Theo Knippenberg – Nathalie

Soms, op de vrijmarktdagen, mogen ze even naar buiten. Dan liggen ze in stapeltjes op de stoep. Even zijn ze weer te koop, al die oude bulkboeken, zo van de zolder, dat ruik je meteen, of van het leesplankje in de logeerkamer, dan zijn ze minder stoffig maar meer vergeeld.
Op koningsdag had ik er voor het eerst sinds jaren weer eentje in mijn handen, ‘Dagen van honger en ellende’, de verhalen van Keetje Tippel. Aan het stof te zien had Keetje al jaren bovenop gelegen. 
‘Nathalie’ was er met een pen op geschreven, op het hele stapeltje trouwens, netjes, in de rechterbovenhoek. 
Ik stelde me Nathalie voor in haar klas, terwijl de leraar Nederlands de nieuwe bulkboeken uitdeelde. Ze moet zestien of zeventien zijn geweest toen ze dit exemplaar met haar balpen in bezit nam, dus nu is Nathalie bijna zestig. Het kleine meisje dat mij de stapel te koop aanbood kan dus Nathalie’s kleindochter zijn. 
Ik heb van Nathalie & kleindochter, na ruim veertig jaar, de hele jaargang teruggekocht, twaalf bulkboeken voor zes euro samen, veel meer dan ik er toen voor gevangen heb.

Nog langer geleden had ik zelf een vriendinnetje dat Nathalie heette. Ze was Frans en ze leek op Françoise Hardy. Dat deden heel veel meisjes in die tijd. 
Zelf wilde ik lijken op Dean Moriarty uit Kerouac’s roman ‘On the road’ die ik voor m’n verjaardag had gekregen. Ik was net zestien en weggelopen van huis. Niet dat het leven thuis slecht was, nooit dagen van honger en zelden ellende, maar de zon scheen, de hormonen gierden door mijn lijf, de wereld riep en ik had haast. Voor Maman had ik een briefje achtergelaten, dat Winston Churchill ook nooit zijn school had afgemaakt, dus het zou zeker goed komen met mij. 
Mijn vriendinnetje Ineke had me achterop haar fiets naar de Duitse grens gereden. Daar beloofde ze eeuwig op me te zullen wachten.
Liftend was ik in München terechtgekomen, waar ik werk vond op de Grossmarkt Halle, een groentemarkt voor groothandelaren. De ene nacht laadde ik zakken uien of tomaten uit een treinwagon in een vrachtwagen, en de volgende nacht dezelfde zakken uit een vrachtwagen in een treinwagon. Voedsel en efficiency gingen toen al niet samen. Tomaten betaalden beter dan uien, maar als je een zak liet vallen, zoals ik de eerste nacht deed, werd de schade afgetrokken van je loon. 
Van m’n eerstverdiende geld kocht ik een driepersoons tent en een platenspeler die op batterijen werkte en de lp ‘The Freewheelin’ Bob Dylan’. 
Ik werkte alleen de oneven nachten en leefde de hele zomer comfortabel op de stadscamping aan de oever van de Isar, waar ik veel vrienden maakte, met wie ik vaak zwom, soms sliep. De jaren zestig kwamen op stoom. Ik liet mijn haar groeien en werd verliefd op Nathalie. Ze was twee jaar ouder, al eerstejaars op de Sorbonne, met een groepje vriendinnen op kampeervakantie maar al snel bracht ze haar tijd vooral door in mijn tent waar ze me introduceerde in ‘Les Fleurs du mal’.