lezenslust.nl – Gimmick! Joost Zwagerman + Ruud A. J. Kraaijeveld – Joost Zwagerman: Gimmick! (PDF)

Gimmick! Joost Zwagerman

Het verhaal van Gimmick! is vrij snel verteld. Hoofdpersoon en ik verteller is de (volgens sommigen van ons onsympathieke) schilder Wouter van Raamsdonk (Raam). Hij lijdt onder de breuk met zijn vriendin Suzan (‘Sammy’). Mede daardoor ontbreekt het hem aan inspiratie voor nieuwe kunstwerken. De opbouw van het verhaal bestaat uit een ongedateerde proloog, die zich afspeelt in New York en drie delen, die achtereenvolgens plaatsvinden in oktober, januari en april. Elk deel bevat een aantal korte, getitelde, hoofdstukken. Plaats van handeling van de drie delen: respectievelijk Amsterdam, Florence, Tenerife en wederom Amsterdam met een enkele flashback naar New York, waarin de aanvankelijk onnavolgbare proloog op zijn plek valt.

De eerste reacties zijn weinig vleiend. Van ‘ronduit bagger’ tot ‘saai, want slaapverwekkend,’ ‘weinig variatie,’ en ‘het kabbelde maar wat.’ De Buitenvrouw, dat ook door een aantal van ons is gelezen, bevat volgens ons beduidend meer ‘verhaal.’ Kenmerkend voor het werk van Zwagerman is de eenvoudige, gemakkelijk leesbare taal. Gimmick! geeft een tijdsbeeld van het eind van de jaren ‘80 van de vorige eeuw. Wordt de roman gelezen als een natuurgetrouw beeld, dan zouden verwijzingen te vinden zijn naar de Amsterdamse scene rondom de discotheek Roxy. Als ‘sleutelroman’ zou Rob Scholte model hebben gestaan voor Wim Eckard en Joost Zwagerman zelf als Wouter van Raamsdonk. Zwagerman heeft dit altijd ontkend. Persoonlijk zou ik de schrijver zelf eerder identificeren als de dichter Eddy Oerzang, die zogenoemde postmodernistische ‘maximale poëzie’ schrijft, wat Zwagerman zelf ook heeft gedaan.

Kortom: ons oordeel over Gimmick! ligt dicht bij dat van Yves van Kempen: “Op stilistisch noch op structureel niveau wordt er iets nieuws of afwijkend ondernomen. Nergens blijven de ogen haken, het verhaal laat zich moeiteloos lezen en navertellen, nergens worden onthullende of onverwachte verbanden gelegd, nergens zorgen formuleringen of beelden voor verrassende effecten. Het boek komt te kort aan verbeelding. Zwagerman had meer met zijn waarnemingen moeten doen.”(De Groene Amsterdammer, 19 juli 1989).

In de lovende kritiek van Tom van Deel kunnen wij ons niet vinden: “Het is echter maar goed, dat Zwagerman niet de moralist is gaan uithangen (…). Juist die trendy uitbeelding, dat kitscherige en modieuze platte omgang met meisjes, dat videoclip achtige, de supervlotte dialogen en de ingénue sex maken Gimmick! tot een aantrekkelijk boek, het beste, dat ik tot dusver van Zwagerman heb gelezen. Er wordt met vaart in verteld, om de gesprekken is vaak te lachen en de typeringen van mensen en omstandigheden zijn snel en doeltreffend‘ (Trouw, 20 juli 1989).

Wij konden er niet om lachen. We misten de humor, die we bijvoorbeeld bij Herman Brusselmans wel vinden (daar is hij weer).

Enerzijds lijkt Gimmick! dus een realistisch beeld te schetsen, maar door de enorme overdaad aan veel (platte) seks, drugs en disco wordt het eerder een parodie op de straatcultuur en het kunstenaarsleven dan een reële weergave van de werkelijkheid. De titel verwijst daar al naar.

Kenmerkend voor het werk van Zwagerman zijn de vele impliciete en expliciete verwijzingen naar de wereld van kunst en cultuur, wat in de literatuurtheorie bekend staat als ‘intertekstualiteit.’ Ook dat past binnen de stroming van het postmodernisme. Gimmick! bevat aan het einde bijvoorbeeld nadrukkelijk verwijzingen naar Turks fruit van Jan Wolkers. Ook de laatste, postuum verschenen, dichtbundel van Zwagerman Wakend over God bevat dergelijke intertekstuele verwijzingen. Sommige zijn heel doorzichtig, bijvoorbeeld in ‘Dier.’ (p. 48).

In onze kamer lag, metaforisch noch veelzeggend,
wel levensecht en letterlijk, een vrijwel dode mus.

Daar moest iets mee gedaan. Mond-op-mondbeademing.
Kom hier dat ik u kus.

(…)”

Andere verwijzingen zijn subtieler, zoals in ‘Verlaten’ (p. 54) dat begint met:

Alle gelukkige gezinnen lijken op elkaar, en van het uniek odeur van ongeluk
weet ik nog altijd niets. Wel weet ik
dat die zin over gezinsgeluk een leugen is (…).”

Zwagerman verwijst hiermee naar de indrukwekkende beginzin van Tolstojs Anna Karenina: “Alle gelukkige gezinnen lijken op elkaar, elk ongelukkig gezin is ongelukkig op zijn eigen wijze.”

‘Raam’ stevent in Gimmick! rechtstreeks af op zijn eigen ondergang, het is bijna fatalistisch. Deze vorm van zelfdestructie is een van de thema’s in het werk van Zwagerman. Het Boekenweek geschenk Duel. dat hij in 2011 schreef, kent eveneens een dergelijk thema. In deze novelle zien we overigens Wouter van Raamsdonk en zijn collega kunstenaars terug als figuranten. Het loont zeer te moeite om dit boek te (her)lezen. Ook in de De buitenvrouw stevent de hoofdpersoon (bijna) willens en wetens af op zijn eigen afgang.

We vragen ons af in hoeverre een problematische jeugd, depressiviteit en of tegenslag een voedingsbodem is voor (goed) schrijverschap. Een interessante vraag in relatie tot de schrijver van ons volgende boek: Helleveeg van A.F.Th. van der Heijden. Hij brengt minstens zoveel ‘straatrumoer’ (1) met zich mee als Zwagerman indertijd deed. Brems schrijft over De tandeloze tijd: “En inderdaad, het komt er allemaal in voor: een wat armoedige kindertijd in het katholieke Brabant, het leven met een door schuldgevoelens verteerde moeder en een soms agressieve alcoholische vader, de sociale tegenstellingen (…) met de overgave aan seks, drank en drugs, (…) racisme en tal van andere dingen, die altijd nauwkeurig in tijd en ruimte gelokaliseerd worden.” (Brems, 2006, p. 555).

Tenslotte een gewetensvraag: wat heeft literair Nederland verloren met de dood van Zwagerman? Gimmick! maakt op ons allesbehalve een verpletterende indruk, of het moet zijn in negatieve zin. We waarderen Zwagerman vooral als een inspirerende kunstcriticus met charisma (en een niet onaantrekkelijk hoofd). Tegelijkertijd was hij in staat om zijn eigen bloedserieuze kunstkritiek in zijn romans met een flinke korrel zout te nemen. Zijn laatste, postuum verschenen, werken (de dichtbundel Wakend over God en de essaybundel De stilte van het licht. Schoonheid en onbehagen in de kunst) oogsten beduidend meer waardering, hoewel niet iedereen zich kan vinden in Zwagermans’ zoektocht naar het Goddelijke. We geven Joost Zwagerman het laatste woord.

Lief

Mijn lief, wees alsjeblieft
heel lief voor mij, nu God
mij denkelijk heeft uitgewist.
Mijn lief, blijf alsjeblieft
heel dicht bij mij. Misschien
word ik door God gemist.
Mijn lief, vertrouw ook
nu op mij. Ik ben niet weg,
God ademt mij. Mijn lief,
wees alsjeblieft heel lief
voor mij. Misschien heeft God
Zich in mijn dood vergist.

(Wakend over God, p. 85)

(1) Dit begrip verwijst naar een geruchtmakend artikel van Ton Anbeek uit 1981 in De Gids. Hij pleit daarin voor meer actualiteit in de (Nederlandse) literatuur, in navolging van Amerikaanse bestsellerschrijvers als Irving, Heller en Vonnegut. Brems brengt deze visie zowel in verband met Zwagerman, als met Van der Heijden (Brems, 2006, pp. 377-379, 554-555).

http://lezenslust.nl/wp-content/uploads/2016/04/Gimmick.pdf

http://lezenslust.nl/

Joost Zwagerman: Gimmick!

Joost Zwagerman - Gimmick!

http://www.onserfdeel.be/frontend/files/userfiles/files/OE_1991_Kraaijeveld_Zwagerman.pdf

PDF:
Ruud A. J. Kraaijeveld – Joost Zwagerman: Gimmick!, OE 1991

Meer informatie:
https://robscholtemuseum.nl/?s=Joost+Zwagerman