Ralph Posset – Drie maanden waanzin rond Jeroen Bosch expositie

Nu de tentoonstelling van Jeroen Bosch in mijn eigen stad Den Bosch afgelopen is, zie ik overal lijstjes voorbijkomen, die nog eens moeten benadrukken hoe groot het succes was van deze expositie. Cijfers en getallen, die ons laten duizelen. Zo zijn er een record aantal Bossche Bollen en Jeroen Bosch trekdroppen verkocht. Ook de pispot met smaakvolle print van het schilderij “De Hooiwagen” heeft alle denkbare records verbroken. Als kers op de taart zal het Guinness Book of Records gaan vermelden, dat nog nooit zoveel mensen hebben gestaard naar een ingestort pand als op de Bossche markt. Het gemeentebestuur grijpt dit feit aan om dit kleine stukje binnenstad om te toveren tot het ‘puin der lusten’.

Maar naar mijn mening is het einde van de tentoonstelling van Jeroen Bosch niets minder dan een zegen voor de stad. Ik heb dan ook een geheel ander lijstje.

Mijn favoriete terras zat altijd vol. De lekkerste tosti van de stad is twee maal zo duur geworden en heet nu tot overmaat van ramp de Jeronymus Bosch toasty. Tijdens mijn bezoek aan de Bosch tentoonstelling heeft een mademoiselle haar stiletto hakken in mijn kleine teen geboord en plantte een Chinees dwergvrouwtje haar knokige elleboog met kracht in mijn edele delen. De beste cappuccino van de stad heeft plotseling te veel melk, omdat de nieuwe, te grote, mokken met een afbeelding van “Het Narrenschip” anders maar voor de helft vol zitten. Een Japanner met open tbc kuchte met kracht over mijn hazelnoot ijsje, dat voor de gelegenheid is omgedoopt tot “Verzoeking van de heilige Jeronymus” en een stel dronken russen werd agressief, toen ik ze niet kon vertellen waar het red light district zich bevond. Mijn familie uit Australië moest een paar nachten in een hotel in, godbetert, Oss overnachten, omdat alles hier vol dan wel onbetaalbaar was. En alsof het allemaal al niet erg genoeg is, zijn ook nog eens twee zwalkende toeristen voor mijn Vespa gelopen. Waaronder een dikke Amerikaan, die mij, spartelend en kermend, met een vet accent toeriep, dat hij mijn ‘ass eraf ging sueen’. Gelukkig kon ik snel ontkomen in een van de smalle steegjes, die onze stad rijk is en heeft hij mijn kenteken niet meer kunnen noteren.

Kortom, het was hel en verdoemenis in ons ooit zo bedaarde stadje. Laten we God op onze blote knieën bidden, dat het voorbij is. En natuurlijk, mijn expositie later dit jaar zal wederom voor reuring zorgen, maar ik beloof plechtig, dat ik en mijn medewerkers alles in het werk zullen stellen om het aantal buitenlandse bezoekers tot een minimum te beperken.