Paul Mertz – Brief aan Toon Lauwen over Bouw Stenen Joris Drie Pinter

Brief aan Toon Lauwen over Bouw Stenen Joris Drie Pinter

Amsterdam, 19 februari 2003

Joris Driepinter

Bijgaand ontvang je een kopie van een stukje uit het boek “Collectieve reclame in Nederland”, van de hand van Wilbert Schreurs (uitgegroeid tot een soort historicus van de reclame). De uitgave markeerde de 40ste verjaardag van Het Nederlands Zuivelbureau. Wilbert beschrijft de voorgeschiedenis van Joris Driepinter. Ik denk dat zulks accuraat is gebeurd. Over ons kereltje heb ik in boeken niets of nauwelijks iets aangetroffen. Merkwaardig, omdat de campagne toch spraakmakend was. En nog steeds bij velen een softtone lichtje doet branden. (Ik liet de tekeningen een keer zien aan de zoon van een vriend van me en deze, niet overgevoelige, jongeman barstte spontaan in tranen uit. En ik herinner me nog levendig dat Rob Scholte, als vroege zomergast bij de VPRO, bekende dat Joris de held van zijn jeugd was. Op de Rietveld Academie maakte hij een kort filmpje voor de quiz “Twee voor twaalf” waarin hij Driepinter liet draven, teneinde het begrip marathon aan te geven).

Ik moet het dus doen op basis van mijn geheugen.

Wilbert duidt er al op dat de M-brigade aan eigen succes is overleden. Op het hoogtepunt waren 500.000 kinderen lid en die verwachtten voortdurend iets. Van liniaaltjes tot stickers, van badges tot weet ik veel. Dat viel op een gegeven moment niet langer te betalen. Ondanks het stoppen met geschenkjes en het verminderen van activiteiten bleef een harde kern van 200.000 kinderen hardnekkig trouw. Ik lees dat de M-campagne in 1964 is beÎindigd. Dat zal dan wel kloppen.

Prad kreeg van het NZB de opdracht iets nieuws te bedenken, ter opvolging. Niet eenvoudig want de M-brigade was en is een reclamemonument. Op een druilerige Hemelvaartsdag kwamen bijeen, ten huize van de oprichter van het bureau te Blaricum: Maurits Aronson zelve, directeur Hendrik Eduard Janssen (op de fiets vanuit Huizen, met een thermosfles koffie onder de snelbinder, tot lichte ergernis van mevrouw Aronson), directeur Jan van der Molen, die direct verantwoordelijk was voor het account, zoals zulks heet, Dimitri Frenkel Frank, ideeÎnman en tekstschrijver en ik (sinds 1 november 1960 werkzaam bij Prad, als account-executive). Ik denk dat het uiteindelijk Dimitri is geweest die met een te tekenen figuurtje op de proppen kwam. In elk geval is de naam door hem bedacht. Razendsnel, zoals hij nu eenmaal was. De drie glazen vloeiden logisch voort uit de M-campagne. Daarin werd kinderen en ouders reeds voorgehouden dat drie glazen de wenselijk geachte hoeveelheid was. Om groot en sterk te worden.

Tevoren was Prad in aanraking gekomen met Antoni. Ik citeer mezelf (uit het boekje “Toewijding”, verschenen op de 75ste verjaardag van Aronson ( 1978, om precies te zijn 4 december): In 1963 bracht de Deense ontwerper en illustrator Ib Antoni Jensen een eerste, oriÎnterend bezoek aan Prad. Hij sprak kort met Hendrik Eduard Janssen die hem -tot zijn verbijstering- luid en gehaast toeriep: “Please, keep your coat on, I give you two minutes”. De rest van de middag bracht hij door met Aronson, de kleine man die hij aanvankelijk voor hoofd van de studio aanzag. Binnen een uur maakten ze al een ontwerp voor een affiche (“Cetabever, ’t zit voor jaren”) dat Aronson meteen aan cliÎnt Van Steenhoven “verkocht” – telefonisch. Wederom tot Antoni’s verbijstering. Uit dit klikkende contact groeide snel een hechte, warme en intensieve samenwerking, met Aronson en Prad, die helaas in 1973 wreed werd beÎindigd door Antoni’s plotselinge dood, bij een hotelbrand in Kopenhagen. De “Grote Deen” heeft veel van Aronson gehouden”.

In huize Aronson werd meteen besloten dat Antoni de eerst aangewezene zou zijn om Joris Driepinter te tekenen, alsook de avonturen die de jonge held zou gaan beleven. Antoni kwam naar Amsterdam, werd neergezet in een onpersoonlijke kamer in de buurt van Aronson (en mij) en ging aan het werk. Met bekend gevolg. Mies Bouhuys schreef de eerste tijd de tekstjes, op rijm. Er kwamen advertenties, onder meer in Donald Duck, Okki en Taptoe, alsook affiches (in een bepaalde periode met zwart/wit portretten van kinderen). Na verloop van tijd zijn de versjes losgelaten en vervangen door korte tekstjes die ik mocht schrijven. In het begin buitelde de hele directie bij voortduring over ideeÎn en voorstellen heen. Later kwam er meer rust in de tent en kon ik redelijk ongestoord met Antoni aan de slag. Soms in zijn huis ten noorden van Kopenhagen, aan de kust, voorbij Louisiana, soms in Amsterdam; ook na de verhuizing van Prad naar de Wibautstraat in een sfeerloos kamertje. Een niet onbelangrijk deel van mijn werk was Antoni tot stoppen te bewegen. Evenals andere kunstenaars bleef hij maar twijfelen en aanpassen. Moest het nou blauw of toch liever groen? Moest het nou groot of toch liever klein? Aan het instrumentarium werden televisiecommercials toegevoegd, in een vroeg stadium van de Ster (1967 in zwart/wit, 1969 in kleur). Na de dood van Antoni is nog enige tijd doorgegaan op de buis. Nu met sprookjes bedacht door Harry Geelen, als vanouds geproduceerd bij Toonder. Maar dat was toch echt wat anders (…)

Hoewel het jou niet om tekst gaat stuur ik een kopie van een latere advertentie mee. Helaas heb ik uit de periode Mies Bouhuys helegaar niets. Wel heb ik een handtekening van Antoni gevonden. Zo je die wilt doen inmonteren: bel me dan even.

Toon, heb je nu genoeg bouwstenen? Een kopie van mijn brief zend ik aan Jan Krijnen, lange jaren de reclamechef van het Zuivelbureau. Hij leest even met ons mee en reageert. Is de Mertz een fantast? Is de Mertz abuis? Is de Mertz wat middelpuntigs vergeten? Zoiets. Met hartelijke groet,

Paul Mertz

paulmertz.nl, 19 februari 2003

http://www.paulmertz.nl/ooit/joris_toon.html