Rudy Ligtenberg – Onchristelijke christelijke kunst

Begripsvervaging maakt van “Kunst zonder kerk” een onsamenhangende tentoonstelling

Christelijke kunst aan het einde van de twintigste eeuw, dat bestaat toch niet? Kunsthistoricus dr. Joost de Wal meent van wel. In zijn proefschrift “Kunst zonder kerk”, waarop hij in 1999 promoveerde, onderbouwt hij deze stelling wetenschappelijk. En met een compacte expositie in het Museum voor Religieuze Kunst in Uden laat hij deze weken zien wat hij bedoelt. Maar hoe christelijk is “Kunst zonder kerk” nu werkelijk?

Sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw is het christendom weer in beeld bij kunstenaars. De jaren zestig en zeventig leken definitief te hebben afgerekend met alles wat zweemde naar godsdienstigheid. De secularisatie brak in onstuitbaar tempo baan.
Begin jaren tachtig van de twintigste eeuw keerde de wal het schip, al lie p het zware averij op. Herwaardering van religie in het algemeen en hernieuwde belangstelling voor de grote tradities van de eigen cultuur zorgden voor een klimaat waarin kunstenaars christelijke verhalen en symbolen weer onbeschroomd durfden toepassen. Dr. De Wal verdedigt in zijn proefschrift de stelling dat religie “weer in toenemende mate deel uitmaakt van de Nederlandse beeldende kunst.”

Maar hoe! Er is een fundamentele verandering opgetreden, waarvan de contouren zich al in de jaren vijftig begonnen af te tekenen. Kunstwerken waren niet langer “uitingen van confessionaliteit”, maar “eerder het resultaat van een persoonlijke zoektocht van de kunstenaar.” Niet de antwoorden die Schrift en belijdenis aanreikten waren nog langer van belang, maar de vragen van de zoekende ziel. Dat leverde “een persoonlijke, existentiële, kritische en ontmythologiserende uitwerking van christelijke thema”s” op, aldus dr. De Wal. “Kunst met religieuze aspecten wordt in de jaren tachtig, nog meer dan voorheen, gekenmerkt door mondigheid, eigenzinnigheid en individualisme.” Emoties, driften en vragen kregen voorrang in de kunst, terwijl vaste, goddelijke waarheden werden vervangen door subjectieve en niet zelden blasfemische opvattingen van autonome kunstenaars. “Vragend en tastend, maar ook kritisch zoekt de kunstenaar zijn weg door de wereld der religie”, vat De Wal begripvol samen.

Definitie

De vraag is daarom of het gerechtvaardigd is op al deze uitingen het etiket “christelijke kunst” te plakken. Het antwoord hangt af van de definitie die wordt gehanteerd. Dr. De Wal komt tot een vergelijkbare omschrijving als dr. J. Douma in zijn vorig jaar verschenen studie “Over beelden en beeldenstormers. Christelijk geloof en waardering van schilderkunst”. Waar de gereformeerd-vrijgemaakte Douma spreekt van “kunst, waarvan de thema”s ontleend zijn aan de christelijke bronnen, die we in de Heilige Schriften en in het leven van de kerk vinden”, formuleert De Wal de stelling: “Christelijke kunst is niet in de eerste plaats kunst die gelovigen in hun geloof bevestigt, maar kunst die christelijke thema”s verbeeldt.” Beiden hanteren dus een zeer ruime definitie. Zo”n algemeen begrip is echter weinig vruchtbaar, omdat het voorbijgaat aan de diepere betekenis van kunstwerken. Het is immers mogelijk om christelijke thema”s te citeren en een volstrekt andere, zelfs tegenovergestelde, betekenis te geven.

Dat is bijvoorbeeld het geval bij Rob Scholte. Van zijn hand is “Cover”, een schilderijversie van de omslag die hij maakte voor het Kerstnummer van het tijdschrift Haagse Post (1986), in Uden te zien. Scholte beeldt Christus af als blozende baby uit de Westerse welvaartsmaatschappij, liggend op een commode naast een pluchen speelgoedbeer. De grote, gouden stralenkrans is de enige verwijzing naar de christelijke iconografie. “De gehele context getuigt van Scholte”s onverschilligheid ten aanzien van het religieuze”, tekent dr. De Wal aan. “”Cover” is geen hedendaags eerbetoon aan de geboorte van Christus en geen moderne variant op het Evangelie, maar een parodie op de Westerse kerstindustrie. De Messiaanse boodschap is van haar oorspronkelijke betekenis ontdaan en, als reclameobject, tot publiekstrekker gemaakt. Christus is van zijn heilige taak ontheven en verkoopt nu de Haagse Post. De toeschouwer wordt niet meer tot God gevoerd maar tot een product”, aldus De Wal.

Devaluatie

Wanneer zulk werk toch onder het begrip “christelijke kunst” valt, is de term onaanvaardbaar gedevalueerd. Zo ontstaat ook verwarring, omdat het onverenigbare kunstuitingen onder een etiket brengt. Want De Wal waagt zich niet aan een inhoudelijke beoordeling van de kunstwerken die hij voor de tentoonstelling bijeen bracht. Selectie op (bijvoorbeeld) bijbelgetrouwheid van de kunstenaar noemt hij “te beknottend om recht te doen aan de vele nuances van het religieuze in de naoorlogse kunst.” Hij gaat nog een stap verder en beweert dat “in werkelijkheid de geloofsovertuiging vaak geen factor meer is bij het ontstaan van autonome (niet kerkelijk gebonden, RL) christelijke kunst.” De Wal hanteert de term “christelijk” als een technisch begrip dat uitsluitend betrekking heeft op de beeldtaal van kunstwerken. De boodschap blijft buiten beschouwing.

Merkwaardig genoeg krijgt De Wal in dit opzicht gezelschap van dr. Douma. In zijn boek “Over beelden en beeldenstormers” geeft Douma aan dat het simpelweg niet mogelijk is om in normatieve zin te spreken over “christelijke kunst”, om aan te geven wat christelijke kunst behoort te zijn. “Dan zouden we het christelijk karakter moeten kunnen aflezen van zo”n kunstwerk. Maar we weten allen dat er christelijke kunstenaars zijn die goed werk hebben geleverd, waarvan toch het christelijk karakter niet valt af te lezen. Ik althans kan dat niet.”

Douma heeft gelijk. Het is moeilijk om een stilleven van Henk Helmantel als “christelijk” te bestempelen. Of de “Jonge Stier” van Paulus Potter. Of een zelfportret van Rembrandt. De norm is echter niet of een kunstwerk chrístelijk is, maar of het Gods eer dient. Daar is de apostel Paulus helder genoeg in. Zelfs de meest eenvoudige menselijke handelingen vallen onder dit gebod: “Hetzij dan dat gijlieden eet, hetzij dat gij drinkt, hetzij dat gij iets anders doet, doet het al ter ere Gods.” Concreet betekent dit dat ook kunstwerken getoetst moeten worden aan de Tien Woorden die immers de kaders aangeven waarbinnen kunstenaars hun werk mogen doen.

Vrijheid

Tegelijk laat juist de negatieve formulering van de Wet -gij zult niet…!- ruimte voor kunstzinnige vrijheid. Dr. H. R. Rookmaker wijst daarop in zijn boek “Kunst en amusement”. Hij schrijft: “God geeft ons op ons levenspad wijze raad en plaatst waarschuwingsborden waar we van de rechte weg zouden kunnen afbuigen, ons zouden begeven tot hetgeen niet behoort bij het leven zoals Hij het bedoelt.” Binnen deze perken is veel mogelijk, de kunstgeschiedenis bewijst het. Ook de tentoonstelling “Kunst zonder kerk” bewijst het met incidentele voorbeelden.

Tegelijk wordt in Uden één ding écht duidelijk Juist de moderne, ongelovige kunstenaar die met christelijke thema”s aan de haal gaat, ontspoort op een huiveringwekkende manier. Omdat hij zich vergrijpt aan het heiligste. Waar “kunst zonder kerk” synoniem wordt aan “kunst zonder God” klinkt het predikaat “christelijk” als een vloek.

Mede n.a.v. “Kunst zonder kerk. Aspecten van religie in de Nederlandse autonome beeldende kunst tussen 1945 en 1990, met bijzondere aandacht voor de jaren tachtig”, dissertatie van dr. Joost de Wal (1999)

De tentoonstelling “Kunst zonder kerk; Nederlandse christelijke kunst uit de Rijkscollectie, 1980-1990” is tot en met 9 juni 2002 te zien in het Museum voor Religieuze Kunst in Uden. Informatie: 0413-263431.

Digibron Kenniscentrum Gereformeerde Gemeente, 13 mei 2002

http://www.digibron.nl/search/detail/012dcc2287539672122d9674/onchristelijke-christelijke-kunst

1 Comment

  1. Johannes Calvijn noemde de Pontifex Maximus de romanistische antichrist.
    Rembrand van Rijn schilderde Elia en verschillende andere Bijbelse taferelen.

    Wat betekend “christelijk”? Betekend dat Katholiek? De Bijbel bezigt het woord Christen slechts in wat Paulus schreef, maar Jezus heeft het woord nooit gebruikt, het bestond niet eens. De Apostelen waren dus niet Christelijk.

    Ik meen dat de Gereformeerd Gemeente zich beter eens op haar eigen woordgebruik richten. De media noemen Katholicisme Christelijk, de Atheïsten ook, dus waar praat men dan over. Of de kunst wel Rooms is? Wat zinniger is voor een Gereformeerde publicatie, in hoeverre spelen de leerstellingen van Jezus Christus een rol in de kunst.

Reacties zijn afgesloten bij dit onderwerp.