Willem Hoogendijk – Ik en Van Gogh: Wat ik met Vincent van Gogh heb

Na zijn schooltijd kreeg mijn vader tbc. Daarvoor kuurde hij in Driebergen en later in Davos. Hij was al verloofd met mijn moeder, die hij op het gymnasium had leren kennen. Eens werd zij van college – zij was Nederlands gaan studeren – weg geroepen, omdat haar fiancé stervende was. Maar mijn vader is gelukkig hersteld, werd zelfs een robuuste man. Maar dat is hier niet ter zake. Tijdens het kuren heeft hij veel gelezen. Henriette Roland Holst, Tolstoy, Balzac en ook de brieven van Van Gogh. In drie delen, nog bezorgd door schoonzus Bonger. Die ging ik als jongen of jonge man ook al gauw lezen. Mijn vader was kunsthandelaar geworden, vooral in 17e eeuwse schilderijen. Maar soms had hij ook een tekening van Van Gogh en zelfs een vroeg stilleven of landschapje uit de Nuenense tijd . Mijn vader heeft ook wel de zoon van broer Theo, Vincent de ingenieur, gekend; deze beheerde de nalatenschap van zijn oom en ouders. Maar vooral door de brieven was de schilder een soort ver, maar dierbaar, familielid van ons geworden.
Ik begreep, dat in zijn Haagse tijd Vincent wel eens rond gelopen had met Breitner, met hun schetsboekjes bij de hand. Ik verkondig wel eens: als Vincent het talent en de springplank van bijvoorbeeld Israëls had gehad, was hij nooit het genie geworden, dat hij werd. Israëls, dankzij zijn vader Jozef ongeveer met een penseel in zijn mond geboren en met erg veel aanleg. Daarnaast Vincent, die eerst nog hulpprediker wilde worden en pas op latere leeftijd aarzelend ging tekenen in Londen en in de Borinage. De ploeteraar met zijn timmermanspotlood (beginnende tekenaars verwijs ik wel naar het vroege, onbeholpen tekenwerk van Vincent om hen moed te geven). Ploeteraar, maar ook knokker. Elke centimeter moest hij veroveren (wil je hier plaatjes zien? Ik zie voor me iets heel vroegs, uit de Borinage, met al die kasseien keurig uitgetekend. En dan, uit de Haagse tijd, een tekening van achtertuinen: al heel mooi en gevoelig).
Wat nog meer te melden? Eens was er – ik meen, dat het Van Gogh museum nog niet bestond – een Van Gogh tentoonstelling in Japan. Een stuk of zestig schilderijen van hem gingen per vliegtuig er heen. Mijn vader was verontwaardigd: “In één vliegtuig. Zijn ze nou gek geworden?!”
Ik ging en ga af en toe naar het Van Gogh museum. Altijd genieten. Ook van wat het museum er om heen heeft verzameld: tijdgenoten, inspiratoren van Vincent en dergelijke.
Boven die vroege dingen uit Nuenen en Antwerpen – boeiend. Ook het boek van Emmy Andriesse bekeken met foto’s van Arles en St. Rémy nu, met Vincent’s schilderijen ter vergelijking erbij. Ik geloof ook ooit het graf in Auvers bezocht te hebben, van de beide broers. Wat een toewijding van Theo, een heel leven lang! Vincent – altijd in geldnood en vast geen ‘makkelijk type’, zo gezegd.

Nu komt er iets heel merkwaardigs. Sinds kort vind ik het mooiste schilderij van Van Gogh in zijn museum een werk, dat … het minst Van Goghiaans is! Namelijk het Gezicht op Parijs (F 261. Hulsker 1101, aldaar in kleur afgebeeld). Helemaal de Hollandse traditie van Ruysdael en Koninck. Enigszins ton sur ton. De wat donker gehouden voorgrond, dan een lichter plan, dan weer – op de hoogte van de Dome des Invalides weer even donkerder. Heel geraffineerd. Een prachtig ritme in het schilderij, met bruine, donker blauwe en grijze tinten. En een schitterende Hollandse lucht er boven. Ook invloed van iemand als Daubigny? Kan ik niet beoordelen. Vincent zat toen (1886) bij zijn broer, en dus is er helaas geen brief over. Heeft hij wellicht geprobeerd iets te maken, dat Theo misschien beter kon verkopen, dan zijn meer moderne werk? Afijn, het mooiste schilderij het minst Van Gogh! Komt het door mijn ouderwetse smaak? Maar ik heb het wel op mijn prikbord hangen naast een aquarel van Cézanne in de Courtauld Londen. Van een zelfde kwaliteit.

Willem Hoogendijk D.A. Zn.
Zomer 2010
wh@aarde.org

PS
Over de 17e eeuw placht mijn vader te zeggen: we hebben in ons land, wat we niet verkocht hebben. Voor belangrijke meesters moet je naar het buitenland gaan: Bosch, Koninck, Hobbema. Die Cornelis Hoogendijk, met o.a. die tiental (?) Cézannes: het Stedelijk had een Cézanne zaal kunnen hebben, waar nu de hele wereld voor langs zou komen!

PPS
Nog even iets over Cornelis’ zuster Riet. Er is een bekende foto van Toorop, die een model verwelkomt. Dat model, op de rug gezien, wordt nu gedacht Riet H. te zijn. T. was op haar verliefd, maar zij hield afstand, omdat hij getrouwd was. Net als haar broer had ook zij veel geld geërfd (de Hoogendijken waren succesvolle ondernemers in Capelle en Krimpen aan de IJssel. O.a. de Van der Giessen-De Noord werf was hun oude scheepswerf). Met haar geld heeft Riet in 1903 een arbeiders wijkje laten bouwen in het Haagse Transvaal kwartier volgens moderne ideeën, d.w.z. met lucht, siergroen, tuintjes en kinderspeelgelegenheid. Dertig jaar later verkoopt zij het wijkje aan de gemeente. Voor het bedrag, dat zij er destijds in gestoken had. Dat was nog eens chic. Hartverwarmend. Trots op zo’n achter achter oud tante!
Riet trouwde met de schilder Van Blaaderen. Hun kinderen hadden nog wat schilderijen over, zoals te zien op een schilderij, dat Sluijters van hen gemaakt had. Daaronder Van Gogh’s Stilleven met de blauwe handschoenen. Vanwege de familieband vroegen zij aan mijn vader, dat voor hen te verkopen. Het werk ging naar de bekende Mellon collectie in de Verenigde Staten.

Willem Hoogendijk, vrijdag 5 augustus 2011, 15:56

http://willem-hoogendijk.blogspot.nl/2011/08/ik-en-van-gogh.html

https://robscholtemuseum.nl/category/Van-Gogh/