Olof Baltus – De Duinroos (6): De Zaak Van D.

Hans van Draanen expositie en uitgave boek bij kunsthandel Ineke Aronds in Bergen (N.H.)

Op 07-05-2016 wordt bij kunsthandel Ineke Aronds op de Ruïnelaan te Bergen een boekwerkje gepresenteerd, en een verkooptentoonstelling geopend.
Het is de bedoeling leven en werk van Hans van Draanen (verder aan te duiden als Hans van D.) hernieuwd onder onze aandacht te brengen. En uiteraard ook om kopers te vinden voor een en ander. Zo werkt het immers in de tak van Sport, die wij de Kunsthandel noemen.
De eindverantwoordelijkheid bij het samenbrengen van tekst en beeld (afbeeldingen van schilderijen en etsen) ligt in de handen van Mevrouw Maria Smook. Smoke gets in your eyes, zoals een vriend van mij pleegt te zeggen.

Hans van D. aan de vergetelheid ontrukken, is dat de moeite waard?

Mij dunkt, dat dat zeer de moeite waard is. Zijn geschiedenis geeft een aardige inkijk in het reilen en zeilen in het kunstenaarswereldje in het algemeen en in Bergen (N.H.) in het bijzonder. We gaan terug naar de jaren veertig, vijftig, zestig, zelfs tot naar de jaren zeventig van de vorige eeuw.

Hans van D. was van oorsprong een Amsterdammer. Hij is groot gebracht in De Pijp en was de buurjongen van Lubertus Swaanswijk, die wij beter kennen als de dichter-schilder Lucebert.
Swaanswijk werd door de ouders van Van D. opgenomen in het gezin Van Draanen, toen de spanningen tussen vader en zoon Swaanswijk escaleerden.
Hans van D. was jonger dan Lucebert, maar hij liet zich als getalenteerd tekenaar graag leiden door de erudiete en belezen logé.
Er bestaat een tekening waarop Lucebert de jeugdige Van D. afbeeldde. Het onderschrift luidt: ”Für der golden Jüngling”.
De tekening bevindt zich in de collectie van een bekende Bergense verzamelaar.

Op zeker moment zijn Hans van D. en Lucebert samen naar Parijs gereisd. Ik ben er van overtuigd, dat Lucebert in die tijd voor Van D. de figuur van Verlaine vertegenwoordigde, terwijl hij zichzelf identificeerde met de jonge Rimbaud.
Lucebert, tolerant en afstandelijk als altijd, zal het prima hebben gevonden.
‘Ze doen maar,’ heb ik hem ooit in een soortgelijke setting horen zeggen. Maar ook had hij wel oog voor het komische van de situatie.

Van D. niet. Die dacht kennelijk: eerst maar het leven imiteren van de mythe. Dan komen de prestaties waarop deze mythe berust wel vanzelf.
Indië zijn wij, Nederlanders, kwijt en in Afrika hebben wij buiten de slavenhandel verder weinig schadelijks kunnen uithalen.
Dus vertrok Van D. maar naar de Antillen, waar hij een baan vond bij een museum. Althans, de goedbetaalde baan bij de Overheid bleek een uitstekende dekmantel te zijn voor allerlei smerige oplichterstrucs.
Totdat hem de grond onder de voeten te heet werd. Toen is hij met de Noorderzon vertrokken, met medeneming van zijn toenmalige van Aruba afkomstige vrouw Barbara, die wij hebben leren kennen als een wijs en beminnelijk mens.

Van D. had bij Barbara inmiddels in ieder geval al een kind. En zo belandde de familie eerst in Amsterdam om van daar uit door te reizen naar Bergen. Daar was immers ook de familie Swaanswijk, Loet, Tony en kinderen, neergestreken na hun verblijf in Berlijn. Daar had Lucebert korte tijd deel uitgemaakt van de kring rond Bertolt Brecht. Al gauw echter bleek die kring meer een hofhouding te zijn, dan een voor Lucebert inspirerende omgeving. Hij was er door Brecht zelf uitgenodigd, omdat deze het plan had opgevat om met behulp van Lucebert bepaalde stukken van Bredero te hertalen naar hedendaags Duits (socialisme op zijn Oost Duits, weet je wel).
Lucebert had er al gauw tabak van.
Lucebert c.s. hadden van burgemeester De Ruiter huisvesting aangeboden gekregen in Bergen, dat toen als gemeente echt nog iets op had met haar kunstenaars. Tegenwoordig is er een burgemeester, die de verjaarspartijtjes van Gerard Jolink opluistert met haar aanwezigheid. En vervolgens woedend reageert op een kunstenaar, die beweert, dat hij dat niet zo chic vindt voor de eerste burgeres van een Kunstenaarsdorp.
Sterker nog: zij vaardigt mede een stadionverbod uit voor de kunstenaar in kwestie (maar dit alles terzijde: we hadden het over Van D. en over Lucebert).

Hans van D. meende, dat ook hij recht had op een woning. In afwachting van de toekenning van die woning voor hem en de zijnen kwam hij bij Lucebert aankakken. Die zag dat niet zo zitten. Hij was Amsterdam juist ontvlucht om zich meer te concentreren op zijn werk, niet om hier in Bergen de gebraden haan uit te hangen.
Dat liet hij liever aan Van D. over, die zich er in de afgelopen jaren in gespecialiseerd had. Het grote talent, dat hij was, had hij onderweg ergens laten liggen. Dat is mooi na te zien op de verkoopexpositie bij Ineke Aronds: http://www.inekearonds.nl/.
Van D. werd meer en meer de grote womanizer van de Heerlijkheid. En de man, die graag LSD pilletjes in de drankjes van vooral jonge jongens dropte. Hij mocht dan met smaak toezien hoe het zou aflopen.
Om zijn huisje in de prachtige natuur van de polder achter Saenegeest leek het wel het op de betoverde tuin, waaruit Odysseus ontsnapte. Hans ving allerlei doorgetripte jongens op om er met een stickie in de mond van te genieten, dat hij ze allemaal de baas was. De band met de oude kompaan Lucebert was natuurlijk allang verbroken.

Het was definitief afgelopen, nadat Tony behulpzaam was geweest bij een bevalling van Barbara. Van D. arriveerde nadat de weeën al begonnen waren met één van zijn veroveringen in het polderhuisje. Het weerhield Van D. niet om in het kamertje naast de kraamkamer zich met dit prijsdier uit te leven in allerlei banaliteiten.

Op het gebied van De Duinroos komen we nu op een cruciaal punt.
Van D. bestelde ooit bij mijn vader nogal wat bloemen. Hij was niet van plan, die af te rekenen. En dat deed hij dus ook niet. U herinnert zich misschien nog, dat ik uit een groot katholiek gezin kom. We waren arm, heel arm. En dan zo’n klootzak als Van D.
Vindt u het gek, dat Siem Baltus het daarna niet zo op had met kunstschilders en aanverwante artikelen.
Zelf mag ik mij ook rekenen onder de door Van D. gedrogeerden.
Het was in 1971, dat ik mijn studie staakte, nadat ik als gevolg van een gebbetje van meneer Van D. enige tijd uit de roulatie was geweest.
Ach, het waren zulke mooie tijden, de jaren zeventig.
Ik besloot in de kunst te gaan en werd dankzij het gedogen van mijn aanwezigheid in Bergen door burgemeester Jan Ritsema (zie ook burgemeester Lo de Ruiter, niet burgemeester Haverkamp) in de Gemeente Bergen toegelaten. Ik kwam uit Egmond, dat toen nog een eigen gemeente was (een volgende keer: meer over mijn wedervaren in het toen nog zelfstandige Egmond).
Van D. dong nu naar mijn vriendschap, omdat hij zich bedreigd voelde door het feit dat ik zijn aanval doorstaan had. En ook wist wat hij mij geflikt had. En de gluiperd wist waartoe Egmonders in staat zijn. Toen is hij verkast naar Frankrijk. En daar zal hij ook nog wel het een en ander hebben verkloot.
Le salaud!