Rob Gollin – Reportage: Boek & Breakfast

Er moet brood op de plank komen bij de weduwnaar van schrijver en dichter Gerrit Komrij. Dus staat een deel van diens huis, met de immense bibliotheek, sinds kort op Airbnb. Rob Gollin wist niet hoe snel hij moest gaan kijken. De scatologieverzameling!

Eerst is er het hek, geflankeerd door twee kolossale cipressen, de stille wachters van het domein. Dan is er een licht glooiend pad, waarna de witte gevel opdoemt. Entree door de garage naar de hal. Een brede trap wentelt in sierlijke bogen drie etages naar boven. De treden en de leuning zijn van palissander.

Zo betreed je Het Komrijk – het auteursrecht op de term berust bij Kees van Kooten. Aan het ziekbed van Gerrit Komrij in het Wilhelmina Gasthuis in Amsterdam – de zomer van 2012 was net begonnen – was hij het die opperde dat in dit begrip Komrij’s kosmos moest voortleven – het universum van de schrijver, dichter (de eerste des Vaderlands), winnaar van de P.C. Hooft-prijs, polemist, luis in de pels, loods in de letteren en schatbewaarder van de betere smaak.

Op de eerste verdieping van het in Italiaanse stijl opgetrokken landhuis in Vila Pouca da Beira, een dorpje aan de voet van het Stergebergte, wacht de beheerder van Het Komrijk. Komrij’s weduwnaar Charles Hofman (69) heeft een zwart sjaaltje losjes om de hals gedrapeerd. Naast hem staat zijn huishoudster Luísa. Op de tafel in de keuken is al de door haar bereide tuinbonenschotel met varkenskrabbetjes geplaatst.

Hofman beweegt zich wat moeizaam. December vorig jaar is hij met zijn cabrio, een Opel Astra Bertone, over de kop geslagen na een bezoek aan een concert in Coimbra. Hij was rechtdoor gegaan op een rotonde waar het volgen van de kromming te verkiezen was geweest. Hij was nota bene net enkele minuten jarig, het was kort na twaalven, op de 15de. ‘Er overkomt mij vaak wat, op mijn verjaardagen.’ Dit keer bestond de rekening uit beschadigde ruggewervels en enkele weken ziekenhuis. Maar laten we nu eerst een glas rode wijn drinken.

Andere leden van het ontvangstcomité: Jaco, Noëlla en Kamiel. Onbekenden zetten de honden over het hek, ze wisten kennelijk dat daar een liefdevolle opvang wachtte. Jaco is de weldoorvoede nestor. Hij heeft een alias, naar de kleur van zijn vacht: meneer De Bruin. Maar het luistert niet zo nauw, die namen, zegt Hofman. ‘Als ik roep kóm, komen ze ook.’ Een korte stilte, dan een aanzwellende schorre schaterlach.

Hij woont hier vanaf 1988 met Komrij, met wie hij nog enkele uren voor diens overlijden in het huwelijk trad. Nederlandse toeristen willen zich nog weleens vergissen. Die fotograferen een dichter bij de dorpskern gelegen weelderige villa. Roze geschilderd, vandaar. Maar dat is toch echt de vivenda van Maria do Céu, een schatrijke weduwe van een biscuitjesmagnaat die meestentijds een nog veel groter huis bewoont in Coimbra. Nochtans staat op een pleintje een groot tegeltableau met de schaarse bezienswaardigheden van het dorp, waarop de precieze locatie wordt aangegeven: ‘Casa do Escritor Holandês’. Even doorrijden, het dorp uit, en dan het laatste huis links, daar is het.

Arie Pos (57) is meegereisd. De gewezen docent Nederlandstalige letterkunde en cultuur aan de universiteiten van Coimbra, Lissabon en Porto is literair vertaler en publiceert over Portugese literatuur. Hij woont in een wijnboerderijtje bij Porto. Bovenal is hij nu de biograaf van Gerrit Komrij – publicatie voorzien in 2020 – en steunpilaar van Het Komrijk. Hij ontfermt zich ook over de reorganisatie van de immense bibliotheek in de villa.

Zeker twintig vertrekken met lambriseringen van eikenhout en azulejos, keramieken tegels, telt de villa, gegroepeerd om het trappenhuis. Een aantal staat vol antieke meubelen, vitrinekasten met porselein, schilderijen en fotolijsten aan de muur en tapijten op het parket. Maar in de meeste kamers en op de overlopen overheerst de aanwezigheid van het boek, in zicht en in geur. Ze staan in schappen die azulejos aan het zicht onttrekken en reiken tot aan de metershoge plafonds, waartegen soms een laddertje met spinrag leunt. Er zijn kasten met Duitse literatuur, met Portugese boeken, met boeken vol nonsens- en humorgedichten, met boeken die omwille van hun rijk geornamenteerde ruggen werden aangeschaft. Hofman: ‘Soms vroeg ik wel: moet dat nou, het is toch weer 120 euro. Dan zei Gerrit: dat kan wel zijn, maar ik wil het gewoon hébben.’ Volgens Pos is halvering de inzet. Dat betekent hier: van 60 duizend exemplaren naar een ‘kerncollectie’ van 30 duizend. Nog voor het overlijden van Komrij was al tot een eerste afbouw besloten: hij had te horen gekregen dat hij nog zo’n twee jaar had te leven en die tijd wilde hij besteden aan verre reizen. Een boekenveiling zou dat mogelijk hebben gemaakt. De dood kwam eerder dan voorzien.

Achteraf heerst in Vila Pouca da Beira spijt over die beslissing – de veiling bij Bubb Kuyper in Haarlem volgde enkele maanden na de uitvaarten in Amsterdam en Portugal. Pos: ‘Er zijn gaten geslagen: in de verzameling scatologie, de strontboeken zeg maar, in de erotica, in wat hij had over schilder Félicien Rops, in de collecties Victoriaanse auteurs en homo-schrijvers. Veel van het mooiste materiaal is weg.’ Hofman: ‘Je kon de leegte op de planken gewoon zien. Ik was destijds niet in staat het tegen te houden.’

Het proces van inventariseren en afstoten gaat verder. Hofman neemt Pos mee een kamer in. De vloer is bezaaid met dozen en stapels. Hij neemt een map met papieren op, met een beschrijving van de inhoud in
potlood. ‘Oude, curiositeitshalve te bewaren kopij’. En: ‘Door omstandigheden nooit gepubliceerde kopij.’ Hofman: ‘Kijk Arie, dit is iets voor jou.’ Dan gaat de map voorlopig onaangeroerd weer terug op de stapel met bovenop het boek De geschiedenis van de laatste eer in Nederland, een van de eerste boeken die Komrij recenseerde.

De reorganisatie van de bibliotheek heeft nog een andere reden: Het Komrijk is nog niet geworden wat het zou moeten zijn, namelijk het huis van de dichters. Zo’n tien tot twaalf gasten per jaar, was het idee, zouden zich in de schaduw van pijnbomen, magnolia’s, Canadese dennen en olijfbomen, in het prieel aan een vijver vol waterlelies, aan de rand van het zwembad of in de nabijheid van de boeken binnen volledig kunnen wijden aan de poëzie. Er zijn er tot dusver drie geweest: Erik Lindner, Mustafa Stitou en Menno Wigman. Daarna werd het stil. Een van de partners, het Vlaams-Nederlands Huis De Buren, wilde bij nader inzien niet financieel bijdragen. Volgens Pos had de toenmalige directeur ten onrechte het idee dat de Stichting Gerrit Komrij Huis alleen dichters van uitgeverij De Bezige Bij onderdak wilde bieden. Pos, vicevoorzitter van de stichting, probeert nu fondsen aan te boren, door samen met poëziefestivals een Europese dichtersprijs in het leven te roepen of een ambassadeurschap voor Europese poëzie – het idee is nog niet uitgekristalliseerd. Dichters en vertalers zouden elkaar hier kunnen ontmoeten.

In afwachting daarvan ziet Hofman zich genoodzaakt, bijgestaan door zijn broers en Pos, met voorzichtige schreden een voor hem nieuw terrein te betreden: dat van de eigenaar van een bed and breakfast. De wijnkelder beneden is al verbouwd tot appartement, de voormalige paardenstallen in de tuin wacht eenzelfde transformatie – ze liggen nu nog vol met, ja, boeken en knipsels. De villa staat al op sites als Booking.com en Airbnb, te midden van pousada’s en quinta’s, als apartment in a poet’s home. Het pensioen is niet toereikend. De villa vraagt onderhoud, Luísa de huishoudster en Beto, het manusje-van-alles, wil Hofman na al die jaren van trouwe dienst niet
bedanken voor alle moeite. Misschien kan hij ook wat schilderijen verkopen. Zelf probeert hij weer wat meer te creëren: tekenen, brandschilderen.

Een schuchtere, niet al te serieuze poging tot een extraatje was al ondernomen toen Gerrit nog leefde. Achter in de tuin, langs de weg, heeft een tijd een soort oliebollenkraam gestaan, voor farturas, een lekkernij op de Portugese kermis. Hofman had er friet willen bakken voor langsrijdende Nederlanders en Vlamingen. Maar het is bij één keer gebleven, op een feest. ‘Gerrit vond het van het begin af aan geen goed idee.’ Een in de buurt wonende Duitser, luisterend naar de naam Richard Wagner, heeft de kraam geleend, maar nooit teruggebracht. Later is de man dood teruggevonden in een rioolput, gewikkeld in olijfnetten, hún netten nota bene, ook al geleend. De moordenaar bleek een Oekraïner, die als knecht voor hem werkte, maar niet kreeg uitbetaald.

Verkoop en terugkeer naar Nederland is niet aan de orde. ‘Naar Amsterdam? Naar de rolkoffers? Fluitende Japanners? Geen denken aan. Ik zou van mezelf vervreemden als ik dit zou verlaten.’ Eenzaam voelt hij zich niet, zegt hij, er is genoeg aanloop van vrienden die zich om hem bekommeren, uit Nederland, uit Portugal.

‘Ik wil nog steeds dat het een huis van de dichters wordt’, zegt Hofman. ‘Het voelt als een huwelijkspromesse.’ Dat ook de stofkam door de bibliotheek gaat om wat meer ruimte te creëren voor gasten en
hemzelf – hij heeft niet zoveel met boeken – voelt in de verte toch als verraad. ‘Ik wil niet vergeten wat we samen hebben opgebouwd. Hierin zit ons leven. Ik hoef het niet eens te lezen, ik wil dat vast kunnen houden.’

Hofman gaat voor. Van de woonkamer naar het bureau een verdieping hoger, het loopje dat Komrij zo vaak in de avond maakte. In een hoekje had hij al lezend en tv-kijkend aantekeningen op post-it’s gemaakt, die hij dan op de glasplaat van het ronde tafeltje naast hem plakte om ze voor het slapen gaan bij elkaar te grissen en mee naar boven te nemen. Wie weet wat het de volgende ochtend aan ingevingen zou opleveren. Hofman komt er niet zo graag meer, in het vertrek met de notenhouten bureaus, de Amsterdamse School-stoelen, de bronzen kop van Antinoüs, de schone Griekse jongeling die al vroeg de geliefde was van de Romeinse keizer Hadrianus, en het uitzicht op het Stergebergte.’Hier voel ik me altijd een beetje verweesd.’

Pos: ‘We hadden er ook een schrijversmuseum van kunnen maken. Maar dat willen we niet, van die dikke rode koorden die de bureaus afschermen en pennen en potloden die zogenaamd onaangeroerd op het blad liggen.’
Hofman: ‘We willen ook weleens wat anders aan de muur hangen.’ Pos: ‘Heel stiekem ga ik zelf ook wel eens aan het bureau zitten. Maar alleen als Charles het niet ziet.’

Ze zagen elkaar voor het eerst in Amsterdam op een herfstdag in 1964, op de hoek van de Utrechtsestraat en het Frederiksplein, voor café Oosterling. Komrij was de literatuurstudent, een jaar daarvoor verhuisd uit Winterswijk, Hofman was de Amsterdamse kunstenaarszoon uit anarchistische kring – volgens Komrij ‘de mooiste jongen van Europa’. In het gedicht Utrechtsestraat, zebrapad noemt hij hem ‘een zwartgelokte faun.’ Hofman weet nog dat zijn blik vooral werd getrokken door de gympen van Gerrit, wit met blauw en gaten in de zolen. Hij had nog bezorgd gevraagd of hij geen koude voeten had, zo.

Hij ligt vlakbij begraven, wat verder langs de weg. Een langsrijdende auto claxonneert, de bestuurder zwaait. Hofman: ‘Ik word hier vaak betuuterd. Ze mogen me, ik vorm tenminste geen bedreiging voor hun vrouwen.’ Je kon hem na zijn dood zo naar beneden rollen, had Komrij zelf gezegd, hup, de vuilcontainers in. Het is een verder nog leeg veldje op een kleine begraafplaats geworden. Op de steen staat zijn portret, een beeldje van twee mannen in een innige omstrengeling, gemaakt door Hofmans vader, en een gedenkplaat met het gedicht Alles blijft in het Nederlands en het Portugees, in een vertaling van Arie Pos.

Er was een vriend aan wie ik heb geschreven,

Een rots waar ik mijn naam in heb gekerfd.

Je bent een deel van alles bij je leven

En alles blijft bestaan wanneer je sterft.

‘Kijk’, zegt Hofman, ‘dat is leuk. Iemand heeft er weer een steentje bijgelegd.’ Dan begint het te regenen, het zijn onverwacht natte junidagen.

In het dorp proberen ze mee te denken met de bewoner van de Casa do Escritor Holandês. In het enige hotel, een tot pousada verbouwd klooster op een heuveltop, suggereert directrice Maria José Hofman zijn huis open te stellen voor nieuwsgierige toeristen. Ze krijgt geregeld de vraag van Nederlandse gasten: kunnen wij er naar binnen? Dat kan best wat inkomsten genereren. Hofman moet er niks van hebben. ‘Daar heb ik toch helemaal geen tijd voor? Dan zit ik maar te wachten, of er nog iemand komt. Dan ga ik net zo lief op straat zitten, dan kunnen ze beter meteen maar wat geld geven.’

Vanaf het terras van Pousada Convento is te zien hoe boven de bergen van Colcorinho de wolkensluiers langzaam optrekken. Een ober brengt koffie, water en een opwekkende mededeling: volgende week wordt de 37 graden gehaald. Hofman: ‘Ha, dat hoor je dan nog wel . Het is hier dan alsof de duivelspot is aangestoken.’

De bijzondere formulering is nog niet uit Vila Pouca da Beira verdwenen.

AFTOCHT UIT ALVITES

Het huis in Vila Pouca da Beira is niet het eerste huis van Gerrit Komrij en Charles Hofman in Portugal. Van 1984 tot 1988 bewoonden ze als huurders het Palácio dos Botelhos in Alvites, in het gebied Trás-os-Montes, over de bergen, op de vlucht voor de sociale verplichtingen en de coterie in Amsterdam. Aanvankelijk leven ze in goede harmonie met de bewoners, maar het tij keert als ze het enorme pand met bijgebouwen en landerijen kopen. Beheerder Padre Fernando ontpopt zich van huisvriend tot kwade genius. Komrij en zijn partner krijgen te maken met brandstichting en fysieke bedreigingen en besluiten te vertrekken. Komrij zag dit als ‘de meest ingrijpende periode in ons leven’.

KOMRIJ OVER PORTUGAL

Van Komrij zijn vier boeken over Portugal verschenen. Over de bergen (1990) schreef hij na zijn gedwongen vertrek uit Alvites. Hierin is het een Portugees die zich in het afgelegen Trás-os-Montes vestigt. Diens ervaringen lopen parallel met de belevenissen van Komrij en Hofman: de idylle mondt uit in een nachtmerrie.

Later volgen bundels van columns in NRC Handelsblad. Een zakenlunch in Sintra (1996) bevat dertig korte verhalen over zijn tweede vaderland, onder meer over de maniertjes van de bewoners en hun voorliefde voor bureaucratie. Vila Pouca: kroniek van een dorp (2008) is gevuld met observaties van het leven in zijn ‘Niemandsdorp’. Opgetekend vanuit de villa waarmee hij niet zo’n intense relatie had. Die had hij wel met het Palácio dos Botelhos. Brieven uit Alvites (2015) gaat vooral over zijn eerste huis in Trás-os-Montes. Na een reeks ironische maar liefdevolle notities ontvouwt zich abrupt het drama.

De Volksfront, 29 juli 2016, 19:30

http://www.volkskrant.nl/reizen/boek-en-breakfast-in-het-komrijk~a4346384/

https://hetkomrijk.nl/
https://www.facebook.com/HetKomrijk/

Appartement in a Poet’s Home
Avenida Principal 57 – 3400-755 VILA POUCA DA BEIRA
Prijzen 95-115 €/nacht
Capaciteit 1 appartement, 4 personen, 80 m²
Aankomst : 14:00
Vertrek : 12:00
Airconditioning
Televisie
WiFi
Wasmachine
Magnetrons
Zwembad
Huisdieren welkom
Welkomstpakket

Het Appartment in a Poet’s Home is een landelijke villa in Italiaanse stijl, de voormalige woning van de Nederlandse dichter Gerrit Komrij, en het biedt huisdiervriendelijke accommodatie in Vila Pouca da Beira. Het beschikt over een terras en een buitenbad.

Het appartement heeft een keuken met een oven, en een eigen badkamer. Het is ook voorzien van een flatscreen-tv, een dvd-speler, een computer en een cd-speler. Er is overal in het Apartment in a Poet’s Home gratis WiFi beschikbaar.

U kunt bij de accommodatie gebruikmaken van gratis privé parkeergelegenheid. Het Apartment in a Poet’s Home ligt op 36 km van Covilhã, en op 38 km van Viseu.

De accommodatie ligt in een rustige omgeving en er mogen geen feesten in het appartement worden gehouden. Gasten zijn verplicht om een ​​geldig identiteitsbewijs met foto en een creditcard te tonen bij het inchecken. Houd er rekening mee dat alle Speciale Verzoeken afhankelijk zijn van beschikbaarheid en mogelijk extra kosten met zich meebrengen. Laat Appartment in a Poet’s Home van te voren weten wat uw verwachte aankomsttijd is. Tijdens het boeken kunt u het veld Speciale Verzoeken gebruiken, of u kunt rechtstreeks contact opnemen met de accommodatie met behulp van de contactgegevens in de reserveringsbevestiging.

Adresse Appartement in a Poet’s Home : Avenida Principal 57 – 3400-755 VILA POUCA DA BEIRA
Coordonnées GPS : 40.307212 (40°18’25.96″ N) / -7.922117 (7°55’19.62″ W)

https://www.gites.fr/gites_apartment-in-a-poet-s-home_vila-pouca-da-beira_h833687_nl.htm