VPRO | VPRO Laat | IJsbrand van Veelen & Els Hoek – Don Quichot | Felix Rottenberg versus Rob Scholte (1997) + Barber van de Pol – De Kracht van het Zich Vormen (1996)

Don Quichot | Felix Rottenberg versus Rob Scholte (1997)

https://nl.wikipedia.org/wiki/Barber van de Pol
https://nl.wikipedia.org/wiki/Piet Meeuse
https://nl.wikipedia.org/wiki/Felix Rottenberg

De Kracht van het Zich Vormen (1996)

Één ding weet ik wel zeker, veel van de aller boeiendste romans lijken niet op romans. Dat geldt al met één voor de oudste voor beelden, die we kennen, waar onder de Quichot van Cervantes, een hoogst merk waardig geval. Het geldt voor Georges Perec’s Het Leven een Gebruik Aan Wijzing (1978), door een Nederlandse criticus onlangs uit geest drift de laatste echte roman genoemd, maar eerder een archief vol vakken met daar in weer kleinere vakjes, het geldt voor Frida Vogels’ niet af latende Stream of Confession. Maar wat is Een roman? Een sonnet is een sonnet, dat zie je zo. Een kort verhaal is een verhaal, dat kort is. Een roman kan van alles zijn, als het maar voor al proza en voor al fictie is, of lijkt, je weet het nooit, en enige om vang heeft. Logisch, dat een lezer met een goed hart zijn favoriet het liefst aan z’n haren uit die amorfe hoop om hoog trekt en roept ‘Kijk! Dit is Pas een Roman!’ Of ‘Dit is Geen Roman, dit is een Anti Roman! Dit is Andere Kost!’

Wat nu wordt gevangen in het woord ‘Roman’, had nog geen vorm of naam toen Cervantes in 1605 en 1615 zijn twee Delen De Vernuftige Edel Man Don Quichot van La Mancha het licht deed zien. Wel waren er boeken over schelmen en Ridders, het soort, dat Cervantes aan greep om, in de Quichot, het hele verschijnsel literatuur door te lichten. In Nederland kwam het woord pas ver in de zeven tiende eeuw te staan voor proza met de fictieve lot gevallen en, en dat was het nieuwe, de karakter ontwikkeling van één of meer personages in een bepaalde setting.

Cervantes zelf gebruikt het woord ‘Historia’ voor zijn boek, ‘Geschiedenis’, ‘Kroniek’, ‘Historie’. ‘Historia’ had al sinds de Middel Eeuwen de aarzelende bij klank van ‘Kroniek Vermengd met Fictie’, maar bij Cervantes wordt de Bij klank bepalend. Wie bedenkt hoe mal dat is, de Historie van een edel man, die begin zeven tiende eeuw opereert in de stijl van de Middel Eeuwse Ridders, beseft hoe in gewikkeld de betekenis van het woord ‘Historie’ begon te worden. Kennelijk waren de literaire begrippen zich over al in Europa aan het her schikken.

Historia’ bleef voor al ‘Geschiedenis’ betekenen en zou niet het Spaanse woord voor ‘Roman’ worden, dat werd in Spanje van af ver in de acht tiende eeuw ‘Novela’, in de Quichot alleen gebruikt voor de hand vol in gelaste verhalen, die voor al Deel I hier en daar ernstig ontwrichten, al zijn het de ordelijkste gedeelten van het boek. De retoriek er in is zo beproefd, dat ze aan alle kanten riekt naar cliché, ogen glanzen van op winding, een huid trekt Wit weg bij angst. In tegen stelling tot wat elders in de Quichot zo meesterlijk gebeurt, wordt in die verhalen niet met het cliché gespééld. Van daar, dat ze braaf af steken tegen de rest. Je zou het ‘Novelletjes’ kunnen noemen, met een gezochte, maar hechte, intrige, een lach en een traan, en een al tijd voor God verantwoord einde. Dit, ‘Novela’, werd het Spaanse woord voor ‘Roman’.

Over die ‘Novelas’ in de Quichot doet de schrijver zelf niet schamper. Het gaat om verhalen, die worden voor gelezen, ze zijn spannend en tegelijk ontspannend bedoeld. De toe hoorder herkent gemakkelijk zijn voor keuren en het gebodene glijdt als taart en zoete koek naar binnen. Soms gaan ze over gebeurtenissen in den vreemde en moeten ze nieuws waarde hebben gehad. Cervantes vergeet nooit te vertellen hoe gespitst het publiek luistert en hoe fraai, helder of aan genaam de stem van de voor lezer klinkt. Alleen Don Quichot is als toe hoorder niet te vertrouwen. Hij neemt alles serieus en wordt ál te zeer mee gesleept. Bekend, ook van de Opera Buffa versie van Manuel de Falla is zijn bemoeienis met het poppen spel van Maese Pedro, dat hij uit woede over een wending ten na dele van een schone prinses kort en klein slaat.

De Quichot wordt gepresenteerd als een avonturen roman over een edele, die de hoofse idealen van wel eer wil doen her leven, maar al zijn de avonturen dol komisch en niet gespeend van spanning, we krijgen geen kans ons probleemloos te laten mee slepen. Ze worden consequent onder broken voor commentaar, roman technische ongelukjes, ter zijdes. De taal plaagt en prikt eerder dan ze verleidt, en van bevestiging van verwachtingen is geen sprake. De Quichot is dan ook niet in de eerste plaats een avonturen roman, maar een roman over het avontuur, dat schrijven is. Niet zo zeer Don Quichot is de vernuftige, waar van de boek titel gewaagt, maar zijn schepper, die hier door zich zelf op gevoerd in minstens vier gedaanten.

Hij begint als een zich gedeisd houdende, al wetende verteller, over wie niemand vragen zal stellen, maar hij zelf verbreekt die rust. Al in hoofd stuk 8, de twee Delen samen tellen 126 hoofd stukken, geeft hij zijn af zijdige rol op. Hoofd stuk 8 bevat Don Quichots beroemde gevecht met de wind molens, die hij voor reuzen aan ziet en eindigt midden in een volgend avontuur, op het ogenblik, dat de Don oog in oog staat met een krom pratende Biskajer, beiden met geheven zwaard. ‘Wat Akelig,’ verzucht Cervantes dan, in eens acte de présence gevend. ‘De Rest Ontbreekt, de Schrijver Staakt zijn Verslag, met het Excuus dat hij Niets Meer Geschreven vond over Don Quichots Helden Daden.’ Maar hij, manipulator van zijn onder werp en van zijn lezers, voegt er aan toe ‘De Tweede Auteur van dit Werk wilde Echter Niet Geloven, dat Geen Enkele Letter Kundige van La Mancha Zo Weinig Nieuws Gierig zou zijn, dat er in zijn Archieven of Schrijf Laden Niet Enkele Papieren over deze Vermaarde Ridder te Vinden zouden Zijn.’

Deze ‘Tweede Auteur’, de ongrijpbaarste en wonderlijkste schrijver vermomming van alle maal, gaat in hoofdstuk 9 op zoek naar méér over Don Quichot en vindt zo waar op de markt in Toledo het manuscript van de Moorse geschied schrijver Cide Hamete Benengeli, waar het vervolg in staat, en hij vindt ook een vertaler, die een eigen stem in het boek krijgt. In tussen blijft Cervantes de zaken aan elkaar praten. Of is het in middels de zo genaamde ‘Tweede Auteur’ die voor ons op treedt als een soms heel even zichtbare coördinator?

Af en toe wordt de Moorse geschied schrijver de les gelezen. Dan staat er bij voor beeld, dat Sancho Panza of zijn heer gaat zitten onder ‘Een Kurk Eik of Steen Eik’. Iets, waar wij zeer wel mee kunnen leven, maar vermanend volgt, ‘Want op dat Punt Verliest Cide Hamete Benengeli Even zijn Gebruikelijke Stiptheid uit het Oog’. Ook Cide Hamete moppert. Hij geeft er, zegt de ‘Tweede Auteur’, soms bijna de brui aan, om dat hij genoeg heeft van al die Quichotterieën en meer ruimte zou willen hebben voor gevoel volle beschrijvingen. En de vertaler moppert, dat het hoofd stuk, dat we nu gaan lezen, apocrief moet zijn, om dat Sancho, een ongeschoolde boer, er al te wijs in praat. Let wel, Cide, Tweede Auteur, vertaler, ze zijn alle maal door Cervantes uit zijn duim gezogen.

Cervantes noemt zijn boek dus een Historia en hij blijft vol houden, dat het gaat om een waar achtig verslag van de waar gebeurde belevenissen van het historisch personage Don Quichot van La Mancha, voor heen Alonso Quijano geheten, een verarmd edel man, die te veel Ridder boeken heeft gelezen. Het woord ‘Waar’ of ‘Waar Gebeurd’ is de grote gotspe van het boek. Daar zou het om gaan, dat het allemaal zus en niet zo gebeurd is, dat waar achtigheid en echtheid je ware zijn, dat alle steken, die vallen, moeten worden op geraapt. Don Quichot is op zijn manier al net zo’n waarheid maniak. Gehersen spoeld als hij is door zijn lectuur, vermoedt hij achter alles wat hem niet zint het werk van tovenaars, die jaloers op hem zijn en het ware aan gezicht van de dingen aan tasten om hem dwars te zitten. De val kuilen in zijn redenaties zijn diep, net zo diep als zijn wan hoop over de betovering van zijn geheel en al zelf bedachte aan bedene Dulcinea, die van een fraaie edel vrouwe verandert in een lompe boerin.

Wij weten dan al, dat het Cervantes te doen is om spot op wat er vóór de Quichot was, op boeken vol onzin over dappere Ridders en te redden maagden, ze worden al in hoofdstuk 6 en 7 aan een literair kritisch onder zoek onder worpen en voor het meren deel verbrand door vrienden van Don Quichot, die het beste met hem voor hebben. Dat de Quichot een satire is, valt niét te ontkennen, maar ik denk, dat Cervantes hoger mikte, te weten op een zeer geestige ideeën roman, waar in hij met het al machtige middel van de humor verwarring en kritische zin wekt. Dank zij die humor, die nauwelijks bij zijn staart te grijpen is, maakt hij zich zelf onkwetsbaar voor de censuur en doet hij tegelijk de heilige werkelijkheid als een bonte en verbazing wekkende waaier uit één klappen. Dat is wat ik als lezer bij hem ervaar. De boeken ridders, die Cervantes te kijk zet via de persoon van Don Quichot zijn niet irreëler dan de Don zelf, alleen wordt Don Quichot al maar geconfronteerd met andere ir realiteiten of realiteiten. Zijn positie, in zijn eigen ogen rots vast, schuift, wankelt, en blijkt onhoudbaar te zijn. Het boek speelt Don Quichot’s spel niet mee.

De spot treft met name een zeer laat voor beeld van de Ridder boeken, de zo genaamde ‘Amadis Cyclus’, vroeg zes tiende eeuwse verhalen van Spaans Portugese her komst, die in heel West Europa de Soap van hun eeuw waren, Bredero smulde er net zo van als de meeste lezers in de Quichot. De herinneringen aan Amadis, de Gaula, zijn verwanten, en zijn attributen duiken steeds weer op om Don Quichot’s op zichzelf perfecte verstand te vertroebelen. En ook Roeland, de Razende, Roldaen, Orlando of hoe hij mag weten, dé bink van de middel eeuwse slag velden, is alom tegen woordig, om te beginnen in Don Quichots hoofd. Los van die voor geschiedenis is de Quichot zeer na drukkelijk een boek over wording. Het motto, dat ontbreekt, en ik zeg dit speciaal voor, of liever tegen, Arnon Grunberg, die in zijn column in de VPRO Gids suggereert, dat schrijvers, die de werkelijkheid en de waarheid problematiseren, erbarmelijke schrijvers zijn, het motto van Cervantes zou kunnen luiden ‘Zoek je Eigen Waarheid! Hang je Niet Op aan een Woord! Kijk uit je Doppen!’ Meestal impliciet, en soms expliciet, ook bij monde van Don Quichot, de grootste preker van het boek, hekelt hij het holle, dweperige, domme en zelf genoegzame, zo wel in de literatuur als, op een ruimer moreel plan, in het leven.

Als kind van de Renaissance is hij een humanist, maar een sceptische, hij lijkt geen over dreven vertrouwen te hebben in goedheid, solidariteit en voor uit gang, gezien de flaters, die hij Don Quichot en anderen ondanks hun goede bedoelingen laat slaan. Zijn meester werk, een jaar voor zijn dood vol tooid, is een moreel maar voor al mentaal en literair avontuur. Op enkele door zichtige knie vallen voor Koning, Kerk en Inquisitie na is het nooit bevestigend. Het biedt beelden en ideeën, maar ook vragen, en gaten, en laat de lezer zijn eigen web spinnen, op een manier, die hem ‘Mede Plichtig’ maakt, zo als Julio Cortázar dat noemde. Zo werd het zo wel de eerste roman als de eerste anti roman, en dat zo over tuigend, dat op slag veel er na passé werd. Dat is de grootste in vloed geweest, die het boek heeft gehad. Het zette met zijn om kering van cliché in experiment de traditie in van de romancier, die streeft naar de anti roman, die zich verzet tegen de heersende mode en zoekt naar nieuwe vormen en onder werpen. In Spanje duurde het tot 1884 voor er met La Regenta van Leopoldo Alas opnieuw een roman met die allure verscheen. Het bleef er lange tijd leeg in de schaduw van de grote Quichot.

Met zijn hilarisch gehamer op het belang van waar achtigheid in een onmis kenbaar fictief, om niet te zeggen onmogelijk verband, onder streept Cervantes juist het recht op tegen spraak, paradox, twijfel, openheid. Post Modernist avant la lettre Jorge Luis Borges, die zelf nooit een roman schreef, laakte de meeste grote romans van wege hun sluitende inherente logica en verstikkende beeld van de betrekking tussen mens en om geving, mens en om standigheden, mens en mensheid. Geen wonder, dat hij dol was op de Quichot en het boek bij wijze van hommage door één van zijn personages liet over schrijven, want na vertellen of na doen gaat niet.

In de Van der Leeuw Lezing, die Carlos Fuentes dit na jaar hield, noemt de Mexicaan het verschijnsel ‘Weifelen’ het begin en de grond slag van de roman. Ik citeer, ‘[Een Roman] is de Brenger van het Bericht, dat Wij in Feite Niet Meer Weten Wie Wij Zijn, Waar We  Van Daan Komen of Wat Onze Plaats is in de Wereld. Het is de Boodschapper van Vrijheid ten Koste van Onzekerheid. Het is een Bespiegeling over de Prijs, die wordt Betaald voor Materiële Voor Uitgang ten Koste van het Verlies van Onze Morele Uit Gang Punten, het is de Prijs van Prometheus.’ Hij noemt de Quichot de grootste Spaanse bij drage aan dit ‘Drama van de Moderniteit.’ Bij weifeling kan het helden dicht niet langer bestaan en verandert in roman.

Cervantes moet een aarts weifelaar zijn geweest, gerijpt en verwond op held haftige tochten, weet gierig, kwart jood, dus zeer onbeschermd in zijn tijd, profiel loos, want levend op het breuk vlak van tijd perken. Om de eerste romancier te kunnen worden had hij zijn tijd mee. Hij was genoodzaakt de kracht uit zich zelf te halen, omdat het bestaande hem geen hou vast bood. De wereld, waar in hij Don Quichot en Sancho Panza laat lopen, dus ook die van hem, wordt soms heel tastbaar. Bepaalde frasen zoals ‘On Over Troffen op het Reeds Ontdekte Deel der Aarde’ brengen ons pardoes in het begin van de zeven tiende eeuw, waar in kennis over wereld en kosmos nog toe vallig lijkt, tussen al die spoken, bezweringen, tovenaars en geblankette Dueña’s met hun spreek woordelijke koppel en roddel praktijken.

De Quichot is één lange beschouwing over de vraag wat de roman, of deze roman, nu is. Waarheid? Verzinsel? Een los vast feuilleton of een autonoom dus onlos makelijk geheel? Lering? Vermaeck? Er wordt iets beweerd, en dan staat er bij ‘Zo als Dat heet’, een doel treffende manier om het weer op losse schroeven te zetten. Dialectiek verzekerd, voor al ook dank zij de veel vuldig ontsporende gesprekken tussen de verlate hoofse ridder en zijn tegen sputterende schild knaap. De hoofd stuk titels, veel al met kwaliteit aan duiding, ‘Over het Grappige Casu Quo Rare Casu Quo Ongekende Casu Quo Over Bodige Voor Val, dat Don Quichot daar en daar overkwam,’  zijn al met een goed voor een brede grijns. Wij her kennen niet alle verwijzingen naar de ‘Picareske Land Kaart van Zes Tiende Eeuws Spanje’, de grote zee schuimers en struik rovers van toen zijn hoog uit namen voor ons, en ook weten wij niet wat er om een Biskajer of Aragonees of een in Sigüenza af gestudeerde meneer één, twee, drie te bulderen valt, maar het geeft niet, de context of toon wijst de weg. We voelen hoe alles onder Cervantes’ handen in wording is om uit te monden in dat boek, waar zonder de literatuur moeilijk meer voor stelbaar is. We ervaren de kracht van het zich vormende.

Nu moet gezegd, dat Cervantes een alle machtig slimme truc bedacht om de rafels aan zijn experiment weg te werken, al wordt het daar van alleen maar gekker en hier en daar rond uit meta fysisch. Deel II, tien jaar na het eerste verschenen, maar in de roman tijd daar moeiteloos op aan sluitend, is immers groten deels een commentaar op het eerste Deel en op de reacties, die dat te weeg heeft gebracht. Deel I, dat buiten gewoon succes vol was, bevat nog al wat fouten. Ik bedoel niet de grammaticale editie, door dat de schrijf, spel en uit geef regels toen niet zo vast lagen als nu, die komen in beide Delen voor, maar in Deel I verdwijnt zo maar Sancho’s ezel, ter wijl de schrijver lijkt te denken, dat hij ons het hoe en wat uit de doeken heeft gedaan. Ook vergeet hij een paar keer hoe Sancho’s vrouw heet, en bepaalde hoofd stuk titels slaan nergens op, of zijn verwisseld. Er is dom weg het één en ander mis gegaan. In Deel II kan hij dat naar believen her stellen.

De tekst bezorgers hebben hun handen vol gehad aan al die vergissingen. Velen hebben zich er over op gewonden, voor al in de vorige eeuw, die gerieflijke voor stellingen had van vol maaktheid en geloof waardigheid maar ook de eerste fanatieke Quichot vorsers voort bracht, zo als de vermaarde Diego Clemencín, die Cervantes honderd maal hoofd schuddend en sjagrijnig van slordigheid beticht. Maar ook nu nog houdt het velen bezig. Het gevolg is, dat er, om alles te verklaren, en voor uitgevers en vertalers van belang, op te lossen, mis schien wel net zo veel geschreven is over de vraag waar om de Quichot een oer roman is als over de vraag wat de oer of proto Quichot was die Cervantes in zijn hoofd had.

Bij de vraag naar de oer Quichot wordt gestreefd naar een reconstructie van Cervantes’ hoofd, terwijl hij het boek schreef, waar na de fouten op verantwoorde wijze kunnen worden verbeterd. Schei uit, zei Thomas Mann, zelf vertegen woordiger van de hechte, uit gesponnen, noem het burgerlijke roman in zijn gesublimeerde vorm, van de wet. dat geen mus zo maar van het dak mag vallen. Schei uit, want het spontane of schijnbaar spontane is één van de grote bekoringen van het boek. Hoe het zij, Cervantes zelf heeft de beste op lossing bedacht, hij voert in Deel II lezers van Deel I op, die reageren op het gelezene. Quichot en Sancho Panza spelen het spel mee. Ze geven antwoord op vragen en stellen op hun beurt vragen. Ze willen weten wat voor in druk ze hebben gemaakt, hoe het precies zit met hun roem. Don Quijote gaat zelfs een drukkerij binnen, waar zijn boek net van de persen rolt, met nieuwe mogelijkheden tot commentaar, de Quichot is naast al het andere dus ook nog eens een boek over receptie.

Reden voor veel drukte in Deel II is, dat er een vervolg op Deel I van de hand van een ander is verschenen, iets wat Cervantes, en Don Quichot, die het niet wenst te lezen, hels maakt. Menige bespiegeling wordt gewijd aan de vast stelling, dat dát vervolg niet deugt, want ‘Onwaar’ is, met een keur aan bizarre of hout snijdende argumenten. Cervantes gaf het een reden de Don uit zijn dood op te wekken, want Deel I eindigde met zijn graf schrift al was zijn dood niet beschreven. Hij laat hem expres niét doen wat de vervalser hem liet doen. Hij laat hem niet naar Zaragoza gaan maar naar Barcelona en ontmaskert al dus de ander. En ons wordt steeds voor gehouden dat onze Don Quichot de enige echte is.

En hij wórdt echt voor ons, want anti of niet, een over tuigend boek palmt in. Na het lezen volgt de heim wee. Op reis door La Mancha, de streek waar de meeste belevenissen zich af spelen, kan ik me niet aan de indruk onttrekken, dat ik de Ridder met het Droeve Gelaat zoek. Ik vind sporen van Cervantes, manuscripten, de gevangenis, waar hij het boek begonnen zou zijn, het huis van rivaal Lope de Vega,, die meer geluk had dan hij met zijn toneel werk, het succes genre van toen, ik zie de molens in de vlakte van Montiel, die hij als model koos, ik zie El Toboso, waar Dulcinea zou hebben gewoond. Het stadje speelt de grap mee, er is een museum gemaakt van het huis, dat het hare zou zijn geweest. Van Don Quichot vind ik, af gezien van smeed ijzeren souvenirs van hem en Sancho, geen spoor, om dat hij niet eens uit een legende is voort gekomen, maar louter uit het hoofd van Cervantes.

Aan het eind van Cervantes’ Deel II gaat Don Quichot aan schouwelijk, van moment tot moment, dood, in het bij zijn van notaris en priester. De epigonen of bedriegers kunnen hun pen aan de spijker hangen, want met dat personage is het gedaan, je hoort het Cervantes denken. Wat zou hij hebben gedacht van onze Willem Brakman, die de Don dit jaar, na bijna vier eeuwen, weer tot leven bracht en hem in de Scheveningse dreven onrecht laat recht breien en de dochter van de plaatselijke Dulcinea laat beminnen? Ik hoop, dat hij de sportiviteit zou hebben om in te zien, dat dit een echte Brakman is, geen na maak, en hem zijn ontlening zou vergeven.

Cervantes is geen idealist. Hij wil alleen meer werkelijkheid bloot leggen dan die waar mee men zich tevreden stelt. En Don Quijote is een rare idealist, hij is een goed mens, dat merk je aan alles, maar hij geeft zijn energie aan hersen schimmen, hij wil niet zien wat zijn ogen hem gunnen. Zijn hang naar het absolute uit zich in Old Time Ridder idealen, met stand besef, op offering gezindheid en hoofsheid, die zijn door te prikken als zeep bellen. We leven met hem mee, om dat hij eigen zinnig is, we lachen om hem, een beetje bevreemd door zijn gezwalk tussen waan zin en luciditeit, want soms spuit hij gedachten over bij voor beeld het boeken bedrijf, waar de betrokkenen van nu een puntje aan kunnen zuigen.

Nog twee slachtiger is Sancho, en onze houding tegen over hem. Sancho Panza is de pragmaticus van de twee. ‘Wat?!’ zou hij zeggen. ‘Praag zegt me Wel Iets, maar die Maat van die Kus, Daar heb ik Nog Nooit van Gehoord.’ Hij is een nuchtere vreet zak, maar dierbaar en interessant, met zijn eeuwige geweten conflicten. Hij weet, dat hij geen heilige is. Door de bank genomen bewondert hij zijn baas, want die mag malende zijn, hij is geleerd, in morele zin veel eisend en duidelijk onbaat zuchtiger dan hij, daar aan twijfelt hij bijna nooit, en al hoopt hij iets tastbaars aan hem over te houden, hij gaat zich zo waar een beetje verlicht voelen en is steeds meer genegen zich des noods blind aan de idealen van zijn baas uit te leveren, want, om één van zijn vele spreek woorden en gezegden aan te halen, ‘Niet naar Wie je Heet, maar van Wie je Eet’. Sancho Panza maakt een zichtbare karakter ontwikkeling door, veel meer dan Don Quichot, en is daar mee dé held van de roman. Dat hij ook een anti held is, stemt mooi over één met het feit, dat die roman een anti roman is.

Wat de Quichot zo’n, in Ridder stijl gezegd, ‘Voor Treffelijk’ boek maakt, is de uiter mate geestige, af wisselend op hol slaande en bewust haperende stijl, die weifeling en voort varendheid ingenieus verbindt. Cervantes is stijl gevoelig, maar niet angst vallig, een gezegende combinatie. Hoe Cervantes’ hoofd er ook uit zag toen hij zijn oer roman schiep, de schrijver stak in grootse vorm. Om een regel uit een Fake gedichtje uit het voor werk van het boek zelf te parodiëren. ‘Hij Splijt, Hij Hakt, Hij Kneust, Hij Spreekt en Hij Rammelt’, en onder wijl zie jij, lezer, de ruwe diamant met al zijn vakken en hoeken ontstaan.

De Quichot is een schitter roman in eeuwige wording en per definitie oer.

Raster, Jaar Gang, N°’s, 73 – 76, 1996

DBNL, datum onbekend, pagina 23 – 30

https://www.dbnl.org/tekst/_ras001199601_01/_ras001199601_01_0022.php

Grigori Kozintsev – Don Quixote (1957)

Meer informatie
https://robscholtemuseum.nl/?s=VPRO
https://robscholtemuseum.nl/?s=VPRO+Laat
https://robscholtemuseum.nl/?s=VPRO+Gids
https://robscholtemuseum.nl/?s=Laat+53
https://robscholtemuseum.nl/?s=IJsbrand+van+Veelen
https://robscholtemuseum.nl/?s=Els+Hoek
https://robscholtemuseum.nl/?s=Nick+van+’t+Hoff
https://robscholtemuseum.nl/?s=Mark+Witte
https://robscholtemuseum.nl/?s=Emile+van+de+Griendt
https://robscholtemuseum.nl/?s=Jos+van+den+Bergh
https://robscholtemuseum.nl/?s=Toenke+Berbelback
https://robscholtemuseum.nl/?s=William+de+Bruijn
https://robscholtemuseum.nl/?s=Alexander+Oey
https://robscholtemuseum.nl/?s=Ralf+Stam
https://robscholtemuseum.nl/?s=Gerd+Jan+Kuiper
https://robscholtemuseum.nl/?s=Frithjof+Kalf
https://robscholtemuseum.nl/?s=Jenny+Borger
https://robscholtemuseum.nl/?s=Penny+Pijnenburg
https://robscholtemuseum.nl/?s=George+Brugmans
https://robscholtemuseum.nl/?s=Rob+Scholte
https://robscholtemuseum.nl/?s=Last+Judgement
https://robscholtemuseum.nl/?s=Mondriaan+Revisited
https://robscholtemuseum.nl/?s=Aan+Slag+Scholte
https://robscholtemuseum.nl/?s=Rudi+Fuchs
https://robscholtemuseum.nl/?s=Leonardo+da+Vinci
https://robscholtemuseum.nl/?s=Tristan+Tzara
https://robscholtemuseum.nl/?s=Barber+van+der+Pol
https://robscholtemuseum.nl/?s=Raster
https://robscholtemuseum.nl/?s=DBNL
https://robscholtemuseum.nl/?s=Digitale+Bibliotheek+voor+de+Nederlandse+Letteren
https://robscholtemuseum.nl/?s=Gustave+Doré
https://robscholtemuseum.nl/?s=Georges+Perec
https://robscholtemuseum.nl/?s=Het+Leven+een+Gebruik+Aan+Wijzing
https://robscholtemuseum.nl/?s=Frida+Vogels
https://robscholtemuseum.nl/?s=Stream+of+Confession
https://robscholtemuseum.nl/?s=Manuel+de+Falla
https://robscholtemuseum.nl/?s=Opera+Buffa
https://robscholtemuseum.nl/?s=Cide+Hamete+Benengeli
https://robscholtemuseum.nl/?s=Amadis+de+Gaula
https://robscholtemuseum.nl/?s=Amadis+Cyclus
https://robscholtemuseum.nl/?s=Brederode
https://robscholtemuseum.nl/?s=Roeland
https://robscholtemuseum.nl/?s=Razende+Roeland
https://robscholtemuseum.nl/?s=Arnon+Grunberg
https://robscholtemuseum.nl/?s=Julio+Cortázar
https://robscholtemuseum.nl/?s=Jorge+Luis+Borges
https://robscholtemuseum.nl/?s=Renaissance
https://robscholtemuseum.nl/?s=Humanisme
https://robscholtemuseum.nl/?s=Modernisme
https://robscholtemuseum.nl/?s=Post+Modernisme
https://robscholtemuseum.nl/?s=Carlos+Fuentes
https://robscholtemuseum.nl/?s=Van+der+Leeuw+Lezing
https://robscholtemuseum.nl/?s=Clémentine+Margaine
https://robscholtemuseum.nl/?s=Thomas+Mann
https://robscholtemuseum.nl/?s=Felix+Lope+de+Vega
https://robscholtemuseum.nl/?s=Willem+Brakman
https://robscholtemuseum.nl/?s=Prometheus
https://robscholtemuseum.nl/?s=Prijs+van+Prometheus
https://robscholtemuseum.nl/?s=Leopoldo+Alas
https://robscholtemuseum.nl/?s=La+Regenta
https://robscholtemuseum.nl/?s=Georg+Philipp+Telemann
https://robscholtemuseum.nl/?s=Don+Quchot+op+Bruiloft+van+Camacho
https://robscholtemuseum.nl/?s=Piet+Meeuse
https://robscholtemuseum.nl/?s=Door+Kijkjes
https://robscholtemuseum.nl/?s=Felix+Rottenberg
https://robscholtemuseum.nl/?s=Politieke+Held
https://robscholtemuseum.nl/?s=Comité+van+Waakzaamheid
https://robscholtemuseum.nl/?s=Joop+den+Uyl
https://robscholtemuseum.nl/?s=Sociaal+Democratie
https://robscholtemuseum.nl/?s=Den+Haag+Van+Daag
https://robscholtemuseum.nl/?s=Luud+Schimmelpennink
https://robscholtemuseum.nl/?s=Wit+Kar
https://robscholtemuseum.nl/?s=Hysterisch+Circuit
https://robscholtemuseum.nl/?s=Grens+Kunst+en+Commercie
https://robscholtemuseum.nl/?s=Jaap+de+Hoop+Scheffer
https://robscholtemuseum.nl/?s=Cor+Boonstra
https://robscholtemuseum.nl/?s=Philips
https://robscholtemuseum.nl/?s=Stalinisme
https://robscholtemuseum.nl/?s=Ridder
https://robscholtemuseum.nl/?s=Hidalgo
https://robscholtemuseum.nl/?s=Knight
https://robscholtemuseum.nl/?s=Knight+of+the+White+Moon
https://robscholtemuseum.nl/?s=Chivalry
https://robscholtemuseum.nl/?s=Ridder
https://robscholtemuseum.nl/?s=Cervantes
https://robscholtemuseum.nl/?s=Miguel+de+Cervantes
https://robscholtemuseum.nl/?s=Miguel+de+Cervantes+Saavedra
https://robscholtemuseum.nl/?s=Don+Kikhot
https://robscholtemuseum.nl/?s=Don+Quixot
https://robscholtemuseum.nl/?s=Don+Quixote
https://robscholtemuseum.nl/?s=Don+Quichotte
https://robscholtemuseum.nl/?s=Ridder+met+het+Droeve+Gelaat
https://robscholtemuseum.nl/?s=Sancho+Panza
https://robscholtemuseum.nl/?s=Ana+Zarco
https://robscholtemuseum.nl/?s=Ana+Martínez+Zarco+de+Morales
https://robscholtemuseum.nl/?s=Dulcinea
https://robscholtemuseum.nl/?s=Casa+Dulcineo
https://robscholtemuseum.nl/?s=Maese+Pedro
https://robscholtemuseum.nl/?s=Ginés+de+Pasamonte
https://robscholtemuseum.nl/?s=Wind+Molen
https://robscholtemuseum.nl/?s=Wind+Mill
https://robscholtemuseum.nl/?s=Molina
https://robscholtemuseum.nl/?s=Scheveningen
https://robscholtemuseum.nl/?s=Praag
https://robscholtemuseum.nl/?s=Navidad+Martinez+Argumánez
https://robscholtemuseum.nl/?s=El+Toboso
https://robscholtemuseum.nl/?s=Montiel
https://robscholtemuseum.nl/?s=La+Mancha
https://robscholtemuseum.nl/?s=Toledo
https://robscholtemuseum.nl/?s=Zaragoza
https://robscholtemuseum.nl/?s=Barcelona
https://robscholtemuseum.nl/?s=Sigüenza
https://robscholtemuseum.nl/?s=Aragon
https://robscholtemuseum.nl/?s=Biskaje
https://robscholtemuseum.nl/?s=La+Perla
https://robscholtemuseum.nl/?s=Punta+del+Hidalgo
https://robscholtemuseum.nl/?s=Tenerife
https://robscholtemuseum.nl/?s=Islas+Canarias
https://robscholtemuseum.nl/?s=Spain