Willy Hemelrijk – Pamela Hemelrijk, mijn Privé Columniste + Syp Wynia – Selectie uit Columns van Pamela Hemelrijk + Frank Karsten – In Memoriam, Pamela Hemelrijk, 1947 – 2009

Pamela Hemelrijk, mijn Privé Columniste

Tien Jaar Geleden, op 28 september 2009, overleed Journaliste en Columniste Pamela Hemelrijk, Stilistisch Talent en Dwarse, Bevlogen Verslag Gever, Al Tijd Gedreven door Recht Vaardigheid. Pamela Hemelrijk was Relatief Onbekend in haar Eigen Geboorte Stad Amsterdam, maar als Columniste van het AD des te Bekender in Rotterdam. ‘

Your Sister seems to Be A Celebrity Here’, hoorde haar Zuster Willy. Wynia’s Week Her Denkt Pamela Hemelrijk, 1947 – 2009, Ook met Columns en citaten uit haar werk.

Nog een Hele Poos nadat Pam Plotseling Dood was , Hart Aan Val, Onverbeterlijke Ketting Rookster, Zocht mijn Hand de Telefoon als ik de Krant zat te Lezen. Ze was mijn Zus. Jaren Lang had ik een Soort Privé Columniste aan haar Gehad, want we Belden Elkaar ’s Morgens Vaak op en Bespraken dan het Nieuws.

Ze kon Dan tegen mij naar Harten Lust Complot Theorieën Ontvouwen, die Niet Hard Genoeg werden Om de Krant teHhalen. Ze is Al Tien Jaar Dood, maar ik zit Hier Nog Steeds te Wachten tot bij Voor Beeld Uit Komt waar om de Autoriteiten na de Vuur Werk Ramp die Hele Wijk in Enschede Hermetisch Af Grendelden en uit het Zicht Hielden met Hoge schuttingen.

Terwijl op TV Alles Nog aan het Knallen was, belde Pam me op. ‘Gaan daar mijn Land Mijnen de Lucht in?’ vroeg ze. Ze lag Toen Al een Hele Poos in de Clinch met Defensie, omdat Niemand Daar haar wilde Vertellen. waar de 30.000 Ondeugdelijke Land Mijnen waren gebleven, waar van Er Af en Toe Zo Maar Eentje Ontplofte.

Een Hand Vol soldaten was Er Door Gesneuveld en Klokken Luider Fred Spijkers was Ontslagen en werd Bedreigd. De Stukken over de Zaak Spijkers, Lees ik Nu op Wikipedia, liggen Achter Slot en Grendel Op Geslagen in een Speciale Ruimte van het Nationaal Archief. Pas in 2026 mogen we Er Misschien bij. Waar die Land Mijnen zijn Gebleven zal Wel Niet Vermeld Staan. (1)

Veel Mensen vonden haar Meningen Extreem, maar O, Wat heeft ze Vaak Gelijk Gekregen. Toen ze Tegen de Oorlog in Irak Fulmineerde bij Voor Beeld. (2) En Toen ze me Bijna Huilend van Woede Op Belde tijdens het Acht Uur Journaal, ter wijl de Dutch Batters door het Beeld Hosten, Eindelijk Veilig uit Srebrenica Ontkomen. ‘Die Arme Mensen in die Enclave worden Nu Af Geslacht,’ zei ze. Maar het heeft Jaren Geduurd voor dat Ook tot de Rest van Nederland Door Drong. (3)

Luizen Baan

Er waren Wel Mensen, die zeiden ‘Ach Wat? Die Pam heeft Toch een Luizen Baan, Twee Keer in de Week Zo’n Stukkie Schrijven?’ Maar die Mensen beseften Niet Hoe Vreselijk Kwaad Pam zich de Hele Week over Alles moest Maken om die Stukken te Kunnen Schrijven. Toen Geen Krant Meer over de Moord in de Beethovenstraat durfde te Publiceren, omdat Het Parool aan de Moordenaar, Van Gasteren, Al Eens 100.000 Gulden had Moeten Betalen wegens Smaad, toen liet Pam een Web Pagina Aan Maken, We spreken Hier van de Jaren 90, om daar op een Open Brief aan de Hoge Raad te kunnen Publiceren en Van Gasteren tot op Nieuw Procederen aan te Zetten. De Vrijheid van Mening Uiting was in het Geding en dat liet Pam Niet over haar Kant gaan.

Onze Oude Vader was Bezorgd. ‘Pam, Straks moet je Je huis Nog Verkopen als Van Gasteren Wint.’ Plotseling was ze Niet Kwaad. Heel Berustend zei ze ‘Dan moet dat maar. Dit is Te Belangrijk.’ Acht Lange Jaren heeft Van Gasteren tegen haar Geprocedeerd, maar ze Won en ze heeft tot haar Dood aan de Prinsengracht Gewoond. Één van mijn Dochters ging een Paar Jaar Geleden Rechten Studeren en vertelde me, dat het Arrest van deze Zaak op College Besproken werd. Pam en mijn Vader waren Alle Bei Al Lang Dood, maar Gelukkig was ik er Nog om Ontroerd te Zijn. (4)

Dronken Bedreigingen

Ik heb de Af Gelopen Weken zitten Gras Duinen in haar Columns. Dat was Extra Leuk, om dat ik er Veel Verhalen in Tegen Kwam over Familie Leden en Vrienden. Ze Voor Zag ze in haar Columns van een Andere Naam en deed Vervolgens Smakelijk Verslag van bij Voor Beeld hun Vecht Scheidingen. Voor Iedereen in hun Om Geving Duidelijk Herkenbaar. In een Paar Zinnen staat Elk Akelig Detail Op Getekend, tot Dronken Bedreigingen Aan Toe. ‘Dat kan ik Rustig Doen,’ zei ze dan, ‘Want Niemand in Amsterdam leest het AD. Niemand komt Ooit zijn Beklag bij me Doen. Ze weten Amper, dat ik in een Krant schrijf.’

Dat vond ze Natuurlijk Ook Wel Jammer. Een Half Miljoen Mensen lazen haar Graag, maar die Woonden Alle Maal in Zuid Holland en die zag ze Nooit. Twitter bestond Nog Niet. Ze was Rechts in Amsterdam, In een Vrij Wel Voll Ledig Linkse Om Geving. Daar In Moest ze Zich Al Tijd Schrap Zetten, Ver bij haar Mede Standers Van Daan.

In Rotterdam

Eén Keer heb ik Gezien, dat ze Wel Degelijk Veel Fans had. In Rotterdam Na Tuurlijk. Maar Toen was ze Zelf Zo Over Stuur. dat dat Hele Maal langs haar Heen Ging. Pim Fortuyn was Dood Geschoten en hij lag Op Gebaard in de Kathedraal van Rotterdam. Pam kon Niet Geloven, dat het Land Niet Met Één Kort en Klein werd Geslagen. Ze zat Thuis Angstig te Wachten op Wat Komen ging. Op Televisie Geen Nieuws of Beelden uit Rotterdam.

Aan het Eind van de Dag zijn we Toen Samen naar die Kathedraal Gereden, om met Eigen Ogen te Zien Hoe het Daar Toe Ging. Om Acht Uur ’s Avonds kwamen we er. aan. Het was Buiten Snik Heet. De Hele Laan naar de Kathedraal was met Hoge Drang Hekken Af Gezet.

Onaf Zienbare Rijen Mensen. Ze stonden Alle Maal Heel Stil en Apathisch te Wachten en Sloegen Helemaal Niks Kort en Klein. Net Toen Wij met Nog een Hoop Anderen wilden Aan Schuiven, werd het Achterste Hek Dicht Geklapt. ‘Acht Uur,’ zei de Politie Agent, ‘De Kerk gaat Straks Sluiten.’

De Mensen Begonnen te Morren. ‘Ik ben Na M’n Werk uit Groningen Hier Heen komen Rijden!’ riep Iemand. Pam stond er Onthutst bij. Ze was Te Erg van Streek om een Grote Mond Op te Zetten. ‘Ga jij Maar,’ zei ik tegen haar. ‘Jij mag Wel naar Binnen. Pak je Pers Kaart.’ De Agent bestudeerde de Kaart en zei ‘Deze Kaart is Al Vier Jaar Verlopen.’ Tot mijn Verbazing deed hij Toch een Stapje Op Zij en Liet haar Door.

Haar Naam golfde Weg

De Menigte om Ons Heen werd Nu Echt Kwaad. ‘O, dus met een Ongeldige Pers Kaart mag dat Mens Wel Zo Maar naar Binnen!’ riep een Mevrouw naast me. ‘Dat was Pamela Hemelrijk,’ zei ik Zacht tegen haar. Toen steeg er Uit de Menigte om mij Heen een Geroeze Moes op. Ik begreep Niet Eens Wat er Gebeurde, maar een Journalist uit Engeland, met Wie we Al Eerder Even hadden Staan Praten, keek Verrast op. ‘Your Sister Seems to Be A Celebrity Here,’ zei hij. Het was haar Naam, die door de Menigte bij mij Van Daan Golfde. (5)

Noten

De Noten Verwijzen naar de Nummering in de Hier Na Volgende  Selectie uit Columns van Pamela Hemelrijk.

Willy Hemelrijk

Wynia’s Week, 28 september 2019

https://www.wyniasweek.nl/pamela-hemelrijk-mijn-prive-columniste/

Selectie uit Columns van Pamela Hemelrijk

(1)

De Vuur Werk Ramp, AD, 22 november 2000

De staat, die doet maar. Vorige week heeft de rechter in Almelo een Enschedese fotograaf veroordeeld tot 1000 gulden boete, omdat hij foto’s van het rampterrein had gemaakt. Zijn eigen atelier had namelijk op dat rampterrein gestaan. En dan heb je bewijzen nodig voor je schadeclaim bij de verzekering. Anders zegt die verzekering: ja, hoor eens, iedereen kan wel beweren dat hij door die explosie een Steinway-vleugel is kwijtgeraakt.

Maar goed; die fotograaf is dus veroordeeld omdat hij de noodverordening had overtreden. Wat heeft de staat het toch gemakkelijk: er voltrekt zich een ramp. De overheid, die in hoge mate medeverantwoordelijk is voor die ramp door als Sinterklaas onrechtmatig vergunningen af te geven aan SE Fireworks, diezelfde overheid kondigt doodleuk een noodverordening af, opdat zij achter oranje dekzeilen ongestoord de sporen van haar eigen wanbeleid kan uitwissen. Er is zelfs een vliegverbod uitgevaardigd om te verhinderen dat onbevoegden luchtfoto’s van de puinhopen zouden kunnen nemen. Een normaal mens zou zeggen: hoe meer foto’s we van dat rampgebied hebben, hoe liever. Des te groter de kans dat we achter de oorzaak komen.

Maar de staat wil niet achter de oorzaak komen, dat is wel duidelijk. De staat wil koste wat kost verhinderen dat de oorzaak aan het licht komt. Niet alleen hebben ze die fotograaf veroordeeld omdat hij zijn eigen huis fotografeerde, ze hebben zijn foto’s ook nog in beslag genomen. Zoiets kon misschien ongestraft in de DDR, maar hier niet, want dit is een rechtsstaat, voor zover ik weet. Als ik die fotograaf was zou ik tot de Hoge Raad doorprocederen om die foto’s terug te krijgen. Ik geef u op een briefje dat ik dat zou winnen. En ik geef u ook op een briefje dat de staat vervolgens meedeelt dat de fotorolletjes helaas bij het ontwikkelen mislukt zijn, sorry. Godallemachtig, wat worden we genaaid.

(2)

De Onder Buik Mens, AD, 7 februari 2003

‘Ik vind die namen altijd zo mooi’, zei de barkeeper verlekkerd. ‘Desert Storm! Enduring Freedom! Geweldig! Wat zouen ze nou weer voor Irak gaan verzinnen Pam? Onder welke naam zal deze operatie de geschiedenis ingaan?’ ‘Wat dacht je van Eternal Slaughter?’ opperde ik. ‘Of Ultimate Destruction? Of beter nog: World War Three? Want die laatste naam lijkt me eerlijk gezegd de grootste kanshebber.’ Maar dat was kennelijk geen sociaal wenselijk antwoord. Hij ging er althans niet op in, en stapte haastig op een ander onderwerp over.

De luchthartigheid waarmee er over die naderende massaslachting wordt gepraat, daar sta ik paf van. Het lijkt wel of ze clusterbommen en pseudo-kernwapens louter beschouwen als nog meer live-entertainment op de tv, waar ze zich nu al op verheugen. Maken ze zich dan helemaal geen zorgen? Hebben ze dan geen spat mededogen met hun Iraakse soortgenoten, die binnenkort met een dood kind onder de arm in dat inferno moeten moeten rondstrompelen – voor zover ze niet zelf dood onder het puin liggen? Blijkbaar niet.

Pas als je hier het verbod op hoofddoekjes ter sprake brengt, of beperking van het asielrecht, dan pas verschijnt er een dodelijke ernst op hun gelaat. Dan zijn ze zwaar geshockeerd. Want opvang in de eigen regio, dat is abject en inhumaan; wie zoiets voorstelt is een minderwaardig onderbuikmens. Marcel van Dam hep het zelf tegen Pim Fortuyn gezegd. Uitmoorden in de eigen regio daarentegen, daar heeft men geen noemenswaardige problemen mee, voor zover bekend. Deze krant opende gisteren met de taalkundig kreupele, maar des te juichender klinkende kop: ‘VS effent oorlogspad’. Onze hoofdredactie kan niet wachten, lijkt het wel, tot het zover is.

In het NOS Journaal van 13.00 uur dook vorige week warempel even Nelson Mandela op, die er net zo over bleek te denken als ik. Hij noemde Bush een levensgevaarlijke gek, die bezig is de wereld in een nieuwe Holocaust te storten. Ik heb toen gewed dat Mandela het 8-uur Journaal uur niet zou halen, en ik heb natuurlijk weer gelijk gekregen. Over het platbombarderen van Servie en Kosovo was ik al zo buiten mezelf, vooral omdat dat ook namens mij gebeurde. Aan elke bom zat bij wijze van spreken een kaartje met de groeten van Pamela. Maar aan het uitbreken van die oorlog hadden wij tenminste part noch deel gehad. Ditmaal echter dreig ik door het westen medeplichtig te worden gemaakt aan een onvervalste aanvalsoorlog! Tegen een regime nog wel, dat dankzij de onbaatzuchtige steun van de VS zo groot en sterk is geworden! Want als Saddam Hoessein over kernwapens beschikt, dan heeft ie die aan de CIA te danken. Wist u trouwens dat er in Nederland ook her en der kernwapens opgeslagen liggen? Het International Atomic Energy Agency heeft dat zelf onlangs op de tv bevestigd. Maar dat schijnt niet in strijd te zijn met het non-proliferatieverdrag, als ik de NAVO goed begrijp.

Ondertussen zitten ze hier in de kroeg nog steeds grapjes te maken. Denken ze nou werkelijk dat zijzelf wel buiten schot zullen blijven? Denken ze nou werkelijk dat Aboe Jaja, als de pleuris in Irak uitbreekt, zal volstaan met belangstellend toekijken? Denken ze nou werkelijk dat al die fundamentalistische moslims die Europa inmiddels herbergt geen terreuroffensief zullen openen om Europa deze streek op eigen terrein betaald te zetten? Ach, wat wil je; ze hebben hun leven lang in een verzorgingsreservaat doorgebracht. Zodat ze zich met de beste wil van de wereld niet kunnen voorstellen dat dood en verderf ooit nog aan hun deur zullen kloppen. Het zijn net schoothondjes, die een donzen mandje gewend zijn, plus driemaal daags Shebavoer uit een porseleinen eetbakje. Die beestjes schijnen ook ieder besef van gevaar te verliezen, en doodleuk de muil van een leeuw binnen te wandelen. Ik wens ze veel sterkte. Ze zullen het nodig hebben.

(3)

Srebrenica, AD, 7 juni 2000

Die verhoren van de commissie Bakker, ik kan die schijnvertoning haast niet meer aanzien, zo wind ik me op. Vijfduizend moslims heeft de Dutchbat-leiding van de compound afgejaagd, terwijl de Dutchbat-leiding met eigen ogen had gezien hoe de moslims buiten de hekken werden afgeslacht. De Dutchbat-leiding deed dat eigener beweging; het Servische leger had er niet eens om gevraagd, maar ja, overste Karremans en majoor Franken wilden graag zo snel mogelijk naar huis. Diverse gewonde en zieke moslims heeft de Dutchbat-leiding gewoon laten doodgaan op de stoep van het Dutchbat-hospitaal, hoewel daar een goed geoutilleerde medische staf zat duimen te draaien. Want de medicijnen, de artsen en de bedden moesten zo nodig vrijgehouden worden voor de eigen mensen (van wie er uiteraard niet eentje een haar is gekrenkt). Vervolgens heeft de Dutchbat-leiding Mladic bereidwillig aan bussen geholpen om 7000 moslimmannen voor een nekschot af te voeren naar het stadion van Bratunac. En toen Karremans ten slotte van kameraad Mladic zijn schemerlamp in ontvangst had genomen (‘Met dank voor de assistentie’), en met kameraad Mladic een glaasje slivovitsj had gedronken op de goede afloop (‘Vooruit; nog eentje dan’), toen zijn onze helden in hun tanks naar huis gereden. Dwars over de vluchtende burgers heen, want die versperden de weg naar moeders pappot.

Genoeg stof tot conversatie, zou je denken. Maar het enige onderwerp van gesprek waarin de commissie-Bakker belang lijkt te stellen, dat is de vraag: waarom is Nederland voor zijn royale bijdrage aan het platbombarderen van Kosovo en Belgrado niet beloond met een plaats in de Contactgroep en de G-7? Dat is, als ik de media tenminste geloven mag, Koks grootste frustratie waar het de ‘vredesmissies’ betreft. Clinton mag hem dan, op de conferentie van centrumlinkse landen, een goedkeurend kneepje in de schouder hebben gegeven, maar Kok wil meer: hij wil een plaats in de Contactgroep. Wat hem ook geweldig dwars zit, blijkt uit de verhoren, dat is dat Solana op 23 maart niet hem, Kok, heeft opgebeld om mee te delen dat de bombardementen begonnen waren, maar collega Van Aartsen. En de commissie-Bakker maar knikken: ja, ja, dat kunnen ze zich heel goed voorstellen, dat de premier daar ontstemd over is. Nederland heeft gecollaboreerd met de grootste genocide sinds de Tweede Wereldoorlog, maar het enige waar ons parlement zich over opwindt, dat is de vraag of wij op internationale topconferenties wel voor vol worden aangezien. Het is om te kotsen, met permissie.

Maar het beschamendste van alles vond ik het verhoor van Voorhoeve, die met een stalen smoel bleef volhouden dat de knalfuif met polonaise van Dutchbat in Zagreb, na afloop van het bloedbad in Srebrenica, en de ‘heldenontvangst’ op vliegveld Soesterberg, niet zijn idee waren geweest. Sterker nog: hij had zijn uiterste best gedaan de feestfanfare het zwijgen op te leggen, maar ja, generaal Couzy had hem uitgelegd dat de fanfare, eenmaal in beweging, niet meer kon worden gestopt, als het ware.

Wat een aartsleugenaar is die Voorhoeve, met permissie. Ik heb er het stukje nog eens op nageslagen dat ik daarover op 24 juli 1995 heb gemaakt. Die dag werd een official van het thuisfrontcomité uitvoerig geïnterviewd op de NCRV-radio. Hij was een heldenontvangst aan het voorbereiden, deelde hij verrukt mede. In zijn hart, voegde hij er schalks aan toe, rekende hij erop dat het daar op Soesterberg een tikkeltje uit de hand zou lopen, ‘want dan had je pas echt een geslaagd festijn’.

Met andere woorden: die feestfanfare, die familieleden met spandoeken (‘Welkom thuis knuffel beer van me; eindelijk weer veilig in je eigen Dutchbed’), de knallende champagnekurken, de confetti, de serpentines, de interviews met stralende teruggekeerde Dutchbatters op het NOS journaal (‘Godzijdank dat het achter de rug is. Wat ik nu ga doen? Eerst maar eens effe lekker uitblazen op de camping zou ik zeggen. Dat heb ik wel verdiend’), het was allemaal zorgvuldig voorbereid en georkestreerd door Defensie, in samenwerking met het thuisfrontcomité. Alleen Voorhoeve, die wist er niks van, als u begrijpt wat ik bedoel. En niemand in de commissie-Bakker komt op het idee om hem te vragen: ‘Maar excellentie, als u er werkelijk zo over dacht, waarom heeft u die teruggekeerde Dutchbatters dan eigenlijk een militaire onderscheiding verleend? Vond u dat wel gepast dan?’

(4)

Gerechtelijke Uit Spraak ECLINLHR2008BB3210 met Open Brief van Pamela Hemelrijk over Louis van Gasteren

In deze Gerechtelijke Uit Spraak is de Hele Open Brief van Pamela Hemelrijk over Van Gasteren Op Genomen.

Lees Hier op Rechtspraak.nl

ECLI NL HR 2008 BB3210

Hoge Raad

18 januari 2008
18 januari2008
C06 | 161HR
Conclusie ECLI:NL:PHR:2008:BB3210
In Cassatie op ECLI:NL:GHAMS:2006:AV4203, Bekrachtiging | Bevestiging
Civiel recht
Cassatie

Onrecht Matige PersPublicatie, Open Brief, Botsing van Grondr Rchten, Vrijheid van Mening Uiting tegen over Recht op Eer en Goede Naam, Privacy en Recht om Alleen, met Rust, te worden Gelaten, Oorlog Verleden, Maat Staven, Toetsing; Nood Zakelijkheid Toets Artikel 8 Lid 2 en 10 lid 2 EVRM, is Open Brief aan te Merken als Pers Publicatie of Column? Klemmende Redenen van Publiek Belang.

Vind Plaatsen Rechtspraak.nl
NJ 2008, 274 met annotatie van EJ Dommering
JOL 2008, 25
RvdW 2008, 104
RAV 2008, 33
Computer Recht 2008, 67 met Annotatie van LAR Siemerink
NJB 2008 | 338
JWB 2008 | 28
JA 2008/83 met Annotatie van mr. LR van Harinxma Thoe Slooten

Datum 18 januari 2008

ECLI NL HR 2008 BB3210
Hoge Raad, 18 januari 2008
C06 | 161HR

Subtype Uit Spraak


Instantie
Hoge Raad der Nederlanden

Bron
Raad voor de Recht Spraak

Vind Plaats
Rechtspraak.nl

Computer Recht
2008, 67 met Annotatie van LAR SiemerinkJA 2008 | 83 met Annotatie van LR van Harinxma thoe Slooten

NJ 2008, 274 met Annotatie van EJ Dommering

NJB 2008, 338

RvdW 2008, 104

Computerrecht 2008, 67

JOL 2008, 25

JWB 2008/28

NJ 2008, 274

RAV 2008, 33

Relaties 11 97 Document met Links Oorspronkelijk Document

Permanente link Object Informatie

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uit Spraak

Inhoud Indicatie

Onrechtmatige perspublicatie (open brief). Botsing van grondrechten; vrijheid van meningsuiting tegenover recht op eer en goede naam, privacy en recht om alleen (met rust) te worden gelaten (oorlogsverleden); maatstaven; toetsing; noodzakelijkheidstoets art. 8 lid 2 en 10 lid 2 EVRM; is open brief aan te merken als perspublicatie of column? klemmende redenen van publiek belang.

Tekst

18 januari 2008

Eerste Kamer

N° C06 | 161HR RM

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest in de Zaak van

[Eiser],

wonende te [Woon Plaats],

EISER tot Cassatie,

advocaat: mr. JWH van Wijk, Aan Vankelijk ook Mr HA Groen,

t e g e n

[Verweerster],

wonende te [Woon Plaats],

VERWEERSTER in Cassatie,

advocaat: mr. MJ Schenck.

Partijen zullen Hier Na Ook worden Aan Geduid als [eiser] en [verweerster].

(1) Het geding in feitelijke instanties

[Eiser] heeft bij exploot van 11 mei 2001 [verweerster] gedagvaard voor de rechtbank Amsterdam en gevorderd, kort gezegd, (i) te verklaren voor recht dat de verzending door [verweerster] van de “Open brief aan de Hoge Raad” van 2 november 1998 aan landelijke media en het plaatsen en geplaatst houden daar van op het internet onrechtmatig waren respectievelijk zijn jegens [eiser], (ii) [verweerster] te gebieden de Open Brief te verwijderen en verwijderd te houden van het internet op straffe van een dwangsom, en (iii) [verweerster] te veroordelen tot vergoeding van de schade die [eiser] door de onder (i) bedoelde onrechtmatige daden heeft geleden en lijdt, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.

[Verweerster] heeft de vorderingen bestreden.

Na mondelinge behandeling heeft de rechtbank bij vonnis van 16 juli 2003 de vorderingen afgewezen.

Tegen dit vonnis heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.

Bij arrest van 9 maart 2006 heeft het hof het vonnis van de recht bank bekrachtigd.

Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

(2) Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatie dag vaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

[Verweerster] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De zaak is voor partijen toe gelicht door hun advocaten, en voor [eiser] mede door Mr SM Kingma, advocaat bij de Hoge Raad.

De conclusie van de Advocaat Generaal JLRA.Huydecoper strekt tot verwerping.

De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 21 september 2007 op die conclusie gereageerd.

(3) Beoordeling van het middel

(3.1) In cassatie kan van het volgende worden uit gegaan.

(i) Op 24 mei 1943 heeft [eiser] de sinds 19 mei 1943 bij hem in Amsterdam ondergebrachte joodse onderduiker [betrokkene 1] om het leven gebracht. Het lijk is op 29 mei 1943 door [eiser] in een op eigen naam gehuurde boot in een zij sloot van de Boerenwetering achter gelaten. [Eiser] is gearresteerd en op 15 juni 1944 veroordeeld wegens dood slag (en het onttrekken van het lijk aan na sporing) tot gevangenis straf voor de duur van vier jaar.

(ii) Op 17 januari 1946 is aan [eiser] gratie verleend in die zin dat hem het nog onvervulde gedeelte van de straf is kwijtgescholden.

(iii) In een brief van de toenmalige minister van justitie Kolfschoten van 6 februari 1946 aan ‘de Groote Advies Commissie der Illegaliteit‘ is vermeld:

In verband met de in verschillende dagbladen verschenen publicatie over de aan [eiser] verleende gratie, vestig ik er Uw aandacht op, dat de in deze mededeling gewekte voorstelling als zoude het een rehabilitatie betreffen niet juist is. Door een bij wege van gratie verleende kwijtschelding van straf wordt het vonnis niet aangetast zooals ook blijkt uit de inhoud van het gratiebesluit, waar in het onderhavige geval evenals in alle gratiebesluiten, na de mededeeling van het verleende gunstbetoon de zinsnede is opgenomen ‘blijvende het vonnis overigens in zijn geheel’. Het instituut van de gratie kan niet aangewend worden als een laatste rechtsinstantie.”

(iv) In een artikel in NRC Handelsblad van 1 december 1989 heeft [eiser] zich over het ombrengen van [betrokkene 1] uitgelaten. In dit artikel is hij onder meer geciteerd als volgt:

Er zijn in dit land twee gevallen geweest, die als gevolg van verzet activiteiten in aanraking zijn gekomen met de toen malige Nederlandse justitie. Één er van ben ik (...). Ik heb al dingen gefilmd en gereconstrueerd, materiaal verzameld uit de oorlog, zelfs over de liquidatie van die onderduiker, die voor mij gewoon een levens bedreiging was, en niet voor mij alleen, maar ook voor anderen, en na gemeen overleg moest worden geliquideerd.”

(v) Naar aanleiding van dit artikel zijn in januari en februari 1990 artikelen verschenen in Het Parool van de hand van Bart Middelburg. Het gerechtshof te Amsterdam heeft voor recht verklaard dat deze artikelen, waarin de beschuldiging overheerst dat hij zich zou hebben schuldig gemaakt “aan een (ordinaire) roof moord”, voor [eiser] beledigend zijn en Het Parool en Middelburg veroordeeld tot betaling van schade vergoeding. Het tegen deze uitspraak ingestelde cassatie beroep is bij arrest van 6 januari 1995, N°15549, NJ 1995, 422 (Hier na Het Parool Arrest) door de Hoge Raad verworpen.

(vi) Bij uitspraak van 6 november 1997 heeft de Centrale Raad van Beroep geoordeeld dat het doden van [betrokkene 1] door [eiser] niet tot verzet van de dader in de zin van artikel 1 eerste lid van de Wet BuitenGewoon Pensioen 1940 – 1945 behoort, zodat het door [eiser] mede op die grond aangevraagde pensioen terecht is geweigerd. Daarbij heeft de Centrale Raad overwogen dat voor het bestaan van een noodsituatie in objectieve zin, verband houdende met verzetsactiviteiten, geen gegevens aanwezig zijn die niet ten gronde berusten op opgaven van [eiser] zelf. Hieraan heeft de Centrale Raad toegevoegd dat het feit dat de Grote Adviescommissie der Illegaliteit in januari 1946 de rehabilitatie van [eiser] heeft uitgesproken niet tot een andere slotsom leidt, nu niet is kunnen blijken dat daaraan daadwerkelijke verificatie van feiten ten grondslag ligt, en dat dit ook geldt voor de gratiëring van [eiser] in 1946.

(vii) Op 1 december 1997 is in het NPS televisieprogramma “Het Uur van de Wolf” een portret van [eiser] uit gezonden. Het programma is op 23 mei 1998 herhaald. In dit programma wordt [eiser] geïnterviewd over de zaak-[van betrokkene 1]. [Eiser] zegt daarin onder meer het volgende:

“De man was een paralysis agitans-patiënt, de man had zijn hele leven nog nooit gewerkt, de man beschikte over een vermogen dat hem blijkbaar door zijn familie ter beschikking werd gesteld in zijn verblijf in Nederland, was Duitser van origine, sprak zeer slecht Nederlands, dus er was direct te horen dat hij Duits was, ja, zag er, en dan moet je er nog mee oppassen om dat nu te zeggen, zag er joods uit, dus dat waren nogal wat risico’s die daar een rol speelden. Nou dan is er dus niet meer vooruit of achteruit te gaan. () Totdat er een advies kwam: je slaat hem bewusteloos en je moet hem verdrinken, een geluidloze operatie, en ik zorg dat hij wordt afgevoerd. En dan komt zo’n auto dus niet. Want dan is er een chauffeur ziek die betrouwbaar is. () Ja, ik ben de uitvoerder van die daad en toen de oorlog dus voorbij was, had ik verwacht, nou nu treedt er een artikel in werking en dat artikel was er dus niet, daar voorzag de Nederlandse grondwet niet in, dat daden, die voortvloeiden uit het verzet, maar door de Nederlandse Justitie berecht, dat die ogenblikkelijk voor invrijheidstelling in aanmerking kwamen. (…) Dus de procedurele vraag was alleen nog maar: ik kan gratie vragen. En ben dan de straat op, met welnemen van Majesteit. En dat is dus gebeurd. En in dat verslag van dat gratieverzoek, wat de minister dan heeft uitgeschreven, daar wordt dan ook gereleveerd dat ik aan het Nederlandse verzet heb deelgenomen en toen heeft de Grote Adviescommissie der Illegaliteit een verklaring doen publiceren in alle toen verschijnende dagbladen: [eiser] is in vrijheid gesteld en daarmee is zijn casus teruggebracht tot de proporties waar ie hoort: dit was een casus van een liquidatie die diende te gebeuren in het belang van het verzet. Punt uit af.”

(viii) De genoemde verklaring van de Grote Adviescommissie der Illegaliteit verscheen tijdens het interview langdurig en goed leesbaar als persbericht in beeld. Deze verklaring houdt onder meer in dat [eiser] “deze daad moest verrichten in het belang van het verzet tegen den onderdrukker: het slachtoffer leverde door zijn gedrag een groot gevaar op voor den verzetsstrijd. Naar aanleiding van deze feiten is [eiser] thans gerehabiliteerd en in vrijheid gesteld.”

(ix) Op 6 oktober 1998 heeft [verweerster] een column over [eiser] aangeboden aan het Algemeen Dagblad, met afschrift aan de raadsman van [eiser], met als titel “Verzets Held aan mijn Hoela“. Nadat deze raadsman daartegen bij brieven van 7 en 8 oktober 1998 had geprotesteerd, heeft het Algemeen Dagblad afgezien van publicatie van de column.

(x) Op 2 november 1998 heeft [verweerster] naar aanleiding daarvan een “OPEN BRIEF AAN DE HOGE RAAD” (verder: de open brief) gestuurd, die zij tevens heeft verzonden aan een aantal landelijke dagbladen en aan de raadsman van [eiser]. Ook heeft zij deze (enigszins aangepaste en aangevulde) open brief op haar website geplaatst. De tekst daarvan luidt als volgt:

Geachte Hoge Raad,

Ik schrijf U over een onderwerp dat ik, als ik de juristen geloven mag, nooit meer kan aanroeren. Nou ja, ik kan het wel doen, maar, aldus die juristen, dan krijg ik onmiddellijk een proces met een dikke vette schadeclaim aan mijn broek, dat ik gegarandeerd ga verliezen. Waarom zal ik dat proces onvermijdelijk verliezen? Omdat ik het verleden van de cineast [eiser] niet meer mag oprakelen. Ik dacht altijd dat je in een vrij en beschaafd land alles mocht schrijven, zolang je je maar niet bezondigt aan racisme, opruiing, laster of smaad, maar dat schijnt niet waar te zijn. En dat komt, aldus die deskundige juristen, doordat Uw Raad op 17 februari 1995 een arrest heeft gewezen, waarin het, kort samengevat, onrechtmatig wordt verklaard om ooit nog een letter te publiceren over het feit dat [eiser] in de oorlog een onderduiker heeft vermoord. Waarom mag je daar niet over schrijven? Omdat, aldus de teneur van Uw arrest, [eiser] nu genoeg geleden heeft onder het oprakelen van deze affaire, en omdat het niet aangaat zijn privacy, zoveel jaren na dato, nog langer te schenden. Hij heeft toch indertijd gratie gekregen van minister Kolfschoten van justitie? Dus zand erover! Ik hoop dat ik zo, in lekentermen, Uw arrest adequaat heb samengevat. Zo is het mij althans uitgelegd door drie op dit gebied doorknede juristen. [Eiser] zelf die mag, gek genoeg, zijn verleden oprakelen zoveel hij maar wil. Zelfs als hij daarover flagrante leugens debiteert. Hij is met dat oprakelen notabene, in een NRC-interview van december 1989, zelf begonnen! Hij mag tot op de huidige dag graag in interviews vertellen dat hij bezig is een film te maken over zijn oorlogsavontuur, dat volgens hem dezelfde thematiek heeft als W.F. Hermans verzetsroman De donkere kamer van Damocles. Ook zijn invloedrijke supporters uit CPN-kring (zoals wijlen Jan Vrijman, en onlangs weer Elsbeth Etty) hebben niets van U te vrezen als zij de beroemde Moord in de Beethovenstraat in hun columns ter sprake brengen. Zelfs niet als zij daarover flagrante leugens debiteren.

Omdat dit een Open Brief is, en niet iedereen weet waar ik het over heb, even een korte samenvatting: [eiser] heeft in 1943 vijf dagen een invalide onderduiker in huis gehad, die hij vervolgens met een zwaar voorwerp de schedel heeft ingeslagen, en tenslotte in de badkuip heeft verzopen. Hij werd prompt gepakt, omdat hij zo onnozel was geweest ’s mans lijk in het water te dumpen met behulp van een bootje dat hij gehuurd had onder zijn eigen naam. (Dit alleen al is voor mij persoonlijk afdoende om zeker te weten dat hij nooit iets met het georganiseerd verzet te maken kan hebben gehad; het eerste wat je kreeg als je in het verzet ging, al was het maar als koerier, dat was een schuilnaam. Maar ik dwaal af.): De moord werd berecht, en [eiser] werd veroordeeld tot vier jaar gevangenisstraf. Zelf noemt hij deze moord altijd “een noodzakelijke liquidatie in het belang van het Verzet”. De bewuste onderduiker, genaamd [betrokkene 1], zou mataglap zijn geworden, en met zijn onberekenbare gedrag het leven van [eiser] en zijn collega-verzetshelden in gevaar hebben gebracht.

[Eiser] zat namelijk in het Verzet. Beweert hij. Zijn zuster [betrokkene 2], die tijdens de moord op de uitkijk stond (“Mijn vader studeert een rol in” zei ze tegen de buren die op het kabaal afkwamen), die had weliswaar – dat was een publiek geheim binnen het Amsterdamse politiekorps – een verhouding met de hoogste SD-chef in den lande [betrokkene 6], maar dat mocht kennelijk de pret niet drukken. “Roddels bij de Amsterdamse politie, daar hebben wij geen boodschap aan” zult U zeggen, en daar hebt U gelijk in. Maar ik wil ze toch ter sprake brengen, en wel om de nagedachtenis te eren van de Amsterdamse rechercheur die met het onderzoek naar de moord was belast. Hij heette [betrokkene 7]. Zodra hij probeerde [betrokkene 2] op verdenking van medeplichtigheid aan de tand te voelen, liet [betrokkene 6] hem door de SD op de Euterpestraat ontbieden, beschuldigen van het opmaken van een vals verbaaltje, en deporteren naar een concentratiekamp.

[Betrokkene 7] is nooit teruggekomen. [Betrokkene 2] daarentegen mocht kort na de bevrijding alweer verzetspoëzie voordragen bij de Nationale Herdenking op de Dam. In 1978 werd zij geridderd tot officier in de Orde van Oranje Nassau.

Let wel: ik heb deze wijsheid uit de beste bron. De romance tussen [betrokkene 2] en [betrokkene 6], en de fatale gevolgen die dat voor de arme [betrokkene 7] heeft gehad, het is allemaal uitvoerig ter sprake geweest in het proces dat [eiser] indertijd tegen het Parool heeft aangespannen, en uiteindelijk – dankzij Uw Raad – nog heeft gewonnen ook. Die zege heeft mij altijd in hoge mate verbaasd. U weet net zo goed als ik dat niemand ooit heeft kunnen achterhalen wat [eiser] nou zoal deed in het Verzet, behalve dan een onderduiker vermoorden. Hij beweert dat hij deel uitmaakte van de z.g. Vrije Groepen, maar daar zat toevallig mijn eigen oom in, en die leeft gelukkig nog, en die kon met de hand op het hart (en desgewenst onder ede) verklaren dat [eiser] daar nooit iets mee uitstaande heeft gehad. [eiser] beweert voorts dat hij na de oorlog “geheel is gerehabiliteerd door de Grote Adviescommissie der Illegaliteit” en U weet net zo goed als ik dat dat eveneens een leugen is: [eiser] heeft na de oorlog gratie gekregen, op voorspraak van zijn beroemde ouders, die een vooraanstaand verzetsstrijder, [betrokkene 3], hadden overgehaald een goed woordje voor hun zoon te doen bij minister Kolfschoten van justitie. Diezelfde [betrokkene 3] (onthoud die naam!) heeft daarna een persberichtje laten opstellen (op briefpapier van de Grote Adviescommissie der Illegaliteit, maar daar wisten de andere leden van de Adviescommissie der Illegaliteit niets van!), waarin het heette dat [eiser] thans “volledig” was ‘gerehabiliteerd”. Dat persberichtje is toen klakkeloos door de NRC overgenomen. Ik heb het knipsel nog. [eiser] ook. Hij schermt er onophoudelijk mee. Als journalisten zijn verzetsrelaas op goede gronden in twijfel trekken loopt hij namelijk meteen naar de rechter, maar als zij aperte leugens over hem debiteren wrijft hij tevreden in zijn handen. En Uw Raad is hem daarbij behulpzaam, als ik zo vrij mag zijn. [betrokkene 3] heeft later zelf toegegeven dat hij van de moordzaak niets afwist, en zich alleen maar voor die kar had laten spannen om de [eiser]s (voor wie hij kennelijk een heilig ontzag had) een plezier te doen. Dit staat allemaal vast, dat weet Uw Raad net zo goed als ik.

Over de werkelijke motieven van [eiser] om die onderduiker om zeep te brengen ga ik niet speculeren. Ik kijk wel uit. Wel staat vast dat die onderduiker een klein fortuin aan geld bezat, dat hij dag en nacht bij zich droeg. Dat weet Uw Raad net zo goed als ik. Uw Raad weet eveneens net zo goed als ik dat [eiser] kort na de moord door getuigen is gesignaleerd met een grote hoeveelheid geld, dat eruit zag alsof het in het water had gelegen. Hij was, als ik me goed herinner, bezig de bankbiljetten te drogen te hangen. Maar over de werkelijke motieven van [eiser] ga ik niet speculeren. Ik kijk wel uit. Laten de lezers hun eigen conclusies maar trekken. De vrouw die die onderduiker onder haar hoede heeft gehad voordat hij door [eiser] werd “geliquideerd” heette [betrokkene 4]. Zij zat wel degelijk in het verzet, en kon dat ook heel goed aantonen. Jarenlang heeft zij geprobeerd uit te vissen wat er nou eigenlijk met “haar” onderduiker was gebeurd. Zij voelde zich verantwoordelijk voor die man, zoals U begrijpt, en zij vertrouwde de lezing van [eiser] niet. Zij wist namelijk uit eigen ervaring dat die onderduiker helemaal geen onberekenbare hystericus was geweest, maar in tegendeel een zeer gedweeë en bescheiden invalide. [Betrokkene 4] is bij haar volkomen gerechtvaardigde naspeuringen stelselmatig gedwarsboomd door [eiser] en zijn dikke vrienden, te weten [betrokkene 8] (toenmalig directeur van het RIOD), Jan Vrijman (Paroolcolumnist), en [betrokkene 9] (societyhuisarts en wethouder te Amsterdam). Van [betrokkene 8] kreeg [betrokkene 4] te horen dat ze beter naar de psychiater kon gaan met haar “obsessie” in plaats van het RIOD lastig te vallen met haar onverkwikkelijke vragen. Met z’n vieren hebben ze haar zo goed als zenuwziek gemaakt met hun scheldkanonnades, en tenslotte is zij, na door de stichting 40-45 (daar heb je waarachtig [betrokkene 3] weer; hij zat in het bestuur) aan zeer vernederende kruisverhoren te zijn onderworpen, afgescheept met een verzetspensioentje waarvan je de kat nog niet eens te eten kon geven.

[Eiser] daarentegen werd in 1993 door zijn vriend [betrokkene 3] (daar heb je hem weer!) voorgedragen voor een verzetspensioen. Kennelijk kom je daarvoor in aanmerking als je vijf dagen een onderduiker hebt geherbergd, zelfs als je hem vervolgens hebt vermoord zonder daarvoor ooit een plausibele verklaring te geven. Of [eiser] dat pensioen ook gekregen heeft onttrekt zich aan mijn waarneming, maar mij persoonlijk zou het niets verbazen als het hoger is uitgevallen dan dat van [betrokkene 4]. Daar is namelijk niet veel voor nodig. [Betrokkene 4] is intussen overleden, ongetwijfeld tot de onuitsprekelijke opluchting van [eiser] en z’n advocaat Herman Doeleman. Ze lag nog niet onder de grond of [eiser] dook weer op in de media, om op te scheppen over zijn Leven & Werken, en om wederom te onthullen dat hij hard werkt aan een film-epos over zijn verzetsdaad. Hij mag zijn verleden namelijk oprakelen zoveel hij maar wil. Zelfs als hij daarover flagrante leugens debiteert. Ook de kranten mogen zijn verleden ongestraft oprakelen, mits zij hun lezers maar wijsmaken dat [eiser] indertijd “een noodzakelijke liquidatie heeft voltrokken in het belang van het Verzet” en na de oorlog “volledig is gerehabiliteerd”. Onlangs mocht ik dat weer uit de Volkskrant vernemen, naar aanleiding van het feit dat het wandelgidsje “Moordwandelingen door Amsterdam” uit de handel was genomen. Daarin was ook de Moord in de Beethovenstraat opgenomen, en Elsbeth Etty was er als de kippen bij om in de NRC schande te spreken van het leed dat [eiser] hier werd aangedaan, en [eiser] zijn advocaat was er als de kippen bij om de uitgever een dreigbrief op poten te sturen. Het is niet eens tot een proces gekomen. De Arbeiderspers is onmiddellijk door de knieën gegaan, heeft de hele oplage vernietigd, en aan [eiser] een schadevergoeding afgetikt van 20.000 gulden. Is Uw Raad zich er eigenlijk van bewust dat hij met zijn merkwaardige arrest [eiser] een vrijbrief heeft verstrekt om slapend rijk te worden? Is Uw Raad zich ervan bewust hoeveel geld [eiser] intussen heeft verdiend aan de moord op [betrokkene 1]? Terwijl hij er, met twee en een halfjaar gevangenisstraf gevolgd door gratie, toch al zo zeldzaam genadig is afgekomen? Hoeveel geld hij precies aan die moord heeft overgehouden kan ik niet becijferen, omdat ik niet kan nagaan of hij dat verzetspensioen ook werkelijk heeft gekregen (al durf ik daar best mijn kop onder te verwedden), noch hoeveel geld daarmee gemoeid is. Ook mag ik niet weten hoe groot de schadeloosstelling is geweest die [eiser], op last van Uw Raad, indertijd van het Parool heeft mogen incasseren. Maar het zal niet niks zijn geweest, nog afgezien van de astronomische proceskosten, die uiteraard ook allemaal aan het Parool in rekening zijn gebracht. Als ik de juristen geloven mag, kan ik er donder op zeggen dat ik door deze open brief terstond een proces op mijn dak zal krijgen, dat ik roemloos ga verliezen. Dat is dan ook de reden dat ik dit proza niet in mijn eigen krant kan publiceren. Vandaar dat ik mijzelf geheel op persoonlijke titel, via deze brief als proefkonijn aanbied. Ik ben razend benieuwd of Uw Raad uiteindelijk ook mij in het ongelijk gaat stellen, en allen die het na mij wagen [eiser] tegen te spreken als hij weer eens in woord of geschrift opschept over zijn daden in het Verzet.

Dat kan een netelige situatie worden voor Uw Raad, stel ik mij zo voor: hoe meer mensen het wagen gebruik te maken van hun in de Grondwet verankerde recht op vrije meningsuiting, hoe meer nullen [eiser] op zijn bankrekening kan bijschrijven. Om nog maar te zwijgen van het feit dat de media vervolgens hun lezers weer onbekommerd mogen wijsmaken dat [eiser] indertijd “volledig is gerehabiliteerd”, zonder dat iemand dat mag ontzenuwen. Ik wacht met grote belangstelling Uw reactie af. Ik koester namelijk nog steeds de illusie dat wij hier in een rechtsstaat leven. En zelfs als justitie het laat afweten, dan bestaat er nog altijd zoiets als de vrije pers en de publieke opinie. Tenzij het hier een politiestaat is. Maar daar ga ik vooralsnog niet van uit.

Met vriendelijke groet,

[verweerster]

Post Scriptum

Hoe moet dat nou als die langverbeide film, waaraan [eiser] nu al jaren zegt te werken, op een goeie dag waarachtig nog in première gaat ook (luid bejubeld door Elsbeth Etty, mag ik aannemen, en zonder twijfel prompt door [betrokkene 3] voorgedragen voor een Gouden Kalf)? Mogen wij [eiser] dan weer niet tegenspreken als hij zichzelf daarin opvoert als een tweede Gerrit van der Veen? Sterker nog: mogen wij die film dan überhaupt wel bespreken in onze kranten? Of gaat dat ons 20 mille per recensie kosten, per omgaande te voldoen aan de regisseur? Ik vraag het maar.”

(xi) Aan de open brief is aandacht besteed in het VPRO radio programma ‘Aardse Zaken‘ van 10 november 1998, de Groene Amsterdammer van 11 november 1998 en HP | De Tijd van 20 november 1998.

(xii) Op 10 juni 2005 heeft de Raad Kamer WBP van de Pensioen en Uitkering Raad (PUR) uitspraak gedaan op een bezwaarschrift van [eiser] in de herzieningsprocedure (strekkende tot herziening van de weigering van zijn aanvraag om toekenning van een pensioen ingevolge de Wet buitengewoon pensioen 1940-1945). De PUR heeft dit bezwaar ongegrond verklaard en overwoog daartoe onder meer:

In het in het kader van het herzieningsverzoek opgestelde aanvullend rapport wordt een drietal nova gesteld. De nadere getuigenverklaring van [betrokkene 5] bevat geen andere feiten dan reeds bekend waren uit diens in het kader van de primaire procedure overgelegde verklaringen. Ter zake van de stukken van het Ministerie van Justitie alsook de correspondentiestukken van destijds tussen u en uw ouders stelt de raadskamer zich op het standpunt dat deze stukken in relatie tot het onderwerp van herziening zijnde aspect van het doden van de joodse onderduiker [betrokkene 1] evenmin (nieuwe) feiten bevatten. (…) In het aanvullend stichtingsrapport wordt een aantal stukken naar voren gebracht die naar het standpunt van de Centrale Bestuurscommissie als nieuwe feiten een verdere bevestiging vormen voor de verzetskwalificatie van het doden van [betrokkene 1]. Wij zijn evenwel van oordeel dat deze stukken geen feiten bevatten dan wel opleveren dewelke ons aanleiding zouden moeten geven het ombrengen van de joodse onderduiker [betrokkene 1] deze kwalificatie mee te geven.”

(3.2) Tegen deze achtergrond heeft [eiser] de onderhavige procedure tegen [verweerster] aanhangig gemaakt. Zeer kort samengevat stelt hij dat laatstgenoemde tegenover hem onrechtmatig heeft gehandeld door de open brief te publiceren, nu deze beweringen bevat die door de Hoge Raad in het Paroolarrest onrechtmatig en/of ongegrond zijn geoordeeld. [Verweerster] heeft tot haar verweer met name aangevoerd dat, als het [eiser] vrijstaat opnieuw in de publiciteit te treden met zijn gekleurde versie van wat zich destijds heeft afgespeeld, het haar vrijstaat die versie tegen te spreken, met name de bewering van [eiser] dat hij [betrokkene 1] heeft gedood in het belang van het verzet.

De rechtbank heeft de vordering afgewezen. Het hof heeft dit vonnis bekrachtigd. Verkort weergegeven en voor zover in cassatie van belang, heeft het daartoe als volgt overwogen. Tegenover elkaar staan twee fundamentele rechten, enerzijds de uitingsvrijheid en anderzijds het recht op eer en goede naam alsmede het recht op eerbiediging van privacy en het recht om allee, dat wil zeggen: met rust, te worden gelaten. Om te bepalen welk van beide rechten in deze zaak het zwaarste weegt, dienen alle van belang zijnde omstandigheden van het geval in aanmerking te worden genomen. In dat verband is mede van belang dat de open brief is te beschouwen als een perspublicatie. Als uitgangspunt bij de beoordeling daarvan geldt het recht van vrijheid van meningsuiting. Gelet op de toon en strekking van de open brief heeft de rechtbank voorts terecht geoordeeld dat deze het karakter heeft van een column, waaraan niet dezelfde hoge eisen mogen worden gesteld als aan onderzoek journalistiek, zoals die door Middelburg werd beoefend. Verder is in aanmerking te nemen dat op zijn minst vraagtekens kunnen worden gezet bij de veronderstelling dat het doden van [betrokkene 1] een daad van verzet was, noodzakelijk ter bescherming van het leven van [eiser] en/of anderen, terwijl [eiser] in het hiervoor in (3.1) onder (vii) aangehaalde programma onmiskenbaar de indruk wekt dat dit een daad van verzet was en dat dit objectief is komen vast te staan gelet op de rehabilitatie door de Grote Adviescommissie der Illegaliteit, waarvan echter geen sprake is geweest. Hoe wel het hier gaat om een daad van inmiddels 55 jaar geleden, heeft [eiser] het onder de voormelde omstandigheden, en mede in aanmerking genomen het hiervoor in (3.1) onder (vi) aangehaalde oordeel van de Centrale Raad van Beroep van nog geen maand tevoren, over zichzelf afgeroepen dat een kritische toeschouwer als [verweerster] zich genoodzaakt zou voelen het verhaal tegen te spreken dat [eiser] daarover in “Het Uur van de Wolf” heeft gehouden. En dat mocht zij ook doen. Het algemeen belang dat hier in het spel is, betreft immers niet alleen de nagedachtenis van [betrokkene 1], maar ook de gevoelens van andere (nabestaanden van) slachtoffers van de joden vervolging in de Tweede Wereld oorlog. Anders dan [eiser] stelt heeft [verweerster] niet gesuggereerd dat [eiser] uit geldelijk gewin [betrokkene 1] om het leven heeft gebracht. Zij heeft slechts op cynische en provocerende wijze gesteld dat zij [eiser] niet gelooft en dat staat haar vrij, gelet op de manier waarop [eiser] zelf in de openbaarheid is getreden.

De bij de beoordeling van het geschil aan te leggen maat staven

(3.3) De onderdelen (2) (2.2) en (7) (7.2) van het middel stellen in onderling verband de maatstaven aan de orde die moeten worden aangelegd bij de beantwoording van de vraag of de open brief jegens [eiser] onrechtmatig is. Volgens de onderdelen (2) – (2.2) heeft het hof daarbij ten onrechte de vrijheid van meningsuiting als uitgangspunt genomen, en zodoende miskend dat geen grond bestaat een rangorde te aanvaarden tussen dat recht en het recht op eer en goede naam alsmede het recht op eerbiediging van privacy en het recht om met rust te worden gelaten. Voorts is de aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad in beginsel gegeven als in de open brief (deels) onware mededelingen over [eiser] voorkomen, in elk geval als [verweerster] dit wist of behoorde te weten. Volgens de onderdelen (7) – (7.2) heeft het hof ten onrechte alleen de noodzakelijkheidstoets van Artikel 10 Lid 2 EVRM uitgevoerd, en niet ook de noodzakelijkheidstoets van Arikel 8 Lid 2 EVRM. Mocht het hof dit wel hebben gedaan, dan heeft het zijn oordeel onbegrijpelijk gemotiveerd.

(3.4.1) Zo als het hof terecht heeft overwogen, ROV (3.2) en (3.3) gaat het in deze zaak om een botsing van twee fundamentele rechten, namelijk aan de zijde van [verweerster] het recht op vrijheid van meningsuiting en aan de zijde van [eiser] diens hiervoor nader omschreven recht op eer en goede naam en op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer. Het antwoord op de vraag welk van deze beide rechten in het onderhavige geval zwaarder weegt, moet worden gevonden door een afweging van alle terzake dienende omstandigheden van het geval. Zo als de Hoge Raad in ROV (5.11) van het Paroolarrest heeft geoordeeld, komt bij deze afweging niet in beginsel voorrang toe aan het door Artikel 7  GRW. en 10 EVRM gewaarborgde recht op vrijheid van meningsuiting. Ditzelfde geldt voor de door Artikel 8 EVRM beschermde rechten. Dit brengt mee dat het hier niet gaat om een in twee fasen te verrichten toetsing (al dus dat eerst aan de hand van de omstandigheden wordt bepaald welk van beide rechten zwaarder weegt, waarna vervolgens nog moet worden beoordeeld of de noodzakelijkheidstoets als neergelegd in Artikel 8 Lid 2 respectievelijk 10 Lid 2 EVRM zich verzet tegen het resultaat van die afweging), maar dat deze toetsing in één keer dient te geschieden waarbij het oordeel dat een van beide rechten, gelet op alle terzake dienende omstandigheden, zwaarder weegt dan het andere recht, meebrengt dat daarmee de inbreuk op het andere recht voldoet aan de noodzakelijkheidstoets van het desbetreffende tweede lid.

(3.4.2) Met het oog op de verdere beoordeling van het middel wordt voorts nog het volgende opgemerkt. In deze zaak gaat het om de beoordeling van een meningsuiting waarin vraagtekens worden geplaatst bij de versie die [eiser] in “Het Uur van de Wolf” heeft gegeven van de motieven die hem in 1943 ertoe hebben gebracht [betrokkene 1] om het leven te brengen (zie hiervoor in achtereenvolgens (3.1) (vii) en (3.1) (i)). Zoals het EHRM heeft geoordeeld kan, zelfs wanneer sprake is van een (louter) waardeoordeel, de proportionaliteit van de inbreuk op door Artikel 8 EVRM beschermde rechten ervan afhangen of een voldoende feitelijke basis bestond voor de desbetreffende uiting, omdat zelfs een waardeoordeel excessief en daarom onrechtmatig kan zijn indien elke feitelijke basis daarvoor ontbreekt (vgl. onder meer EHRM 19 december 2006, N° 18235 | 02).

(3.5) Het hof heeft in ROV (3.4) van zijn arrest overwogen dat “als uitgangspunt bij de beoordeling van een perspublicatie geldt het recht van vrijheid van meningsuiting“. Blijkens ROV (3.2) en (3.3), alsmede blijkens het vervolg van zijn arrest, heeft het hof echter – zoals het behoorde te doen – aan de hand van alle terzake dienende omstandigheden van het geval afgewogen welk van de betrokken grondrechten in dit geval het zwaarste dient te wegen. Daarom heeft het hof met de door de onderdelen gewraakte zin blijkbaar niet iets anders bedoeld dan dat bij de beoordeling van een (pers)publicatie in alle gevallen de vrijheid van meningsuiting in aanmerking moet worden genomen. De rechtsklacht dat het hof is uitgegaan van een rangorde tussen de hier aan de orde zijnde rechten mist dus feitelijke grondslag. Uit de hierna volgende behandeling van de overige onderdelen volgt dat ook de motiveringsklacht faalt.

Is de open brief door het hof terecht en op goede gronden aangemerkt als een perspublicatie?

(3.6) De onderdelen (1)   (1.3) keren zich met rechts- en motiveringsklachten tegen het oordeel van het hof in ROV (3.4) van zijn arrest dat de open brief dient te worden beschouwd als perspublicatie. Het hof heeft dit oordeel gebaseerd op de omstandigheden dat [verweerster] heeft bedoeld met de open brief in de openbaarheid te treden, dat zij deze naar alle landelijke media heeft gestuurd en heeft gepubliceerd op haar website, alsmede dat zij in verschillende interviews over de inhoud daarvan heeft gesproken.

(3.7) Aangezien tussen partijen vaststaat, en bovendien uit het slot van de open brief onmiskenbaar blijkt, dat deze door [verweerster] als privépersoon is geschreven en gepubliceerd, heeft het hof met zijn door de onderdelen bestreden oordeel kennelijk bedoeld dat de open brief voor de in deze zaak te verrichten toetsing op één lijn moet worden gesteld met een perspublicatie. Bij de beoordeling van de onderdelen is van belang dat uit de rechtspraak van het EHRM blijkt dat de persvrijheid in het kader van de ingevolge Artikel 10 EVRM te verrichten afweging een bijzondere plaats inneemt met als reden dat de pers zijn “vital role” van “public watchdog” moet kunnen spelen. Inmiddels kan echter (mede) door de opkomst van het internet niet nauwkeurig meer worden omschreven wat in de hier bedoelde zin is te verstaan onder “de pers” omdat daardoor ook voor particulieren de mogelijkheid is ontstaan zich buiten de tot dan toe bestaande media tot een breed publiek te richten. Het hof heeft, tegen de geschetste achtergrond, blijkbaar bedoeld bij deze ontwikkeling aansluiting te zoeken. Het heeft dit gedaan door, bij de te dezen te verrichten afweging (zie hiervoor in( 3.4.1)), bijzondere betekenis toe te kennen aan het feit dat [verweerster] zich met de open brief – een publicatie op het internet op de persoonlijke website van [verweerster] – tot een breed publiek heeft gericht gericht teneinde vraagtekens te plaatsen bij het door [eiser] in “Het Uur van de Wolf” publiekelijk geschetste beeld van zijn motief om [betrokkene 1] te doden en van zijn invrijheidstelling in 1946. Daarmee heeft zij volgens het kennelijke oordeel van het hof mede in het algemeen belang gehandeld, zodat het gerechtvaardigd is de open brief op één lijn te stellen met een perspublicatie. Dit oordeel geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Het is ook niet onbegrijpelijk gemotiveerd.

Heeft het hof de open brief terecht gelijkgesteld met een column?

(3.8) De onderdelen (3) (3.8) zijn gericht tegen oordeel van het hof in ROV (3.5) dat de open brief door de rechtbank terecht is gelijkgesteld met een column. De onderdelen voeren tegen dit oordeel een reeks klachten aan.

Voor zover deze klachten erop neerkomen dat dit oordeel onbegrijpelijk is omdat de open brief niet voldoet aan de kenmerken van een column, kunnen zij niet tot cassatie leiden omdat zij feitelijke grondslag missen. Door de wending “gelijk gesteld met” te bezigen heeft het hof immers tot uitdrukking gebracht zich ervan bewust te zijn dat de open brief geen column in de journalistieke en gebruikelijke betekenis van het woord is.

Voor zover de klachten ertoe strekken dat de door het hof gemaakte vergelijking met een column onbegrijpelijk is, falen zij omdat naar het kennelijke en niet onbegrijpelijke oordeel van het hof de open brief met een column gemeen heeft dat daarin niet (in de eerste plaats) een feitelijk relaas wordt gedaan, maar een mening of oordeel wordt gepresenteerd op een prikkelende wijze.

Voor zover de onderdelen klagen dat alleen een column, en dan nog slechts tot op zekere hoogte, (in de woorden van de onderdelen) een “vrijplaats” is, falen zij omdat deze stelling niet juist is. Indien voor het publiek waarop een uiting zich richt duidelijk is dat de uiting ertoe strekt een opinie naar voren brengen, moeten aan de beoordeling van de rechtmatigheid daarvan andere eisen worden gesteld dan wanneer het gaat om een feitelijk relaas. In dit verband is dus niet het etiket (“column”) van belang, maar de inhoud. Overigens mogen ook in een zuiver opiniërende publicatie de (door de aard van die publicatie beïnvloede) grenzen van de betamelijkheid niet worden overschreden; zie hiervoor in (3.4.2).

Voor zover de klachten inhouden dat een column of een daarmee gelijk te stellen geschrift, zoals de open brief, per definitie niet geschikt is om daarin een serieus en gevoelig onderwerp als het ombrengen van een joodse onderduiker tijdens de Tweede Wereld Oorlog te bespreken, falen zij reeds omdat daarin wordt miskend dat de open brief naar de feitelijke vaststelling van het hof niet zozeer ertoe strekt het ombrengen van [betrokkene 1] aan de orde te stellen, als wel om vraagtekens te zetten bij de versie die de dader, [eiser], van zijn daad in de publiciteit heeft gebracht.

Had [verweerster] klemmende redenen van publiek belang bij het publiceren van de open brief?

(3.9) De onderdelen (4) (4.4) zijn gericht tegen het oordeel van het hof (ROV (3.7)) dat, ondanks het zwaarwegende belang van [eiser] bij respectering van zijn recht op privacy, toch voldoende klemmende redenen aanwezig waren om tot publicatie van de open brief over te gaan, nu (i) [eiser] door zijn uitspraken in “Het uur van de Wolf” over zichzelf heeft afgeroepen dat een kritische toeschouwer als [verweerster] zich genoodzaakt voelde “deze misstand” aan de kaak te stellen en (ii) het algemeen belang dat hier in het spel is niet alleen de nagedachtenis van [betrokkene 1] betreft, maar ook de gevoelens van andere (nabestaanden van) slachtoffers van de jodenvervolging in de Tweede Wereld Oorlog.

(3.10) De onderdelen falen. Gelet op de door het hof aan gehaalde om standigheden dat [eiser] in “Het Uur van de Wolf” ander maal de publiciteit heeft gezocht en dat hij in die televisieuitzending ten onrechte de indruk heeft gewekt na zijn veroordeling volledig te zijn gerehabiliteerd, getuigt het niet van een onjuiste rechtsopvatting en is het evenmin onbegrijpelijk dat het hof klemmende redenen van publiek belang aanwezig heeft geacht die het publiceren en onder de aandacht van het publiek brengen van de open brief rechtvaardigden. Daarbij kan overigens in het midden blijven of ter rechtvaardiging van de open brief de eis gesteld moet worden dat voor de publicatie klemmende redenen van publiek belang bestaan, nu het immers niet gaat om een “zo wel grievende als onterende beschuldiging van roof moord ROV (5.10) van Het Parool arrest), maar naar de vaststelling van het hof. die, zoals hier na zal blijken, in cassatie te vergeefs wordt bestreden – slechts om een “op cynische, provocerende wijze aan de kaak stellen” van het verhaal van [eiser] dat het doden van [betrokkene 1] een verzetsdaad was. Het feit dat het hof bij zijn oordeel bovendien niet alleen de na gedachtenis van [betrokkene 1], maar ook de gevoelens van andere (na bestaanden van) slacht offers van de joden vervolging in de Tweede Wereld Oorlog heeft betrokken, is even min onjuist. Het is voorts alles zins begrijpelijk dat het hof heeft geoordeeld, zoals dat oordeel moet worden verstaan – dat het algemeen belang is gediend met het bevredigen van het rechtsgevoel en de emoties van de slachtoffers van de joden vervolging in de Tweede Wereld Oorlog en hun na bestaanden. Even begrijpelijk is het dat het hof in dit verband met name betekenis heeft gehecht aan de na gedachtenis van [betrokkene 1], die als joods onderduiker op zijn onderduik adres door [eiser] om het leven is gebracht.

Heeft [verweerster] gesuggereerd dat [eiser] bij het doden van [betrokkene 1] werd bewogen door de zucht naar geldelijk gewin?

(3.11) De onderdelen (5)  – (5.4) keren zich met motiveringsklachten tegen het door het hof gegeven oordeel in rov. 3.9 onder (a) dat [verweerster] niet heeft gesuggereerd dat [eiser] uit geldelijk gewin [betrokkene 1] om het leven heeft gebracht en dat deze zaak daarom in zoverre afwijkt van de zaak van het Paroolarrest welke om de beschuldiging van roofmoord ging. De onderdelen houden in de kern de klacht in dat dit oordeel onbegrijpelijk is, omdat [verweerster] in wezen de suggestie van het Parool heeft herhaald dat [eiser] [betrokkene 1] om het leven heeft gebracht met als motief geldelijk gewin, waarbij de onderdelen met name wijzen op de volgende passage uit de open brief:

Over de werkelijke motieven van [eiser] om die onderduiker om zeep te brengen ga ik niet speculeren. Ik kijk wel uit. Wel staat vast dat die onderduiker een klein fortuin aan geld bezat, dat hij dag en nacht bij zich droeg. Dat weet Uw Raad net zo goed als ik. Uw Raad weet eveneens net zo goed als ik dat [eiser] kort na de moord door getuigen is gesignaleerd met een grote hoeveelheid geld, dat eruit zag alsof het in het water had gelegen. Hij was, als ik me goed herinner, bezig de bankbiljetten te drogen te hangen. Maar over de werkelijke motieven van [eiser] ga ik niet speculeren. Ik kijk wel uit. Laten de lezers hun eigen conclusies maar trekken.”

(3.12) De onderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Zij bestrijden niet het oordeel van het hof “dat er op zijn minst vraagtekens kunnen worden gezet bij de veronderstelling dat het doden van [betrokkene 1] een daad van verzet was, die noodzakelijk was ter bescherming van het leven van [eiser] en of anderenROV (3.6).

Het hof heeft dit oordeel op het volgende gebaseerd:

[eiser] heeft in voormeld televisieprogramma de indruk gewekt dat het doden van [betrokkene 1] een daad van verzet was en dat dit objectief is komen vast te staan, gelet op de “rehabilitatie” door de Grote Advies Commissie der Illegaliteit,

van rehabilitatie van [eiser] is echter geen sprake,

– [verweerster] gaat terecht ervan uit – onder meer op grond van de inhoud van het strafvonnis van de rechtbank van 15 juni 1944, het gratieadvies van Minister Kolfschoten van 14 januari 1946, diens brief aan de Grote Advies Commissie der Illegaliteit, en de uitspraak van de Centrale Raad van 6 november 1997, later nog gevolgd door de uitspraak van de Raad Kamer WBP van de PUR van 10 juni 2005, dat openlijk vraagtekens gezet kunnen worden bij de bewering, dat hier sprake was van een daad van verzet.

(3.13) Mede tegen deze achtergrond heeft het hof een niet onbegrijpelijk oordeel gegeven door de geciteerde passage aldus te lezen dat [verweerster] daarin, overigens in prikkelende bewoordingen, heeft gesteld dat zij niet gelooft dat het doden van [betrokkene 1] door [eiser] een verzet daad is. Anders dan Middelburg in de publicaties die hebben geleid tot het Parool Arrest, heeft zij immers niet de beschuldiging uitgesproken dat [eiser] zich heeft schuldig gemaakt aan roofmoord, maar heeft zij zich ertoe beperkt vraagtekens te zetten bij de motieven die [eiser] in “Het uur van de Wolf” heeft gegeven voor zijn daad. Voorts is de open brief geen onderzoeksjournalistiek of pretendeert deze dat te zijn, maar gaat het om een opiniërende publicatie. Ook de omstandigheid dat de passage, op zichzelf gelezen, anders kan worden uitgelegd – namelijk aldus dat [verweerster] daarin in wezen de door Middelburg in Het Parool uit gesproken beschuldiging heeft herhaald, dat [eiser] met het doden van [betrokkene 1] geen verzetsdaad heeft gepleegd, maar werd bewogen door de zucht naar geldelijk gewin – maakt het oordeel van het hof nog niet onbegrijpelijk. De onderdelen betogen voorts – terecht – niet dat voor de onderhavige uiting geen enkele feitelijke basis aanwezig was. Met zijn oordeel dat vraagtekens gezet kunnen worden bij de juistheid van de bewering dat hier sprake was van een daad van verzet, heeft het hof klaarblijkelijk gerefereerd aan ROV (9) van het vonnis van de rechtbank, waarin met name wordt aangehaald (i) dat niet eerst naar een ander onderduikadres voor [betrokkene 1] is gezocht, (ii) dat [eiser] op eigen naam het bootje heeft gehuurd waarmee het lijk is weggevoerd, (iii) dat hij na zijn aanhouding de naam heeft genoemd van degene die hem daarbij geholpen heeft, (iv) dat [eiser] vrijwel meteen na zijn aanhouding heeft verklaard dat het slachtoffer een ondergedoken jood was, en (v) dat hij niet consistent heeft verklaard over wat er is gebeurd met het geld van [betrokkene 1] (naar [verweerster] onweersproken heeft gesteld, heeft [eiser] in het kader van de pensioenprocedure erkend f 250,– te hebben gevonden in de bezittingen van [betrokkene 1] en zich dat geld te hebben toegeëigend).

In twijfel trekken van het verzetsverleden van [eiser]; grief ten onrechte niet besproken?

(3.1) Onderdeel 6 betreft de suggestie die volgens [eiser] op diverse plaatsen in de open brief ligt besloten, dat te betwijfelen valt of hij wel enige verzetsactiviteit heeft verricht. Volgens [eiser] is hij ook daardoor in zijn eer en goede naam aangetast. De rechtbank heeft dit betoog verworpen. Tegen dit oordeel heeft [eiser] in hoger beroep een grief gericht. Het hof heeft deze grief ten onrechte onbesproken gelaten, aldus nog steeds het onderdeel.

Het onderdeel kan niet tot cassatie leiden omdat het feitelijke grondslag mist. Het hof heeft in ROV (3.8) immers onder meer als stelling van [eiser] aangehaald dat [verweerster] heeft herhaald dat hij ([eiser]) zich op een verzet verleden zou “beroemen“, en heeft hier over in ROV (3.9) geoordeeld, dat [eiser] in “Het Uur van de Wolf” de indruk heeft gewekt, dat het doden van [betrokkene 1] een verzetsdaad was, zo dat het [verweerster] vrij stond hier aan te refereren. Daar op liet het hof volgen: “Meer heeft zij niet gedaan.” Daarmee heeft het hof tot uit drukking gebracht dat [verweerster] zich niet heeft uit gelaten over de vraag of [eiser] als verzet deelnemer viel aan te merken, maar zich heeft beperkt tot het uit spreken van twijfel over het verzet karakter van het doden van [betrokkene 1]. Het hof heeft de onderhavige stelling van [eiser] dus niet onbesproken gelaten, maar verworpen.

Nog niet behandelde klachten

(3.15) Ook voor zo ver de door het middel naar voren gebrachte klachten tot dusver niet zijn behandeld, falen zij. Zulks behoeft, gezien Artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

(4) Beslissing

De Hoge Raad

verwerpt het beroep.

veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op € 367,34 aan verschotten en € 2.200,– voor salaris.

Dit arrest is gewezen door de vice president JB Fleers als voorzitter en de raadsheren EJ Numann, A Hammerstein, FB Bakels en CA Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer EJ Numann op 18 januari 2008.

(5)

Welke Hoek? AD, 13 februari 2002

‘De gelukwens van Filip de Winter’, lees ik maandag in het hoofdartikel van mijn eigen krant, ‘maakt duidelijk in welke hoek Fortuyns sympathisanten gezocht moeten worden’. Welke hoek hier precies wordt bedoeld, dat is voor de auteur blijkbaar zo evident dat het niet eens gezegd hoeft te worden. Iedereen kan immers op zijn klompen aanvoelen, impliceert de tekst, over welke abjecte categorie mensen we het hier hebben?

Verstokte racisten dus, fascisten, holocaust-ontkenners, hakenkruiskladders, skinheads, neo-nazi’s, in brand stekers van Turkenpensions, volgelingen van de weduwe Rost van Tonningen, kortom: het handjevol semi-criminele paria’s en outcasts dat geacht werd de achterban te vormen van Janmaat. Hoe datzelfde handjevol paria’s en skinheads, dat vroeger moest vechten om de kiesdrempel te halen, er nu ineens in is geslaagd goed te zijn voor 22 zetels, dat wordt helaas niet uitgelegd.

Ik heb er, als praktiserend Fortuynsympathisant, eerlijk gezegd bezwaar tegen om met de bovengenoemde categorie in een hoek gedreven te worden, en dat nog wel door mijn eigen krant. In dit hoofdartikel wordt, om maar eens het jargon te hanteren dat de media ook zo lichtvaardig gebruiken als het in hun kraam te pas komt, aangezet tot haat jegens, en geweld tegen, Fortuynsympathisanten. En dat is strafbaar, zoals u weet. (Art. 137c: Hij die zich in het openbaar, mondeling of bij geschrift of afbeelding, opzettelijk beledigend uitlaat over een groep mensen wegens hun ras, godsdienst, levensovertuiging of homoseksuele gerichtheid, wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste 1 jaar.)

Nou zal ik de laatste zijn om de auteur van dit hoofdredactioneel proza voor de strafrechter te dagen. Want ik ben toevallig, net als Pim Fortuyn, van mening dat je in een vrij land een bevolkingsgroep moet kunnen beledigen zonder daarvoor in de nor gesmeten te worden. Ik vind artikel 137c een weerzinwekkend stukje gelegenheidswetgeving, dat op zeer gespannen voet staat met ons grondwettelijk recht op vrije meningsuiting. Dus ik zal me er nooit op beroepen. Wie zich beledigd voelt wegens zijn flaporen, ras, haarkleur, geloof, corpulentie, levensovertuiging, kaalhoofdigheid, seksuele geaardheid, slechte adem of what have you, die loopt maar naar de civiele rechter om zijn gram te halen. Ik zou me doodschamen als Jan Blokker achter de tralies werd gezet, louter en alleen omdat hij mij en mijn geestverwanten gestigmatiseerd heeft door ons met Mussolini te vergelijken.

Ik zou het verder op prijs stellen om in het openbaar te kunnen verklaren dat ik in hoge mate sympathiseer met Pim Fortuyn, zonder terstond door de bloedhonden van de media te worden gelyncht. Want ik verdom het nog langer om mij door politieke commentatoren die zich door de Wiardi Beckman Stichting laten betalen om voor de PvdA de concurrentie uit de weg te ruimen, en die daarvoor hun positie misbruiken, om mij door die lui dus, dermate te laten intimideren dat ik haast niet meer hardop durf te zeggen dat ik sympathiseer met Pim Fortuyn. De mate waarin mijn recht op vrije meningsuiting door art. 137c wordt beknot, dat is slechts kinderspel bij de mate waarin mijn recht op vrije meningsuiting wordt beknot door de terreur van de onderdanige paarse media. En het wordt steeds erger: in Janmaats tijd waren er een stuk of 180.000 melaatsen in dit land met wie je niet mocht praten, behalve dan om ze in het gelaat te spuwen; nu zijn het er al 1,3 miljoen die je mijden moet als lepralijders, om te voorkomen dat je zelf tot paria wordt gebombardeerd door de kongsi van de gevestigde partijen en hun trouwe vazallen in de journalistiek.

Om met Pim Fortuyn te Spreken ‘Daar moesten We ons Nou Maar Eens Effe Niks Meer van Aan Trekken.’

Meer Stukken van Pamela Hemelrijk

Flat Gebouw Nederland
Anti Socialistisch Manifest

Bij Uit Geverij Aspekt verscheen in 2010 een Postume Editie van Pamela Hemelrijks bundel ‘Niemands Knecht. Pamfletten uit het Hemelrijk.’ Met een Voor Woord van Stan de Jong. Onder Meer te Verkrijgen via bol.com

Op de Web Site Meer Vrijheid staan Diverse Artikelen van Pamela Hemelrijk. Lees Hier.

Frank Karsten schreef op de Web Site van Meer Vrijheid een In Memorium, Gewijd aan Pamela Hemelrijk. Lees Hier.

Syp Wynia

Wynia’s Week, 28 september 2019

https://www.wyniasweek.nl/selectie-uit-columns-van-pamela-hemelrijk/

In Memoriam, Pamela Hemelrijk, 1947 – 2009

Dat was schrikken Pamela. Nou ben je plots van ons heengegaan.

Aangezien we elkaar kenden en er zo’n 60 stukken van je zijn gepubliceerd op MeerVrijheid lijkt het mij gepast wat te vertellen over jou en hoe ik je kende.

Ik ontmoette je nadat je met ruzie was vertrokken bij het AD. Op de herdenking van Pim in 2003. Vernam later via via dat je libertarische interesses had gekregen. De boekentips die Bart Croughs je gaf nam je gretig aan. Hoppe, Rothbard en Mises waren aan jou duidelijk wel besteed.

De omslag duurde niet lang. Het libertarische idee ging erin als Gods woord in een ouderling. Je stukjes kwamen op MeerVrijheid en we kregen vaker contact. Ik herinner mij dat ik eens bij je op bezoek kwam op de Prinsengracht om je te helpen met computerproblemen. Nadien zaten we op het balkon boven het verkeer en babbelden over de boeken die je gelezen had en het plezier waarmee je de nieuwe ideeën omarmde. Maar er waren nog wat twijfels bij de anarchistische variant van het libertarisme. Ik gaf je wat argumenten maar je was natuurlijk niet meteen overtuigd. Ik geloof eigenlijk niet dat die argumenten er veel toe deden want jouw liefde voor de radicale gedachte deed de rest. Going all the way sprak jou altijd aan, een eigenschap die ik ook in je waardeerde. Niet bang consequent te zijn in een idee. Vanaf die tijd was je een evangelist voor het libertarisme Geweldig!

En uitdragen deed je met verve. Je beklaagde je er soms over dat anderen niet ontvankelijk waren voor je argumentatie. Ik begreep dat wel een beetje. Je had natuurlijk de felheid van een bekeerde. En dat schrikt af. Ik adviseerde je wat meer stroop te gebruiken en wat minder de stok. Maar ik had er geen hoop op dat je dat daadwerkelijk zou doen. Pamela is nou eenmaal Pamela.

De boosheid over politici en je nieuwe inzichten vertrouwde je toe aan het papier en dat publiceerde ik dan op MeerVrijheid. De lezers waren verguld van je. Je had opvallend veel fans onder de sitebezoekers en mij bereikten veel complimenten over je schrijfsels. Dat je een column kreeg in de Metro was een godsgeschenk voor mij en je andere fans. En zo kon je werk en hobby weer bij elkaar brengen.

En toen was er nog het prachtige anti socialistisch manifest. Dat je naar eigen zeggen in een opwelling had geschreven en op het internet had geplaatst. En prompt belde dagblad Trouw met de vraag of ze het mochten publiceren.

Je was een voorvechter geworden van individuele vrijheid maar helaas was je behoorlijk pessimistisch over de toekomst ervan. Zo vreesde je bijvoorbeeld dat de overheid het internet zou dichttimmeren. En over de toenemende centralisatie binnen Europa was je eveneens somber. Gelukkig kon ik je af en toe opmonteren, maar dan moest ik soms praten als Brugman.

Het was als lezer niet moeilijk de verontwaardiging en boosheid in jouw columns op te merken. Het spatte namelijk van het papier af. En daarmee gaf je uiting aan de woede en frustratie die veel mensen voelen over politici en hun malle fratsen. Je wilde ze allemaal bij hun kladden grijpen en flink door elkaar schudden. Eén stukje staat mij met name bij, een waarvan ik erg genoot. Die over Flappie, de haas die van zijn hok moest worden gelicht door de politie. Een trieste affaire maar zoals jij het verwoordde met bv ‘Heer lieve Heiland, verlos ons van de do-gooders!’ en ‘zwakbegaafde nitwits zonder enige diepgang of dossierkennis’ was erg vermakelijk.

Rust zacht lieve Pamela.

Wilt u  hier een reactie achterlaten dan kunt u die mailen naar fkarsten@meervrijheid.nl

Gerelateerde Links
Rouw Brief Pamela Hemelrijk
Alle Stukken van Pamela op Meer Vrijheid
Een Interview van Vrijheid Radio met Pamela MP3

Meer Vrijheid, 30 september 2009

https://meervrijheid.nl/?pagina=2115

Dienst Mede Deling

Expo in RSMuseum sinds 14 nov 2023 om 00:09

Wikipedia – Fred Spijkers

Meer informatie
https://robscholtemuseum.nl/?s=Syp+Wynia
https://robscholtemuseum.nl/?s=Wynia’s+Week
https://robscholtemuseum.nl/?s=Frank+Karsten
https://robscholtemuseum.nl/?s=Meer+Vrijheid
https://robscholtemuseum.nl/?s=Willy+Hemelrijk
https://robscholtemuseum.nl/?s=Pamela+Hemelrijk
https://robscholtemuseum.nl/?s=Fred+Spijkers
https://robscholtemuseum.nl/?s=Pim+Fortuyn
https://robscholtemuseum.nl/?s=Elsbeth+Etty
https://robscholtemuseum.nl/?s=Gerrit+van+der+Veen
https://robscholtemuseum.nl/?s=Louis+van+Gasteren

 

Plaats een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd.


*


CAPTCHA ImageChange Image