Theo Knippenberg – WAAR BEN IK? (10): Achter de spiegel (1)

Met Ed van der Elsken, begenadigd filmer en weergaloos fotograaf, heb ik veel mogen delen. Een liefde voor deze zelfde vrouw bijvoorbeeld. En onze fascinatie voor Hongkong. En de grote invloed op ons allebei van het theeblik. Want toen wij jong waren bestond televisie nog niet. En kleurenfoto’s waren zeldzaam. Het was de beschildering van de theeblikken in die tijd, met Chinese theepluksters of exotische landschappen of jonken in de haven van Sjanghai, die onze verbeelding als kind op gang bracht.
Op mijn verjaardagsfeest vertelde Ed dat hij stervende was. We hadden ons met z’n tweeën in de keuken teruggetrokken en een theeblik voor ons op tafel gezet.
Daarna heeft Ed zijn eigen sterven gefilmd, bijna tot het laatst, voor de spiegel.
Ed had wat met spiegels.
En ik vertelde hem dat het een paar eeuwen geleden in delen van Italië verboden was om in de spiegel te kijken. Gewone mensen was het niet toegestaan om te ‘speculeren’ zoals de Italianen dat toen noemden: naar jezelf kijken in de spiegel.
Daarvoor had je een speciale vergunning nodig van het Vaticaan.
Eigenlijk wel begrijpelijk. Want het is gevaarlijk om naar jezelf in de spiegel te kijken. En ook bijna onmogelijk. Want meestal zie je iemand in de spiegel die je helemaal niet bent. Je gaat er maar van uit dat jij dat bent, maar in je hart weet je wel beter, het is een ander, een vreemde.
Ik vertelde Ed een jeugdherinnering. Ik was een jaar of vier toen ik ons dienstmeisje betrapte in de slaapkamer van mijn moeder, voor de grote kleedspiegel, met mijn moeders jurk aan en haar sieraden en opgemaakt zoals mijn moeder dat meestal was. Ongetwijfeld heeft dat toen zo’n onuitwisbare indruk op mij gemaakt omdat ik niet wist naar wie ik keek. Totale verwarring. Maar het is duidelijk dat zij ook niet wist wie ze daar zag, in de spiegel. In elk geval niet zichzelf. Maar ook niet mijn moeder.
Ik denk dat ze probeerde iets te zien wat er niet was.
Zoals ik veel mensen zie doen in de passpiegels in modewinkels. Ze doen hun best om iemand te zien die er niet is, die niet eens bestaat.
Zelf heb ik tegenwoordig eerder het omgekeerde. Ik zie soms opeens mijn vader in de spiegel, vooral bij het scheren. Dat vind ik erg onplezierig. Dan kijk ik liever weg.