Theo Knippenberg – Mijn toekomst gisteren

“Leer een vak of zoek een baan” zei Maman, “maar wordt iets”. Zij had nooit veel woorden nodig.
Dus toen ik op straat voor een stoplicht Harry Mulisch zag remmen, in een laag open sportautootje, ik meen een Triumph Spitfire, met een kek sjaaltje om zijn hals en de onvermijdelijke mooie blondine naast zich, heb ik me direct over hem heen gebogen.
Ze keken allebei naar mij op, dat was een goed begin.
“Ik wil een verhaal van u publiceren”, zei ik.
“Welk verhaal?” vroeg Harry. Daar had ik nog niet echt over nagedacht, maar ik moest snel beslissen.
“Het is nog geen verhaal”, zei ik. “Het is een fragment uit uw essay ‘De Toekomst van Gisteren’. (Toen ik dat essay las had ik dit fragment meteen met rood onderstreept en de rest weggekrast). “Het is dat stuk over H.G. Wells en Jules Verne en Adolf Hitler. Maar als ik het uitgeef wordt het een afgerond boekje”, dat verzon ik ter plekke, “een soort mini pocket”. 
“Wat betaal je?’ vroeg Harry. Hij rookte in mijn herinnering toen nog geen pijp maar ultralange filtersigaretten, en stak er een op. Het stoplicht stond allang weer op groen. Auto’s achter ons toeterden maar wij hadden zaken te doen.
“Vijftien procent”, zei ik, dat had ik wel eens gelezen, dat topauteurs vijftien procent van de verkoopprijs kregen. 
“Afgesproken”, zei Harry en gaf gas. 
Ik sprong terug op de stoep en was uitgever.

In zeventig seconden was ik uitgever geworden. Van Harry Mulisch. Het kon slechter. Maar ook beter. Dus heb ik de volgende dag Jan Wolkers gebeld. En Louis Paul Boon. En meneer Hermans. En Remco. En niemand zei nee. Tijdens het Utrechts kunstfestival de Motion Weeks heb ik tien kleine boekjes uitgebracht, de Motion Mini Pockets. Eigenlijk elf maar die laatste was leeg, daar kon ieder z’n eigen verhaal in kwijt. Als reeks waren ze samengebundeld met een bruin elastiekje. In een oplage van 10.000 setjes. Ze waren binnen een week uitverkocht.
Ik had nu een uitgeverij. En zelfs wat geld om uit te geven. Het werd tijd om het vak te leren.