Willem Kuipers – Kunst en misdaad, daar slaapt de duivel tussen

De eerste roman van Natasha Gerson, Plaatstaal, gaat over de kraakbeweging in Amsterdam en het verloop daarvan. Volop ‘straatrumoer‘ dus….

Maar dat is niet zo.

Gerson gebruikt een àndere, zo mogelijk nog treuriger gebeurtenis uit de contemporaine geschiedenis van Amsterdam om haar verhaal een geloofwaardige plot te verschaffen. Maar voordat het zo ver is, brengt ze de lezer in contact met een aantal personages, dat zich de afgelopen jaren ophield te midden van het snuivende, spuitende en zuipende volkje, dat in het Amsterdamse stadsdeel De Pijp, het vervallen café De Zwarte Ster en op andere bekende plaatsen binnen en buiten Amsterdam (Kedichem, Nuth) het verzet tegen de heersende orde en extreem rechts gestalte gaf.

De centrale figuur in Plaatstaal is de working class hero Chris. Hij is een leuke punker, die door een aantal vrouwen, de zigeunerin Jo, de beeldhouwster Gaby, de advocate Ruth en de kraakster Ellen, op handen wordt gedragen en dientengevolge met allen, al of niet langdurig, het bed mag delen, om tenminste (bij Jo) twee kinderen te verwekken – naar wie hij verder niet omkijkt; Chris heeft de pest aan kinderen.

Het gedoe tussen Chris en zijn vrouwen brengt zoveel verwikkelingen (en uitleg over het leven van de betrokkenen) met zich mee, dat de ideologie, zeg maar het belang van de ‘beweging‘, naar de achtergrond verdwijnt, niettegenstaande het feit, dat Gerson de gedrevenheid van haar noble outlaw Chris blijft benadrukken. Misschien is het goed als deze of gene BVD verklikker er eens voor gaat zitten om Plaatstaal grondig te bestuderen, maar veel wijzer over Rara of andere bommenleggers zal hij er niet door worden. Hooguit krijgt hij een idee van de mentaliteit, die bepaalde in Amsterdam woonachtige twintigers er op nahielden tussen 1985 en 1995, de tijd, waarin het verhaal zich afspeelt.

Waarschijnlijk is het Gerson meer om die atmosfeer te doen geweest dan om het aandragen van een dieper inzicht in het romantische verzet van de jeugd. Voor deze opvatting pleit, dat zij halverwege haar zeer uitgesponnen verhaal de krakers steeds meer laat opgaan in de Amsterdamse kunstscene, een ontwikkeling, waaraan een zeker realiteitsgehalte niet ontzegd kan worden en die daarom, mits goed verbeeld, een aardige indruk had kunnen geven van de modieuze promiscuïteit tussen misdaad (agressie, geweld) en kunst.

Die samen op één kussen, daar slaapt de duivel tussen. Een mooi onderwerp.

Op dit punt laat Gerson de gespannen lezer, ondanks boeiende taferelen van artistiek Amsterdam, nogal in de steek. Het is tè, wat zij verzint, te clichématig, te zwart wit en te voor de hand liggend (behalve dan dat de zeer slechte Ellen stiekem een rééks mannen om zeep brengt!). Zulke kanten van het kunstbedrijf hebben we al enerverend genoeg door Joost Zwagerman geschilderd gekregen. Maar het allerzwakste in Gersons verhaal is dat je al zo vroeg ziet aankomen hoe het zal eindigen: met een kopie van de aanslag op Rob Scholte.

Nee, compositorisch gezien is Natasha Gerson (1969) nog ver van een geslaagde roman verwijderd, maar dat neemt niet weg, dat ze wel degelijk iets duidelijk heeft gemaakt over inborst en wereldbeschouwing van haarzelf en haar leeftijdgenoten. Kennelijk putte ze daarbij uit eigen ervaringen. Op vijftien jarige leeftijd van huis vertrokken naar Londen, daarna actief in de Amsterdamse kraakbeweging – het ziet eruit als een jeugd van deze tijd waarover het laatste woord nog niet gesproken is (Van Gennep, ƒ. 44,90).

De Volkskrant, 29 mei 1996, 0:00

https://www.volkskrant.nl/nieuws-achtergrond/kunst-en-misdaad-daar-slaapt-de-duivel-tussen~bc00f685/

Meer informatie:
https://robscholtemuseum.nl/?s=Natasha+Gerson
https://robscholtemuseum.nl/?s=Joost+Zwagerman
https://robscholtemuseum.nl/?s=kraakbeweging
https://robscholtemuseum.nl/?s=punk
https://robscholtemuseum.nl/?s=Rara