Viktor Staudt – Het verhaal van mijn zelfmoord en hoe ik de angsten en depressies overwon: Proloog Hoofdstuk 0

Ik hoor een stem. Nee, ik hoor meerdere stemmen. Hoe ik ook probeer te begrijpen waar ze vandaan komen, ik kan ze niet plaatsen. Langzaam open ik mijn ogen. Alles om me heen is wazig. Opnieuw hoor ik die ene stem, een vrouwenstem, ergens vlak bij me.
‘Hij komt bij…’
Ik begrijp meteen dat ik ‘ergens’ van aan het bijkomen ben, maar niet waarvan, en ik weet ook niet waar ik ben.
‘Meneer Staudt, meneer Staudt? Kunt u mij horen?’
De stem klinkt koel en zakelijk. Wie is die vrouw en waar bevindt ze zich? In de wazige en schemerdonkere vlekken zie ik links van mij iemand bewegen. Dat moet de vrouw zijn die tegen mij spreekt.
‘Heb u ergens pijn?’
Mijn denken gaat langzamer dan gewoonlijk. Ik vraag me seconden lang af waarom ik pijn zou moeten hebben. Om de een of andere reden voel ik me zwak, maar ik heb nergens pijn. Ik schud van ‘nee’, hoewel dat moeilijk gaat.
‘Meneer Staudt, u bent vanmiddag voor de trein gesprongen…’
Voor de trein gesprongen? Ik moet héél diep in mijn geheugen graven voordat het me begint te dagen. Inderdaad, ik was van plan geweest om voor de trein te springen. Niet veel later dringt het tot me door: ik bén voor die aanstormende intercity gesprongen. Maar dat lijkt wel eeuwen geleden.
‘U bent in het ziekenhuis’, zegt de vrouw, die ik nog altijd niet goed kan ontwaren.
Langzaam dringt het tot me door wat er is gebeurd. Op station Amsterdam RAI ben ik voor de trein gesprongen en nu lig ik in het ziekenhuis.
‘We hebben u aan uw benen moeten opereren.’
Van die opmerking schrik ik niet. Ik ga regelmatig hardlopen en zwemmen, en bezoek een sportschool. Die operatie zal geen probleem zijn, mijn benen kunnen wel wat hebben.
Mijn ogen vallen dicht en ik dommel weg. Als ik ze weer open, weet ik niet of ik een paar seconden, enige minuten of misschien wel langer heb geslapen. Ik wil iets drinken en probeer te praten.
‘U kunt niet praten, we hebben u op een beademingsapparaat aangesloten,’ zegt de vrouw. ‘Ik geef u een stift in uw linkerhand, meneer Staudt, want uw rechterarm is gebroken.’
Ik ben aan mijn benen geopereerd, mijn rechterarm is gebroken én ik kan niet praten? Wat ik me absoluut niet kan voorstellen is dat ik er zó slecht aan toe ben. De vrouw, een verpleegkundige zie ik nu, geeft me een schrijfblok en een stift. Ik pak de stift in mijn linkerhand en zij houdt het schrijfblok vast. Langzaam beweeg ik de stift over het papier om zo duidelijk mogelijk ‘koffie’ te schrijven. Terwijl ik dit doe, klinkt de stem van mijn moeder.
‘Victor, kun je me horen…?’
Ze bevindt zich aan de andere kant van mijn bed. Ik draai mijn hoofd naar haar toe.
Ja, ik kan je horen! wil ik zeggen. Ook al kan ik niet praten, toch probeer ik het.
‘Lieverd, je hoeft niet te praten,’ zegt ze zacht. “je kunt nu niet praten, want je hebt een slang in je mond. Maar wij zijn hier, papa en ik.’
Mijn ouders wonen in Duitsland, net over de grens bij Nijmegen, bijna twee uur rijden van Amsterdam, Ik lig hier dus al meer dan twee uur. Wie heeft hen gewaarschuwd? Ik wil iets tegen haar zeggen. Ik pak de stift en schrijf  ‘b e n e n’ op de blocnote, die mijn moeder deze keer vasthoudt.
Mijn moeder pakt mijn hand en zegt: ‘Ik moet je zeggen lieverd, dat je benen er niet meer zijn.’
Ik heb het vast niet goed begrepen, want hoe kunnen mijn benen weg zijn terwijl ik nog leef?
‘De trein is over je benen gereden en ze zijn weg,’ zegt mijn moeder.
Dan zie ik iemand achter haar staan. Het duurt even voordat ik in die persoon mijn vader herken. Hij huilt, maar zegt niets. Er begint me iets te dagen. Ik neem opnieuw de stift in mijn linkerhand en breng deze zo goed en zo kwaad als het gaat naar het schrijfblok, dat nog steeds op mijn buik ligt. Langzaam beweeg ik de stift en krabbel ‘Rob Scholte’ op het papier, Mijn handschrift is blijkbaar niet heel goed leesbaar, want mijn moeder zegt dat ze niet weet wat ik precies heb opgeschreven.
‘Hij bedoelt Rob Scholte, de man die óók zijn benen heeft verloren,’ zegt dan de verpleegkundige,
Bij mij is het nu dus net als bij de kunstenaar Rob Scholte, die door een bomaanslag beide benen tot boven de knie verloor en in een rolstoel zit. Ik ben geschokt, volledig overdonderd door het nieuws dat ik mijn benen kwijt ben, Ik huil, maar kalmeer ook weer snel. De pijnpomp waar ik op aangesloten ben voorkomt dat in totale paniek raak.
‘De politieagent die als eerste bij je was is hier.’ zegt mijn moeder.
Ik kan me niet herinneren dat ik een politieagent heb gezien, maar ik wil iets tegen hem zeggen. Mijn moeder geeft me opnieuw de stift en houdt het schrijfblok vast.
Mijn moeder pakt het briefje. Ze leest de tekst voor om te weten of ze het goed heeft begrepen. Ik knik. Dan geeft ze het briefje aan de agent.
De verpleegkundige brengt koffie met een rietje, maar ik wil niet meer. Ik ben aangekomen bij hoofdstuk 0 van mijn leven.

Fragment uit:
Het verhaal van mijn zelfmoord en hoe ik de angsten en depressies overwon
Auteur: Viktor Staudt
Redactie: Rita Jager
Uitgever: Nieuw Amsterdam
ISDN: 9789046813782
oktober 2014

https://books.google.nl/books?id=Q2AeCgAAQBAJ&pg=PT11&lpg=PT11&dq=rob+scholte+langzaam&source=bl&ots=HIgJAT-G0R&sig=kxI2QMqELbQk1dTeBiC-C-2Imw4&hl=nl&sa=X&ved=0ahUKEwjOwcaMtoDPAhXEuBQKHY6sCiY4ChDoAQgbMAA#v=onepage&q=rob%20scholte%20langzaam&f=false