Rob Malasch – Ronald Hooft: The man of the moment + Els Quaegebeur – Ontwerper Ronald Hooft: ‘Paspoort mee, zo ver voelde het’

Ronald Hooft: The man of the moment

Amsmoesson, februari 2009

https://restaurantblauw.nl/images/mediabestanden/amsterdam/amsmoesson.pdf

PDF:
Rob Malasch – Ronald Hooft: The man of the moment

‘Paspoort mee, zo ver voelde het’

Ronald Hooft (55) komt als ontwerper van gebouwen en hun interieur in alle stadsdelen. Maar zijn huis en bureau staan in Noord. Op pad door de banlieues van Amsterdam. ‘In Saint-Denis word je keihard uitgelachen als je dit een getto noemt.’

Een verkenningstocht door Noord met ontwerper en Parool columnist Ronald Hooft begint op het dakterras van & Prast & Hooft, het architectenbureau dat architect Herman Prast en hij begonnen in 2002. Tot drieënhalf jaar geleden opereerden ze vanuit een oud schoolgebouw bij de Czaar Peterstraat.

Toen ze daar weg moesten, verhuisde het bureau naar het Gedempt Hamerkanaal, een straat in Noord met voornamelijk industrie vlak bij het IJ. Hooft woont er niet ver vandaan, in een voormalige botenloods.

Midden op het dakterras staan een paar grote pallet bakken, ogenschijnlijk wanordelijk ingericht met een diversiteit aan planten zonder bloemen. “Ja. Op een zekere leeftijd ga je tuinieren.”

‘Ik ben niet zo’n voorstander van integratie’

Hij loopt naar de balustrade van het terras en kijkt naar het oosten. “De fietsbrug vanaf het Java eiland komt uiteindelijk natuurlijk toch. Dit gebied is enorm aan het veranderen. Investeerders, ook uit het buitenland, duikelen over elkaar heen om een stukje grond te pakken te krijgen. Met name voor woningen. Over vijf jaar wonen hier drieduizend mensen, denk ik, maar een zekere bedrijvigheid zal blijven: winkels, horeca. Het moet echt een gemengde wijk worden, heel anders dan bijvoorbeeld Overhoeks.” Hij wijst naar een plek een paar honderd meter verderop.

Dan draait hij zich om. Met matig verhulde trots: “Kijk, dit is onze DJ booth. Vorig jaar hebben we een groot feest gegeven. Politie erbij, alles.”

Op uitnodiging?

“Nee, geluidsoverlast. Helemaal vanaf het Java eiland hè. Echt een goed feest. We gaan het dit jaar weer doen.”

Alles goed en wel met die planten, maar je moet op zekere leeftijd ook weer niet te volwassen worden.

Hooft is niet opgeleid als architect. Binnen de gelederen van zijn, bedrijf, dat inmiddels vijftien werknemers telt, is hij de autodidact in het ontwerpen van gebouwen en hun binnenkant. Of zoals hij zelf zegt: ‘de enige beunhaas’.

Zijn opleiding ligt in de beeldende kunst. Na het VWO aan het Cartesius Lyceum ging hij naar de Rietveld Academie. “Ik was zeker niet de beste van de klas met tekenen. Wel kan ik goed denken in beelden en ik krijg het ook nog zodanig op papier dat een ander het snapt.”

Wat was je droom toen je naar de Rietveld ging?

“Ik had een romantisch beeld bij het kunstenaarsbestaan. Iets tussen Turks fruit en … Nou ja, eigenlijk alleen Turks fruit.”

Seks en schilderen?

“Zoiets ja, Ik heb er jaren volop naar geleefd. Tijdens de jaren tachtig in Amsterdam en New York. Met een aantal van mijn vrienden ging het niet goed. Rob Scholte explodeerde, Peter Giele viel dood neer. Ik vond het ineens een stuk minder romantisch allemaal. Bovendien merkte ik dat ik de noodzakelijke aandrang miste om iets te vertellen met kunst.”

“In dezelfde tijd ontmoette ik mijn vrouw Nicky. We kregen onze oudste dochter. Dat was zoveel grootser dan ik ooit had gedacht. Het is een reusachtig cliché, maar ineens zag ik de futiliteit van al dat andere. Het oeverloze gezuip, gesnuif en gezeik met vrouwen. Gelul over geld ook vaak.”

Hooft kreeg zijn eerste ontwerp opdrachten via de Seymour Likely Lounge, een café op de Nieuwezijds Voorburgwal, waarvan hij eigenaar was, met twee andere Amsterdamse kunstenaars: Aldert Mantje en Ido Vunderink. “We hadden de tent ontworpen en ervoor gezorgd dat het werd gebouwd. Steeds vaker kwam er iemand naar me toe met de vraag of ik een kantoor wilde doen, een huis, een winkel. Zo is het gegroeid, steeds iets bouwkundiger, steeds iets uitgebreider.”

Dat is te zien, overal kom je huizen, horeca plekken en winkels tegen met de handtekening van Hooft en zijn collega’s. Restaurant C, De IJsbreker, Anna, Brasserie Harkema, hotel V. Momenteel ligt de focus van het bureau minder op interieur, maar veel meer op architectuur en nieuwbouw. In de Ruysdaelstraat wordt gebouwd aan een luxe appartementen gebouw, voor een tweede project in Oud-Zuid is net de bouwvergunning verleend. Ook wordt getekend aan woningbouwprojecten in Osdorp, De Baarsjes, hartje centrum en -uiteraard – in Noord.

We gaan de auto in voor een rondje door het stadsdeel. We passeren eerst de Vogelbuurt. “Dit was tuig dorp avant la lettre. In de jaren dertig van de vorige eeuw kwamen hier mensen wonen die in de Indische Buurt en de Ten Kate buurt te asociaal werden bevonden; ze moesten gedwongen verhuizen. Nog steeds woont in deze buurt voornamelijk hard core laagopgeleid blank. Relatief weinig allochtonen, veel Canta’s en vechthonden.”

Met een slakkengangetje rijden we langs de Nieuwendammerkade. “Bijgenaamd de Miljoenensloot. Hier liggen prachtige drijvende villa’s. Deze ligplaatsen gaan voor zes ton weg, zonder schip. Bizar toch, drie meter verderop het Vogeltjesdorp, en hier staan de Porsches en de Tesla’s. Je hebt in Noord nu twee partijen die het goed doen: GroenLinks en de PVV.”

Is er enige samenkomst?

“Op de pont en het voetbalveld. Prima! Ik ben niet zo’n voorstander van integratie. Laten we gewoon een beetje naast elkaar leven zonder moeilijk te doen, zoals in New York. Het is toch leuk dat je een straat hebt waar alleen maar Marokkaanse restaurants zitten?”

“Dit is Ketjen, de oude chemische fabriek, inmiddels overgenomen door de Amerikaanse gigant Albemarle. Een prachtige locatie voor woningbouw, met aan de achterkant het Vliegenbos. Ik doe hier elke ochtend een soort Anton Geesinkbootcamp, ’s zomers en ’s winters, met Elvis, mijn labrador.”

Intussen rijden we op de chique Nieuwendammerdijk. “Mooie, oude dijkhuizen. De Herengracht maar dan in Noord. Wouter Bos woont hier en Ivo de Wijs. Dorps, met een blanke school vlakbij en elk jaar een dijkbrunch. Daar worden wij overigens niet voor uitgenodigd; wij wonen op de kade, niet op de Dijk.”

“Het Blauwe Zand ligt hier vlak achter. Helemaal oranje tijdens een EK of WK. Tenminste, als het Nederlands elftal erin slaagt zich te plaatsen. En dit is Werengouw, waar Patrick Kluivert die man heeft doodgereden. Ja, je kunt hier lekker hard gaan.”

Even later komt het Purmerplein in zicht. “Dit is dus echt mooie sociale woningbouw. Een stedenbouwkundig hoogstandje van voor de oorlog. Met die poortjes, gaanderijen en kleine pleintjes. Zo maken ze het tegenwoordig niet meer. Zeer geschikt voor gentrificatie als het dichterbij de pont lag.”

Het is hard gaan regenen. De ruitenwissers moeten op de snelste stand om het bij te houden. “Mooi dat het regent. Anders krijg je geen realistisch beeld van onze banlieues. Het Waterlandplein. Kijk, daar lopen de vechthonden. Er is recentelijk veel geld in de renovatie van deze oude blokken en het winkelcentrum gestoken. Het ziet er toch eigenlijk ook allemaal prima uit. In Saint-Denis word je keihard uitgelachen als je dit een getto noemt.”

Hooft is geboren en getogen in Bos en Lommer. Dat was toen een soort IJburg, zegt hij. Een betrekkelijk nieuwe wijk, keurig ook. Er woonden veel Amsterdammers met een ambtenarenbaan, die wegtrokken uit verpauperde negentiende-eeuwse wijken. Zijn moeder, van Indische afkomst, was de donkerste vrouw in de wijk. Ze ontmoette zijn vader, een joodse Amsterdammer uit Zuid, toen die na de oorlog vrijwillig in dienst ging om in Nederlands Indië te vechten. “Mijn vader heeft wel een paar traumaatjes overgehouden aan die twee oorlogen. Niet dat hij er ooit iets over vertelde, maar hij had er last van, dat weet ik zeker.”

Omdat jij er last van had?

“Hij was niet makkelijk, laat ik het zo zeggen, maar voornamelijk voor zichzelf niet.”

Zijn jeugd bracht Ronald Hooft vooral op straat door. Voetballen. Daar kent hij Noord ook van. “Uitwedstrijden. Paspoort, extra boterhammen en dikke trui mee. Inentingen. Zo ver weg voelde het. Noord is lang een vergeten stadsdeel geweest. Twee gebeurtenissen zijn daar schuldig aan.”

“Om te beginnen de bouw van het Centraal Station eind negentiende eeuw. Dat staat op een totaal verkeerde plek. Amsterdam had vroeger twee kopstations: Weesperpoort en Willemspoort, eentje in oost en een in west. Dat er eentje bij moest komen, voor een treinverbinding met het zuiden, was begrijpelijk.”

“Lang was het plan dat dit derde station ergens in De Pijp moest komen te liggen. Veel logischer. Dan hadden we drie kopstations gehad, zoals elke normale grote stad. Maar Johan Rudolph Thorbecke besloot in al zijn wijsheid dat er een stationseiland in het prachtige water geplempt moest worden, met het CS als doorgangsstation tussen Utrecht en Haarlem. De spoordijken in beide richtingen hebben de stad voor meer dan een eeuw afgesloten van het IJ.”

“Het tweede fiasco was de beslissing van wethouder Joop den Uyl om een snelweg door de Nieuwmarktbuurt en de Jodenbuurt te laten lopen zodat arbeiders – die eindelijk hun eigen stinkautootje hadden – zo snel mogelijk van Abcoude naar Purmerend konden rijden. Met als gevolg de Wibautstraat, de IJ tunnel en het doortrekken van die snelweg dwars door die prachtige dorpjes in Noord. Dit alles heeft een enorme achterstand opgeleverd. Maar het komt weer goed.”

De stadsgrens aan de noordelijke kant komt dichtbij. “Daar is de groenzone onder het talud van de A10. Daar staat nog niks, behalve zes kilometer tuinhuisjes, ooit bedacht voor zielige Amsterdamse arbeiders die niet op vakantie konden. Nu zijn ze van mensen die twee keer per jaar naar Anatalya en Oostenrijk gaan. Dat is niet vol te houden tot in lengte van dagen. Je moet daar op een gegeven moment gaan bouwen.”

We rijden even langs het Buikslotermeerplein. Een fijn belabberd stukje Noord. “Dat karkas is het oude pand van de V&D. Het flatgebouw ernaast ziet eruit alsof het zo uit de Italiaanse drugsserie Gomorra hier is neergekwakt. Heel lang zat het verpakt in bouwplastic.”

Zo lelijk dat niemand het open durfde te maken?

“Ja, en er viel van alles af, geloof ik. Dit plein is echt gruizig ’s avonds. Toch wordt hier op zaterdag nog veel gewinkeld door oorspronkelijke Noorderlingen die naar Purmerend zijn verhuisd.”

Hij grinnikt. “Die troosteloze parkeer dekjes ook. Het ziet er lekker bruut uit. Vind ik ook wel leuk hoor. Het heeft wel iets prettigs nostalgisch. Een hele stad voor en van diepzinnig getatoeëerde mensen die biologisch worsten van Schiphol gans draaien en decaf soja cappuccino’s voor 8 euro verkopen hoeft ook niet.”

Is Noord het armste stadsdeel?

“Ja, dat denk ik wel. We rijden er nu middenin. Dit is De Banne. De jongens hier vinden zichzelf behoorlijk heavy. Ze zorgen ook voor aardig wat overlast. Draaideur crimineeltjes. Het winkelcentrum is nieuw, maar de buurtjes links en rechts zijn nog behoorlijk ruig. Veel schotels. Gordijnen overdag dicht.”

“De geluidsschermen zijn ook nog heel laag. Deze bewoners hebben altijd geluidsoverlast van de A10 en een slechte luchtkwaliteit. Maar er is ook enorm veel groen, ruimte en dus volop mogelijkheden voor ontwikkeling. Kijk, daar rijden we nu weer langs: de populaire hockeyclub. Veel meisjes van de dijk zitten hierop. Blonde paardenstaartjes.”

Zijn jongste dochter van dertien zit niet op hockey, ze voetbalt en bokst, allebei in Noord, met een brede verscheidenheid aan kinderen. “Ik vind het goed dat ze niet alleen contact heeft met meisjes die bij haar op het Hyperion gymnasium zitten. Je hebt kinderen die hockeyen in het Amsterdamse Bos, naar het Barlaeus gaan en verder Zuid niet uitkomen. Beetje beperkt wereldbeeld krijg je dan mee.”

“En dit is dan weer Kadoelen, heel volks, heel blank. Eengezinswoninkjes van 70, 80 vierkante meters. Laagbouw met een eigen voordeur, tuintje voor, tuintje achter en de auto voor de deur. Dat is toch wat de meeste mensen willen.”

We komen weer in de buurt van het water. “De Van der Pek buurt. Hier is de gentrificatie niet meer tegen te houden. Kef, de chique kaaswinkel, is er net geopend. Nou, dan weet je het wel: there goes the neighborhood. Deze Italiaan, Pecorino, is ontzettend goed. En de jongens van de Soepboer zijn geland. Ja, nee, het is los. Ik snap het ook. Het is een prachtig buurtje, vlak achter Overhoeks, Eye en de A’DAM Toren.”

Wanneer is een Amsterdamse wijk geslaagd?

“Als mensen er niet weg hoeven. Daarmee bedoel ik dat ze leuk wonen,om de hoek groenten en een krant kunnen kopen en er een behoorlijk café is. De Zuidas is in dat opzicht behoorlijk goed geslaagd. Auto onder het gebouw, fitness in huis, biologische smoothies op de hoek. Ik denk dat mensen uit Buenos Aires of Tokio die daar werken en wonen het fantastisch hebben. Als ze eenmaal kunnen fietsen, zitten ze binnen tien minuten in het Concertgebouw of het Stedelijk. Met een Uber zijn ze binnen no time op Schiphol. Voor iemand uit een echt grote stad is dat ongekend.”

Wat is een gemiste kans?

“Het Java eiland. Ik liet daar vroeger mijn uitlaat moffelen. Er stonden prachtige oude loodsen en op de kop een geweldig douanekantoor. Zoiets als Hotel New York in Rotterdam. Allemaal afgebroken. Nu is het een soort Vinex wijk. Mensen wonen lekker, maar er gebeurt verder niks. Er had ook hoogbouw kunnen staan, een hotel, restaurants, een evenementen hal.”

Ga je vaak het IJ over?

“Vrijwel dagelijks. Ik werk in alle stadsdelen. En sommige van mijn beste vrienden wonen aan de overkant. Een gewone leuke kroeg zit hier nog niet. Niet te hip, maar ook niet alcoholistisch en te donkerbruin. Die heb je hier dan weer wel, en iedereen is er familie van elkaar. Als je daar binnenloopt als buitenstaander kijken ze aan alsof je aan hun jongste zusje hebt zitten pulken. Ik ga graag naar de nieuwe cafeetjes in de Javastraat of op het Mercatorplein. Dus ja, ik vind het leuk om te zien hoe de stad zich uitbreidt als een olievlek. Alleen het centrum vind ik een beetje stom aan het worden.”

Want daar erger je je aan toeristen?

“Nou, ik erger me niet zo snel. Zelden eigenlijk. Het zit ‘m meer in de onverdraagzaamheid van de bewoners; of ze zijn advocaat of ze hebben er een. Toeristen komen en vertrekken ook weer. Men moet niet zo opgewonden doen over de drukte in de binnenstad. Er is geen plek te bedenken in Amsterdam waar de mensenmassa’s van het San Marco plein op de loer liggen. Ja, op de Wallen is het schuifelen tussen zeven en elf op een mooie zomeravond. Maar tenzij jij een Amsterdammer bent die iets wil van de dames, kun je dat makkelijk vermijden. Fiets op een dinsdagavond over de Herengracht en je kunt er een kanon afschieten. Wij hebben geen Times Square en de Jordaan is niet Soho.”

“Het is allemaal perceptie. Mensen kletsen erover omdat het in de krant staat. Wij hebben echt geen toeristenprobleem. Ja, je moet niet zo idioot al die touringcars op de Prins Hendrikkade neerzetten, maar dat is verkeerslogistiek. Niets meer dan dat. De levenskwaliteit van Amsterdammers is waanzinnig hoog.”

Klagen is ook gewoon lekker.

“Het hoort bij de groot stedeling. Ik vind het ook geestig hoe iedereen de hyperbool opzoekt. Ellendige wolkenkrabbers, honderdduizenden bierfietsen, miljoenen rol koffers in de gouden bocht, huizen die alleen nog maar voor Brexit Chinezen zijn, Amsterdam is Amsterdam niet meer. Ik zie het niet. Amsterdam verandert vooral ten goede. Het is toch fijn dat je nu in de Javastraat een goede espresso kunt drinken? Terwijl je er ook nog je telefoon kunt laten ontsleutelen. Het is er nog steeds een beetje gruizig, maar ook ongelooflijk gezellig. Zo moet het zijn.”

Hij parkeert langs het IJ. “Een kunstenaar net van de academie zonder rijke ouders kan inderdaad niet meer in de grachtengordel wonen. Maar uiteindelijk woont iedereen ergens. Je ziet hier een stuk minder mensen in portieken liggen dan in Parijs of Londen. En er kan makkelijk nog wat bij. In de Sluisbuurt, rond de Centrale Markthallen, op het oude Stork terrein bij de Van Gendt hallen is plek genoeg. De stad kan nog wel wat hebben. Wij zijn blij met Amsterdam. Dat is de conclusie. En nu gaan we lunchen. Dat kan tegenwoordig dan weer wel in Noord.”

Ronald Hooft

25 maart 1962, Amsterdam
1974-1980 VWO op het Cartesius Lyceum
1982-1985 Rietveld Academie
1985-1986 New York City
1990-1991 New York City
1988-1995 Seymour Likely Lounge
2002 Verhuizing naar Noord
2003 Oprichting Prast & Hooft

Ronald Hooft is getrouwd met Nicky Boulton. Ze hebben twee dochters
van 22 en 13 en een zoon van 20.

http://www.parool.nl/amsterdam/ontwerper-ronald-hooft-paspoort-mee-zo-ver-voelde-noord~a4498448/