Cor Hendriks – De Boterheksen (6): Boter maken met de duivel
Devil churning butter with stolen milk at Lohja Church (foto Helsinki Corpus Festival)
De Boterheksen (6): Boter maken met de duivel
Dit artikel is een uitbreiding van de eerste aflevering over de boterheksen https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-boterheksen-(1)-de-vlinder/. Daarin lazen we dat de oudste bronnen voor verhalen over boterheksen te vinden zijn bij Burchard van Worms, die in de 11e eeuw vrouwen veroordeelde, die geloofden melk te kunnen stelen door toverij, en Gerald van Wales, die circa 1180 berichtte van een oud bijgeloof, dat oude vrouwen (vetulas) in Wales, Ierland en Schotland zich transformeren in de gedaante van een haas, aan de koeien uiers zuigen om de melk van anderen op occulte wijze weg te nemen.
Op het internet vond ik op de site medieval.eu het artikel ‘Churning Butter with the Devil’ uit 2016 (https://www.medieval.eu/churning-butter-devil), waarin deze gegevens zijn opgenomen en wordt voort geborduurd op het motief van de haas, waarin vrouwen zich veranderen om ongezien de melk van de koeien van hun buren te stelen. Dit motief werd later in enigszins andere vorm gevonden in een gedicht door Robert van Brunne in Manel de Péches, gedateerd rond het begin van de 14e eeuw. Nog iets later, tussen 1330 en 1350, werd het motief bewerkt door Magister Mathias in zijn handboek voor preken, Homo Conditus. Mathias was de vriend en biechtvader van Sint Bridgit van Vadstena en is wijd gekopieerd en gelezen in zowel Zweden als Denemarken. Gedacht wordt, dat het motief werd overgebracht van hier naar de vele iconografische weergaven, die we aantreffen in laat middeleeuwse muurschilderingen in kerken.
Al met al zijn meer dan 63 muurschilderingen bewaard in Deense, Zweedse en Finse kerken, die de morele fabel weergeven, klaar om te worden bestudeerd door een ieder die van plan is melk (rijkdom) te stelen van haar buren of meer in het algemeen hun ‘melkgeluk’. De oudste er van is van rond 1420, terwijl de jongste rond 1520 wordt gedateerd. Het motief wordt ook gevonden in enige kerken in Noord Duitsland. Echt interessant is de concentratie van het motief rond grote exportcentra van boter Mälarn (Stockholm), Gotland (Visby) en Seeland (Kopenhagen). Vermoedelijk waren edelen en kerkautoriteiten in deze gebieden meer dan zwaar geïnvolveerd in de boter export. Het is waarschijnlijk, dat dit een graduele ontwikkeling was van meer gespecialiseerde agrarische productieprofielen onder sommige middeleeuwse boeren, wat sociale stress kan hebben veroorzaakt. Andere bronnen (belastinglijsten) wijzen naar het bestaan van belangrijke economische ongelijkheid in de laat middeleeuwse boeren samenlevingen rond Kopenhagen, een belangrijk export centrum. Op zijn beurt kan dit alles hebben bijgedragen tot de ontwikkeling van lokale vijandigheid tussen verschillende typen boeren. Vitriool kan dan zijn uit gesproeid op dit vuur door de algemene vrouwen haat geuit door prelaten plus het algemene gevoel van machteloosheid onder de mensen in het dorp, uitgesloten als ze waren van de traditionele kennis van hun melkmeiden en huisvrouwen. Geen wonder, dat het motief later opdook in de 16e en 17e-eeuwse handboeken, gebruikt in de vervolging van heksen.
Er is geen twijfel. dat er een bijzondere verbinding is tussen vrouwen en zuivel vee op een middeleeuwse boerderij. Dit was ontwikkeld door ervaring, maar ook gevoed door vaardigheden doorgegeven van moeder op dochter (samen met de koeien). Zulke vaardigheden zouden kennis inhouden van hoe de koeien correct te voeren. Maar je moet ook een goed oog hebben voor koeien en in staat zijn hen te lezen. Koeien kunnen hun melk tegenhouden als ze de melkmeid niet vertrouwen. Ten tweede moet je ook wat basaal geluk hebben. Meer dan iets was dit gedocumenteerd in de vele spreekwoorden, die de ronde doen. ‘Beter één koe dan twee onwillige’, ‘De melk zuurt zelden voor de vrouw, die naar zoetheid zoekt’ of ‘Beter goed botergeluk dan een zure haring,’ schrijft Janken Myrdal. Uit een latere tijd zijn talloze folkloristische verhalen over hoe je botergeluk te verzekeren door allerlei soorten talismannen in de karn te gooien, karnen op donderdag (Thors dag), de melkgereedschappen maken uit het hout van de lijsterbes, enzovoort.
Dus mannen waren afhankelijk van vrouwen voor het verschaffen van een van de belangrijke “geldkoeien” in de middeleeuwse agrarische economie. Tegelijkertijd hing het succes van deze vrouwen af van een “traditionele kennis”, die in feite onbekend was aan de – in deze zaak – onervaren mannen. Tenslotte kan een succesvolle boer met een competente melkmeid in de familie ook het object van de jaloezie en wantrouwen worden in een boerensamenleving, die in de basis was gebouwd rond “het beeld van beperkte goederen”. Een dergelijke situatie was misschien rijp voor drama.
Het is waarschijnlijk in deze context, dat we het wijd verspreide motief van de “Melkmeid van de Duivel”moeten begrijpen, dat gevonden kan worden in biechtboeken van de 11e eeuw, literaire teksten van de 14e eeuw en muurschilderingen in laat middeleeuwse kerken van de 15e eeuw.
Volgens deze folkloristische verhalen kunnen duivels een rol spelen, zowel wanneer meiden de koeien melken als tijdens het karnen. Een gelukkige melkmeid kan gewoon iemand zijn, die de vermoeiende taak van het melken van de koeien bespaard is gebleven. In plaats daarvan werd het melken gedaan door een duivel of haarzelf vermomd als een zuigend dier stelend van de koe van iemand anders. Deze melk werd uitgespuugd in de karn, die de duivel vervolgens de vrouw hielp te bewerken. Tot slot vormde de duivel de boter in een kegel. Op het eind kreeg de vrouw een harde straf van de duivel voor het stelen van haar “melkfortuin” van haar minder slimme buren.
Vrouw en duivel karnen boter (foto dannemorabygden.se)
Op de site http://www.dannemorabygden.se/vapenhus.htm zien we vergelijkbare afbeeldingen, die een afzonderlijke beschrijving hebben. De bovenstaande afbeelding is getiteld ‘Vrouw en duivel karnen boter’ en heeft als beschrijving: een vrouw heeft trouw gezworen aan de duivel om toegang te krijgen tot de melk van de buurman. Een melk stelend wezen, genaamd melkhaas, beer, puke of iets dergelijks, wordt naar de koeien van de buurman gestuurd. Dit is een relatief veel voorkomend motief in laatmiddeleeuwse kerkschilderijen. Het motief behoort tot de waarschuwingsmotieven, die vaak voorkomen op schilderingen uit de Middeleeuwen. Deze bevonden zich meestal in het arsenaal. Als een serie zet het motief zich voort in “de vrouw, die bereden wordt door de duivel”
Vrouw met botertop en duivel (foto dannemorabygden)
De vrouw, die bereden wordt door de duivel, heeft als titel “Vrouw met botertop en duivel”. Een naakte vrouw houdt een grote botertop vast. Ze wordt bereden door een duivel, die haar afranselt met een gesel. Een andere duivel drijft haar met een stok. De afbeelding is een voortzetting van het motief met de boterheks (= vrouw en duivel karnen boter).
“Vrouwen en Demonen in de Laatmiddeleeuwse Muurschilderingen in de Kerk van Espoo (Finland)” is de titel van het artikel van Katja Fält (in Mirator, 18 januari 2017), dat tot doel heeft laat middeleeuwse muurschilderingen in de kerk van Espoo te onderzoeken, die vrouwen bevatten met een of andere vorm van diabolische entiteit. Van de vijf door haar besproken onderwerpen zijn er twee voor ons hier interessant: het melken en het karnen. De melk scène in Espoo toont een vrouw met een koe en een mans grote demon met hoorns, hoeven en een staart, die toeziet op het werk. Onmiddellijk boven de vrouw, die een koe melkt, is een andere vrouw te zien, die op een bezem rijdt en een beursachtig object in haar linkerhand en een hoorn in haar rechter.
Espoo Church, milking scene with a Journey to Blåkulla (foto Katja Fält)
Op de Zuid zijde van de kerk gaat de melk scène voort met een afbeelding van een demon, die vrouwen assisteert bij het karnen van boter.
Espoo Church, churning scene (foto Katja Fält)
De afbeeldingen in de kerk van Espoo zijn aangebracht rond 1510 door een groep van anonieme schilders, die ook in andere vroeg 16e eeuwse kerken van Zuid Finland muurschilderingen heeft uitgevoerd. Afbeeldingen, die diabolische wezens weergeven zijn in het geheel niet buitengewoon in laat middeleeuwse muurschilderingen in Finland, noch in de Noordse landen , maar ze werden alleen meer algemeen in de laat middeleeuwse periode. Diabolisch (van Latijn diabolus) refereert in een religieuze context aan een of andere vorm van een gepersonifieerd kwaadaardig wezen of boze geest en wordt hier begrepen als relaterend aan zo’n kwaadaardig wezen. De eerste beelden, die vrouwen en demonen tonen op Finse middeleeuwse muurschilderingen kunnen worden gedateerd tot de 1470’er jaren, terwijl het merendeel van demon motieven in de vroeg 16e eeuwse kerken zijn.
Op het middeleeuws platteland van Finland was zuivelproductie in de handen van vrouwen. Deze dagelijkse taak schijnt te zijn afgebeeld in het vierde gewelf van de Noord zijbeuk van Espoo. Een melk scène in Espoo toont een vrouw met een koe en een mans grote demon met hoorns, hoeven en een staart, die toeziet op het werk. Onmiddellijk boven de vrouw, die een koe melkt, is een andere vrouw te zien, die op een bezem rijdt met een beursachtig object in haar linkerhand en een hoorn in haar rechter. De demon afgebeeld in de melk scène schijnt te wijzen met zijn linkerhand naar de vrouw. Op de Zuid zijde van de kerk gaat de melk scène voort met een afbeelding van een demon, die vrouwen assisteert bij het karnen van boter. Hier is het centrale motief de karn. Rechts er van is een vrouw op blote voeten met lang haar een hoofdtooi, een lange jurk en een schort bezig met karnen en aan de linkerkant is een glimlachende demon met hoorns, hoeven en een staart de vrouw te helpen door de karnstok vast te houden. De grote botertop rust op een houten statiefcontainer en vijf andere botertoppen zijn te zien boven de vrouw en de demon. Er zijn ook twee kleine dieren, die drinken van of spugen in de kuipen.
De aanwezigheid van het diabolische geassocieerd met vrouwen in deze motieven zet onschuldige huishoudtaken om in niet zo onschuldige. De aanwezigheid van het diabolische in de schilderingen is wat op de eerste plaats weggeeft, dat de scènes handelen over een of andere vorm van twijfelachtige actie. Daarentegen schijnen ze aan te geven, dat sommige sociale codes worden overtreden. In dit geval lijkt de overtreding te wijzen in de richting van stelen. De daad van stelen in niet noodzakelijk evident in de afbeelding, maar wordtn geïmpliceerd op een subtielere wijze, namelijk door een dier verantwoordelijk voor de daad van stelen in het beeld te plaatsen. In Finland staat het dier bekend als para. Het is vaak niet gespecificeerd in uiterlijk, maar in zowel literaire als visuele weergave neigt het er toe beschouwd te worden als een haas of een kat. In een andere vroeg 16e eeuwse schildering in Lohja kerk is de para te zien, die drinkt uit een kom in de melk scène.
Portiek van de Kalanti kerk, melken en karnen (foto Heikki Hanka)
De notie, dat een of ander soort van bovennatuurlijk object werd gebruikt bij het stelen heeft een literaire traditie van zichzelf en het motief verschijnt in middeleeuwse collecties van preek exempla. Exempla kunnen worden gedefinieerd als korte illustratieve verhalen, die de priesters konden gebruiken om leerstellige punten in preken te verhelderen. In het 14eeeuwse middeleeuwse Engelse devotionele werk Handlyn Synne (= Omgaan met zonde) door Robert Manning of Brunne wordt een bovennatuurlijk object gebruikt om melk te stelen vermeld. In dit geval is het object een behekste koe zuigende zak, waarin het mogelijk was de van haar buren gestolen melk te verzamelen. De zak wordt in het algemeen beschreven als een leren zak, waarin het mogelijk was melk te op te vangen. Hetzelfde fenomeen, melk verzamelen met behulp van zakachtige lichamen, wordt gemeld in Homo conditus, een collectie preek exempla door de Zweedse theoloog Magister Mathias in het midden van de 14e eeuw. Dit verhaal is opgenomen in de Index Exemplorum van Frederic Tubach als een ‘Heks met koe melkende zak’. Bovennatuurlijke assistentie benadrukt hoe het melken wordt gedaan met hulp van buiten, in dit geval een bovennatuurlijk schepsel gebruikend, dat de melk steelt en die dan uitbraakt in de kom.
Het karnen was zelf geassocieerd met magie, aangezien boter werd gebruikt als een basis in medische en magische recepten; de productie van boter uit melk werd gezien als een gevoelig proces, magisch in zichzelf, en het succes er van kon worden bedreigd door de tussenkomst van boze geesten. In de 11e eeuwse canon wet en in de Decreta door Burchard van Worms vinden we een referentie aan de diefstal van melk door bovennatuurlijke middelen: “Heb je gedaan wat zekere vrouwen gewoon zijn te doen, die geloven, dat ze met de hulp van de duivel de overvloed aan melk en honing van hun buren kunnen nemen en die voor zichzelf gebruiken, voor hun dieren, of voor wie ze ook willen?”
In een platteland context zou diefstal het overtreden van sociale codes hebben betekend. Een boerenhuishouding werd beschouwd als een eenheid, waarin het werk, dat werd verricht, het algemene goed ten goede kwam. In zo’n context zou de tussenkomst van iets wat als kwaadaardig wordt gezien serieuze consequenties hebben gehad. Het demonisch wezen in de afbeeldingen van melken en karnen brengt een onheilspellend aspect naar de taken, wat wordt benadrukt door de paradigmatische relatie tussen de vrouwen en demonen. Echter een ander bovennatuurlijk element wordt geïmpliceerd in de melk scène door een vrouw met een bezem erboven te plaatsen, alsof ze vliegt. In Noordse middeleeuwse muurschildering motieven, die vrouwen vliegend op bezems, soms met demonen, representeren, stelt gewoonlijk de mythe van de ‘Reis naar Blåkulla’ voor. In een andere laat 15e eeuwse representatie van de Blåkulla in de portiek van Kalanti kerk is een vrouw te zien, die op een bezem rijdt met een demon. Een andere grote demon, die op een berg staat en ongetwijfeld Blåkulla representeert, is ook op de afbeelding te zien.
In de Noordse context is het centrale grondbeginsel van de mythe, dat sommige vrouwen reizen (gewoonlijk door te kunnen vliegen) naar een locatie, genaamd Blåkulla, Blaakolden, of Bloksberg (of Kyöpelinvuori in Fins, https://nl.wikipedia.org/wiki/Ky%C3%B6pelinvuori), die vaak wordt opgevat als een berg in een ver land of op een eiland. De Blåkulla [= blauwe berg] verhalen bevatten elementen van reizen in de andere wereld. Carlo Ginzburg heeft de mythe gerelateerd aan oude sjamanistische tradities in origine afkomstig uit een Euraziatische onderlaag, gekarakteriseerd door de productie van een extatische staat ,waarin personen zichzelf visualiseerden als magische reizen door de lucht makend om geneeskrachten te verkrijgen of om te vechten tegen vijandige wezens. In de vroeg 15e eeuwse Noordse verslagen is Blåkulla voornamelijk een algemene plek van gevaar. Algemeen werd Blåkulla verbonden met de notie van de heksensabbat wat een Saturnus feest ter ere van de duivel was, waarin vrouwen een oraal of zelfs fysiek pact met de duivel maakten. Het was de antithese van de ordelijke samenleving en geaccepteerd gedrag. In de Noordse context verschijnt het sabbat scenario reeds rond 1300. Het concept van een diabolisch pact werd een belangrijke vorm van gedeelde discours, een Europa brede metaforische taal, die beelden inhield van mensen als agenten van de duivel. Ook benadrukt het de associatie van georganiseerde diabolische activiteit in het bijzonder met vrouwen.
Mitchell heeft beargumenteerd, dat deze verschillende motieven, melken, karnen en de Reis naar Blåkulla onderdeel zijn van een wijdverbreid geloof systeem, dat het concept van de ‘melk stelende heks’ adresseert en visualiseert. Deze mythe bestaat uit diverse delen, die elementen bevatten, die gezien worden als op de een of andere wijze ‘magisch’. In de Europese context waren beelden, die vrouwen en demonen tonen of vrouwen aanvielen als vatbaar voor de verleidingen van demonen, onderdeel van de constructie van een ‘heks’. Bijvoorbeeld het concept van de ‘vliegende heks’ was een essentieel onderdeel van de iconografie van hekserij. Hekserij activiteiten werden algemeen geassocieerd met seksualiteit en met vrouwelijke seksualiteit in het bijzonder. Dit had te maken met de vrees voor vrouwelijke seksualiteit en de vrees voor vrouwen, die de samenleving bedreigen.
Lohja Kerk, melken en karnen (foto Heikki Hanka)
Het karnen en Reis naar Blåkulla verwijzen allebei naar seksualiteit van een seksuele relatie tussen de vrouwen en demonen. In Espoo steekt de staart van de demon op een enigszins fallische wijze uit in de zowel de melk als de karn afbeeldingen, maar vooral bij het karnen. In sommige West Europese afbeeldingen heeft het karnen een sterke seksuele insinuatie en er is soms gesuggereerd, dat stampen een analoog zou kunnen zijn voor penetratie. In de portiek van Lohja kerk toont een schildering, die vrouwen melkend en karnend afbeeldt, twee duivels in enigszins erectiele posities. Geen seksuele organen zijn zichtbaar en de andere demon lijkt in feite een of andere soort van fles voor zich te houden, maar de insinuerende houdingen en plaatsing van de handen van de duivels lijkt te suggereren, dat de relatie tussen vrouwen en duivels vleselijk wordt geacht. De seksuele insinuatie lijkt de paradigmatische natuur van de relatie tussen vrouwen en demonen te benadrukken. Gemeenschap met de demon werd vaak beschouwd als fysiek. Vrouwen hadden seks met de demon, aldus de weg voor hen vrij makend om heksen te worden. Dit discours schijnt te worden onderstreept door de schildering, die vrouwen afbeeldt als rijdend op een bezem boven de scène met een demon en een melkvrouw. De bezem in de afbeeldingen van het vliegen kan worden geïnterpreteerd als fallisch, aldus seksueel symbolisme toevoegend. Er was ook de associatie tussen rijden en ongecontroleerde seksualiteit.
Tot zover het artikel van Katja Fält, dat voortgaat met het behandelen van andere afbeeldingen in de kerk van Espoo, die niets met karnen en melken te maken hebben, zoals kletsen in de kerk door vrouwen en het roddelen van vrouwen, waarbij eveneens demonen aanwezig zijn.
Laat middeleeuwse muurschildering uit Zweden (1)(foto abedeverteller)
Op het internet zijn diverse afbeeldingen van de karn scène te vinden. Op de bovenstaande muurschildering uit Zweden zien we een vrouw bezig met karnen. Ze wordt bestuurd door een kleine duivel, die op haar rug zit en in haar oor fluistert, terwijl een grote duivel meehelpt met karnen met zijn linkerhand aan de karnstok. Naast de heks staat een kuip waarin een katachtig dier melk uitbraakt.
Laat middeleeuwse muurschildering uit Zweden (2) (foto abedeverteller)
Op de bovenstaande afbeelding, eveneens uit Zweden, zien we een vrouw (naar ik aanneem), die met een mans grote duivel een botertop aan het maken is, terwijl op de voorgrond een haas melk uitbraakt in een kuip. De duivel heeft drie gezichten, een tweede op zijn onderlijf van voren en een derde van achteren met een lange slangentong.
Medieval Fresco of a woman churning Butter with the Devil, Tingsted church, Denmark, circa 1480 (foto Pinterest)
Op de bovenstaande afbeelding uit Tingsted kerk in Denemarken (rond 1480) zien we weer de karnende vrouw met de mans grote demon, die de karnstok vasthoudt met zijn linkerhand en in de rechter een kuip met melk om in het karn vat te gooien.
Albertus Pictor – Milk hare milks cow calmed by devil, mural decoration in the Swedish church of Osmo, Sodermanland, painted circa 1470 (foto Malcolm Jones)
Op de bovenstaande afbeelding uit de Zweedse kerk van Osmo in Sodermanland, geschilderd rond 1470 door Albertus Pictor, zien we een koe, die wordt vastgehouden door een grote duivel, zodat een haas ongestoord aan de uier van de koe kan zuigen.
Smörtopp, Uppland, Söderby Karl (Foto Lennart Karlsson)
Op de bovenstaande afbeelding uit het Zweedse Uppland zien we een vrouw bezig een grote botertop te maken op een statief container geholpen door twee duivels.
Västra Vemmerlöv church, Trelleborg, Sweden (foto Wikipedia)
Op de bovenstaande afbeelding uit de Västra Vemmerlöv kerk uit Trelleborg in Zweden zien we een karnende vrouw, geholpen door drie duivels. Eentje zit op haar rug en bestuurt haar. De twee andere verrichten onduidelijke activiteiten. De linker lijkt melk aan te dragen. Naast hem is een vrouw bezig met een plumeau een duivel te ranselen op zijn kont, zodat de druppels er vanaf spatten.
Butter churning in Tuse Church in Denmark (foto Wikipedia)
Op de bovenstaande afbeelding uit Tuse kerk in Denemarken zien we een karnende vrouw met twee duivels, een die haar bestuurt van achteren haar vasthoudend bij de schouder, terwijl de andere met beide handen de karnstok vasthoudt.
Devils pollute the butter, mural decoration in the church of Gjerrild, Denmark, painted circa1500 (foto Malcolm Jones)]
Op de bovenstaande afbeelding zien we een karnende vrouw met drie duivels, waarvan een haar van achteren bestuurt, terwijl de andere twee onduidelijke activiteiten verrichten. De titel van Malcolm Jones, namelijk dat de duivels de boter bederven, is niet duidelijk uit de afbeelding. Dat de ene schijt in de karnton, hoeft niet op bederven te duiden, want dit kan de methode van de magische vermenigvuldiging van de boter zijn. Onduidelijk is ook wat de ronde bollen in de mand zijn. Zijn dit bollen boter, die de duivel met zijn hand in de karnton maakt?
Heksen krijgen poeder van de Duivel, Uppland, Yttergran (foto Lennart Karlsson)
Op de bovenstaande afbeelding uit het Zweedse Uppland, zien we een onderdeel van wat Katja Fält noemde de Reis naar Blåkulla. Hier zijn de heksen op hun bezems gearriveerd op Blåkulla voor de opperduivel, die een grote hoorn heeft met poeder, waarmee hij de hoorns van de heksen vult. Deze poeder is om schade toverij te verrichten. De in 1621 in Ulm terecht gestelde weduwe Anna Ilg bekende onder meer, dat op de ‘bijeenkomst’ de duivel haar een zwart poeder had gegeven, waardoor, toen ze het in de duivels naam in de lucht had gestrooid, de volgende morgen een grote rijp was ontstaan. Bijna een schoen dik, die de wouden had verdorven. Daardoor was het vee gestorven en bovendien was daardoor onweer en hagel ontstaan [Wolf, 1994, p. 369]
Volgens Guazzo in zijn Compendium Maleficarum uit 1626 bekenden de heksen, ‘dat ze op de sabbat of wanneer ze wilden hagelstormen maakten om de vruchten van de aarde te treffen. Voor dit doel sloegen ze volgens hun bekentenissen water met een toverstok en dan gooien ze in de lucht of in het water een of ander poeder, dat Satan aan hen had gegeven. Op deze wijze werd een wolk verheven, die naderhand veranderde in hagelstenen en vielen, waar ook de heksen wensten. Wanneer water ontbrak, gebruikten ze hun urine’ [Robbins, 1965, p. 487].
Het idee van schadelijke poeders gaat ver terug. Bisschop Agobard (†840, zie https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-onweerheksen/) keerde zich tegen degenen, die Hertog Grimald verantwoordelijk hielden voor het zenden van tovenaars om schadelijke toverpoeders te gooien in de velden, wouden en stromen, toen de ossen van de kleine boeren in het bisdom getroffen waren door een epidemie [Caro Baroja, 1964, p. 55f].
Het vernietigen van de gewassen geschiedt door demonen. De anonieme schrijver van de Errores Gazariorum (circa 1440, zie https://fr.wikipedia.org/wiki/Errores_Gazariorum) spreekt over een poeder, op diabolische wijze bereid, dat wanneer uitgespreid over gecultiveerd land zich gedraagt in de vorm van een offer aan de duivel. ‘Ze zeggen dat [dit poeder] onvruchtbaarheid veroorzaakt en dat de duivel, vanwege dit offer, de vruchten van het land, waarover de poeders zijn uitgestrooid, opvreet [Kieckhefer, 1976, 83].
Volgens inquisiteur Jaquier (1458) krijgen de ketters in hun duivels synagogen van Satan allerlei tovermiddelen en zijn verplicht daarmee hun medemensen op alle mogelijke wijze te schaden met ziektes, waanzin, sterven van mens en dier, mannelijk onvermogen, vrouwelijke onvruchtbaarheid, bederving van het zaad en andere goederen [Soldan Heppe, I, p. 169].
Toen Marguerite Valtrin werd gevraagd wat ze deed, nadat haar meester Pantoufle haar naar de sabbat bracht, antwoordde ze, dat ‘sommigen dansten, anderen speelden en deden wonderlijke dingen, en wanneer ze weggingen gaven hun meesters hen poeders om mensen en dieren te doden, hen manend dit te doen’. (Rebeuville, 1553) [Briggs, 1991, p. 39]
Vrouwen, die bekenden, beweerden soms, vaak zonder duidelijke aanleiding, dat ze hun man hadden gedood. Hun verantwoordelijkheid voor het verschaffen van eten en drinken maakte het al te gemakkelijk om te verklaren hoe ze een giftig duivels poeder hadden toegediend. Marguitte Laurent zei, dat ze poeder in haar mans soep had gedaan, nadat hij haar met de vuurtang een pijnlijke klap op het hoofd had gegeven. Na toe te voegen, dat zeo ok haar neef had gedood, ging ze voort met het vragen om haar eigen veroordeling met de woorden, ‘dat het hoog tijd was dat ze haar ter dood brachten, gezien het grote aantal misdaden, die ze gepleegd had in de afgelopen twintig à dertig jaar’. (Brehimont, 1611) Nog pathetischer is Marguitte Digard, die bekende haar meesters instructies te hebben gevolgd door zwarte poeder te doen in de soep van haar bedlegerige echtgenoot, aangezien ze zag, dat ze hem en hun kinderen niet meer kon voeden (Raon, 1608) [Briggs, 1991, p. 229].
Kvinna och djävlar kärnar smör, Uppland, Österlövsta (Foto Lennart Karlsson)
Op de bovenstaande afbeelding zien we een karnende vrouw met op haar rug een duivel, die haar bestuurt, terwijl een grote duivel met beide handen meehelpt met het karnen. Op de grond zit een haasje.
Woman working the churn with devil, Vejlby Church, Randers Denmark (foto British Fairies)
In het koor, aan de Noordzijde, is een afbeelding te zien waarin twee vrouwen boter karnen omringd door duivels. Twee hiervan dragen een vat, dat iets kan bevatten, dat in de boterkarn moet worden gegoten. De vrouw met blote borsten probeert met rijshout en gesel de duivels weg te jagen (https://denstoredanske.lex.dk/Vejlby_Kirke_-_Aarhus).
Op Facebook (https://www.facebook.com/333661528320/photos/the-devils-milkmaid-article-by-karen-schousboe-about-the-widespread-theme-of-mil/10153523972243321/) van Suppressed Histories Archives uit 2016, waar verwezen wordt naar het artikel “The Devil’s Milkmaid” van Karin Schousboe (dat ik niet heb kunnen vinden), wordt over de afbeelding gezegd “Ik ben gefascineerd door de vrouw met blote borsten, die naast de karnvrouw staat en bosjes kruiden omhoog houdt (hoewel de linkse, die lijkt op klis of misschien bloemen een knobbelig handvat heeft).
Volgens een commentator, Kit Cooley, kan dit een kardoen distel zijn, wat een van de plantaardige stremsels was, gebruikt om kaas te maken. Onze lieve vrouw bedstro (kleefkruid) was een andere. Er zijn meer planten, die werden gebruikt, maar deze schoten Kit te binnen.
Probleem met dit laatste is, dat er geen kaas, maar boter wordt gemaakt, dus strem kruiden zijn niet aan de orde. Wel valt mij de overeenkomst op tussen de tak in de linkerhand en de door mij tot plumeau gedoopte gesel in de hand van de tweede vrouw op de afbeelding in de Västra Vemmerlöv kerk. De opmerking boven over het knobbelige handvat geldt voor allebei de takken, die de vrouw vasthoudt, dus misschien zijn het geen planten, maar gesels. Dit wil nog steeds niet zeggen, dat de vrouw met de blote borsten, zoals zojuist gesteld, bezig zou zijn met het wegjagen van de demonen. Ook zij hoort bij het demonisch gezelschap, net als de vrouw in de Västra Vemmerlöv kerk, die de duivel afranselt, waarbij het ‘zweet’ van hem afspat. Duivels zijn uiteraard omgekeerd in velerlei opzichten aan ‘normale’ mensen. Zo vinden ze pijn fijn, naar ik aanneem. Maar zoals we boven de duivel in de karnton zagen schijten, wat geluk voor de karnvrouw moet brengen, zo is waarschijnlijk ook het ‘zweet’ mogelijk bevorderlijk voor het karnen. Boven zagen we de duivel met een fles in de Lohja kerk, waarvan de betekenis niet duidelijk werd gemaakt. Maar gezien het gebaar is het duidelijk, dat de duivel vloeistof er uit toevoegt aan de karn inhoud, uiteraard om de hoeveelheid boter te vergroten.
Uit het latere sagen materiaal komt naar voren, dat de heksen om de boter te vermeerderen dauw gebruikten, die ze op een bepaalde dag van het jaar van de velden van hun buren afstreken. Ze gebruikten een touw of doek om de dauw te verzamelen en knepen, die uit in een kruik en bewaarden het in een fles, zoals uitgebreid verteld (zie https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-boterheksen-2-de-melkdieven/ en ook https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-boterheksen-5-het-melken-van-een-bijl/). In die verhalen zagen we, dat de heks enige druppels uit de fles toevoegde aan haar melk om zo de boter van haar buren te stelen.
Om terug te komen op het schijten van de duivel. Het schijten van de duivel op de sabbat is te zien op de afbeelding van de heksensabbat op de Brocken. Onderaan zien we een pot, waarin een (de) duivel zijn drollen met veel geweld schijt [afbeelding van de Douce Collection, Bodleian Library, Oxford, op achterflap van Robbins 1965]. Ook op de kopergravure van Michael Heer (†1661) van de ‘Heksensabbat op de Bloksberg’, die dezelfde inhoud heeft in een heel andere opzet, maar waarvan de linkerzijde overeenkomst vertoont met de eerste prent, heeft links vooraan dezelfde schijtende duivel (alleen lijkt hij naast de pot te pissen) [Aabeelding bij Soldan-Heppe I,. p. 284].
In sagen komen we tegen dat de hulpdieren, die de melk stelen, niet alleen deze uitbraken, maar soms uitschijten. In Baden is het de Knöpflekröte, die Knöpfle schijt, die de heks boter verschaft, en die de ‘duivel’ is, zoals in Saksen als Quarkdrache, in Sleeswijk als Roggenkatze. Een oude vrouw uit Sleeswijk Holstein had een huisgeest op zolder, waartegen ze maar hoefde te zeggen: ‘Matt’n schiet Bodder’. [Eckstein, in HDA I, 1732; de Knödelhund in de Oberpfalz]. In de boterpot van de boterheks te Wagnitz zit een Muggel (pad). In Lenzen in Brandenburg verkrijgt een boterheks met een gevorkte hazel twijg, waaraan een pad in de bast is ingesneden, veel boter. In Fleischwangen in Zwaben slaat men, wanneer er bij het boteren geen boter komt, een pad dood en hangt die op in de stal. De Hildesheimer boterheks heeft een Düweletgen, dat wil zeggen een pad. [HDA I, 1729] In een Gruober heksenproces uit 1653 zit de duivel als pad op het Schmalzfaß (botervat). Volgens een Nedersaksische sage zit die pad in de boterpot of onder het botervat en spritzt in de Oberpfalz boter in de pan, maar in een Zwitserse versie chotzet ein Hund Anken (kotst een hond boter). HDA I, 1733 ] Nedersaksische volkssagen berichten, wat reeds in de Simplicianische Galgen Männlin wordt verteld, dat heksen in de boterpot padden legden; de boter neemt dan nooit af, die zetten ze in het botervat, dan ontstaat snel en moeiteloos de mooiste boter[Bächtold Stäubli, in HDA V, 615]. In een Zweedse sage krijgt een boerenknecht van zijn bazin een klont boter in zijn pap geserveerd tot zijn verbazing, want ze heeft geen koe. Een keer daarna ziet hij een kat komen als de vrouw roept; het beest schijt een klont boter in de pappot [Klintberg 2010, 292 type P7].
Referenties
HDA = Handwörterbuch des deutschen Aberglaube
Bauer, Max (heraus gegeben), Soldan Heppe: Geschichte der Hexenprozesse, Band 1, Hanau M, derde druk (Reprint Yugoslavia).
Briggs, Katharine M., A Dictionary of British Folk tales in the English language, London, 1991.
Caro Baroja, Julio, The World of the Witches, London, 1964 (Madrid, 1961).
Kieckhefer, Richard, European Witch Trials. Their Foundations in Popular and Learned Culture, 1300 – 1500, Berkeley, Los Angeles 1976.
Klintberg, Bengt af, The Types of the Swedish Folk Legend, Helsinki, 2010 (FFC, 300).
Robbins, Rossel Hope, The Encyclopedia of Witchcraft and Demonology, London, 1965 (= NY 1959).
Wolf, Hans Jürgen, Hexenwahn, Hexen in Geschichte und Gegenwart, Bindlach, 1994 (= 1989).
Voor wie meer wil weten over vrouwen en duivels op afbeeldingen in de Espoo kerk is hier de PDF van het artikel van Katja Fält.
PDF
Katja Fält –Women and demons
Meer informatie
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-boterheksen-(1)-de-vlinder/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-boterheksen-(2)-de-melkdieven/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-boterheksen-(3)-uit-ieder-huis-een-drupje/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-boterheksen-(4)-hulpduivels/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-boterheksen-(5)-het-melken-van-een-bijl/
Plaats een reactie