René Zwaap – De Angst Kunstenaar

Punta del Hidalgo op Tenerife, in het in Zee Gebouwde Huis met Studio La Perla, Geheel Links op de Foto, daar woonde Rob Scholte van juni 1991 tot in maart 2003 (foto RSMuseum)

De Angst Kunstenaar

Verleden Week kreeg Kunstenaar Rob Scholte (40), Even van uit Tenerife Terug in Amsterdam ter Presentatie van zijn Nieuwste Meester Werk, de Redactie van VARA TV Talk Show Later de Leeuw aan de Lijn met een Wel Heel Bizar Verzoekje. Of hij zich met Gezwinde Spoed zou willen Begeven naar Groningen, al waar in het Kader van het Vijftig Jarig Bestaan van het Groninger Museum een Kunst Marathon door de Stad zou trekken, met als Hoogte Punt onder Meer een Speciale Expositie van Twee Kunst Benen. ‘Nu hadden we Bedacht, dat het Toch Leuk zou zijn als U dan de Opening verricht‘, zei de redacteur. ‘Ze zijn Precies Op Gewarmd tot Lichaam Temperatuur!‘ klonk het Nog Enthousiast.

Scholte slikte Twee Keer en zei, dat hij het Hele Idee een Smakeloze Vertoning vond en dat de VARA, maar op het Dak moest gaan zitten met die Kunst Benen van ze. De Redacteur barstte daar op uit in Heilige Verontwaardiging en kondigde aan Onverdroten Voort te Gaan met de Uit Zending: ‘Met of Zonder U!
Het Laatste geschiedde dus, zij het dat Presentator Paul de Leeuw er Tot Slot van het Item op Decente Toon een Commentaartje van Scholte Zelf Woordelijk bij voor las, waar in deze in Felle Bewoordingen Af Stand nam van de Quasi Artistieke Sick Joke.

Rob Scholte en zijn Mede Werkers kennen Honderden van dit Soort Staaltjes van Hollandse Fijn Zinnigheid. De Af Gelopen Vier Jaar, sinds die Fatale 24 november 1994, zijn Er Mee Geplaveid. Scholtes Persoonlijke Drama wordt door Minder Getalenteerde Kunstb Broeders gebruikt als een Kermis Attractie. Het is de Triomf van de Smakeloosheid. Zo bracht Men in het Hoofd Stedelijke Trendy Restaurant The Supper Club, al waar men als Romeinse Patriarchen en Matrones op de Divan kan Eten, Enige Maanden na de Aan Slag bij Wijze van Post Moderne Wand Decoratie Foto’s van de Gewonde Scholte tussen de Brandende Brokstukken van zijn BMW op de Muur. Af Gelopen Zomer was het Weer Raak op de Kunst Beurs in de Amsterdamse Rai, waar 180 Galerie Houders bij Wijze van Fotografische Aubade aan Scholte poseerden met Één Been Staand op een Bier Blikje.

Scholte sloeg Terug door in Sociëteit Arti et Amicitae het door de Politie Vrij Gegeven Wrak van zijn Gebombardeerde Auto ten Toon te Stellen. Als men de Aan Slag op zijn Leven dan Persé als ‘Taboe Loze Kunst‘ wilde Zien, dan konden ze Het Krijgen Ook. Voor Zo Ver de Aan Slag Daar Nog Wat van had Over Gelaten, Verdwenen zijn Laatste Warme Gevoelens voor de Stad, waar hij in de Roaring Eighties een Duizeling Wekkende Op Komst had Beleefd van Student aan de Rietveld Academie tot hét Prijs Dier van de Hoofd Stedelijke Post Moderne Scene. Het mondde uit in een Niet Af Latende Publiciteit Golf, die als een Op Hol Geslagen Marathon Af Levering van de X Files Steeds Demonischer Complotten suggereerde, en wierp Onder Tussen een Wel  Heel Sinister Licht op het Heden Daagse Kunst Klimaat te Amsterdam.

Op 1 februari 1997 ging Scholte bij veilinghuis Sotheby’s in Amsterdam over tot de verkoop van alle werken, die hij in betere tijden van zijn Amsterdamse kunstvrienden had gekregen en gekocht. Acute geldnood was een motief, maar ook de behoefte aan een definitief afscheid. De veiling bracht 115.000 gulden op, exclusief commissie, hetgeen een fooi mag heten voor zo’n zwaar verleden.

Evenmin opwekkend was de inhoud van de BBC documentaire The Scholte Affair van Ian MacMillan, door de VARA speciaal ter gelegenheid van Koninginnedag op 30 april 1998 op de buis gebracht. In de documentaire maakte MacMillan een rondgang langs enige hoofdrolspelers van het koningsdrama in de grachtengordel, waartoe de affaire Scholte was uitgegroeid. Vanuit het oogpunt van de toerisme industrie moet de inmiddels internationaal verkochte productie Amsterdam veel kwaad hebben gedaan. Nimmer zal een toerist na het zien van The Scholte Affair met dezelfde ogen naar de pittoreske gevels van de grachtenhuizen staren.

Want als de film een boodschap had, dan was het dat good old Mokum, Magisch Centrum van de wereld, de kashba van Europa, niet meer die gezellige hippiekelder van weleer was. Dat er andere wetten golden: harder, gemener – of misschien zelfs wel helemaal geen wet meer. Een groot deel der geïnterviewde kunstenaars trad aan in vol oorlog ornaat, als grootstedelijke guerrilla’s, met Apache kuiven, vechtbroeken, lange leren jassen en een hele roedel pitbulls, en scheidde merendeels hartgrondige haatverklaringen af aan het adres van de gebiografeerde kunstenaar.

Mededogen was de belangrijkste ontbrekende emotie. In plaats daarvan staarde men in een afgrond van haat en afgunst, intriges, spookverhalen en een constante dreiging van extreem zinloos geweld. De schermutselingen tussen Verlaine en Rimbaud degradeerden met terugwerkende kracht tot gestoei tussen licht ontspoorde padvinders in vergelijking met de apocalyptische scenario’s van explosieve broedertwist, die hier door de BBC camera werden gesuggereerd. The Scholte Affair bleef in gebreke bij de grote vragen (wie, wat, waar, wanneer en waarom) inzake de bomaanslag (evenals de Amsterdamse politie), maar wel werd er in een uur tijd een plattegrond gegeven van een generatie in de Nederlandse kunst, die nu eens met alle recht van de wereld, zonder valse pretenties, aanspraak kan maken op het predicaat ‘verloren‘.

Scholte is het gezicht geworden van die generatie. Een Hollandse James Dean in een rolstoel. De kunstenaar, die zijn leven wijdde aan het verzamelen van plaatjes van sterren, is zelf een icoon geworden. De student Neerlandistiek of kunstgeschiedenis, die in het volgende millennium een scriptie zal schrijven over het Nederlandse kunstklimaat in de jaren tachtig en negentig, zal onherroepelijk op de figuur van Scholte stuiten. In Gimmick! bijvoorbeeld, Joost Zwagermans reeds nu klassieke sleutelroman over de door coke en pillen voortgestuwde pomo generatie van de jaren tachtig, waarin Scholte redelijk herkenbaar figureert onder het pseudoniem Eckhardt. Of in Natasha Gersons sinistere portret van het Amsterdam van de jaren negentig, Plaatstaal, waarin de aanslag op Scholtes leven fungeert als dramatische rode lijn in de vertelling.

Of, met naam en toenaam, in Martin Bril’s net verschenen bundel Het tekort, dat wordt ingezet met het verhaal ‘Het afscheid‘, een bluesy liefdesverklaring aan het fenomeen Scholte. In het verhaal schetst Bril op behoorlijk kapotte toon zijn emoties op de dag, dat Scholte enige weken na de aanslag met een dramatische persconferentie op Schiphol afscheid nam van Nederland. ‘Mijn vriend ging zijn ondergang tegemoet‘, schrijft Bril. ‘Hoe ik dat zo zeker wist, kan ik me niet meer herinneren. Het was zo. Waar die ondergang uit bestond, ik kon mij er geen andere voorstelling van maken, dan dat de mensen hem eerst uit zouden lachen en daarna de rug zouden toekeren. Niet alleen zijn verhaal zou sneuvelen, uiteindelijk, ook hijzelf zou, het praten en het schreeuwen en het fluisteren moe, ten langen leste zwijgen.

Dat zijn verontrustende woorden, en nog verontrustender als de lezer bedenkt, dat Bril en Scholte, beide Noord Hollandse polderjongens op zoek naar fortune and fame, toch lange tijd een soort artistieke bloedbroeders zijn geweest. Schrijft Bril: ‘Het beginnen van een club was iets wat mij altijd met hem verbond, de fantasie alleen al, die was minstens zo krachtig als de praktische bezwaren, waarop de meeste initiatieven strandden. Van alle bladen, die we hebben opgericht, hebben er maar drie ooit kortstondig bestaan. Daar ging het ook niet om. Het ging om de club, jongens onder elkaar. De Zwarte Hand. Die gevaarlijke warmte van saamhorigheid en latente competitie als je je bestemming nog niet hebt gevonden en denkt, die met anderen te delen.

Ook Joost Zwagerman verklaarde zich bij diverse gelegenheden nadrukkelijk schatplichtig aan Rob Scholte. ‘Zoals iedereen in Nederland doordesemd is geraakt van het vroege werk van Reve, zo raakte ik ook doordesemd van het werk van Rob Scholte en dus ook van degenen naar wie hij weer verwees, variërend van Jeff Koons tot Schnabel, Andy Warhol en Jean Michel Basquiat’, aldus Zwagerman in een interview met Sander Pleij in De Groene van 14 oktober 1998, waar de schrijver van Gimmick! met veel nostalgie terugkeek op de jaren tachtig in Amsterdam: ‘Even was er toen een enorm actieve uitwisseling van ideeën, overtuigingen en indrukken. Dat is de laatste keer, dat op een echt spannende, confronterende en verstrekkende manier literatuur en beeldende kunst met elkaar in verband zijn gebracht.

Zwagerman vulde daarbij aan, dat de vrolijke rebellie, die spreekt uit Gimmick! door de affaire Scholte een hele andere dimensie had gekregen. ‘Mede door de verschrikkelijke aanslag op hem is wel het deksel van een beerput opgelicht‘, aldus de schrijver. ‘Door Scholte zelf, die in allerlei interviews zei hoe het er werkelijk aan toeging in de kunstscene van de jaren tachtig. Gimmick! veranderde daarop met terugwerkende kracht in een arcadische schelmenroman. De jongens uit Gimmick! werden titaantjes, het is de Kameleon van de jaren tachtig. Lekker coke snuiven en vrijbuiter spelen. Het harde, ontluisterende en semi criminele leven, dat een aantal kunstenaars in werkelijkheid leidde, is pas naar voren gekomen door de verhalen, die Rob Scholte heeft verteld nadat hij was opgeblazen.’

En Scholte zelf? Sinds hij afgelopen mei zijn fanatieke zoektocht naar de dader van de aanslag van 24 november 1994 uit handen heeft gegeven aan een detectivebureau, is hij een stuk kalmer geworden. De aanslag kostte hem niet alleen fysiek – vanwege de fantoompijnen – een lange revalidatieperiode, ook psychisch was er sprake van een lang en moeizaam genezingsproces, met de nodige spanningen in zijn privé leven. Inmiddels heeft hij het opgegeven om via interviews een spervuur van beschuldigingen aan het adres van zijn vroegere kunstbroeders te spuien. De afgelopen vier jaar stond hij voortdurend in de publiciteit, een slachtoffer, dat zich niet wilde schikken in een wachtende rol, luidkeels om gerechtigheid riep en tevens iedere verdenking, die hij koesterde met uitroeptekens de ether in schreeuwde.

Tot een oplossing leidde dat vooralsnog niet. Eerder versterkte het de toch al niet geringe verwarring. Het werd een performance op zich, een soort Twin Peaks in de grachtengordel, een drama, dat zich steeds dieper in een web van intriges groef, en niemand was meer, die hij leek te zijn.

Als detective van zijn eigen zaak ging Scholte net zo te werk als in zijn kunst: eclectisch, als een razende orkaan van associaties, telkens op zoek naar nieuwe verbindingen en mogelijkheden. De zaak Scholte werd op die manier een mediashow, een freak festival van geknakte reputaties, nooit eerder vertoond in het theater van de Nederlandse huiskamer. De detective Scholte trok als een cycloon door de wereld van de Nederlandse kunst, en waar hij was geweest, stond niets meer op dezelfde plek.

Maar wat was echt en wat was schijn in Scholtes aanhoudende revelaties over aard en wezen van de aanslag op zijn leven? Net als in Scholtes kunst was het maar de vraag. Misschien bestaat er wel helemaal geen verschil tussen kunst en realiteit in de visie van Rob Scholte.

Hooggespannen waren de verwachtingen toen Scholte verleden jaar tijdens het Crossing Border festival in Den Haag zijn opwachting maakte voor wat was aangekondigd als een voorproefje op zijn komende autobiografie Copyright door Rob Scholte, dat eerder met veel tamtam was aangekondigd door uitgeverij Vassallucci om even later weer uit de aanbiedingsfolder te verdwijnen. Het toegestroomde publiek keek vreemd op toen Scholte zijn voordracht als volgt begon: ‘Er is een misdaadorganisatie, gevormd door staten – dat moet wel. De politie heeft mij zelf gezegd: “Er gaat geen kilo drugs over de wereld, of wij hebben het op de satelliet.” Ik zat in de lijn van groeicrimineel, ze zagen in mij een hele goeie. Ik heb maar vier jaar lagere school, maar ik ben niet benauwd, heb op de wilde vaart gezeten, spreek mijn talen. Op een gegeven moment wist ik te veel en wilden ze me ombrengen. De BVD en de politie zitten erachter, maar ook de CIA en de DEA.’

Vervolgens ging het in Scholtes kenmerkende speedy tempo verder over extreem rechtse netwerken met Gladio achtergrond, de moord op Ien Dales, Oude Pekela, Dutroux, cocaïnesmokkel en de corruptie van de rechterlijke macht. ‘Ik heb nooit drugs willen rijden‘, zo droeg Scholte voor. ‘Toen ze me dat vroegen, heb ik geweigerd. Drugs moeten ze legaliseren, dan haal je deze hele handel onderuit. Wat er met die kinderen in België is gebeurd, heeft er rechtstreeks mee te maken. Sorry, dat ik begin te huilen, maar als ze na Oude Pekela naar mij hadden geluisterd, was dit niet voorgekomen. Die kinderen hebben ze gebruikt om de hoge heren te chanteren.

De zaal wist niet wat ze overkwam. ‘U bent het toch met me eens, dat ik een logisch verhaal op tafel leg‘, aldus Scholte aan het slot van zijn performance. ‘Nou ben ik even de draad weer kwijt, verdomme. Sorry, dat ik weer volschiet. Maar het is zo’n onvoorstelbare chaos die ze scheppen, dat moet ik wel naar buiten brengen.‘ Waarna Scholte zijn rolstoel resoluut omdraaide en van het podium afreed.

De zaal bleef perplex achter. Op wat voor alle verbeelding tartende confessies waren ze nu onthaald? De kranten konden er ook geen pap van maken. ‘In de rolstoel zat geen voordrachtskunstenaar, maar een frontsoldaat in oorlog met een buitenwereld, die vol is van samenzweringen‘, aldus de Volkskrant. ‘Dat Scholte onwetend enorme hoeveelheden cocaïne heeft vervoerd, was nog wel de minste onthulling‘, aldus Het Parool. ‘Dat Hirsch Ballin en Ed van Thijn hadden moeten aftreden wegens hem, Rob Scholte – dat is, zacht gezegd, tamelijk ongeloofwaardig, evenals de gedachte, dat Scholte uit de weg moest worden geruimd vanwege zijn kennis over enig drugsnetwerk. Scholtes trieste spinsel is helaas vergelijkbaar met de kankerpatiënt, die zijn leven tot de laatste cel analyseert om uit te vinden, waar die ziekte haar oorsprong vond: een eindeloze speurtocht naar een antwoord op de vraag: ”waarom ik?”, die in sommige gevallen verkeert in permanent zielen gegraaf en een hang naar dure diëten of de malle theorieën van kwakzalvers.’

In werkelijkheid, zo bleek even later uit persverklaringen van Scholte, hadden de verbijsterde verslaggevers de woorden opgeschreven van een interview in Het Parool met een gewezen smokkelaar, dat Scholte, de knipkunstenaar, voor deze speciale gelegenheid had meegenomen. Commentatoren in kranten en weekbladen sloegen de handen vertwijfeld ten hemel. Scholte werd ‘een 24 uur per dag draaiende CNN van het conspiratieve gedachtengoed‘ genoemd.

Scholte was tevreden. Heel even had hij de wereld deelgenoot kunnen maken van de verwarring, waarin zijn eigen leven sinds die 24e november 1994 verkeert.
Misschien bedient hij zich van het Mulischiaanse credo: ‘Het beste is het mysterie te vergroten.’ Misschien ook niet. Bij Scholte is weinig zeker, behalve de angst, die door hemzelf en door zijn intimi (zoals Martin Bril in het eerder aangehaalde verhaal ‘Het afscheid‘) steevast wordt benoemd als een voornaamste bron van creatieve inspiratie. ‘Fear is a man’s best friend‘, zo luidt een van Scholtes favoriete motto’s, geplukt uit John Cale’s gelijknamige lied. Een van de eerste tijdschriften, waar hij samen met Martin Bril en Dirk van Weelden aan werkte, heette niet geheel toevallig De Angst!. Bril in ‘Het afscheid‘: ‘Een man moet zichzelf beschermen. Het tegenovergestelde van angst is nog meer angst, een uitroepteken erachter.’

Angst, en de compensatie met nog meer angst, was de afgelopen vier jaar het leidmotief van Scholtes publicitaire vendetta. Twee jaar geleden, tijdens een whisky doordrenkte nacht op het terras van een bar in zijn geliefde toevluchtsoord Tenerife, ontvouwde hij schrijver dezes de virtuele wanhoop, waarin zijn leven na de aanslag was beland: ‘Ik weet niet meer wie ik moet vertrouwen, hoe ik mijn eigen geschiedenis moet lezen, ik weet niet meer wat geprovoceerd is en waar fantasie ophoudt, ik twijfel aan de oprechtheid van alles.’

Nu, aan het eind van 1998, heeft hij die existentiële verwarring kunnen overwinnen en weer ingezet, waar die thuis hoort te zijn: in zijn kunst. Scholtes werk maakt een nieuwe bloeiperiode door. Verleden maand werd in Delft een nieuw hoofdwerk van hem gepresenteerd, een schilderij ter gelegenheid van het 350ste herdenkingsjaar van de Vrede van Münster, bedoeld om een vaste plaats te krijgen in de Prinsenhof, alwaar indertijd de vader des vaderlands Willem de Zwijger door Balthasar Gerards werd doodgeschoten. Het opdrachtgevende comité, waarin onder meer senaatvoorzitter Frits Korthals Altes en kroonprins Willem-Alexander, keek raar op toen het 1,8 bij 1,2 meter grote doek werd uitgepakt. In plaats van een aandenken aan de Tachtigjarige Oorlog werden de opdrachtgevers tot hun stomme verbazing geconfronteerd met een dwars door alle historische periodes schietend pandemonium, waarop niet alleen de hoed van prins Maurits prijkte, maar ook de beeltenissen van Einstein, Churchill, Napoleon, Mahatma Ghandi en Josephine Baker, tegen een met lijken bezaaide achtergrond van een slagveld. Zoals Jeroen Bosch in zijn tijd zijn doeken barstensvol maakte met verborgen betekenissen en verwijzingen, die slechts door enkelingen op hun merites konden worden beoordeeld, zo hanteert ook Rob Scholte een schildertaal, die enige eeuwen studie zal vergen voordat zijn toekomstige publiek deze definitief ontcijferd heeft. Zo prijken in het portret van Erasmus, dat Scholte ontwierp voor een poster voor de veertig jaar jubilerende Erasmus stichting en nu overal in de Amsterdamse straten op muren en borden kan worden bewonderd, naar verluidt de ogen van niemand minder dan prins Bernhard.

In Nederland roepen dergelijke mystificerende methodieken vooral vraagtekens op, en van daaruit weer afkeer, in het buitenland heeft men de werken van deze nieuwe Nederlandse meester inmiddels beter leren appreciëren. Zo ontving Scholte opdrachten voor de inrichting van een portrettengalerij in de nieuwe Rijksdag in Berlijn en vroeg het Vaticaan hem voor het jaar 2000 om een groot fresco in de stijl van zijn mega project in Japan, het Na ons de zondvloed schilderij in de Oranjezaal van een replica van paleis Huis ten Bosch in themapark Holland Village bij Nagasaki. ‘Ik belijd daarop mijn zonden, want zoals Jeroen Bosch religieus was, zo ben ik ook religieus‘, liet Scholte reeds weten over zijn aanstaande werk voor het Vaticaan, door hem omschreven als ‘de grootste multinational van de wereld‘.

Zo laat Rob Scholte Nederland achter zich. Hij is Klaar voor de Wereld. We zullen Ongetwijfeld Nog Veel van hem Horen.

De Groene Amsterdammer, Nr. 46, 11 november 1998

http://www.groene.nl/artikel/de-angstkunstenaar