Stephan Sanders – Wij & Wereld (3)

‘Men moet, òf zelf een kunstwerk zijn, òf in een kunstwerk gekleed gaan.’
Oscar Wilde, in Phrases & Philosophies for the Use of the Young

Het aandoenlijkste moment brak aan, toen Jan Lenferink in zijn tv programma de fotograaf Paul Blanca confronteerde met aantijgingen van vrienden en gewezen vrienden (het onderscheid is in die kringen zo vloeibaar als schenkstroop), die verklaard hadden, dat ze Blanca in staat achtten om de aanslag op Rob Scholte te plegen want hij was een wilde jongen, altijd al geweest, en hield van coke, geweld en andermans vrouw.
In die veel zeggende volgorde; als kijker werd ons even een blik gegund op het fundamentele waarden stelsel van de betrokkenen.
‘Mietjes’, riep Blanca verontwaardigd, ‘dat zijn toch allemaal mietjes, Jan’, maar de aangesprokene reageerde daar wijselijk niet op, en de andere mietjes zaten niet in de uitzending.
Het is zo’n woord van lang geleden, mietjes, toen echte mannen nog kolen schepten en alleen de zeer verwijfden wel eens een penseel vast hielden; die hadden dan geen knuisten, maar lange lelieblanke vingers, die licht trilden als ze het sigarettenpijpje naar hun lippen brachten.
Ik heb geen bezwaar tegen gescheld op mietjes, zo lang de aanklager zelf maar in een mijnwerkersdorp woont in het Zuid Westen van Wales, alwaar hij een keer per jaar mokkend naar de kerk moet en een keer per week dronken op zijn vrouw mag; maar het gratuite bewijs van mannelijkheid, dat al die grootsteedse types willen leveren, die dodelijk vermoeid van de laatste disco weerkeren, alsof ze er net een ploegendienst op hebben zitten, is ronduit lachwekkend.
Dit soort doorzichtige stoerdoenerij doet me meteen denken aan Ernest Hemingway en aan Norman Mailer, de twee Amerikaanse auteurs aan wie ik gelijkelijk de pest heb; beiden zijn ze hun schrijvende leven lang bezig geweest te demonstreren, dat zij heus niet alleen met een pen overweg konden, maar ook heel handig waren met revolvers, die zij op griezelige beesten leeg schoten, op hun eigen vrouw (Mailer) of op zichzelf (Hemingway).
Het zijn voorbeelden van mannen in het nauw, die hardnekkig vasthouden aan een masculiene traditie en zich daarom in woorden – al lang niet meer in daden- van mietjes proberen te onderscheiden, zoals vrome moslims zich van achter het stuur van hun Mercedes Benz nog wel eens willen opwinden over de verworvenheden van het westen.
Make your choices, heren, denk ik dan.
Vorige week schreef ik over het gevoel van onwaarachtigheid, dat me beving toen ik hoorde over het Comité van Waakzaamheid, dat Rob Scholte en Felix Rottenberg na de aanslag wilden oprichten: door zich nadrukkelijk als de opvolgers van Menno ter Braak te afficheren – die zich in de jaren dertig tegen de nazi’s keerde – werd die ene bomexplosie uitvergroot tot het begin van de Derde Wereldoorlog.
Het leek mij op zijn zachtst voortvarend.
Sowieso, blijkt nu, kost het de hele vriendenkring van Scholte moeite zijn historische positie te bepalen, want ook Paul Blanca met zijn gemier over mietjes, schijnt zich niet te realiseren, dat hij en al die andere hoofd en bijrolspelers in het drama, schatplichtig zijn aan een traditie, die bij uitstek homoseksueel genoemd mag worden; het is de stroming, waarin de kunstenaar altijd voor de kunst uit gaat, en waarin de maker zelf het belangrijkste kunstvoorwerp is.
Een van de meest tragische, want ongewilde, exponenten van dat idee, is Oscar Wilde, die wel eeuwig herinnerd zal worden als de man, die zijn talent voor zijn leven heeft gebruikt, meer nog dan voor zijn werk.
Hij werd opgevolgd door media gevoeliger collega’s als Jean Cocteau, Truman Capote en Rosa von Praunheim, die van meet af aan moeite hadden te beslissen, of ze nu hun werk of hun eigen verschijning wilden verkopen. Fabiola, de ongekroonde koningin van Amsterdam, is niet alleen de hekkensluiter in de rij, maar ook de meest consequente vertegenwoordiger van het genre; zij heeft zich in het openbaar nooit laten betrappen op nevenactiviteiten naast zichzelf.
Maar in het geval van Rob Scholte is uiteraard Andy Warhol de aangewezen schutspatroon. Nadat de Amerikaanse kunstenaar op 3 juni 1968 de kogels had overleefd, die de actrice Valerie Solanas op hem had afgevuurd (ooit mocht zij een klein rolletje vervullen in een van Warhols films – tè klein, naar later bleek) kankerde het slachtoffer eerst langdurig op Robert Kennedy, die zo onfatsoenlijk was geweest op hetzelfde moment te sterven; de presidentskandidaat had zodoende de publiciteit gestolen, die Warhol voor zichzelf had bestemd.
Vervolgens, na een operatie van vijfenhalf uur, haastte Warhol zich om de littekens gefotografeerd te krijgen, en verstuurde hij de bewijsstukken naar kranten, galeries en andere naaste familieleden. Het is, weten we achteraf, een beslissend moment geweest in de kunstgeschiedenis. Een kunstwerk was niet langer het resultaat van verworpen ideeën, zoals Picasso nog meende; men kan volstaan met één wel gemikt schot.
Niet alleen wat de kunstenaar eigenhandig maakt, maar ook wat hem overkomt is kunst, daar komt deze redenering op neer: er bestaat geen principieel verschil tussen het autowrak van Rob Scholte, een portret van Frans Hals en het bebloede, Servische legerjasje waarmee de kledingfirma Benetton adverteert.
Gekleed in een kunstwerk, om met de woorden van Wilde te spreken.
Het is uiteindelijk een kwestie van smaak – en daarom neem ik het onderwerp ook zo serieus; want naast smaak in kleertjes en kleurtjes bestaat er ook nog zoiets als een smaak in ideeën, in mensen en in moraal. En zodra ik van de zaak Scholte hoorde, raakte ik, net als me toentertijd bij Warhol gebeurde, bevangen door een zekere vrieskou – ik leen het woord van Willem Jan Otten, die het ooit gebruikte om zijn verbijstering te beschrijven na het zien van een tv programma, waarin het publiek gevraagd werd te kiezen tussen de dood van baby A. en die van baby B.
‘Dat dit geen spel meer was. Dat er in de studio een vrieskou was neer gedaald’, schrijft Otten letterlijk.Het werd in ieder geval zeer kil, tijdens die uitzending van RUR, waarin Paul Blanca als gewezen, en Joost Zwagerman als goede vriend van Scholte praatten over de mogelijkheid, dat Blanca misschien toch, of juist weer niet, al had hij wapens, maar ook maakte hij een oprecht verslagen indruk…
Ik heb altijd gemeend, dat het vooral nichten moeite kostte een onderscheid te maken tussen de privé sfeer en het publieke leven. Juist, omdat homo’s zolang in het geniep aan hun gerief moesten komen, meende ik, dat ze van de weeromstuit geneigd waren hun leven in te richten, alsof het Een Openbaar Kunstbezit betrof. Echo’s uit de onderduik, waarvan ik nog steeds hoop, dat ze ooit zullen verstommen.
Maar hier waren mannen aan het woord, die het uitdrukkelijk hielden met vrouwen. Geen mietjes; en toch deden ze hun hele vriendschappelijke gevoelshuishouding uit de doeken, gaven kraaiend commentaar voor de tv camera’s en noemden details, die je hooguit onder het laatste glas whisky aan de orde stelt.
De homoseksualisering van de complete Nederlandse samenleving is veel dichterbij, dan het COC wel denkt.Er zijn geen echte mannen meer, geen erecodes; en je moet, geloof ik, een mietje zijn, zoals ik, om dat een verlies te vinden.

De Volkskrant, 4 maart 1995, 00:00

https://www.volkskrant.nl/archief/serie-wij-en-wereld-3~a413723/

Meer informatie:
https://robscholtemuseum.nl/?s=Paul+Blanca