Micha Kat – Lees mee met vluchteling Micha Kat (46): Geert Mak | Een Kleine Geschiedenis van Amsterdam

Als kleuter nam mijn grootmoeder (de moeder van mijn vader) mij vaak mee naar het Amsterdams Historisch Museum aan de Nieuwmarkt. Daar stond een groot beeld van Goliath, dat mij fascineerde. Koffie drinken met oma ‘bij Goliath’ was een absoluut hoogtepunt in mijn kleuterleven. Later verhuisde het museum naar de Kalverstraat. Goliath ging mee. Misschien is reeds toen, in die vroege jaren, mijn karaktertrek ontstaan om als ‘David’ steeds weer ‘Goliaths’ te willen neerhalen! In dat nieuwe museum was een plattegrond van Amsterdam, waar je via het oplichten van steeds nieuwe stadsdelen kon zien hoe de stad zich uitbreidde: 1200-1300 heel klein rond de Dam, dan een flits en het deel binnen de Singel kwam erbij, weer een flits en de complete grachtengordel lichtte op (1700), weer een flits en de Jordaan werd zichtbaar. In 1900 ging het al tot en met de ‘oude wijken’ (Oost, West en Zuid en de Plantage) en daarna kwamen er met enorme flitsen hele lappen stad tegelijk bij: Bos en Lommer, Nieuw Zuid, Osdorp, Badhoevedorp, de Bijlmer… In enkele seconden verdubbelde, verdrievoudigde de omvang van Amsterdam! Dat maakte mij blij en trots, want als kind was ik gek op ‘mijn stad’, wellicht vooral, omdat ik er op mijn zesde uit verdween om in Eindhoven te gaan wonen, waar mijn vader een baan kreeg als leraar aan het ‘prestigieuze’ Lorenz Lyceum. Maar we gingen voortdurend terug naar Amsterdam, waar mijn grootouders woonden: oma van moederskant aan de Frans van Mierisstraat en opa en oma van vaders kant aan de Gerrit van der Veenstraat, een van de laatste huizen vlakbij dat enorme witte gebouw, waar toen de Sociale Verzekeringsbank zat – nu is daar het internationale advocatenkantoor Allen & Overy gevestigd, waar as we speak de advocaten van de criminele rechter Hans Westenberg zitten te broeden op de vraag, hoe hij kan voorkomen, dat Micha Kat het geld krijgt, waar hij recht op heeft. Het huis aan de Gerrit van der Veenstraat was groot en ik ging daar regelmatig uit logeren. Dan sliep ik in de ‘behandelkamer’ van mijn opa, die psychiater was – dat was een andere kamer, dan de ‘spreekkamer’, waar de consulten plaatsvonden. Die kamer was ‘geheim’, mysterieus en in principe off limits. Ik ben er maar een paar keer binnen geweest. Het was er altijd donker en ik herinner me, dat hoog op een boekenkast een menselijke schedel stond. Zou die sfeer van mysterie rond die kamer ermee te maken kunnen hebben, dat mijn opa tevens de hoogste vrijmetselaar van Nederland was? In 1975 logeerde ik daar met een vriendje uit Eindhoven; het was het jaar, dat Amsterdam 700 jaar bestond. Er waren allerlei activiteiten en manifestaties in de stad (zoals het eerste Amsterdam 700 voetbaltoernooi bij Ajax) en er was ook een soort ‘kaartspel’ met kaarten in verschillende kleuren, die allerlei interessante dingen en plaatsen in de stad beschreven; met zo’n kaart kon je die plaatsen dan bezoeken. This was totally fascinating! Huizen aan de grachten, waar allerlei rare dingen waren gebeurd, beelden in parken, een geheime schuilkerk voor Katholieken… we bezochten de meest fascinerende plaatsen en leerden de stad op die manier pas echt goed kennen! ‘Mijn’ Goliath was er natuurlijk ook bij. Het was een van de mooiste en leukste weken van mijn leven! Wie was toen burgemeester? Ivo Samkalden. Ivo: bedankt! Toen in 1994 het boek Een Kleine Geschiedenis van Amsterdam uitkwam van Geert Mak, rende ik dan ook direct naar de boekwinkel.

Ik ben geboren op de Koninginneweg in Oud Zuid, deel van de ‘flits’ van 1900. Dat was het enorme pand, waar mijn grootouders woonden, voordat ze naar de Gerrit van der Veenstraat verhuisden, het huis ook, waar mijn vader is geboren en waar het gezin de traumatische en met mysterie omgeven oorlogsjaren doorbracht. Mijn ouders woonden daar op zolder; mijn vader studeerde nog en er was geen geld voor een eigen woning. Pas toen mijn vader zijn kandidaats haalde kon hij ergens gaan lesgeven en kwam er wat geld op de plank: we verhuisden naar (lichtflits 1950) Buitenveldert. Daar heb ik mijn eerste herinneringen aan Amsterdam. Een flat aan ‘de galerij’. Op de begane grond winkels. Vaak ziek met hoge koorts door ‘de tocht op de galerij’. De komst van onze eerste tv bij gelegenheid van de finale van de Europacup I tussen Ajax en AC Milaan. In datzelfde jaar (1969) verhuisden we naar Eindhoven (met de lelijke eend een tocht van meer dan vier uur); in 1981 keerde ik weer terug in Amsterdam om te gaan studeren. Hier volgt een lijst van alle adressen, waar ik vanaf 1981 in Amsterdam heb gewoond (ik zeg er niet meer steeds bij welke ‘lichtflits’ het betreft: dat spreekt nu wel voor zich):

Johannes Vermeerplein: Mijn eerste studentenkamer bij een klassieke hospita, die (inclusief mij) vier studenten huisvestte. Minuscule kamer met opklapbed. Gemeenschappelijke telefoon op de etage van de hospita met een schrift voor het opschrijven van ‘de tikken’.

Honthorststraat: via vrienden bij het studentencorps kon ik terecht in een prachtig statig pand boven het notariskantoor van de vader van twee van mijn corps vrienden. We woonden daar met vijf studenten (allemaal male) op twee etages, waarvan er twee de zonen waren van de notaris. Als bijbaantje konden we soms het kantoor van de notaris schoonmaken. Enorme stress ontstond toen we begonnen met blowen: het was natuurlijk ondenkbaar, dat de klanten van het notariskantoor hasj en wiet geuren zouden ruiken! Dit leidde tot woeste conflicten tussen ons en de zonen van de notaris. Als we te dronken waren om onze kamers te bereiken, sliepen we in de kelder.

Oudezijds Achterburgwal: Het ‘dispuuthuis’ van mijn dispuut Osiris. Dit was eigendom van DSH (Dienst Studenten Huisvesting) dus de huren waren lekker laag. Het was een woeste tijd met feesten in de kelder. Er woonden elf studenten en er was altijd actie en drama. In de kelder vonden ook de vergaderingen plaats van het dispuut. In een apart deel van deze serie zal ik nader ingaan op mijn tijd bij Osiris.

Balistraat: helemaal naar de Indische buurt! Het betrof hier een huis, dat op de slooplijst stond en waar we gratis zouden kunnen wonen – ik en een vriend van mijn dispuut. Op een gegeven moment waren alle deuren en ramen van het blok dichtgemetseld behalve onze deur – alsof ik een soort bunker binnentrad. Na enkele maanden dook opeens een ‘eigenaar’ op, die op nogal agressieve wijze huur wilde innen. Tijd om de pleiterik te maken.

Oude Schans: omdat we op stel en sprong de Balistraat moesten ontvluchten, zocht ik samen met deze vriend iets nieuws en we kwamen terecht op de Oude Schans, direct tegenover de Montelbaanstoren boven een ijzerhandel. Geen telefoon (bellen in de avondwinkel in de Koningsstraat bij Piet) en geen douche (deed ik in mijn oude huis aan de Ouderzijds). De eigenaar van het pand en de ijzerwinkel organiseerden wijnproeverijen op onze etage. Dan moesten we oprotten. Ik kon wat geld bijverdienen door verhalen over wijn vanuit het Italiaans naar het Nederlands te vertalen; die gebruikte hij dan voor een tijdschrift over wijn, dat hij uitgaf. Het verhaal ging de ronde (ik weet niet meer, of die vinoloog ook de bron was), dat onze etage had gediend als schuilplaats voor voortvluchtige leden van de RAF uit Duitsland – enkelen zouden er zelfs zelfmoord hebben gepleegd. In deze periode leerde ik mijn latere vrouw kennen en moeder van mijn zoon.

Snoekjesgracht: woonde ik samen met mijn vriendin en weer een vriendin van haar. Was wat luxer, dan ik gewend was – beide dames waren heel erg rijk.

Baarsjesweg: prachtige, ruime etage vlak bij Mercatorplein. Hier hield ik mijn afstudeerfeest in 1987 en kreeg ik mijn eerste baan als leraar op een middelbare school. Na een jaar of twee kreeg mijn inmiddels vrouw geworden vriendin een baan in Den Haag en we verhuisden naar die stad. We hielden de etage echter lange tijd aan voor mij: ik vestigde daar mijn eerste ‘journalistieke kantoor,’ samen met Tijn Sadee, Theo Toebosch en (later) Eduard van Holst Pellekaan. Over dit ‘kantoor’ zal ik later in een aparte aflevering van deze serie meer vertellen.

Galgenstraat: hier kwam ik terecht na mijn scheiding in 1993. Een op het oog schattig oud huis op het Prinseneiland, maar de unit was afschuwelijk: klein, duur en vochtig. Maar mooie tijd, want er was geld! Mijn ‘journalistieke kantoor’ had de vleugels inmiddels uitgeslagen en we hadden een kantoor in het Y-Tech gebouw aan de Van Diemenstraat, vlak achter mijn huis! Café Blauwhoofd was mijn tweede huiskamer.

Tolstraat: hier kwam ik terecht na mijn breuk met Annemarie en mijn vertrek uit Rotterdam in 2003. Ik woonde hier samen met Jacobiene, mijn nieuwe vriendin en haar zoon in een piepklein huisje op de derde etage. Met Jacobiene ben ik vanuit dit adres naar Kazachstan gegaan (deel 25 van deze serie: https://robscholtemuseum.nl/micha-kat-lees-mee-met-vluchteling-micha-kat-25-paulo-coelho-de-zahir/). Ik was op het hoogtepunt van mijn journalistieke carrière en ook het begin van de affaire Westenberg maakte ik mee vanuit dit adres in de Pijp. Om de hoek was de redactie van HP/de Tijd en een kroeg, waar de redactie (en ik ook) altijd kwam met een moeilijke naam, die ik niet meer kan terugvinden op Google Maps.

Nieuwe Looierstraat: Uitwijkadres, toen het niet meer ging op de Tolstraat. Afschuwelijke peperdure en smerige kelderwoning, waar ik meer kampeerde dan woonde.

Van Spilbergenstraat: Vlak bij Mercatorplein ook, het huis van mijn vriendin Aline met wie ik in Laos woonde (zie deel 22 van deze serie: https://robscholtemuseum.nl/micha-kat-lees-mee-met-vluchteling-micha-kat-22-jef-geeraerts-de-ambassadeur/). Als we in Nederland waren (tot 2011), zaten we hier. Een fijne, comfortabele, etage, prachtig gelegen aan de rand van het Erasmuspark.

Zal ik Amsterdam ooit nog terugzien? Wil ik dat wel? Ik hoef de Noord Zuid lijn in elk geval niet te zien. En misschien ook niet alle veranderingen, alle bekende kroegen en winkels, die zijn verdwenen en waar ongetwijfeld vreselijke dingen voor in de plaats zijn gekomen, zoals transgender shops, vaccinatie voorlichtingscentra, kantoren van de EU en kindercrèches, zoals Het Hofnarretje. Of ben ik nu te somber? Vroeger kende ik vrijwel elk huis in elke straat – bij wijze van spreken dan. Het is onmogelijk te zeggen hoe alles gaat lopen: misschien kan ik zelfs in de toekomst nog wel meer straten en adressen toevoegen aan mijn reeds imposante Amsterdamse lijst van woningen!

Meer informatie:
https://robscholtemuseum.nl/?s=Micha+Kat
https://robscholtemuseum.nl/?s=Geert+Mak
https://robscholtemuseum.nl/?s=Amsterdam

1 Comment

  1. Van koetsbeen 26 maart 2019 op 19:03

    Mooi! Overigens de zoon van een van de oprichters van je dispuut, zijn achternaam beginnend met een W, destijds thesaurier van de…, zit in dezelfde loge als je opa kat, geinig.

Reacties zijn afgesloten bij dit onderwerp.