René Zwaap – In ballingschap

Een jaar na dato is de bomaanslag op kunstenaar Rob Scholte nog altijd niet opgelost. Een vreemd fenomeen doet zich voor: steeds meer richt het ressentiment zich op het slachtoffer in plaats van op de dader.

Op donderdag 2 november zou kunstenaar Rob Scholte voor het eerst sinds de bomaanslag, die hem op 24 november verleden jaar beide benen kostte, vanuit Japan naar Nederland overkomen. De jubilerende VARA had hem uitgenodigd voor een feestelijke uitzending vanuit de Amsterdamse discotheek RoXY, alwaar Scholte onder leiding van Kees Driehuis over het lot der natie in discussie zou treden met staatssecretaris Erica Terpstra, de Amsterdamse politiechef Eric Nordholt en volksschrijver Gerard Reve.
Niet alleen sloeg Scholte door het accepteren van de uitnodiging de dreigementen in de wind, die direct na de aanslag nog waren geuit (onder meer namens de organisatie ‘Neerlandica Nostra‘), zijn terugkomst in Amsterdam zou nota bene in de RoXY plaatsvinden, ook de tempel van het postmoderne Amsterdamse levensgevoel, waar Scholte op 31 mei 1994 zijn trouwfeest organiseerde. Dat Scholte in de RoXY dan ook nog eens tegenover Nordholt zou zitten, de hoofdverantwoordelijke voor het compleet vastgelopen politie onderzoek naar de aanslag, maakte het evenement nog meer geladen.
Het heeft niet zo mogen zijn. Tijdens de voorbereidingen voor het programma maakten zowel Nordholt als Reve duidelijk, dat ze niet met Scholte aan een tafel wilden zitten. Erica Terpstra vond het daarentegen juist een ‘leuk idee‘, maar legde blijkbaar niet genoeg gewicht in de schaal. De VARA annuleerde de uitnodiging aan Scholte. Nordholt, Reve en Terpstra zijn nu met z’n drieën welkom in de RoXY. Scholte blijft in Nagasaki, waar hij de laatste hand legt aan zijn gigantische Apres nous le déluge schilderij in een van de zalen van de getrouwe kopie van Beatrix’ werkpaleis Huis ten Bosch.
VARA’s perschef Hans Elsendoorn ontkent, dat Scholte op verzoek van zijn twee mede gasten zou zijn afgezegd. Volgens hem bevonden de voorbereidingen van het programma zich nog in een embryonale fase en was er ‘gewoon‘ besloten om het op drie gasten te houden. Scholte weet wel beter, zo verzekert hij telefonisch: de ware motieven van de annulering zijn hem mondeling door VARA medewerker Bert Molenaar van het jubileumprogramma meegedeeld en de officiële uitnodiging was al binnen. Het incident mag tekenend heten voor de vreemde verhouding, die sinds de aanslag tussen Scholte en zijn vaderland is ontstaan.
Al vanaf het eerste moment, dat hij na de aanslag naar buiten trad, maakte Scholte duidelijk, dat hij de dramatische gebeurtenissen rond zijn persoon wilde omzetten in een soort politiek morele kruistocht tegen wat hij noemde de ‘totale pervertering van Amsterdam‘. Er werd gesproken over de oprichting van een Comité van Waakzaamheid, in samenwerking met Felix Rottenberg, zelfs over de start van een nieuwe politieke partij, Pomo 2000. Nadat Jet Nijpels in navolging van Scholte de haar trouwe fractie van het Algemeen Ouderenverbond (AOV) omdoopte in Senioren 2000 koos Scholte ‘2000’ als nieuwe naam. In mei dit jaar maakte Scholte in HP/De Tijd duidelijk, dat hij mikt op een soort ‘ethisch reveil’ in Amsterdam: ‘Dat alles maar goed is, dat iedereen het met iedereen doet, dat er gratis kunst wordt gemaakt voor drugs, dat er zoveel mogelijk drugs worden gebruikt om zoveel mogelijk vrouwen te neuken, dat iedereen maar taboeloze kunst kan maken, waarin het geweld vereerd wordt, dat moet er allemaal uit. We moeten gewoon weer terug naar normale, Nederlandse maatstaven.’
Dat zijn woorden, die in eerste instantie vooral ruiken naar een soort nieuw conservatisme. Toch is het een analyse, die de laatste tijd in wat andere bewoordingen uit de monden van steeds meer mensen uit het verlicht liberale kamp van Amsterdam kunnen worden opgetekend. De observatie, dat in Amsterdam inmiddels enige kritische grenzen zijn bereikt, is al lang niet meer voorbehouden aan het EO kamp.
Niettemin lijken Scholtes pogingen tot mobilisatie zich vooralsnog vooral tegen Scholte zelf te keren: als een ware politieke dissident wordt hij hetzij verketterd, hetzij genegeerd.
Dezelfde Amsterdamse politiek-culturele voorhoede, die bijna wekelijks een solidariteitsbijeenkomst voor Salman Rushdie belegt, houdt de grootst mogelijke reserve tegenover diens Amsterdamse lotgenoot – in feite is er over Scholte ook een ‘fatwa‘ uitgesproken – in stand. De cynische commentaren zijn niet van de lucht. In plaats van in te gaan op de schuldvraag heeft men het liever over de ‘paranoïde inslag‘ of de ‘grootheidswaan‘ van Rob Scholte. Alsof niet een opperste terreurdaad in het hartje van de Jordaan is gepleegd, maar de persoon Scholte iets heeft misdaan. Het is het merkwaardigste staaltje van omdraaiing, van verwisseling van dader en slachtoffer zo men wil, sinds lange tijd in Nederland.
Maar wat kan er paranoïde zijn aan het gedrag van een man, die voor het leven zwaar verminkt is geraakt door een bomaanslag, niet weet wie het gedaan heeft, en die ook na de aanslag nog bedreigd is met de dood? In zo’n situatie lijkt paranoia de enige adequate staat van bewustzijn.
Wat er tot nu toe naar boven is gekomen over de schuldvraag, stemt ook niet bepaald gerust. De zaak werpt een wel zeer sinister licht op het hedendaagse kunstbedrijf in Amsterdam, en niet alleen daar. Het is, hoe je het ook wendt of keert, uiteindelijk toch de indicatie van een moreel bankroet van een bepaalde scene, een schrille illustratie voor wat er gebeurt als de onder en de bovenwereld van een stad een verbinding aangaan. De boodschap van de zaak Scholte is, dat er something rotten is in het Koninkrijk der Nederlanden. Naarmate het onderzoek naar de dader(s) langer vruchteloos blijft, groeit het onbehagen en de onzekerheid.
Zowel Justitie, Scholte als de media zochten de daders vooral in de artistieke kring van Amsterdam, daar waar deze via verslaving aan dope en in ruil voor andere gunsten lakeien waren geworden van een niets ontziende onderwereld.
In het tot nu toe meest informatieve verhaal, dat er over de zaak werd gepubliceerd, kort na de aanslag mede op basis van gesprekken met Scholte en zijn omgeving geschreven door Parool misdaadverslaggever Bart Middelburg, werd een bloedstollend beeld gegeven van de schemerzone, die in Amsterdam is ontstaan tussen het eigentijdse kunstbedrijf en de georganiseerde misdaad. Hoewel Middelburg in zijn artikel geen namen noemde, was het voor ingewijden geen enkel probleem om erachter te komen wie er schuil gingen achter de gefingeerde initialen.
De in het stuk als verdachte aangewezen fotokunstenaar Z. bleek fotograaf journalist Paul Vlaswinkel, alias Paul Blanca te zijn. Deze herkende zich in het stuk en zocht onmiddellijk de publiciteit met de mededeling, dat hij ten onrechte door Scholte werd verdacht, onder meer in Jan Lenferinks praatprogramma RUR. Vlaswinkel meendem, dat Scholte rookgordijnen opwierp om zijn eigen gok en drugsschulden te verbergen, hetgeen volgens Scholte weer aantoonbaar gelogen was.
Vlaswinkel, vaderloos opgegroeid in een Antilliaanse familie, taboeloos kunstenaar, overtuigd hard drugsgebruiker, maakte net in de maanden voorafgaande aan de aanslag enige naam met reportages voor de Nieuwe Revu over zijn leven als junk en afdalingen in de Amsterdamse onderwereld. Zo was hij op het moment van de aanslag bezig met het kopen van handgranaten en andere wapens ten behoeve van de participerende journalistiek van het familieweekblad. Daardoor had hij de schijn al meteen fors tegen, want de aanslag op Scholte was met een handgranaat gepleegd. Een politieverhoor leverde echter niets op, en Vlaswinkel was weer op vrije voeten. Even later verbaasde Vlaswinkel de wereld met een grote foto van een tekening gemaakt van heroïne resten op zilverpapier van twee afgerukte benen, naar zeggen van de maker een ‘autobiografisch kunstwerk‘.
Joost Zwagerman – een goede bekende van beide kunstenaars en schrijver van de roman Gimmick, waarvoor hijzelf, Scholte, Dalstra en Vlaswinkel model hadden gestaan – omschreef Scholte en Blanca in RUR als ‘elkaars tegenbeeld. De een is een soort apollinische, echt een literaire schilder en de andere is een soort dionysische oer kunstenaar, Blanca dus, die maakt ook totaal ander werk en ze zijn altijd heel erg gefascineerd geweest door elkaar. Juist vanwege die tegengestelde manier van werken en de tegengestelde resultaten. Die conceptuele kunst van Scholte staat echt diametraal tegenover het gewelddadige, harde fotowerk van Blanca. Maar die tegenstelling was ook altijd wel wat hen bijeen bracht en nu is het kennelijk omgeslagen in een totaal andere manier van omgaan.’
Zwagerman bezocht Scholte later op Tenerife om een verhaal over de zaak te schrijven voor HP/De Tijd, maar deelde Scholte later per brief mede dat hij van dit idee afzag, omdat Vlaswinkel hem ‘zocht‘. Zo kreeg Amsterdam een artistiek broederdrama voorgetoverd, dat kan wedijveren met dat tussen Rimbaud en Verlaine. De affaire Scholte-Dalstra-Vlaswinkel mag de meest explosieve heten, die er ooit is opgevoerd in de wereld van de Amsterdamse kunsten en zal ongetwijfeld een bron van inspiratie zijn voor toekomstige theatermakers.
Los van de technisch juridische schuldvraag kwam er in het relaas over de verhouding tussen beide kunstenaars zoveel vuil naar buiten over de situatie in het hedendaagse kunstbedrijf, de misdaad en de upper ten van de stad, dat er gerust mag worden gesproken van een totale nieuwe visie op het leven in Amsterdam. Wie zich verdiept in de zaak Scholte, kijkt nooit meer met dezelfde blik naar de pittoreske gevels van de grachtengordel. De zaak biedt bovendien zoveel connecties met andere segmenten van de stedelijke samenleving, dat je bijna zou gaan wensen dat de commissie Van Traa Scholte eens zou uitnodigen voor een oriënterend gesprek over het Amsterdam, zoals hij dat de afgelopen tien jaar heeft leren kennen.
Bij één van de laatste gelegenheden, dat hij openlijk over de motieven van de aanslag op zijn leven sprak, opperde Scholte het idee van de aanslag als een soort kunstwerk. Blijkbaar gaat hij niet langer uit van het idee van een enkele dader, maar van een artistieke, criminele vereniging. Scholte speculeerde, dat de aanslag op zijn leven is bedoeld als een soort taboeloze kunst, de perfecte misdaad. Ook weer een uiterst benauwende gedachte, die gedeeld wordt door popzanger David Bowie. In interviews naar aanleiding van zijn laatste album Outsider verwijst Bowie regelmatig naar Scholte en rept hij van een link tussen Thomas de Quincey’s essay ‘Murder as a Form of Art‘, de zaak Scholte en Bowies eigen muziek.
Inderdaad zijn beelden van de aanslag op Scholte in de eetgelegenheid The Supper Club, trefpunt van het Amsterdamse kunstcircuit, uitgezonden bij wijze van alternatieve wanddecoratie. Dat wijst op een wel heel slechte smaak en harteloosheid, en tevens is het gefundenes Fressen voor complotdenkers. In de grachtengordel zingen nu al verhalen rond over Scholte als slachtoffer van mystieke oorlogen, zelfs als middelpunt van een soort internationale strijd over vervangende energie, geïnspireerd door Scholtes deelname in een joint venture ,die gespecialiseerd is in het onderzoek naar het gebruik van algen als vervangmiddel van minerale brandstoffen.
Dergelijke theorieën zullen steeds meer de kop opsteken naarmate de politie langer doet over het achterhalen van de schuldigen. Het onderzoek van de Amsterdamse politie naar de dader(s) van de aanslag is ondanks ontelbare aanknopingspunten, zoals die de afgelopen maanden in de media zijn verspreid, op een dood spoor terechtgekomen.
Scholte en zijn echtgenote Micky gingen er eerder deze maand toe over een hoge premie in het vooruitzicht te stellen voor de tip, die leidt tot aanhouding van de verantwoordelijken. Dat was vooral een wanhoopsgebaar, omdat de Amsterdamse politie na een jaar speuren nog steeds geen stap verder is gekomen. Scholte vraagt zich af, of justitie het onderzoek wel met genoeg inzet uitvoert. Met de uitgeschreven beloning geeft hij in feite aan, dat hij van de politie ondertussen niet veel meer verwacht. In dat licht wordt de weigering van Nordholt om met Scholte geconfronteerd te worden ook een stuk begrijpelijker.

De Groene Amsterdammer, Nr. 42, 18 oktober 1995

http://www.groene.nl/artikel/in-ballingschap