Cor Hendriks – The Sphinx Speaks (12): De Migraties naar Amerika

Het is eerder gesteld, dat Maya Danava en zijn vriend Nimuchi ontsnapten naar Patala na de nederlaag van de Daitya’s in het tweede Devasur Sangram (zie aflevering 6: https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-the-sphinx-speaks-6-verspreiding-van-heliolitische-cultuur/). Wanneer we de verslagen onderzoeken van het werk, dat gedaan is in Amerika bij het onderzoek naar de diverse oude indianen beschavingen in Mexico en Peru, dan vinden we een vreemde bevestiging van dit verhaal. Niet alleen dat, ook worden bepaalde verdere opzienbarende feiten ontsloten, die zelfs vanuit Puranische tradities niet bijzonder duidelijk zijn. We vinden daar, dat niet alleen de Maya’s en Nimuchu’s, maar ook de Tolteken en Azteken naar Amerika migreerden vanuit Azië en dat Amerika toentertijd Mahatal(a) werd genoemd.

J. Alden Mason (1885–1967), die een groot deel van zijn leven, namelijk de periode 1917 tot 1957, besteedde aan studie en research naar de archeologie en antropologie, de etnologie en folklore van Amerikaanse indianen, en daarover een belangrijk boek publiceerde, genaamd The Ancient Civilizations of Peru (Pelican 1957). Zijn statements gedaan in de sectie “Origins” op pagina 20 en verder, zijn het citeren waard. Hij zegt: Het Amerikaanse indiaanse fysieke type is fundamenteel gelijk aan het Aziatische en duidelijk een subgroep van de laatste.

Transoceanische migraties naar Amerika zijn altijd een favoriet credo geweest van al diegenen, die de wil bezitten om het te geloven, maar zijn tot tamelijk recent een vloek gebleven voor alle respectabele Amerikaanse antropologen.
Het mythische ‘Lost Continent of Mu’ daarbij negerend, de bewijzen voor trans Pacifische contacten zijn sterk genoeg om veel gekwalificeerde antropologen te overtuigen. Uit deze tijd is over de uitbreiding, routes, natuur en effecten nog steeds zo weinig bekend, dat tot dusver geen samenhangend, alomvattend beeld van hen is gepresenteerd. Maar er zijn veel bijzondere en culturele overeenkomsten tussen het vasteland van Amerika en Polynesië, Melanesië en Zuidoost Azië, die moeilijk anders te verklaren zijn dan op grond van historisch contact.
Er zijn veel culturele overeenkomsten tussen Polynesië en Amerika, hoewel anderen deze eilanden laten liggen en rechtstreeks Cambodja met Midden Amerika verbinden of Melanesië met Alaska, bijvoorbeeld. De fysiek van Polynesiërs, hun taal en de grondbeginselen van hun cultuur verbindt hen eerder met Zuidoost Azië dan met Amerika, en er bestaat weinig twijfel over, dat ze oorspronkelijk uit het Maleise gebied kwamen in een periode, niet al te lang geleden . Feitelijk beschikken ze nog steeds over zeer gedetailleerde legenden van hun migraties, ten minste over de latere – het wordt conservatief ingeschat, dat ze het Paaseiland niet bereikten vóór de 14 eeuw A.D., toen de Peruaanse beschavingen op hun hoogtepunt waren. Pre Polynesische bezetting van de oostelijke Zuidzee eilanden wordt niet aangeduid, laat staan bewezen en we kennen geen ander Oceanisch volk, dat de vaardigheid had en het gereedschap voor navigatie bezat om zulke reizen te maken.
Uiteindelijk zijn de overeenkomsten tussen bepaalde culturele kentekenen tussen Amerika en Polynesië, Melanesië, Indonesië of Zuidoost Azië te groot en opvallend om weggeredeneerd te worden als parallelle ontwikkeling. Het is zeer waarschijnlijk, dat bepaalde elementen van Oosterse origine op bepaalde momenten over een lange periode in Amerika geïntroduceerd werden , maar het effect op de algemene Amerikaanse culturele patronen was blijkbaar relatief onbelangrijk. Eveneens kunnen omgekeerd sommige Amerikaanse culturele eigenschappen zijn overgebracht naar Polynesië, Maleisië of Zuidoost Azië.

Ondanks deze culturele verwantschappen, neigt ook Mason over naar de algemene visie. Hij zegt op pagina 25: “Wat voor culturele invloed Trans Pacifische reizen en migraties mogelijk hebben gehad, ze hadden weinig effect op het type bloed of de fysiek, die hoofdzakelijk proto Mongoloïde is. Antropologen zijn het er roerend met elkaar over eens, dat Amerika werd bewoond door volken van dit type, via Alaska konden ze binnenkomen dankzij gunstige omstandigheden, die bestonden aan het eind van de laatste IJstijd. Geleidelijk verspreidden deze migranten zich zuidwaarts, doorsijpelend tot in Panama, en uiteindelijk na vele eeuwen of millennia Patagonië bereikend.”

Na het beschrijven van diverse in Zuid Amerika ontdekte schedels en merkt hij elders op pagina 26 op: “Van Noord of Zuid Amerika zijn bijna alle oudste schedels niet typisch Mongoloïde, zoals de [Noord] Amerikaanse indianen schedel gebruikelijk is; ze zijn niet typisch Amerikaans Indiaans. Voor de leek en de niet specialist suggereren de bovengenoemde data de aanwezigheid in Amerika in de vroegste dagen van een oudere, archaïsche bevolking, die aan de Mongoloïde vooraf ging en overweldigd en geassimileerd werd door de latere. Trans Pacifische migratie hoeft niet zonder bewijs aangenomen te worden; Siberië kan ook non Mongoloïde zijn geweest indertijd.

Deze onoverkomelijke moeilijkheid is het gevolg van de behandeling van “Lost Continent of Mu” als legendarisch. De geologie heeft nu definitief het bestaan vastgesteld van het legendarische continent Lemuria, dat de geologische naam Gondwana Continent is gegeven. Er zijn vergelijkbare rotsen van verschillende delen van dit continent gevonden in Zuid Amerika, Australazië, op het Indiase schiereiland, Afrika en zelfs in Antarctica met ook een bepaalde gelijkenis tussen de fauna en flora in deze continentale gebieden. Er is sprake van zekere uitgerekte landbruggen, die centrale delen als bijvoorbeeld het Indiaas schiereiland verbonden met Afrika, Australazië en Zuid Amerika. Via deze landbruggen kwam ook de “archaïsche bevolking” van Amerika met hun Negroïde schedels uit Afrika. Ook kwamen via deze landbruggen de “proto Mongoloïde” in Amerika aan, die later de archaïsche bewoners “overweldigden en assimileerden”. Het is onnodig om migratie via Behring Straat te veronderstellen als er een duidelijke, eenvoudige en comfortabele route als verklaring bestond, die werd verschaft door deze landbruggen. Er bestaat ook geen reden om het bestaan van deze archaïsche bevolking in Siberië aan te nemen.

Er is zowel literair als archeologisch bewijs, dat deze route gebruikt werd door de “proto Mongoloïde” om vanuit China en Chinese Turkestan gebieden over te steken naar Amerika. Deze proto Mongoloïde hebben hun overblijfselen achtergelaten op verschillende eilanden, die op deze route boven zeewater bleven, nadat delen van de landbruggen, zowel aan de Amerikaanse als aan de Afrikaanse kant, werden ondergedompeld door de oceanen bij een of ander groot land cataclysme, waarbij delen van het continent van Gondwana verloren gingen en het Deccan plateau toegevoegd raakte aan Noord India, en het eiland Ceylon, als ook Australië, de Indonesische en andere eilanden boven water en droog gebleven.

Ook bij archeologisch onderzoek in Alaska zijn menselijke restanten gevonden en het is daarom mogelijk, dat in een bepaalde tijd mensen ook langs die weg Amerika zijn binnengekomen. Maar het weerlegt niet het literaire, archeologische en geologische bewijs van het bestaan van de route via de landbruggen van het Gondwana continent vanuit Afrika en China door Maleisisch gebied naar Amerika. Een andere schrijver, Frederick A. Peterson, stelt in zijn boek Ancient Mexico (1959, pagina 20): “Volgens sommige antropologen zijn er alleen in Mexico al zes fysiek verschillende raciale typen indianen. Vrijwel allemaal hebben ze Mongoloïde karakteristieken, maar er zijn een paar Negroïde vermengingen met het Mongoloïde, en er is een afzonderlijk type, dat correspondeert met de Athapascan indianen. Earnest Hoon zag kenmerken van Australische, Negroïde, Europese en Alpine mixage met de indianen. Amerikaanse indianen en Aziaten stamden meestal dezelfde oorsprong af, maar er moet nog veel research gedaan worden om dit fenomeen te verklaren.

Frederick Peterson - Ancient Mexico | An Introduction to the Pre-Hispanic Cultures

Frederick Peterson – Ancient Mexico: |An Introduction to the Pre-Hispanic Cultures

Er is al gesteld bij de uitleg over de verspreiding van Heliolithische cultuur, dat Maya Danava en zijn vriend Nimuchi naar Patala vluchtten. Maya Danava was de grote architect van de Daitya’s, die grote paleizen, tempels en piramiden bouwde. Maya reisde om te ontsnappen door Birma, Maleisië en Australazië, bereikte uiteindelijk Mexico via land en stichtte daar de Maya beschaving, terwijl Nimuchi over zee naar Malayazië voer, daarna over land verder ging en de Moche (of Mochica) beschaving stichtte in Peru, wat zich later ontwikkelde tot het grote Inca rijk. Het bewijs van de door deze twee grote Daitya leiders gevolgde route zijn de immense stenen monumenten op de eilanden, gelegen langs hun pad, evenals in Mayapan in Mexico, ook in de Moche en Inca regio’s van Peru. Er zijn geen piramiden of andere oeroude grote stenen bouwsels in Alaska aangetroffen om te kunnen aantonen, dat deze Mongoloïde via de Behring Straat kwamen.

Een andere schrijver, Victor W. von Hagen in zijn boek Realm of the Incas (Mentor Books, 1957, pagina 11), stelt: “Heel de prehistorie van de Zuid Amerikanen is in schaduwen gehuld. Niet een van hun culturen had geschriften. De Inca’s, wier eigen geschiedenis werd ‘herinnerd’ door officiële ‘herinneraars’, onderdrukten alle vroegere geschiedenis”. Deze officiële herinneraars “overbrugden niet langer de kloof tussen legendarische Man en deze talloze pre Inca culturen” (p. 24) Op p. 30 zegt hij over de Mochica’s (zie https://kunst-en-cultuur.infonu.nl/volkeren/70615-de-mochica-hoogstaande-pre-inca-cultuur.html), dat zij “een kasten achtig rijk zijn; zij heersen over de noord Peruaanse woestijn en men kan nog steeds de restanten van hun tempels zien, waarvan een, genaamd Huaca del Sol in de Viru Vallei, is geconstrueerd van zo’n 130 miljoen zongedroogde klei bakstenen. Dit suggereert uiteraard een complexe sociale organisatie om zo effectief een dergelijke constructie te volbrengen; hun ontwikkelde maatschappij wordt meer nadruk gegeven door hun vaardigheid in goud gieten en houtbewerking. De Mochica’s hadden krijgers, boden, wevers en dokters; ze bouwden wegen en organiseerden een koerierssysteem en perfectioneerden menig sociaal patroon dat later verscheen in de politieke organisatie van de Inca’s.”

J. Alden Mason zegt in zijn Ancient Civilizations of Peru (pagina 68f): “De Moche cultuur is voornamelijk bekend door haar buitengewoon naturalistische keramiek (…), het werd voorheen Proto-Chimu of vroege Chimu genoemd, aangezien het vooraf ging aan het historisch bekende Chimu rijk in datzelfde gebied.

“Aquaducten en kanalen werden in iedere vallei aangelegd, sommige van hen immense technische projecten die niet alleen een enorme hoeveelheid arbeid nodig hadden om uitgevoerd te worden maar ook een hoge graad van kennis en ervaring om te plannen.

“(…) en de akkerbouwwerktuigen, de graafstok en de hak waren dezelfde als die gebruikt door de Inca’s veel later.

Vervolgens zegt hij op pagina 70: “De Moche richtten enorme tempels op, de meest indrukwekkende van deze zijnde de grote tweeling piramiden te Moche, niet ver van de huidige stad Trujillo; zij staan locaal bekend thans als de ‘Huaca del sol (Tempel van de Zon)’ en de ‘Huaca de la Luna (Tempel van de Maan). De Huaca del Sol is het meest ontzagwekkend bouwwerk aan de kust. Het wordt geschat zo’n 130 miljoen klei bakstenen te bevatten.

Kleinere geïsoleerde piramiden van klei bakstenen worden aangetroffen op de meeste andere Moche sites.

De aardewerk vaten met afbeelding duiden erop dat amputatie, beenzettingen en besnijdenis werden bedreven door de Moche” (pagina 71).

Door een curieuze samenloop van omstandigheden worden in de Moche cultuur zowel Zon als Maan vereerd. Zo is ook het geval in de Sumerische cultuur. In de post Rigvedische verslagenvan de Purana’s zijn er de twee koninklijke dynastieën in India – de Suryavanshi of de afstammelingen van de Zon, zijnde de lijn van Vaivaswat Manu, en de Chandravanshi of de afstammelingen van de Maan, uit welke lijn Krishna, de beroemde auteur van de Bhagwad Gita, verscheen. In het begin van het vierde boek van Bhagwad Gita zegt Krishna, dat hij de grote filosofie van de Gita het eerst leerde aan Vivaswan of de Zon. In de Rigveda wordt de maan behandeld als een god onder de naam Indu. Op sommige plaatsen wordt ook Soma geïnterpreteerd als Maan en de hele negende Mandal van Rigveda is gewijd aan de gebeden aan Soma. In de Purusha Sukta wordt Maan gezegd te zijn geboren uit de geest en de Zon uit het oog van de Purusha of de oorspronkelijke Grote God.

Op een andere plaats zullen we het relatieve belang en de karakteristiek van de twee grote wereldculturen, de Zon en de Maan culturen, bespreken.

Alvorens door te gaan over de Inca’s mogen twee grote steden in oud Peru worden vermeld. Een is Tiahuanaco (zie https://nl.wikipedia.org/wiki/Tiwanaku) nabij het meer Titicaca, gelegen op een hoogte van ongeveer 13.000 voet. “Mysterie en glamour hebben altijd gehangen rond de ruïnes van Tiahuanaco. Het wordt geclaimd van immense oudheid te zijn, de plaats van herkomst van alle Amerikanen, zo niet van de hele wereldbeschavingen. Sommige fanatiekelingen hebben het zelfs origineel op een eiland, vervolgens zonk het onder de Stille Zuidzee en tenslotte opgeheven, tezamen met de Andes, intact tot zijn huidige hoogte” (pagina 89). Dit toont, dat er tradities zijn uit heel oude tijden, die vergeten en vervormd zijn geraakt in de loop van de geschiedenis. Gerelateerd aan het huidige geologische bewijs lijkt het, dat deze traditie wijst op een  stad, die gelegen is op een andere plek, deel uitmakend van het oude Gondwana, thans verzonken onder de Stille Zuidzee en de mensen hier vandaan migrerend om zich te redden van een voor Peru dreigende ramp, stichtten uiteindelijk de stad Tiahuanaco in weer een ander ver verwijderd tijdperk.

Die andere grote stad, die het waard is om vermeld te worden, is Chanchan (zie https://nl.wikipedia.org/wiki/Chan_Chan), wat de hoofdstad van het Chimu rijk (zie https://nl.wikipedia.org/wiki/Chim%C3%BA), lag in de buurt van de huidige stad Trujillo. Chanchan is een verbazingwekkende site. “De ruïnes omspannen acht vierkante mijl (…) gevuld met grote hoge grensmuren, straten, reservoirs, piramiden, en andere bouwwerken en karakteristieken, te verwachten in een groot kosmopolitisch centrum.” 

De stad was gepland als een moderne met lange rechte straten, elkaar snijdend met rechte hoeken” (pagina 97). De beschrijving doet denken aan de hoge Harappan cultuur.

De Chimu mensen waren ook “werkers in plastische modder en vereerders van de Maan. Hun hoofdstad Chanchan was vol met enorme stappenpiramiden, rijen huizen, grote ommuurde kampen, bewaterde tuinen en gigantische met stenen afgezette reservoirs” (V.W. von Hagen, Realm of the Incas, pagina 34).

Ten aanzien van de Inca’s, de beroemdste der Peruaanse beschavingen, wordt een ander interessant feit onthuld. Zoals we elders hebben opgemerkt, op de oevers van de Yamuna vond een grote strijd plaats tussen de Ariërs en de niet Ariërs. Onder deze niet Ariërs was een volk, genaamd Yaksha’s, en een ander Siva’s. Duidelijk behoorde het Shiva, die op de berg Kailash van de Himalaya keten woonde, tot het Siva volk, maar hij was ook de Heer van de Yaksha’s, aangezien hij Yaksharaj of koning van de Yaksha’s wordt genoemd door Rishi Agastya. Een andere Yaksha koning was Kuber, de god van de rijkdom. Maar na de nederlaag van Kuber door Rawan verliezen we totaal het zicht op de Yaksha’s en we weten niet wat er van hen werd in Puranische tradities. Toen de Himalaya omhoog rees, werd Kailash onbewoonbaar, maar wat gebeurde er toen met de Yaksha’s? We krijgen het antwoord in de tradities van oud Peru en de Inca’s.

De Inca’s ontwikkelden in een gebied, dat werd bewoond door het volk genaamd Keshawa’s of Quechua’s (zie https://en.wikipedia.org/wiki/Quechua_people), van wie de taal eveneens Quencha (zie https://nl.wikipedia.org/wiki/Quechua_(taal)) werd genoemd en door de Inca’s werd geadopteerd als hun eigen taal. De Keshawa’s werden ook Quencha’s genoemd vanwege deze taal.

Deze Keshawa’s of Quencha’s waren duidelijk de Yaksha’s van Puranische traditie. Er is gelijkenis niet alleen in de algemene naam van het volk gelegen, maar ook in de kleding, gewoonten en religie van de twee volken, hetgeen hoogst interessant is.

De Quencha is van gemiddelde grootte en geneigd gezet te zijn – een onevenredig grote borstkas (ontwikkeld voor ademhalen op grote hoogte). Ze zijn breed hoofdig met hoge kaakbeenderen, prominente haviksneus en smalle, amandelvormige ogen: De ogen lijken een Mongolische schuinte te hebben (…) Dit kenmerkt de Amerikaanse indianen en suggereert als zijn verre voorouder een Steentijd migrant van ergens uit Azië.

En hun vrouwen waren uitermate mooi, blond [?] en welgevormd” (Hagen, pagina 43). Deze beschrijving komt overeen met de Yaksha’s, migrerend van de grote hoogte van de berg Kailash naar het Andes gebergte van Zuid Amerika.

De factor, die de Quechua echt apart plaatst van vele anderen is zijn fysieke uithoudingsvermogen; hij is in staat tot grote fysieke volharding zelfs op grote hoogten – tussen 10.000 en 16.000 voet boven zeeniveau.

“(…) hij draagt in zijn organen de erfelijke en voorouderlijke Soma, die leven op deze grote hoogtes toestaat.” Dit alles zou kunnen worden gezegd van de Yaksha’s, die leefden op de hoge berg Kailash (Hagen, pagina 45).

In kleding droegen de Quenchua een soort jurk “gemaakt door het vouwen van een lap in het midden met een spleet voor het hoofd, een opening open latend op de vouwen voor de armen (ook op pagina 45).

De vrouwen droegen “een lang langwerpige lap van geweven alpaca gedragen over het hoofd en wijd genoeg gemaakt om te overlappen. Het viel tot op de enkels, bijna tot op hun sandalen.” Dit is zowat de Indiase “Sari” (pagina 46).

Quencha was de taal (het kan ook worden geschreven als Keshaw) betekent ‘warme vallei mensen’” (pagina 48). Dit zou ook betrekking hebben op de mensen, die leefden in de valleien van Tibet, dat voor de rest in de IJstijd verkeerde.

Hun literatuur werd oraal doorgegeven en is aldus onderworpen aan de modificaties van de doorgever, die wel ‘grammaticale regels’ volgt , hoewel er geen geschriften zijn. Men vraagt zich af, of ze de karakteristieken van de Vedische Ariërs overnamen (pagina 48). Op pagina 51 wordt gezegd: “Quencha heeft een zeer strikt fonetisch patroon”, toch is het tegelijkertijd wel plastisch in zijn vermogen om nieuwe formaties van woorden te maken (het lijkt, alsof hij over Sanskriet spreekt).

Hun sociale eenheid was de ‘Ayllu’, een clan van extended gezinnen, samenlevend op een beperkt gebied met een gemeenschappelijk delen van land, dieren en gewassen. Een indiaan werd erin geboren. “Iedereen behoorde tot een Ayllu. Iedere Ayllu werd geregeerd door een gekozen leider (Mallca) geleid door een raad van oude mannen (Amantua). Deze verspreide gemeenschappen kwamen onder de dominantie van een districtleider – tenslotte voegden zij zich samen in “een van de kwartieren van de wereld,” die werd geregeerd door een prefect (Apo), die luisterde naar de Heer Inca zelf.” “Het politieke patroon was ook een piramidaal systeem” (pagina 53).

We worden herinnerd aan de Aliyasantham families van Zuid India en het patroon ziet er uit als wat zichzelf waarschijnlijk bij velen  laat aanbevelen als een basale vorm van ‘democratie’.

Deze sociale gewoonten lijken ook een vreemde parallel te hebben in India. Op zijn twintigste werd een man verwacht te trouwen. Als hij dat niet deed, werd een vrouw voor hem gekozen. Er schijnen geen vrijwillige vrijgezellen te zijn geweest noch toegelaten in het rijk.” Huwelijken werden voltrokken door een “samenvoegen der handen” (pagina 54).

Het kind werd niet genaamd voor de eerste twee jaar en werd niets anders dan wawa (baby) genoemd.” “Dan volgde een uitgebreide haarknip ceremonie” (pagina 58). “Op zijn veertiende trok een jongen, die zijn puberteit bereikte, zijn lendendoek aan” en werd een man. Voor meisjes op deze leeftijd was er “een haarkam ceremonie”(pagina 60). Vergelijk de heilige draad of Yagyopavit ceremonie op deze leeftijd voor de Hindoe jongens. De Quencha’s produceerden 240 variëteiten aardappels en 20 variëteiten maïs en talloze andere zaken. Ze produceerden ook katoen. Ten aanzien van katoen, stelt Hagen (pagina 68): “Vroege Peruaanse mens cultiveerde katoen – voordat het werd gecultiveerd door de Egyptenaren. Het stond bekend bij de Assyriërs als ‘boomwol’, echter de Griekse etymologie van het woord wijst naar het feit, dat het oorspronkelijk uit India kwam.” Op pagina 69 geeft hij toe: “Er zijn karakteristieken gedeeld door de Tibetanen levend op 13.000 voet en de Inca’s levend op dezelfde hoogtes.” Maar hij zegt: “Geografie zelf is een determinant. Men kan van mening verschillen over deze conclusie aangezien het bewijs, dat migratie plaats gehad heeft via de Gondwana landbruggen, niet slechts van één volk betrof, maar van vele van Azië naar Amerika deed komen.

De meest ontstellende van de trompetten was de ‘pototo’, gemaakt van een enorme schelp; het is monotoon, maar de effecten van een massaal koor ervan in oorlogsritueel moeten ontstellend zijn geweest.” (pagina 98) In India wordt het de Shankha (zie https://en.wikipedia.org/wiki/Shankha) of de kinkhoorn (schelp) genoemd. Het was het traditionele signaal, dat geblazen werddoor de legerleiding, wanneer een gevecht werd aangegaan. Het is ook het ene muzikale instrument, dat wordt geblazen aan het begin of eind van iedere religieuze eredienst zelfs nog heden ten dage in India. Het wordt als een soort van religieuze verplichting gezien om erop te blazen en het wordt toegedicht ook fysiologisch voordeel te verlenen aan de blazer. Het is het laatste en ultieme geluid, dat gezegd wordt gehoord te zijn in de “Anhad Shabda” ofwel spiritueel geluid, gehoord door de mystici in India (zie bijvoorbeeld https://www.scribd.com/doc/6491314/Anhad-Shabad-The-Celistial-Sound-Within).

Over de administratie van de Inca’s, die over de Keshwa’s of Quenchua’s heersten, zegt Hagen (pagina 102): “(…) aangezien er vrijwel geen gebrek was en dus zou er normaliter geen enkele verleiding tot stelen moeten zijn. Er was geen aansporing voor de gewone indiaan om bezittingen te accumuleren”, en “Stelen droeg zijn eigen prognosedood met zich mee.”

De Inca’s heersten op zo’n manier dat er geen dief, geen misdadiger, geen werkloze mens was (…) De indianen lieten de deuren van hun huizen open, een stok schuin voor de deur was een teken, dat de eigenaar niet thuis was – en niemand ging dan naar binnen.”

Wanneer een indiaan een diefstal pleegde “door gebrek, dan werd de ambtenaar bestraft voor zijn gebrek aan administratie, die deze misdaad veroorzaakte.

De Inca’s waren ver gevorderd in geneeskunde en “chirurgie, narcose, en andere operatieve praktijken waren behoorlijk gevorderd in Peru. Inca’s zelf verrichtten delicate operaties op het brein, de hoofden van krijgers trepanerend, die gewond waren door een klap van een oorlogsbijl, en de stukken schedel verwijderend, die op de hersens drukten en verlamming veroorzaakten (…) hetgeen wordt bewezen door de enorme aantallen schedels gevonden in de graven met het botweefsel vernieuwd, wat het succes van de operatie aantoont” (p. 107).

En toch verrichtten deze hoogbeschaafde Inca’s mensenoffers. Door heel het beplante land werden lama’s geofferd aan de regengoden. Als dat de regenwolken niet bezaaide, dan werd een man, een vrouw, soms zelfs een kind geofferd” (p. 72). Maar zoals J. Alden Mason zegt in zijn boek (pagina 72): “Mensenoffers waren zeldzaam in Peru, althans in de Inca dagen, in tegenstelling tot de hecatombes die Cortes tegenkwam in Mexico (…) uitgevoerd slechts bij de heiligste of meest omineuze gelegenheid.” Over het algemeen werden lama’s geofferd. In elk van de Inca Maan maanden werd een belangrijke jaarlijkse ceremonie verricht (pagina 215).

Een belangrijk punt om op te merken in het bovenstaande statement is, dat van Inca Maan maanden. Onder de Hindoes zijn de maanden ook Maan maanden en het belang van dit aspect zal worden besproken in het hoofdstuk over Zon en Maan culturen. We willen echter nu al opmerken, dat ondanks de Maan maanden de Inca’s hoofdzakelijk de “vereerders van de Zon” waren. Het is mogelijk, dat zij de traditie van Maan maanden overnamen van de Keshwa’s of Quenchua’s van wie zij ook hun taal hadden en het schijnt, waren deze laatstgenoemden hoofdzakelijk vereerders van de Maan. Dit zou hun identificatie met de Yaksha’s nader brengen, die op de berg Kailash in Tibet leefden, omdat de Yaksha’s, zijnde het zustervolk van de Siva’s, die op dezelfde berg leefden, van nature een en dezelfde religie hadden als die van Yaksharaj, Shiva draagt het embleem van de ‘Maan’ prominent op zijn voorhoofd (zie http://i0.wp.com/robscholtemuseum.nl/wp-content/uploads/2019/12/Statue-of-Lord-Shiva-in-Nepal-foto-Wikipedia.png).

Maar de Inca’s bouwden geen piramiden, zoals de Mochi’s, Chimu’s en andere kustvolken van Peru, dat wel deden. “De tempel – gekroonde getrapte piramide of met terrassen met externe trappen – ontbreekt in Inca architectuur” (Mason, pagina 157). Maar de Inca’s bouwden stenen structuren met enorme monolithische blokken. De grootste van deze is 27 voet (acht meter) hoog, 14 (4,2 meter) breed en 12 (3,6 meter) dik en heeft een geschat gewicht van 200 ton.

Maar wie waren deze Inca’s dan? In de Rigveda wordt melding gemaakt van een oorlog tussen koning Sudas van het Arische volk (Tritsu’s) en tien andere koningen. Onder de volken, die zijn tegenstanders waren, bevonden zich de stamvolken of Siva, Yaksha’s, Anu, Puru, Turvasu, Yadu en andere. In de Puranische traditie was een koning Yayati. Hij had vijf zonen; drie, Anu, Druhyu en Puru bij zijn vrouw Sharmista, dochter van Brishparwa, de koning van de Danava’s of demonen, en twee, Yadu en Turvasu, bij zijn vrouw Devayani, dochter van Rishi Shukracharya, de leermeester van de Danava’s en Daitya’s. Van deze zonen was Puru de meest gehoorzame en liefhebbende; hij erfde het rijk. Maar de anderen werden onterft en verbannen. Yadu werd de stichter van Yaduvansh, waarin Krishna werd geboren, maar hij vestigde geen koninkrijk. Turvasu, Druhyu en Anu werden niet Ariërs. Dit verhaal lijkt te impliceren, dat alleen de Yadu en Puru volken tot ariërs werden door toendoen van Sudas, terwijl de andere drie niet Ariërs bleven [zie https://en.wikipedia.org/wiki/Yayati en https://en.wikipedia.org/wiki/Yadu].

Manco Cápac (foto Wikipedia)

Manco Cápac (foto Wikipedia)

Victor W. von Hagen, in zijn boek Realm of the Incas (pagina 38) beschrijft de origine van de Inca’s en zegt: “De Zon God schiep de eerste Inca Manco Capac en zijn zuster op het Eiland van de Zon in Meer Titicaca” (zie https://en.wikipedia.org/wiki/Manco_C%C3%A1pac). De Zon God instrueerde hen om beschaving en kunst te leren aan de andere indianen. Op pagina 40 zegt hij: “De Inca’s zijn uiteenlopend beschreven als afstammelingen van de stammen van Israël, de zonen van Kublai Khan, Armeniërs, Egyptenaren, Chinezen en zelfs Engelsen. Sir Walter Raleigh (https://en.wikipedia.org/wiki/Walter_Raleigh) had van iemand gehoord, dat Manco Capac, de eerste Inca, eigenlijk een corruptie was van Ingasman (i.e. Engelsman) Copec, ‘De bloedige Engelsman’.”

De laatste spectaculaire poging om te bewijzen, dat Kon-Tiki Viracocha, de schepper god, Polynesië bevolkte, door de expeditie [van Thor Heyerdahl] op het balsa vlot, Kon-Tiki, heeft ook geen steun van de archeologie, [en ook niet nog] belangrijker van de botanie” [zie bijvoorbeeld https://historiek.net/de-kon-tiki-per-vlot-naar-polynesie-1947/67425/].

Manco Capac bereikte uiteindelijk de vallei van Cuzco en stichtte de stad Cuzco in de naam van Viracocha. De legendes over hun afkomst mogen waar zijn of niet, ze wijzen naar één feit, namelijk dat ze oorspronkelijk van buitenaf kwamen en niet inheems waren. Twee feiten kunnen als pointers worden genomen. Ze bekennen af te stammen van de Zon en hun Schepper god is Viracocha. Het kan wijzen op hun komen uit het thuisland van de Heliolithische cultuur in Mesopotamië en Kaspische regio en verder op hun connectie met Virochan, de kleinzoon van de Daitya keizer Hiranyakashpa. Beide feiten passen bij Anu, de zichzelf respecterende rebellerende zoon van Yayati, verbannen door zijn vader en tot niet Ariër gemaakt. Het is vermeldenswaardig, dat ze, hoewel ze vereerders van de Zon waren, toch Maan maanden hadden.

George F. Carter stelt in zijn artikel “The American Civilization Puzzle” (Hindustan Times of New Dehli, 28 april 1957), dat Dr. Elliot Smith de techniek van het mummificeren van een lichaam bestudeerde in Egypte, de Tobriand Eilanden en in Peru en hij dezelfde techniek van mummificering overheersend aantrof in al deze plaatsen. Hij vond, dat de beroemde Inca methode, genaamd ‘quipo’, om de herinnering aan historische gebeurtenissen te bewaren door het binden van knopen in een draad, ook oorspronkelijk van Aziatische herkomst is. Een andere eigenaardige sociale gewoonte is, dat het trouwen met de ‘volle zuster’ overheerste onder Inca keizers, evenals bij Egyptische farao’s.

Bhikshu Chaman Lal heeft een andere en nieuwe oorsprong van de Inca’s gegeven in zijn boek Hindu America, gepubliceerd in 1960 in Bombay. Op pagina 130 citeert hij Pococke: “Ik wou nu een snel overzicht van de talloze ‘Stammen van de Zon’ geven, wier invloed en religieuze praktijken zeer vroeg doordrongen tot de verst verwijderde gebieden. In een algemeen opzicht kunnen we Oude (Oudh in Uttar Pradesh) bekijken als de eerste grote en oeroude focus van de regio van de Kinderen van de Zon van wie Rama de patriarch was. De overheersing van Zon stammen in Egypte, Palestina, Peru en Rome zal evident zijn in de loop van het volgende overzicht.

De Kinderen van het grote Surya ras van Noord India worden door de wereld herkend door hun gigantische gebouwen en nog meer specifiek door die massieve muren en grote publieke werken, die de beschouwer treft met verbazing zowel in Rome, Italië, Griekenland, Peru, Egypte als Ceylon. Ze kunnen zeer terecht in al deze instanties cyclopisch genoemd worden, i.e. de bouwstijl geadopteerd door die Guklopes (Kukyones) of leiders van de noord Jumna, evenals de landen grenzend aan de Rama stammen van Oude [zie https://archive.org/stream/indiaingreeceort00poco/indiaingreeceort00poco_djvu.txt]. Dit ras vormde vroeg vestigingen in Griekenland naar het zuiden Achaia; ze waren de Arkadiërs en stileerden zichzelf trots als ‘Pro Selenoi’, ‘Voor het Maanras’ als komend van de ‘Arkades’ of van het Land van de Zon; het meer onmiddellijke district vanwaar ze emigreerden, zijnde de ‘Aracdes’ of Arac land in de omgeving van Akehaf de vorm ‘Arak’ en het Irak van het district van Babylon, zijnde variëteiten van hetzelfde woord” [zie voor Velikovsky’s mening http://www.varchive.org/itb/sansmoon.htm].

Het is merkwaardig, dat deze kinderen van de Zon geen gigantische gebouwen nalieten in Oude of in Noord Jumna, zoals ze wel nalieten in Rome, Italië, Griekenland, Peru, Egypte, Ceylon en elders, hoewel Oude de “grote oeroude focus van de regio van de Kinderen van de Zon” was. Ze waren zich waarschijnlijk niet bewust, dat het Maan ras zelfs voor hen was, die Soma vereerden en Indu in Rigvedische tijden. We kunnen het er over eens zijn, dat ze waarschijnlijk uit Irak, kwamen, een deel van Babylonië, aangezien dit het gebied was, waar de Heliolithische cultuur opkwam.

Dan op pagina 131 geeft hij de herkomst van de Inca’s aan en zegt: ‘Een andere oude naam van Peloponnesus was ‘Inachia’ of het ‘land van de Zonnen’, vanwaar ook de Inachus rivier – de meest eerwaardige naam, die men tegenkomt in de Argive genealogieën is Inachus [zie https://en.wikipedia.org/wiki/Inachus], of de ‘Zon Koning’, wiens beide zonen Autochtonen waren of de afstammelingen van de leiders van de Attock” [zie https://en.wikipedia.org/wiki/Attock_District].

Het ras van Inachus, of meer correct de Inaca’s, was van dezelfde duur als de wereld.” Op pagina 133 citeert hij weer Pococke: “Maar ik zal nu stevig de keten van bewijs vastleggen, dat de kinderen van ‘Peru’, dat zijn de kinderen van de Zon verbindt met Surya-Vansha of de Zon stam van Oude. Zij zijn beide het volk van de ‘Undes’ en de ‘Andes’. ‘Undes’ is de algemene naam voor het landdeel gelegen tussen de Kailash en Himalaya bergketens, ten westen van Meer Ravanas Hrad en doorsneden door de koers van de Sutlej rivier, die, vloeiend uit het meer, naar het Noordwesten stroomt” [zie https://en.wikipedia.org/wiki/Sutlej en https://en.wikipedia.org/wiki/Lake_Rakshastal. Zie de tekst https://books.google.nl/books?id=nlnQmHpVSh8C&pg=PA100&lpg=PA100&dq=lake+ravanas+hrad&source=bl&ots=9pWAF5nhZ_&sig=ACfU3U2IR7XAereldlV-4F-8fVpLzH9-Ow&hl=nl&sa=X&ved=2ahUKEwimxoLouqPjAhXEZVAKHeYiDAoQ6AEwCnoECAgQAQ#v=onepage&q=lake%20ravanas%20hrad&f=false (= India Once Ruled the Americas! door Gene Matlock, 2000, pagina 100)]

Maar Ajodhya (Oude of Oudh), hoofdstad van de Zon dynastie, is heel erg ten zuidoosten van dit gebied gelegen. Op pagina 134 citeert hij kolonel Tod: “Andes is nog steeds de aanduiding voor de Alpine gebieden van Tibet, grenzend aan Chinees Tartaria”. Alhoewel Bhikshu Chaman Lal toegeeft in een noot hierover: “Kol. Tod leidt echter de term af van Anga, het land van Karna, de zoon van Soorya.” Dat heeft dus niets te maken met de Zon dynastie van Ajodhya.

Dit hoofdstuk wordt vervolgd in de volgende aflevering.

Meer informatie:
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-the-sphinx-speaks-1-introductie/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-the-sphinx-speaks-2-de-tethys-zee/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-the-sphinx-speaks-3-de-vloed-van-manu-en-aryanam-veijo/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-the-sphinx-speaks-4-wie-waren-de-devatas/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-the-sphinx-speaks-5-internationaal-toneel-in-rewat-mantavar-en-rishi-narad/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-the-sphinx-speaks-6-verspreiding-van-heliolitische-cultuur/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-the-sphinx-speaks-7-de-splitsing-tussen-indische-en-perzische-ariers/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-the-sphinx-speaks-8-de-tijd-van-de-rigveda/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-the-sphinx-speaks-9-het-vraagstuk-van-de-tethys-zee/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-the-sphinx-speaks-10-de-zeven-patalas-manu-in-the-bible-and-the-history-of-mankind-five-flood-stories-you-didnt-know-about/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-the-sphinx-speaks-11-de-grote-kloof/