Theo Knippenberg – Leugens (8): Bridge over troubled water

Van oude schilderijen en kitscherige kostuumfilms ken ik de beelden van zo´n doopritueel als dat van mijn vriend Dyl, heel lang geleden, en van zo´n herberg, met half verzakt rieten dak, waar het aansluitend drinkgelag plaatsvond.
Dat Dyl´s peettante, tante Eleonora, de jongere zus van zijn moeder, nog vóór de drempel aangeschoten onderuit ging in het zand, de vaste vloerbedekking van elke herberg in die tijd, weerhield haar niet van haar eervolle taak om de dopeling naar huis te dragen, wankelend aan het hoofd van de processie, langs het argwanend oog van alle dorpelingen.
Bij het smalle plankier over de molensloot, tegenover hun huis, hield ze toch even in. Dyl´s vader nam de leiding en een aanloop, en was over de plank voordat hij viel. Dyl´s moeder volgde dat voorbeeld. Iedereen hield de adem in. Maar dankzij veel suiker in haar gin kwam ze met de hakken over de sloot. De peettante weigerde zulk laf gedrag en behield haar waardigheid maar niet haar evenwicht op het plankier. Dat werd dus Dyl´s tweede doop die dag. Deze keer was het water donker maar het stonk gelukkig niet. Van heel dichtbij bewonderde Dyl de gele lissen (hij merkte op dat in elke bloem precies evenveel blaadjes naar boven wezen als naar beneden en hij bepeinsde wat daar de diepere betekenis van was) terwijl hij langzaam tussen de grote bladeren van de waterlelies wegzonk in het zwarte water. Naast hem snaterde tante Eleonora opgewonden naar twee hevig geschrokken ganzen.
Dyl´s vader aarzelde niet lang, hij rende het water in, dat nog niet tot aan zijn middel kwam, en droeg Eleonora in zijn armen naar de wallekant waar hij haar liefdevol in het hoge gras drapeerde, haar middeleeuwse borsten en billen zo haarscherp afgetekend in het drijfnatte textiel als we nu kennen uit het kuise Bollywood. Mijnheer Pastoor nam intussen afscheid, hij wandelde toch liever door naar de volgende brug, die had leuningen, ook al liep hij daardoor nog enkele mogelijke heildronken op de nieuwgeborene mis.
En de nieuwgeborene zelf, tot zijn halsje in het water intussen, gaf geen kik. Pas nadat Dyl´s vader door zijn echtgenote van haar zus af was gemept, en toen nog vooral om zichzelf een soort van houding te geven, kwam vader op het idee om zijn zoon uit het water te vissen.
Dat was dus de tweede doop. De derde volgde meteen daarna, toen de twee gezusters hem samen schoonspoelden bij de waterput terwijl het hele dorp toekeek.
´Drie keer gedoopt´, zei een oud vrouwtje hoofdschuddend, ´dat kind is behekst!´ Ze had nog maar twee tanden en je zag dat ze alles afwist van hekserij.
´Als hij blijft leven´, voorspelde ze lispelend, ´kan hij heel oud worden´.
De andere dorpelingen knikten vol ontzag en zwegen.
En niemand kon nog bevroeden dat Dyl later in zijn leven en dus binnenkort in dit verhaal bezeten zou raken van hekserij en duivelsuitdrijvingen en allerlei vermengingen van het Kwaad met het Zaad.