geeuw. Voelt zich een tikkeltje
over rompeld, lichtelijk onwel. Kruipt lui en comfortabel
terug in de leemte van zijn tanig’ vel

VINGERAFDRUKKEN DER NATUUR

Voor een moordenaar is ieder lijk visite kaart
 zo als ook onze lichamen de kaartjes zijn
 van een schepper die ons één voor één 
op tafel legt 

als bij een spel patience. 
hij wint alleen maar
 van zich zelf. En meent dat dit 
genoeg bewijs moet zijn 

geen twijfel speelt hem parten. 
geen schaamte en geen spijt 
dat er door hem zo veel 
verloren is gegaan. Hij weet: 

als hij op nieuw de stapel schudt 
is alles weer van voor af aan

MIJN DOCHTER

Mijn dochter hupt op haar skippy door de tuin
voedert de eendjes en de beesten in het herten kamp
als of zij alles in de hand

mijn dochter zegt, papa, maak je geen zorgen
spoken bestaan niet toch noch heksen niet noch tovenaars
en morgen breekt een mooie dag weer aan

mijn dochter wenst me wel te rusten
in het donker, kust me op mijn wangen
huivert in mijn armen

ik vraag me af wie het kind is dat wordt toe gedekt
wiens droom het is die hier begint
ik denk, zal alles in het leven voort aan

omgekeerd zijn gang gaan
wat jong is ouder en wat groter klein?
vijftig en door al mijn genen in gehaald

ik stop niet meer, ik breek niet meer
ik heb geen dochter
denk er ook niet aan

BELLUM TRANSIT

De liefde is een tere, geblesseerde welp
die speelt en klauwt en klimt en onvermoeibaar
in zon en regen haar spiegel beeld blijft zoeken
tussen de verwarde struiken van de eenzaamheid

deze wereld zal veranderen, krimpend en grauw
maar vele rupsen vlechten vele vlinders
welpen worden leeuwen, of leeuwinnen
en de tranen trouwen toch, uiteindelijk, met

hun lach. Alle vlees is slechts aas
voor de wormen. En de mens is niet
meer of niet minder dan een vorstin
of een koning die vroeger soms dwaas

of ontaard. Wat voor bij gaat heet oorlog
wat blijft is de liefde. De natuur houdt ‘t
het langste uit met haar Adem, want zij
verenigt beide krachten in haar slag velden

van toekomst en wel eer. Ons hart
is slechts een branden aan het einde
van die ranke flessen hals van moeder
de gans, dit Heel en dit Al

DISGRÃCE

de muilezel van sergeant Joseph Auguste Bernadin † 04.08.1915

Hoor mij hier gnuiven, de ezel Ongenade
ik die als muil ezel verlossing breng voor kameraden
gewonden verlichting bied, hen van de linie draag
vertroosting schenk, de lasten pak, het hoofd om laag
de passen op en neer betreedt, trappel van de kou

de klappen vang of deel in het verdriet
ik ezel, wie redt mij wel wat deert mij niet
als ik de teugels vieren laat, in een krimp
of, stuik, mijzelf verstuik aan bodem stronk
of stik in stof van het ontploffend bommen tuig

geen puf meer heb ik nog om mij op enig
volgende stap te beraden. Voel mij hier stokken
zie mij hier stoppen, de ezel die zich door de God
aller ezels voelt verraden; hoor mij hier nu
gnuiven om Genade!

LAST POST, LOST PAST

Ik ben als deserteur geboren
ik drijf de spot met de stof

van mijn soldaten bestaan
mijn uniform zijn de sterren

alleen hen ben ik trouw
ik naai de zomen in mijn broek

expres zo hoog om hem
gemakkelijk te laten zakken

ik gebruik mijn kont als wind vaan
die wijst richting de hoogste rang

ik blaas mee met alle winden
liefst de stinkende

die waaien in de snorren
van de majoors

honger ken ik niet meer
of ik kauw op de kolf

van mijn geweer
de tank waar op ik zit

is niet anders dan een ezel
ik schiet zo als ik zit

met mijn achterste naar voren
want zo ben ik geboren

ik vertrouw niemand
me zelf het minst

ik ben kleuren blind
zie enkel de scheuren

in de vlakken, de vlekken, de donkere
plekken tussen het grint

zo’n vent ben ik, een
neger zonder pigment

ik ben besmettelijk
ik zing over al waar ik kom

melaatse gezangen

WESTHOEK

De hele wereld kwam hier sterven
nu is de hele wereld op bezoek
van slag veld tot slacht veld
tot veld van memorie
een obus is hier een routine
het dorp sterft uit

Geert kweekt aard appelen, tarwe en gras zaad
en bij de in gang van het hof onder het kapelletje waar
een Madonna van Fatima waakt, liggen tien obussen
klaar voor als de mijn opruiming dienst ze op komt halen
in de jaren dat hij zijn vader op volgde
waren het er honderden

een obus is hier een routine
voor een nieuwe gas leiding van Fluxys wordt een stuk
van zijn veld af geschraapt en bloot gelegd
de loop graven liepen hier dwars door heen
in zijn weiden liggen bunkers
de oorlog loert nog altijd van nabij

een obus is hier een routine
elf duizend buren heeft Jeanne Vanlerberghe
en die zijn al honderd jaren stil
waar ze woont is de taal niet veranderd
Jeanne spreekt van Passchendaele
en haar voor tuintje is een abri

Tyne Cot Cemetery lag er al toen ze alle bei
in 1934 geboren werden en voor André was het zijn speel tuin
dat kon toen nog en dat kon ook nog toen haar twee knechten
zoons dus als kind hier voetbalden. Het huis dat ze
in 1960 bouwden zou rustig liggen
maar een laag muurtje scheidde haar prei
van de dichtst bij zijnde gesneuvelde soldaat

haar gras was net zo mooi onder houden en gemaaid
Als dat van Tyne Cot door de Commonwealth War Graves Commission
de straat was niks nie meer dan een land weggetje
aan de over kant groeit mais maar soms ook vlas
dan kunde ver kijken, hè!
een obus is hier een routine

op een dag is het bekend geworden
men weet niet hoe. Langzaam kwamen de toeristen
soms kwamen ze aan bellen om naar de WC te mogen
nu is dat niet meer, er zijn nu deftige toiletten
maar wat wel vaak gebeurt, is dat het zicht
weg is. Dan staan er tot voor bij haar huis

auto mobiels en omni bussen; vorige week kwam hier nog
een Nieuw Zeelandse madam die een foto maakte
voor haar familie. Soms is het wat over dreven
en al die bussen en auto’s en bezoekers zijn ambetant
maar kij,: die elf duizend buren zijn het rustigst en in al die jaren
zijn er nog een paar bij begraven. Drie, denkt ze,
sinds zij hier woont

nu gaat ze weg, verhuizen, haar man André is dood
en alleen voel je je maar toch alleen, zekers
met al die mensen die enkel maar passeren
altijd maar weer om je heen. Kom je buiten
dan wijst een pijl je richting aardbeien automaat
en een obus is hier nog altijd
een routine

WITHUUS, KAMERAAD KAPUTT

Als dit perron mijn Rijk is, en deze rails een bode
van mijn Lot, die mij van mijn Troon vervoert
naar het Schavot, laat dit ijzer hier in Eijsden
dan mijn land tot in zijn in gewand door boren

laat onze Oude Wereld dan vervloekt zijn
en ik met in mijn kielzog zestig voer tuigen
niet slechts een Kamerad Kaputt of
Kadaver keizer die in dit Laagland hier

asiel zoekt, maar een vloed die deze dorre
akkers over spoelt met Pruissisch bloed
zie mij hier ijs beren! De soeverein die zelfs
geen paarden meer bezit om in te ruilen

voor zijn in een gestuikte Koninkrijk
de vorst die voorts niet meer dan vluchteling
kan zijn. Gevangene van zijn volk en ons
verleden. Zijn koets werk ziet verroest

tot schroot, zijn leden door de ischias
verkrampt. Die het klater goud van zijn foedraal
gekrompen weet tot kraal en de schimmen
van zijn wan hoop tegen de wanden

op ziet kruipen in het licht van ene
min achtende schemer lamp geklonken
op een Delfts blauwe voet. Zie mij nu hier
de Vorst die als een panter heen en weer

beent in zijn kooi, zijn mantel als een vacht
de veren aan zijn punt helm in de knoop
een vogel voor de kat. Een op gejaagd en
licht verward stuk wild. Niet wetend meer

wie jager is en wie de prooi. Wat grond is
en wat lucht. Met in ons kiel zog een gevolg
dat alles is behalve Keizerlijk in deze deernis
wekkende vlucht. Een keizer zonder volk

een koning zonder vader land
een vorst zonder troon
een staats man die enkel nog de hoon
en spot geniet van het gemene volk

een eer tijds soeverein met achter zich
een Rijk dat valt en in zijn voor uit zicht
de gruwel van een kosmische kollaps
waren wij dan reuzen die als dwazen meenden

voort te kunnen leven op veels te lemen voet
en die vol goede moed des gisters nog
de mare in marcheerden om nu op deze wrede
morgen als lamme dwergen te ontwaken

met voor ons enkel nog meer zorgen
en onze enkels wadend in het bloed?

Het dorp in de zwarte bergen

Donder rolde van de bergen
en achter het zwart van de kloven
lag voor immer de oorlog te wachten
als een grommende waak hond
die kon slapen met de oren gespitst

onze Honda Civic raakte vast
in een modderig tank spoor
de vluchtelingen in de sjofele hotels
duwden ons uit het slijk
de hemel leek met plukken natte wol

in plaats van met wolken te zijn bedekt
dit is een plek waar het vaak onweert
de na middag windstil en leeg
zo leeg als een vrouw die pas
een mis kraam heeft gehad

maar ook de zon scheen toch vlak bij
klooster muren, miniaturen, minaretten
we wisten niet wat het moest betekenen “Otlja
het woord dat op een water put gekalkt stond
bron waar uit men vroeger gezamenlijk dronk

het pad werd vlakker en vlakker en
een verre berg rand sprong boven
de wenk brauw van de heuvel uit
we stapten uit en liepen beducht
voor mijnen verder

een wind vlaag, sneller dan een vuist
die uit sloeg, deed ons wankelen
gekraak, een donder slag
hard als het botsen van bergen in beweging
de belegerde stad spartelde aan onze voeten
en strekte zich rijk halzend naar de horizon uit

vaal grijs en af gejakkerd als een o gejaagd
zoog dier dat uit geput was neer geploft
ik sprong op zij om te kunnen ademen
in de zuigende wind. Een soldaat sprak ons aan
wat is het gebruik?Dat je hen een lang leven wenst.

dan verwerf je vrienden. Dit volk is trots en arg wanend
maar ook trouw en op vliegend als een waak hond
wanneer je hen beledigt zijn ze tot alles in staat”
ik knikte, en zweeg in omineuze toon aarden
de open gehaalde gezichten van de rouw klagers

waren besmeurd met rode striemen
door de donkere krassen in hun gezicht
leek het of ze maskers droegen
berg bewoners langs de weg stonden
te juichen naar de militairen

voor het bordes gooiden twee meisjes
met geblond verfd haar bloemen naar
de soldaten. Ze stonden naast een lege truck
die rook naar lijken en rottend fruit
de nacht viel toch nog plotseling

als een boot
die slag zij maakt
en dan
als een bak steen
plotseling zinkt

THANK YOU FOR THE MUSIC!

Hamlet in een oorlog zuchtig Macedonië

Op het plein zingt de man met de baard
vliegtuigje ik breek je vleugels
vliegtuigje ik breek je staart’
hij houdt een toespraak
onze broeders lusten de piloten rauw
en ze hebben niet eens wapens nodig
terminato, kom maar gauw!’

de straal jagers scheren over
schuren de luchten van azuur
zelfs de maan schijnt blauw
een dronken journalist bedankt
voor het gejank, hij wijst
om hoog en zingt,thank you
for the music

de dagen zijn saai, de jongens
bijten op hun tong, de meisjes
kauwen op Amerikaanse gom
men is los van god, van liefde
en gebod, men is de vrede kwijt
men zingt hier niet, men denkt
niet aan de werkelijkheid

men danst achter betonnen muren
een meisje kijkt me aan met grote ogen
wij gaan vannacht naar de hemel
in plaats van naar de hel
de trucjes zijn gemakkelijk
‘zie je wel’, zegt ze
en sluit haar aardbei rode ogen

`het was hier min of meer
toch een soort Zwitserland
hoor ik bij monde van een jong acteur
het Zwitserland van de Balkan dan
ik hoop dat het dat blijven kan
Vishar Vishka heet hij
Hamlet op toneel. Zijn volk genoten
worden over de bergen achter na gezeten

in slierten worden ze bij een gedreven
vermalen en gedorst, geplet
als graan in niemands land
de zaden waaien met de ziekten
nu richting zijn land –
zijn Zwitserland

ik vraag of hij een grapje maakt
‘onze grappen zijn ons ernst
zegt de acteur met stelligheid
en een verongelijkte grijns
noem het onze nationale specialiteit
de korst is blader deeg
de worst is werkelijkheid

MILORD L’ARSOUILLE

Serge Gainsbourg is pianist in het gelijk namige cabaret

Ik, verfomfaaide getaande ziel
clacqueur des doigts, val mensen
aan, vrouwen af. Drapeer woorden
over klanken, zoek met fletse smoel
en verf besmeurde handen

naar verbanden in toetsenistisch
sentiment. Ik, die mijn liedjes
baar zo als een bos negerin
gehurkt boven een gat in de
grond haar behoefte doet

en daar bij ter sluiks controleert
of haar keutels wel de weg
der minste weerstand volgen
Ploef ! Het gat in, zand er over
zoals het hoort. Ici, oui

c’est le jungle, quoi !
et moi, je suis encore
un petit homme, tout droit
devant et vivement
sauvage !

ik, die als een metselaar de stiltes op vul
met wat spatels Gerswin, spacies van Chopin
King Cole, Monk, Gillespie. Wat menie
uit de molen van de cocktail jazz
en Django’s gypsy sound

ik, op geruimd een mans orkest
dat in pikke donker dapper door blijft
spelen tijdens het nachtelijk verzinken
ik, die de kieren van de Tijd als stop verf
op vul in de buizen van Eustachius

van mijn verveeld, verzopen en der
dagen zat publiek dat feitelijk
niet eens het mijne is. Hoog tijd
dat ik mijn klauwen voort aan
op andere wijze uit de mouwen

schud van dit verschoten
krijt streep pak met veel
te strak Amerikaans
geknoopte das van
mos zacht astrakan

ik, Simsala Bim of Samsala Serge
de joodse tokkelaar, jodelaar, dompteur
die bij gebrek aan bruine beer
zich zelf dan maar wat kunstjes
heeft geleerd. Ajde ajde, male

drom ! Fiedel de diedel
speel ‘ns een riedel!
draai ‘ns een rondje
waggel met je kontje!
voordat ik er mijn pook in steek

DE IDEN VAN MIJN TWEEDE MAART

Gainsbourg beleeft zijn stervens uur
.- .-.. .-.. . …
Sta mij toe om subliem vals
te zijn geweest. Lust bezingend
waar geen hoop zou mogen leven
een fantoom in de onzoete nacht
een glitter bal in een meiden disco
een vallende ster in het decor
van een af tandse Opéra Comique
ik deed de mensen geloven dat ik publiek
bezit was. Ik werd de hiërofant van beminnelijke
mannen en hyper begeerlijke vrouwen, wie het
aan kleren en vaker nog aan nuchterheid ontbrak

de complaisance die aan mijn reputatie kleeft
is eerder een onlesbare hunkering
dan de behoefte te presteren, lijstjes
van hits aan te leggen en aan te voeren
en daar dan prat op te gaan
anders dan mijn spiegel beeld houdt
deze kop van kool geen getijden boek bij
van zijn echecs en zijn victoriën, enkel
wat merk waardige, verwrongen liedjes
bitter zoet als het sap van een over rijpe meloen

er loopt een ader van mijn karakter
kris kras door de aarde van dit taal gebied
en een ader van primitiviteit door de grond
van mijn karakter. Men zegt, dat met de leef tijd
ook voor mij wel wijsheid komt
ik begrijp niet hoe ooit iets goeds
voort kan vloeien uit een ellendig
verschijnsel als ons ik

de tijd heelt alle wonden?
wel dra gooit de dood een doek
over mijn gekooide uilen ziel
strijk ik de vleugels van mijn veder tooi
die oehoe van vermaak die maar niet
op houdt boe! en bah! te roepen

voici voilà, tatatie tatata
ik kras en tegelijk met een halve liter
van die dunne whisky schijt
kak ik mijn laatste, aller laatste
liedje uit. Adieu mes mecs
au revoir mes filles. Saluukes
en dada. Het is gedaan
met uw papa

ik wankel. Schuifel. Snak naar
adem. Een schim die af druipt
in het duister der coulissen
een vaag sujet dat in de vroege ochtend
van deze tweede maart nog naar de deur post
tast van de entrée des artistes, de uitweg
via achter om. En die dan struikelend
over de rekwisieten van zijn aards bestaan
eenzaam, pitoyabel, traag
ten val komt

het leven dat stolt
tot een paar klontjes
ijs achter de ogen
de whisky is op
de fles is leeg gezopen
un dernier verre?’, treitert
een schim in mijn oor. Hoon gelach:
‘tu le sais bien,mon pauvre copain,
il n’y aura jamais un dernier!’

ik stribbel, stamel zwakjes nog
maar als de kras van het infarct
zich op de bodem van mijn
schedel kas vertakt
—. . -… .-.. . …- . -.
verstart de boel
wordt alles zwart

De morse code .- .-.. .-.. . … / .. … / .. -. – .- -.-. – /—. . -… .-.. . …- . -. betekent, alles, alles
is intact gebleven.

GAL EN ALSEM

Abélard en Héloise schrijven elkaar van uit hun balling oord

Ik beken mijn zwakheid. Ik wil niet strijden op hoop van
over winning, op dat ik niet over wonnen word.’

Héloise

Systematisch ga ik na
wat mij is bij gebleven
wat ik wilde vergeten
was verwaarloosbaar
ongetwijfeld was ik het
die je arg waan zoende
brak je onverzoenlijkheid
je sprak van goed gelovigheid
vergeef me de gevolgen
de wetenschap, de liefde
ze waren ons vergiftigd
hoe nog bij een te brengen
wat zo ver uit een gedreven is?
de abdij ruikt naar gal
en alsem. Mis hagen schept
onrust in de rust. Abélard
wijsgeer, minnaar, vergoed me
met spoed, nee, spoediger
met woorden waar aan je zo rijk bent
je af wezigheid, voor goed

Abélard

Alleen het hart kan het hart
treffen zo begreep ik
maar we zijn als katten
op het spek gebonden
ik was onwetend, arg wanend
had ik moeten zijn
schande verkoos ik boven eer
om mijn liefde werd ik gehaat
en nu rest me niets
van na speurbare waarde meer
had ik maar nooit van je gehoord
lang duurt het wachten
in dit balling oord
jij hebt je vrouwelijkheid
gesluierd. Ik ben van mijn
mannelijkheid ontdaan
als of we hier nog ooit vandaan
als of onze brieven nog ergens
voor dienen. Héloise!
schrijf me niet meer
dan nodig is, al is dat
alle dagen

ABGESANG

Giacomo Girolamo Casanova, seigneur de Seingalt,
beidt zijn dagen in het kasteel van Dux in Bohemen, 1792

Hoop nog steeds koppig op een betere wereld
en wat meer fortuin. De stoom ontsnapt aan de ketel
en is vrij. De buren boven lachen scheef naar mij
vroeger was het alles anders dan vandaag
avonturen, schandalen, ongeluk. Ik kreeg de volle laag
eens was het Dag. Nu op een haar na Nacht
seizoenen tellen niet wanneer je stervend bent
verleden zaken zet ik peinzend op een rij
ik sluit mijn ogen en al wat ik zie is regen
en een rij gewonde monden boven tafel zilver
mijn kamers zijn even leeg als nu het land:
de engelen varen luister rijk ten hemel
in zin zus of zo, maar de avond valt nog steeds
slecht gecast in een spel van niks
door het moordenaar klimaat schiet over al
nieuw onkruid op. Tonen kreupele buren hun
vertrokken koppen die niemand ooit zo zag
dicht getimmerd in een kist, op gesloten
in een hok of in een kamer
die je eens liefde vol om sloot
schrijf je
‘(…) Af gelopen. Niet meer. Punt uit
en ondertekent beverig. Buiten huilen beesten
de Boheemse beulen en hun knechten vegen stoepen
schoon, besmeuren muren. Naar hen is elk hoofd op geheven
te midden van de kuiperijen houden zij de wanden water pas
stippelen zij de toekomst uit, bleek en nu al versleten
deze kamers schokken nog het meest van allemaal
kil van hart en nog killer van geest, knipperen mijn
wind hond en ik in geblindeerde vertrekken
naar uit gangen die niet meer bestaan
vele jaren zijn al dus vergaan. Langzaam
brandt wat slijt, scheidt, snijdt, barst, rafelt of verdeelt
om mij tot dit verweerd diëet te krijgen, flakkerend
naar zijn eind. Nu, in een ouder han schrift
krabbel ik bibberend mijn naam. Eens kende ik
dit leven hier, dit kasteel zoals die lantaren lichtjes ginder
blinkend in snoeren aan de over kant van de rivier
deze lanen die blijvend geuren naar mijn soort. Maar nu
blaft en gromt mijn geest in deze zuurstof loze lucht
ben ik geen brommende gids of Cerberus
maar wrak hout voor het schuthok, vol schaamte
snuffelend. Een en al koude neus op zoek naar mij
Melanpyge I? Melampyge II? Nee!
een panisch soort gekwebbel stijgt op in mijn lijf
wild van verlangen naar mijn schaduw in deze ledigheid
strompel ik jankend de ruineuze lichten tegemoet, krom
het leven in, waar kluiven, katten en bazen rond krioelen
en waar ergens ook Haar naam nog moet zijn

AF KEER

George Gordon Lord Byron heeft malaria
Missolinghi 12 februari 1824

Ik huil nog met een erectie
om wat ik niet bemind heb
zwerf ontzield, niets ontziend
en als ik uit het water klim
mijn verweekte spieren droog
wijf dat ik geworden ben!
mijn horrel voet vervloek
vermoed ik waar om wat gevleugeld
simpel, goed was ooit geruisloos
in mij de ontsnapping verkoos
het is mij niet gelukt te leren
en bewaren,mijn hart is een
roestige schroef die zich in mijn borst
heeft aan gedraaid, het vel om mijn
vraat zuchtig lichaam barst uit een
als een kastanje uit zijn distelige hulst
de oogst van leven blijft vernietiging
het lot van heroïek is even goed verdoemenis
de mensen hier vragen me, waar om, mijn Lord
het is zo ongewoon, waarom bent u zo stil?
zij vragen het aan mij. Maar ik vraag het
me zelf nog meer. Ik weet het niet
mijn antwoord is een zwijgen
ik haal mijn schouders op
zal niet zeggen dat ik zo zeer verstom
omdat ik luisteren wil of iets in mij nog trilt
of iets in mij nog anders klinken kan
dan het wee en ach van mijn gebeente
of iets in mij nog raken en niet enkel kraken kan
zo als mijn lichaam dat me niet meer wil
wel licht is het daar om dat ik huil
als nu met een verdikte pik
niet uit verlangen of uit vrees
maar om dat het mijn vlees is
dat zich van mijzelf heeft af gekeerd
omdat het mijn trotse wezen is
dat wordt verteerd door die ontsteking
in mijn op gejaagde geest, die geest
ging in galop,mijn lichaam hinkt
toch heeft de kreupele de ruiter in gehaald
de schild pad heeft de haas geklopt
ik heb me op mijn hiel getrapt
in een poging mijn ziel ver achter me
te laten in een dwaze spook spurt voor mij uit
de strijd is nu ontaard.Mijn wil door mijn
af kerig lijf te lijf gegaan en verslonden
mijn uur werk tikte vast verkeerd
bij mijn geboorte. De wijzer heeft sneller
de plaat gerond dan wenselijk is
en gezond, ik heb te veel getold, te veel
verdaan, verbrand in korte tijd, mijn
leven sappen verdampt. Daarom ook
dat mijn gestel zo kraakt. Een af gefikte
schuur, een rokende stal ben ik. Een door
vlammen aan gevreten balken stelsel
dat op in storten staat, een gloeiende troep
die zich slechts blussen laat met het calcium
van mijn botten, het merg van mijn gestel
zo is het dat ik op los in mijn lijf, dat mijn
binnenste smelt als honing in de thee
nu kwijn ik alleen over geleverd aan me zelf
ik die me zelf niet kan kan verdragen
mijn tronie al een doden masker
de Trojaanse hel, een pronk veer op het zilver,
die ik nog nooit heb kunnen dragen
staart me aan en lacht me uit op wat bedoeld was
als mijn schrijf tafel, een stervend organisme
gruwelijk en stil net als ik. Dit nu hier
deze verslagenheid, deze gekte, dat
is dus alles wat ik heb bereikt
met al dat schrijven, al die canto’s
al die brieven, dat is dus wat ik over houd
van al die blijken van vriendschap, hulde
liefde, van respect, van dierbaarheid
nobel man of heilig man, dwaas of niet
we zitten op gesloten in een grijze kerker
een cel om muurd door schedel bot, onze monden
zijn de luiken voor het wakend oog van de
cipier, onze neus gaten zijn de spleten
waar door lucht naar binnen dringt
hier binnen is het duister. Nacht
daar om is het zaak een gang te graven
naar het licht. Als die wil daar toe ontbreekt
is het over, al licht. Ik heb niet het gevoel
dat ik iets achter laat. En als toch
deed ik dat elders, eerder, misschien wel
in een andere tijd.Mijn masker, mijn helm
mijn verleden, alles grijnst mij toe
en lacht mij uit! Eén wens heb ik nog wel
voor wat betreft die ziel van mij, zorg dat zij
niet los komt. Nooit meer. Begraaf me, laat me
vergeef me, geef me wat ik nergens vond
behalve dan bij toe val, misschien, in
deze verlaten Griekse grond, te midden
van dit zompige malaria moeras. Dat
is het enige wat ik nog op wek in mijn af keer
dat is het voor dit ogen blik. Af keer!
en anders niets meer  ()

IK BID TOT U, MEIN HERR

Adolf Eichmann in zijn Jeruzalemse doden cel

 Oud kunnen worden als een ander 
dat is op zich niet zo moeilijk 
moeilijker is het niet herkend te worden 
in een land waar iedereen zich 
voor zijn verleden heeft verstopt 

’laat Don Klemente toch met rust’
 susten de buren toen de beulen me 
kwamen halen,’de goede man 
heeft in zijn leven al zo veel geleden (…)’

 nu zit ik hier in deze onder aardse doden cel
e en bewaker proeft voor af mijn voedsel 
als was ik Nero of Caligula 
een hoveling in het voor geborchte van de hel  
soms vraag ik ‘is het lekker vandaag?
de mannen doen of zij mij niet verstaan 
men wil mij levend tot het vonnis is volbracht 

nog voor het hof mijn dood beva, executie door het galge touw, 
snerpte de opper rechter dat hij 
niet langer wachten zal op mijn berouw 
ik knoopte mijn das recht, stond op
en zei, mijn keel leegschrapend,
edelachtbare, u bent toch rechter en geen rabbi? 
uw domein is toch de recht spraak 
niet mijn ziele heil? Wat gebeurd is 
is gebeurd, spijt brengt niemand 
weer tot leven, het laatste oordeel 
is aan Onze Heer alleen‘ 

het is bloed heet
 condens druipt van de wanden zelfs de bewakers gaan gebaad
 in zweet, een ieder weet:
het einde is nabij en toch 
voel ik me niet bevreesd

ik verlaat mezelf
u niet
op u verlaat ik mij
laat dit alles bewijs zijn
’trouw voor altijd!’

 Herr Führer als de doods klok luidt 
spreidt uw vleugels dan 
beschermend uit

THE OTHER SIDE OF THE WIND

Orson Welles mijmert over zijn laatste film

De tuinen van Orvillières
in een landerige villa
de oude Orson fluistert hees
alles is decor.’ Zijn leven
zijn bezittingen, zijn films
alles tweede keus, onaf, door nood
gedwongen. Een montage tafel
in een reis koffer, vellen met
de tekst van Melville’s Moby Dick
in vilt stift letters, veel later
door krakers achter gelaten
de oude Orson die zijn dagen slijt
Churchill imiterend, silhouetten
schaduwen, sigaren, Shylock spelend
en Ahab wiens trossen zijn streven
nog voort slepen terwijl de kapitein
al is verdronken. Er blaffen
zwarte honden voor de deur
in deze vergeet put te midden van
amber kleurig akker land, een gesluierde
moeras rivier en veertig soorten regen
het verleden rijpt als kaas, als wijn
in een te vochtige kelder
de oude Orson speelt er luitenant
van het lot die met stompjes
salueert tot nader orderwelk nut
zal van af nu mijn tong nog hebben?
behalve dat van snaarloze gitaar ()’
hij, die zijn scenario regels
in vorm blijft likken als een beer
diens jongen, Vergilius’ leerling,
die zijn vers regels soupeert en voor
het opname rad zijn liefste leugens
op biechtonze camera’s liegen niet
de kleren van een oude, vette koning
liggen roerloos op een hoop
de oude Orson leest zijn Diderot
koel bloedigheid maakt een acteur groot
zijn bas schuurtin mij komen
alle kwalen van een volk tot bloei
de vol doening verzuurt eindeloos

VAES

vodden koning van de Osse vuilnis belt

Vaes duwde elke schemering zijn winkel
wagen door het vuil de berg op
en zocht tussen de rokende
rommel naar nog niet bedorven resten
van huiselijk attest () Gehavende
kabels, skeletten van
een fiets, verroeste teugels
en laatst het beeld van een engelen
vrouw zonder vleugels
Vaes wist, als hij haar harde boezem voelde
wat hij met die vrouw niet krijgen kon
zijn handen op de maan, zijn lippen
op de zon, waar de heuvel uit ziet
over de weg begroef hij haar voeten
secuur in het zand
zij strekt haar hand nu uit
naar de razende beesten
beneden, voort vluchtige geesten
van nog niet gestorvenen

DE WERELD VAN GISTER

raast door in Tony’s voet spoor
IM Antony Kok

Voor alle mensch is vrede slechts
een pauze licht dat even schijnt
al vorens weer bloed vloeit
en het doek ten gronde valt

de wereld van Gisteren
op weg naar geen Morgen
de wereld van morgen
zonder ons gisteren

ons gezicht hebben wij gericht
op de luiken zonder zicht
op ons binnenste buiten
wat rest ons dan wat kieren

om doorheen te spieken?

we zijn tovenaar leerlingen
die niet meer in magie maar enkel
in materie geloven. Geld, techniek
wij weten niet ’t onderscheid

tussen een spreuk, ’n sprook
een spook, een vloek
wij zijn behekst met
desastreuze hoog en over moed

Ik open graag deuren
met de Meester sleutel
op de sloten rond het slot
van mijn instinct

zonder in honderd sloten
tegelijk te hoeven lopen
ik heb graag lief zonder in
haat te hoeven vervallen

Ik sluit graag de boeken
zonder over mijn eigen woorden
te hoeven struikelen
courage, ca c’est le clef

Mijn enige moeten
is met een D
wat we wensen
is de bestemming
aller mensen

maar wat we doden
wordt ons Lot
Xolotl
de natuur volgt haar eigen

maan en sterren stonden
de klok van de Tijd
wordt telkens verder
op gewonden. Op onze

Moeder Aarde blijft
alleen Ariadne’s draad
ten einde ongeschonden
Bellum transit

Amor manet? We kunnen
de Aarde verwoesten
maar niet het principe
van het Leven in gansch

dit onder maanse
de wereld van gister
is jammerlijk vergaan
de wereld van morgen

raast door in Dada’s voet spoor
ons voet pad leidt de weg
uit het wiel van verlangen
maar wat als rust dan juist

toch alle ramen breken zou
en alle luiken open klappen
van nieuws gierigheid en stiekum
ook genot. Dat toen nog niet

als Gnot geschreven werd
nog niet in onze tijd
toen wij nog goden waren
die tornden aan de poten

van de tronen
toen ik nog een onschuldige
Antonius was wist ik
al wie ik niet was

nu ik ben en zal zijn
voor immer de éminence grise
van die aller minst grijze beweging
de zacht aardige maar eenzame

homme de conseil, buiten
de tijd. Nu, met de jaren
weet ik al maar minder wie
het was die mijn Ik op mijn pad

treffen mocht en sterven zag
morgen is eigenlijk de dag
die nimmer ooit geschieden mag
de dood lacht allen dwars en vier kant

uit. En wij, hoog moedigen, wij grijnzen
hoog uit terug. Als boeren die aan
kies pijn lijden. Verstand kies
pijn. De wereld is geen grap

veel eer is zij een parel in de boezems
van les forces majeures
samen is het niet leuker
alleen zijn. Het zaad van het

ene schuilt niet in ons twee
in den beginne was het Zelf
waar mijn volle lippen waren
grijnst nu het bot werk van mijn schedel

ik was al vele jaren dood, voor Ik het was
maar dat is goed zo
nu BEN ik mezelf, in Heel
en in Al. Als mijn lippen de Dood zijn

grijns dan terug!
ergens is er een hart kamer
van de Geest, waar binnen
ons oer atoom onophoudelijk

gespleten wordt
het lichaam sterft
de straling klieft voort
dwars door heen de Tijd

we vinden het als bron
in de diepste bronnen
van ons zelf
waar de hadronen gieren

rond de kernen van de
kern in CERN
deeltjes lading wisselen
in splitsing van seconden

geen boom is maar een Boom
hoe gespleten of verbrand hij is
en ook een kat wordt nimmer
vegetariër als Hitler

waar om is het zo moeilijk
om te leren wat we al tijd
al hebben geweten?
om dat we geleerd hebben

geleerd te zijn en alle primitieve
kennis te vergeten
dit is een Gordiaanse knoop
die we. die we enkel kunnen ont

warren door wat waar ook
werkelijk gewaar te worden
Waar te worden. Want het enige
wat waar is, is waar we zijn

alles is perspectief
en alles relatief
Waar we zijn
is Wie we zijn

de wereld is ons
IK
het IK denkt niet
het IK is als Bowie

een particul particulier
een geval apart
het gansche Universum
is ook in jouw Oer atoom

die Paraplexus die diep
heel diep verscholen zit
ergens in dat oerwoud van
de hersen snaren

onzer even Heilige
als onheilige Geest
wel nu, nu ik hier ouder wets
voor immer wel te grabbel lig

is het al licht te laat om nog
een wig te drijven tussen alle
priet en laster praat
mijn sofistisch testAMENt

echter staat
als het huis van de Geesten
waar naar wij allen ooit
terug keren in ons volste

want naakste ornaat
niet als soldaat
kom, makkers, zusters
prinsen en koninginnen

van de Aarde. Het is
de hoogste tijd om te
verkassen. Virus versus
virus. Wie van ons staat er

werkelijk aan de kant
van het Leven?
wat staat je in de weg?
de Weg?

volg je hart
weg wezen!

Pablo Picasso, 1972

Geen lot zonder leven
ieder jaar weer
het wonder elke
dag weer die zekere

streek. Vol treffer!
ik gebruik zelfs ’t com
munisme als reclame
vang de wind

hang aan de stroom,
halm van mijn geest
igheid, laat het hart
maar bloeden, mijn pezen

kraken, mijn jou is eindelijk
weer wie ik in den beginne
werkelijk
was

mensen liegen altijd
ook als ze liegen
dat ze liegen
verbrand wat je hebt

aan beden. En aan bid
wat je hebt verbrand
Haren in de wind!
niemand kan nog tippen

aan de hakken van Olga
kijk maar, Jungske, kijk maar
daar is Dora Maar
en daar hing ooit mijn Guernica

adieu jeugd en illusies
maar jou houd ik
in mijn hart
van buren belaagd

van broeders verstoten
door louche handelaars
bejubeld. Tel uit
je winst. Wie gebruikt

wie. Zo simpel is het
ik betaal slechts terug
in ongelijke munt
mij verlaat je niet

zo simpel is het
zoals jij jouw mij
nooit zal verlaten
nog niet met je dood

de les is, wie je was
die jouw jij zal zijn
surfend op de golven
van onze wildste dromen

de ruach van Nina en Bowie
David zal na Simon zingen
hoe wild ooit de wind
toen straks, toen straks ()

mijn levens lust werd doods
wens voor alle vrouwen
van mijn hart. Dat ik met
liefde van hen stal

Dora, Jacqueline, Olga
Erell, toutes les autres
que je n’ai jamais
vraiment connues

je vous ai
tuées comme
je vous ai
dechirées

par amour

niemand zei ooit
nee
tegen de Pablo
in mijn pik

op Francoise na
ik verafgoodde Francoise
en verafschuwde mij
daar voor

wat de mens uniek maakt?
lazer toch op, Lazarus!
het leven is uniek
natuur aller minst al om

tegen woordig liefde is ’t
ultieme atoom van alle
leven, zo als Michelangelo
al dichtte

De grootste kunstenaar
kan niets verzinnen
wat niet voor af al als in steen
bestaat. Maar als zijn hand

niet met zijn geest mee gaat
zal hij t nooit van de materie winnen
de vrijheid kent geen partij
enkel strijders. Ik streed

al schilderend, schitterend
boetserend, tastend, genietend,
spelend, lerend en
levend

de politiek kent enkel
strategie
de ziel weet wat
de bron is van

het leven
moge ieder leven
naar zijn prijs
hoe veel is het je waard

om ooit te moeten sterven?
herbergier, blijf bij je haard!
haren in de wind!
ik ben uit eindelijk nog al tijd

slechts ’n Jungske dat droomde
dat hij een Minotaurus was
die droomde dat hij
Pablo Picasso was

de corridá kun je niet begrijpen
noch verklaren. Het is spek takel
gelijk het leven. Een bloed-
bruiloft met klaar blijkelijk

einde

PARAPLEXUS

na zaat van Heer Docfa
waagt zich niet aan enige half
slachtige voor spellingen

Uil
op een tak
=
een kat
met vleugels

onder jouw vleugel slag
daalt ’t hemel rijk
in bos rijke regens
te neder

vluchten kan niet meer
vliegen mag niet meer
dromen gelukkig nog
wel

liefde is geen illusie
even min als vriendschap
ze is alleen net zo moeilijk
te vinden

dat is de queeste
haren in de wind!
mensen die geen legenden meer hebben
zullen sterven van de kou

in het oog van de kauw
moeten we dan echt zo bang zijn
voor wat toch wel op ons wacht?
retro grade verlating angst!

alles van waarde is fragiel
maar niet weerloos
het universum staat niet tussen ons
in, wij staan er midden in

en staren terug
we gingen naar de Maan
maar ontdekten de Aarde
we gingen naar Mars

maar ontdekten geen leven
we gingen naar de haaien
en ontdekten de zee
we vergiftigden de bron

en ontdekten de smaak
van de dood
wie is nu eigenlijk
die gevaarlijke exoot?

de mens, idioot!

onze perverse verhouding
tot de dieren wijst op een
perverse verhouding tot
ons zelf

de vrucht is beter
dan ’t sap. Maar
zonder sap is alle
vlees als lucht
en nu? Zitten we
in de nesten
de rots kerken in Gekhard & Lalibela
zullen verbrokkelen

Mother Rassija zal zich zelf
niet bevrijden. Oekraïne
wel. Putin keert terug
naar zijn huis waar hij thuis

hoort, het zwarte gat
vade retro, dat
is pas
judo!

Lage Landen gaan ten onder
water stijgt in Arnhem tot
het Boven onder
Taiwan zal zijn tijger

door een hoepel doen
springen, en de lente
zal het begin zijn van
een nucleaire winter
het eiland zal de Krim
de la crème worden
van China, David zal
zijn Goliath niet verslaan

wel dodelijk verwonden
sport wordt weer antieke
bezigheid. Ons verleden zal
niet alleen ȭns zuur op breken

de ellende bereikt haar
breek punt onder Organon
in Oss wordt in de grond
een massa graf gevonden

vol knoken van vergiftigde
makaken. San Francisco
scheurt in tweëen open
Afrika en Europa versmelten

alle gletschers smelten
zoet water wordt kost
baarder dan olie, duurder
dan goud. De geschiedenis

van de mensheid
sterft veel te
vroeg
oud

Homo Deus zal homo zijn
Noch dEUS schijnen
ieder hart speelt een prélude
van Chopin in quatre mains

waar men uile ballen rape
worden diamanten morgen
weer als levende wezens
gevonden

in Osaka wordt een echte
engel geboren uit naam
van haar grootmoeder
Saya Hagriwara

democratie zal zich
zonder privacy verpoppen
met Garausius valt niet
te sollen, met ’t grauw

niet te spotten
al wat adem heeft
zal Adam heten
ijzer zal versmolten

worden tot metalen
die niet uit heb zucht
zijn gesmeed
winden worden wervels

wervels vormen stormen
stormen orkanen
Haren in de wind!
in Luverne wijzen de

menhirs naar een wende
van de zon die tot 2047
nimmer zo ten onder ging
in Alphen danst een zwaan

het pas de deux van haar
onbekommerd Zwanen
meer
Dichters Dansen Niet

maar dochters des
te meer
Le jeune peintre eindigt
in een Moldavische

garage
in Dubai valt een emir
van de 200ste
étage

de duivel danst een
jitterbug in een bal zaal
van het Witte Huis
Amazone versmeult

tot troosteloze
toendra
in Ohrid zullen top
en bodem keren tot

de bron van Sveti Naum
de kosmos wordt gevangen
in het sleep net van
ons ruimt puin

niemand ontdekt nog
de Hemel. Planeet A
wordt Venus, niet om
de Liefde maar de zwavel

de wereld oceaan verdampt
tot Ogadén vol sulferische
gijsers. Dit was het spek
takel van alle aardse leven

de rest staat als ster
ren stof aan onze on
zichtbare hemelen
geschreven

IN MEMORIAM DE DON
IN ’t BASSO VAN ERNESTO




Zo lang je hart geen vreemde
sprongen en je weet van
het wachten een kunst
te kunnen maken
zo lang je leven dient niet om
te nemen maar te geven
z olang je jezelf niet te prententieus
neemt en het pretentieuze nimmer

serieus. Zo lang je weet wat er 
speelt waar om en met wie 
zo lang je je leven niet verspeelt
 als een potje mens erger-je niet

 als je je over al thuis maar
 nergens werkelijk welkom weet
 waar de waard nimmer
 thuis is maar prettig getikt

 waar niets is als alles n een onwerkelijk gesticht 
waar je de groene moeder- zonnen op ziet komen in de

 voortuin van de scheur van
een krater. Als t later zich opent
op de bodem van de caldera waar
de goden met jou dobbelen

 en vuur en weder spugen de
als je voor heel even wel
 maar nimmer te lang of te 
bang om kraak nuchter te wezen

 als je je wild laat woekeren als
 de wingerd die zich om de 
TeleX palen van je eiland
 heeft gewikkeld 

als je geen rat wilt zijn als Mai
 maar wel de spijker op zijn kop
 wilt slaan. Als je de donder in
 zijn maag splitst maar de wolf bent in zijn schans zonder je zelf 
perse te verschansen. Als je
niet slechts genot wilt maar het stiekum toch bent
gevallen of niet als een engel 
jij bengel, schobbe jakker jij
 Don Ernesto! Als je Zappa van
 nabij hebt horen smeken om
een Zippo. En de maestro
 vissen hebt zien pissen in een
 po. Als je van Rome je huis weet 
te maken. En van de wereld je camera. Niet té obscura
als je gewoon en kalm de Don
Ernesto blijft, zo als jij altijd
je zelf hebt kunnen blijven

dan mag je je gelukkig prijzen 
dat het jij en niemand anders was 
die je nu voor altijd wezen mag
 wees de punt in de pot
van het leven zijn
 plot. Wees het plots
 dat de kluts kwijt is
 om je gansche leven op
kosten van je brein en
 lever weg te kunnen geven 
wees weer nomen est
omen. Weg met je dromen 

wees van de weer om stuit
 nader en benader
 ons wijs ons de weg
en wees weg

CORONA

Even duurt ons leven
maar de dood duurt
alle levens lang

ook als wij mensen
goden worden zullen
Mors en Mars blijven bestaan

en dat is alle goden zij dank
en ondanks onze mogelijkheden
om ons bestaan op deze Planeet A

ad infinitum voort te laten gaan
want wat wij bij kans ondode
stervelingen nog altijd niet

beseffen, de dood is niet onze
ergste vijand als wel des
levens grootste bond genoot

alles gaat voor bij op dat
op Moeder Aarde
zo lang er water is

en frisse lucht
het hemels vuur
zijn adem vindt

in de natuur
wie op recht bekommerd
is om al wat ruist en bruist

in alle atomaire kernen
van ons diverse bestaan
heeft oneindig meer te vrezen

van Xi´s China, Trump’s USA
van Huawei, Google, Alibaba
Facebook, Amazon en Coca Cola

dan van eender welk Corona
virus dat in een omme draai
een einde maakt aan de

onsterfelijke pretenties
van de menselijke
waan

MEER MOED DAN SUCCES

(1)

Sommigen
hebben meer moed
dan geluk

niet alles
is een strijd
van goed versus kwaad

en vice versa
verzoen ook zelf
Geest en Beest

trek er op uit
ga erop af
zonder af keer

of pudeur
maar met open
vizier

kom tot in keer

(2)

Wie alleen
nog maar
contact maakt

met zijn online
bubble brandt
zijn synapsen door

het gaat er niet om
wijs neus te zijn
maar speur neus te blijven

(3)

Zeg later niet dat we
het nooit hebben geweten
als alle gletschers voor onze ogen

weg smelten, de oceanen steriel
worden net als onze akkers
als bijen en insecten worden

uit geroeid en in de pop gesmoord
als onze bol van plastic aan het worden is
een vuilnis belt of Paas eiland

waar niets meer groeien
wil en waar
het stinkt

het scenario ontrolt zich
onder onze ogen in hyper
reality, prime time

online, live in het echt
en op tv; we staan erbij
en staren ernaar, te murw

en te naar om
te beseffen
wat we zien

zeg niet dat we niet weten
dat die oude Zond vloed
uit de steen tijd juist

in onze toe komst
nog moest
komen

(4)

We leven in tijden van toe nemende
chaos, entropie, ontladingen
van aller hande knetterende

energie. Een tijd van
de consolidaties
Aufforderungen zum Streit

in plaats van Zum Tanz
we spelen poker
met ons lot

en werpen fiches op het laken
gemutileerde lijven in de strijd
waar op getattoeëerd staan

de emblemata
van ons Utopia,
vrijheid, gelijkheid

broederschap en privacy
als ook ons recht
op recht en

(v) rede

(5)

We leven  in een tijd van
al gehele de generatie
van de vrijheid om de vrijheid

roem om roem, macht om macht
controle om controle
van maximale veiligheid

en maximale achter docht
een tijd van een fundamenteel
gebrek aan vertrouwen

voor al in de ander
maar eigenlijk
in ons zelf

We leven in een tijd
die we nauwelijks
nog snappen

en die, zo lijkt het,
steeds sneller verandert
en devolueert in steeds fellere

acceleratie met ons
in het schuitje voor
de volgende looping

eerst nog even
de diepte
in duikt

voel het kolken
in onze onder buik
het knorren van onze maag

(6)

Het is hoog tijd
de hoogste tijd
om op te staan

samen te komen
te zamen te staan
bij dit tentamen, suicide

kijk naar je hand,
elke vinger is anders
iedere ander is anders

en gelukkig maar
anders was het
hier nog saaier dan

het vroeger al was

Nu kunnen we
in deze krank zinnige
tijden niet klappen

in ons eentje
maar we kunnen in
ieder geval wel de handen

gezamenlijk in een
willen slaan, dat
slaan doet geen pijn

daar gaat het om
elkaar geen pijn
te doen

(7)

Geen knip mes
maar een knip oog
maak het heidens

maak het heilig
maar voor al
maak het waar

bepaal voor je zelf
jouw eigen waarde
schat de dingen op

hun simpele maar ware aard
maak het woord weer
tot vlees, en geniet

van de liefde en de eer
van het leven en het leven
van je naasten en je vrienden

die in dit leven helaas
op een paar van die vinger
vlugge kootjes van je

zijn te tellen
ontdek wat kostbaar is
niet volgens de beurs koers

die stijgt en daalt als de Koersk
maar weeg alle mensen
recht vaardig dus

met mede dogen
op de weeg schaal
van je eigen ziel

(8)

Ook wie beroemd is
zal zijn werkelijke eigen-
waarde in de onbekendheid

van zijn of haar privacy
ontwaren
wie wil over leven

weet dat hoe meer men
in het openbaar (ver) schijnt
hoe groter de kans

dat men al voor
de pauze weer uit
het gebouw verdwijnt

()

(9)

Privacy is net zo een
heikele, heilige kwestie
als vrijheid, gelijkheid

broederschap die hopeloos
in de knoop zijn geraakt
met de hals dikke touwen en

ijzeren tuigen van de banken sector
en de neo liberale vrije markt
die liegt dat ze barst

en mis bruik maakt
van ander mans zaak
die kanker van de groei

om de groei en het profijt
om het profijt om het
eigen profijt

die alle ziel uit onze con
sumenten levens weg zuivert
uit knijpt en decimeert

Om die knoop te ontwarren
is sluwheid nodig en een myriade
aan soepele, handige handen

vuilnis mannen die het vuil
bereid zijn op te ruimen
de mouwen op te stropen

de straten van ons leven
schoon te vegen, de parken
in onze geliefde wijken

bij te houden, de bomen
en de bloemen water geven
de verplegers die onze ouders

op handen naar
hun laatste te huis
heen dragen

zij die belangeloos zorgen
voor maatschappij, gezin
(on) bekenden en natuur

en die waar achtig meer verdienen
dan bankiers of ander sjofel grut
dat over de ruggen van de samen leving

speculeert en renteniert

(10)

We zijn veel te hard op weg
diverse oer zondes
weder te begaan

de tijd tikt en al is het laat
het is nog niet gedaan. Het is
tijd voor een salto in de cirkel

van het leven. Een Summersault
un mouvement en révolte hup los
van alle priet en leugen praat

Nu is de tyd weer daar
voor ware Dageraad
voor een Umwertung ALLER Werte

stel ieder voor jezelf de vraag
wat is werkelijk de moeite
van het aardse leven waard?

alles of niets, aan ons de keus
wie liever kiest voor alles
kieze ook voor allen

en alles op de schop
niet om te schoppen
maar te scheppen

Time for a reshuffle. New balls
please. No more primates
Nieuwe ballen

astublieft! Alles topsy turvy
de kaarten fair opnieuw
geschud. Wat wit was

wordt nu zwart
wat nu goedkoop wordt
ingeschat verdient

gewoon weer wat
het eigenlijk waard
respect en veel plezier

met al het
Nu en
Hier

(11)

Het is tijd voor een confrontatie
op dat in pais en in vrede de Rede
kan oordelen over de ultieme

vraag van wel en wee:
wie valt er echt
te vertrouwen?

wat is waan of leugen
en wat is werkelijk
waar?

wie precies is die Gutmensch
die over al beschimpt wordt
en wie is er de moordenaar?

oordeel onbevooroordeeld
recht schapen, heb begrip
voor wie de grenzen al te ver

verkent. Een tik op een van
die al te vinger vlugge kootjes
die het vertikten om de handjes

braaf in een te slaan

(12)

Luizen in de loopgraven
slaan net zo goed over
van de kruinen der soldaten

naar de schouders van de
aan voerders en generaals
leer eerst maar eens

wat
waar
is daar waar

je bent, leeft en staat
pas dan ontstaat
waardering

voor wat alle dingen
werkelijk waard
breek niet die mooie schalen

maar herstel de krassen
op je opper vlakte
van het zuiverste kristal

waarin het leven
zelf zijn zwaluw hart
bewaart, het heldere

glas waar in verleden en
toe komst zich te allen tijde
spiegelen aan elkaar

VERBETEN DE CREDO’S

Verbeten de credo’s, verwaterde passies
verworpen de dogma’s, verzwegen de schuld
vermoord is de onschuld, beschaamd het vertrouwen

verspild is het water, profaan de confessie
verzaakt de communie, ons eigenste bloed
verhaspeld de kavels, verschrompeld het land

verdorven het aan schijn, ons eigenste volk
verkorven de wel vaart, voor zie in de droogte
drink van mijn woorden, graaf naar de bron

het ooft aan de bomen, het zout van de aarde
het paard voor de wagen, de schamele oogst
schraal is de troost, bitter het aan zicht

niets is zo zielig, en niets is bestand
vergeefs is de franje, en ijdel het leven
vermom je verlangens, kies wie je gade

weer af het onheil, spot met de waan
de mens is een dier, het monster de mensen
de hemel is eindig, de aarde is rond

bid de verwoester, smeek tot de Al macht
kus me mijn min, vergeef me de on min
verzegel je lippen, verbrand al mijn brieven

vergeet wie ik lief had, vertel wie ik was
dans op het altaar, kniel voor het toe val
niets is te dol, en niets is voor handen

genade is nakend, en nu nog het naakt

NU HET OOG STEEDS VERTROUWDER

Nu het oog steeds vertrouwder
 nu het lichaam onteigent
 nu de tijd in zijn oorsprong

 nu de taal zich herhaalt 
nu het naakt in zijn niksie
 nu volmaakt als het nimmer

 nu voldaan als het water
 nu zo hel als het haardvuur
 nu zo duurt niets nog langer

 nu zo hoog als het lager
 nu zo is ook het later
 nu zo wil wat er witwast

 nu zo kil als de kaalslag 
nu zo stil als de schaamte
nu zo schor als het keel gat
nu zo rood als de stonde
nu zo stoned als de kommer
 nu zo kwel als de zomer
nu zo liefde als lente
 nu zo lam als de leemte
nu zo streng als het verdict

nu zo vlijm als de sabel
nu zo krom als de wijzer
nu zo bot als de einder
nu zo nooit meer als nu

nu zo grijs als de feniks
nu zo kwik als het zilver
nu zo blind als de waarheid

nu zo vals als de jak hals
nu zo mank als Hephaistos
nu zo glad als Anubis

nu zo kinds als het vroeger
nu zo loens als de tijd geest
nu zo moes als de bruin rot

nu zo louche als goud sier
nu zo flonkert het gister
nu zo glinstert het nader

nu zo blaast men zijn dromen
nu zo bluft men zijn leugens
nu zo woont men in wolken

nu zo ontwaakt de wel lust
nu zo ontaardt de wreedheid
nu zo slijt men zijn dagen

nu zo glijdt iets uit handen
nu zo barst uit zijn voegen
nu zo valt het in duigen

nu zo sluit men de sluizen
nu zo hapt men naar adem
nu zo snakt men naar liefde

nu zo nooit meer als nu

nu zo wet men zijn messen
nu zo ruikt men zijn kansen
nu zo snijdt men de huid aan

nu zo stelpt men zijn wonden
nu zo voedt men de maden
nu zo faalt de precisie

nu zo trilt los het koets werk
nu zo roest vast het rader
nu zo zinkt naar de haaien

nu zo stikt men de brand
nu zo kraait naar de haan
nu zo tergend het heen gaan

nu zo eenzaam het sterven
nu zo breekt eens de branding
nu zo eindigt de vuur proef

nu zo stokt eens het uur werk
nu zo dooft eens de waak vlam
nu zo hapert de hart spier

nu zo immer als ooit weer
nu zo pier als de dood
nu zo vluchtig als even

nu zo eens was het leven
nu zo nu was toen ooit weer
nu zo nimmer als nooit meer

nu zo nooit meer als nu

ONTKNOPING

(1)

Is het slim niets te wensen?
Klopt het hart ook in vertaging?
Helpt verlangen pijn te dragen?
Was ons wezen slechts toe val?

Klaart de mist van het zijn?
Zijn de mensen als bloemen?
Is ons lichaam slechts vehikel?
Zit de zonde in de genen?

Is het heel al oneindig?
Schuilt er orde in het zwerk?
Doemt er licht op in de nevel?
Is geluk slechts iets voor even?

Is het leven een schouw spel?
Is de tijd onomkeerbaar?
Heeft alles een keer zij?
Kent het hart zijn getijde?

Is de hemel recht vaardig?
Is de dood echt een feit?

(2)

Wan trouw de waarheid, gis naar het raadsel.
Vrees niet het vreemde, wel het bekende.
Wat je mist ben je zelf, wat je zegt tot je spijt.
Verschrompel het ego, gepekelde zonden.

Erken je te kort, wrijf uit het vaak.
God die niet luistert, de mare is diep.
De angst is een gotspe, sus je geweten.
Verzeker de liefde, vertraag je gedraaf.

Belazer de bazen, verpop van gedaante.
Vertaal de een-twee spraak, verzwijg al de rest.
Verkondig de dagen, verlaat wie niet waard.
Alleen is geen einde, twee net geen eenheid.

Vier is voor even, drie voor altijd.
Wan trouw de passie, betwijfel principes.
Wik je expressies, behoud wat je raakt.
Niemand weet waar, noch wat hem toe komt.

Niemand weet hoe, noch hoe het smaakt.
Maal niet om heden, sluit af mette tijd.

HET NULDE UUR

Hoe weet ik of gehecht zijn aan het leven niet een illusie is? Hoe weet ik, of de mens, die bang is voor de dood, geen verdwaald kind is, dat de weg naar huis niet meer kan vinden?
Tswang Tse, Innerlijke Geschriften

Ik, dolende ziel
met asiel hier op aarde

ik, scheepje met zijn
bestemming in zicht”

Doof die te felle lamp in je hoofd. Zet de rust aan van buiten
hoor wat blijft fluisteren, bladeren, ademen in stilte

wat blijft koeren in duiven, kwaken in kikkers
lachen van Willy, blaffen in Chico

ruisen van leven. Zweer af de priet praat
laat varen de wind. Hoor de wijs

van het leven, laat zijn wat wil wezen
verwelkom wat gaat

wees langzaam, geduldig
door vogels gezongen

een lied dat na dralen zijn stem heeft gevonden
bereik wat je bent, een straal

die na een zoek tocht door het duister
uit eindelijk weer uit komt bij de plek

van het vertrek. In het dagende besef
dat al wat leeft moet sterven

en dat wie sterft niet zo maar in het niets
verdwijnt. Maar terug keert

naar huis

PILOOT

Altijd piloot willen worden
to be a man of the sky!
een vent zonder aanknoping punten
die met zijn handen en voeten

ruggelings kan zwemmen in de lucht
het pact met de slaap
is dieper gelaagd
dan het vlak in het vlees

het rund in de kudde
graast vlak bij
in een droom
in mijn slaap

het vliegen geleerd
van de oever der oevers
weg gezwommen
de oever van de oevers

bereikt
geen aap, geen paard
brult of hinnikt
op het koele moment

veel voud gebroken
je spel is door zichtig
omdat je zo koud doet
ben je nog niet sterker

omdat je niet huivert
zie je nog niet meer
je spel is door zichtig
een wieg van dood

een graf van steen
it may be the woman of bones
it may be the body
of wounds

ex nihilo nihil fit?
uit het niets
komt alles
voort

het niets is
de tombe, de tombe
the womb
de moeder van je geest

is de leegte
keer terug
naar de bron
van het niets

PDF
Serge van Duijnhoven – Sol Invictus, Nooit Meer Zo, Nu, voor Rob Scholte, 19 april 2023

Wikipedia – Sol Invictus

Serge van Duijnhoven – Sol Invictus: Auditief Testament van Kunstenaar Rob Scholte

Meer informatie
https://robscholtemuseum.nl/?s=Serge+van+Duijnhoven
https://robscholtemuseum.nl/?s=Sol+Invictus