Olof Baltus – De Duinroos (39): Tussen daar en hier, hier en daar

Brief 56
Rosebery, Tasmanië. 5 Februari 1953. 9 uur in de avond. Gerrit Stam beantwoordt de brief van zijn dochter Riet. Hij heeft kennelijk alleen nog maar bij gerucht iets vernomen over de watersnoodramp in Nederland.

Lieve dochter, zoals ik snel uitreken, is het bij jullie nu 12 uur, etenstijd. Gisteren ontving ik tegelijk met een gezamenlijke brief van moeder en Cor ook jouw schrijven van 21 januari. Zoals altijd, was ik erg blij met je brief en ben je daar erg dankbaar voor….. Nou, ik maak het nog steeds best, hoor. Ik ben alle dagen volop aan het werk en verdien best. Jij zult nu wel in Heiloo zijn op je naailes. Houd dat maar goed vol, want later zal je er ongetwijfeld de vruchten van plukken. Ikzelf zit hier weer bij het licht van mijn kaars. De duisternis is namelijk zojuist ingegaan, maar morgen krijgen wij elektrisch licht in dit huis. Ze zijn er tenminste mee bezig en dat zal vooral in de avonduren een stuk gezelliger zijn. Mijn twee Australische kamergenoten zitten hier ook en zijn druk met elkaar aan het bomen. Ik kan ze nog steeds maar moeilijk verstaan als zij met elkaar in gesprek zijn. Als ik het juist heb, hebben zij het over het loon, dat wij vandaag gevangen hebben. Dat geld komt hier gewoonlijk om de veertien dagen op donderdag. Ik kreeg meer, dan ik verwacht had, maar er gaat toch nogal aardig wat van af. Voor rookwerk, kostgeld, reisgeld, enz. Je zult je wel afvragen, reisgeld? Maar dat komt, omdat ik morgen, evenals de meeste anderen, naar Burnie ga. Wij werken dan tot half een en gaan vervolgens eten, wassen en verkleden. Daarna brengt een vrachtauto ons naar het “station”. Het treintje vertrekt om 2 uur en arriveert dan rond zessen in Burnie. Vanmorgen ontving ik nog een kort briefje van Kuijs. Hij schreef mij, dat eindelijk mijn tweede koffer is aangekomen. Maar het slot was open. Nu maar hopen, dat er niets vermist wordt, maar ik ben daar wel bang voor. Komende zondag zal ik een brief naar moeder schrijven en deze meteen in Burnie posten. Dat scheelt voor de bezorging weer een dag en in die brief zal ik schrijven hoe het is afgelopen met de koffer.
Vandaag was het voor het eerst koel weer en bewolkt, zelfs met stortregen.
Je vraagt wat voor kleren de meisjes hier dragen. Nou gewoon, net als in Holland. Maar hoe dat in de winter is, weet ik niet. Wel zegt men, dat het hier in Rosebery ’s winters veel regent. Ja hoor Riet, ik heb mijn kaars voor het terugvinden van mijn portefeuille op de Fair Sea geofferd in de kerk van Burnie. Ik zocht naar een beeld van St. Antonius, maar daar doen ze hier zeker niet aan. Toen heb ik maar twee shilling in een offerblok gedaan. Dat zal ook wel naar een goed doel gaan, dacht ik zo. Ik was toen juist op weg naar het kantoor van Jennings in Upper Burnie om te vragen naar werk en het resultaat liet misschien mede door mijn offergave niet lang op zich wachten.
Cowboys heb ik hier nog niet gezien, maar die zullen wel in Groot Australië zijn, niet hier in ieder geval op het eiland Tasmanië. In Burnie kan je wel in zee zwemmen, maar het is niet zo’n mooi strand als in Egmond. Hier in Rosebery is echter natuurlijk geen strand of zee. Dit is het binnenland en hier zijn alleen maar bergen en nog eens bergen. Boerderijen of welk vorm van landbouw dan ook komen in deze streek niet voor. Bossen zijn er zat, maar die worden soms door branden geteisterd.
Heeft Engel weer zo’n mooie tekening gemaakt? Ik heb dat schilderijtje van hem hier naar toe meegenomen en dat hangt op deze kamer als enige versiering aan de wand. Wat is er toch in Holland aan de hand geweest met storm en vloedgolf? Ik lees er hier al drie dagen over in de krant. Het schijnt vooral in Zeeland erg geweest te zijn. Willen jullie mij hierover eens schrijven? En hebben jullie al een stapel weekbladen naar mij opgestuurd?

Wij gaan maandagmorgen weer uit Burnie hier heen. Het wordt dus een lang weekend. Om de dag verzuim in te halen moeten wij a.s. zaterdag dan wel werken…
Denk er vooral om, dat je je Australië niet enkel moet voorstellen, zoals het er uitziet op de foto’s in boeken. Dan zou je bedrogen uitkomen, want waar je ook gaat op de wereld, overal zijn ook lelijke dingen. Hou jullie taai, alles komt in orde, jullie liefhebbende vader G. Stam.

Brief 57
Egmond aan den Hoef, 5 februari 1953.

Beste zwager, hier is dan een briefje van ons. Je zal wel nieuwsgierig zijn naar alles, wat hier zoal gebeurt. Omdat mijn handschrift nogal onduidelijk is, zal ik deze brief maar typen. Dan is het in ieder geval leesbaar voor je.
De brieven, die je hier naar toe stuurt, lees ik vrij geregeld. Zodoende ben ik wel een beetje op de hoogte van je belevenissen en die zijn lang niet gek, vind ik. Het zal niet gemakkelijk zijn voor je, maak ik uit je schrijven op. Alle begin is moeilijk en vooral voor een emigrant.
Met ons gaat het best, Gerrit, alles dik in orde. Momenteel bivakkeren wij bij mijn schoonouders op het Woud. Mijn schoonmoeder heeft namelijk haar pols gebroken en kan aan geen andere hulp komen, zodat Annie daar het huishouden doet. Leuk vind ik het niet, veel liever zitten wij in onze eigen tent, maar wij moeten nu eenmaal helpen. Vorige week hebben wij een bruiloft gehad, schoonouders veertig jaar getrouwd. Het was een geweldig feest, maar aan het einde is schoonmoeder uitgegleden en toen heeft zij die pols gebroken. Enfin, een weekje of zes en dan zal het wel weer over zijn. Van zus Nel zal je wel gehoord hebben, dat ik bij jullie thuis de schutting gesloopt heb en de schuur. Dat moest gebeuren, voordat jullie allemaal vertrokken zijn van de Wilhelminastraat, maar het is nu wel tamelijk kaal geworden bij je thuis. Over het algemeen was het hout niet eens zo rot, nog wel goed bruikbaar voor mij. Ook de tegels heb ik op aandringen van Nel maar meegenomen. Door dit alles kan ik nu weer voortbouwen bij mij thuis. Eerst de waterborden op het dak en dan een kippenhok maken. Werk plenty dus.
Van de nationale ramp hier in Holland zal je wel het een en ander gehoord hebben, denk ik. Gerrit, het is gewoon vreselijk, het is niet te beschrijven. Ik doe bij deze brief een krantenknipsel. Je krijgt dan een idee, wat er allemaal overstroomd is. Je zal zien: dat is niet weinig. Als het nou allemaal geleidelijk aan gegaan was, was het minder erg geweest. Dan hadden de mensen nog op tijd weg kunnen komen, maar het gebeurde allemaal volkomen onverwacht. Terwijl de meeste mensen nog gewoon lagen te slapen, werden ze bruut overvallen door het water. Het was zaterdag een gierende woedende orkaan uit het Noordwesten. Het was hoogwater, terwijl er tegelijk een springvloed kwam. Honderden dijken werden weggespoeld, alsof het slechts om een schep los zand ging. De huizen stortten in als blokkendozen en daar waren de mensen helemaal niet op bedacht. Je kunt je wel voorstellen, dat het aantal slachtoffers geweldig groot is. Er zullen nu zo ongeveer 1300 doden zijn, maar er worden er nog veel vermist. Nu, vijf dagen na de ramp, zijn er nog hele gebieden, die niet te bereiken zijn. Waar ze nog niets van af weten. Alles is daar zee geworden met af en toe een torentje of iets dergelijks, dat boven het water uitsteekt.
Van de radio word je ook gek. Gewone programma’s zijn er nog niet, het is niet anders, dat ze uitzenden, dan berichten, vragen om hulp en dergelijke. Zojuist vroeg weer de burgemeester van het een of andere dorpje zeer dringend hulp aan: er zijn weer een paar dijken weg geslagen. Nu roept de radio weer om, dat ook de laatste dijken op Schouwen zijn doorgebroken. De toestand is kritiek, er moet onmiddellijk hulp geboden worden. Het gaat hier om allemaal binnendijken, die het tot nu gehouden hebben, maar nu bezig zijn te bezwijken. Er zijn mensen, die drie of vier dagen in de toppen van de bomen gezeten hebben of op daken. Ze sterven op het laatst van honger, dorst of van de kou. Er wordt grootschalig hulp geboden, duizenden schepen, honderden vliegtuigen, tien duizenden mensen. Maar de nood is zo hoog, ze kunnen nooit allemaal tegelijk geholpen worden. Terug weer naar de radio: er wordt nu bekend gemaakt, dat er op Noord Schouwen drie dijken bezweken zijn. Vliegtuigen gooien steeds rubberboten uit voor de mensen, die nog steeds niet anders te bereiken zijn. De mensen zien ze voorbij drijven, maar kunnen ze vaak van de kou en van angst niet bereiken. Ook lopen die rubberboten vaak vast op prikkeldraad, waardoor de boten lek slaan en de mensen alsnog verdrinken. Duizenden stuks vee zijn verdronken, 175.000 hectare land staan onder water en het wordt nog steeds erger.
Allemaal somber nieuws, zwager. Er komt nu een extra ANP bulletin. Stavenisse wordt de zwaarst getroffen gemeente van Europa genoemd. Rotterdam wordt ook bedreigd. Honderden dorpen en kleine steden zijn gewoon weggespoeld. De inzamelingen over heel Nederland zijn geweldige successen. Ook uit het buitenland stromen geld en goederen in grote hoeveelheden binnen.
Ik ga eindigen, zwager, en hoop de volgende keer beter nieuws te hebben. Nieuws van jou hoor ik sowieso wel, dus jij hoeft ons niet te schrijven. Je zult ook zonder ons wel genoeg mensen te schrijven hebben. Hartelijke groeten, Jan, Annie en kinderen.

Brief 58
Vanuit Egmond Nel Stam-De Waard aan Gerrit Stam in Tasmanië. 7 Februari 1953, zaterdagavond om 9 uur.

Lieve man, vanmorgen je brief van 19 januari ontvangen. Dank daarvoor, al vonden wij wel, dat je heel wat noten op je zang hebt. Riet zei (gekscherend natuurlijk) : ”vader wordt zo langzamerhand behoorlijk mans, hij krijgt zeker wat centjes.”
Het was maar gekkigheid, hoor Gerrit, een malligheidje moet kunnen. En zeker nu er zoveel narigheid is in Nederland. Je zal daar waarschijnlijk wel genoeg over gehoord hebben. Zoveel ellende en verwarring, als je dat toch allemaal van de kranten en de radio verneemt word je er akelig van. Er gebeurt van alles als hulpverlening. Ook Engel heeft een dag loon afgestaan. Twee gulden vijftig voor het Rampenfonds, zoals het heet. Morgen is er voor de hele dag rouw afgekondigd en boetedoening. Bioscopen en uitgaansgelegenheden blijven gesloten en in alle kerken zal er een schaalcollecte gehouden worden. Maar ja, de 1372 mensen, die het slachtoffer zijn geworden, die krijg je er niet mee terug.
Wat zijn wij dan toch gelukkig hé. Al zit jij zo ver bij ons vandaan. En al las ik, dat ik er voorlopig niet op hoef te rekenen, dat wij bij je komen. Ik zei al tegen de kinderen, dat vader hopelijk niet vergeet, dat wij hier zitten te springen om bij hem te komen.
Nog steeds is het winter. Vanmorgen lag er sneeuw, maar dat is door de zon intussen weer weg geschenen. Op het ogenblik vriest het licht. Op dinsdag 3 februari heb ik de tijdschriften naar je opgestuurd. Het zal mij benieuwen, wanneer je ze krijgt. Als ze ook met de Fair Sea meegaan, dan wordt het zeker pas eind Maart.
Wij maken het allemaal nog goed. Riet is een jack aan het naaien voor haar en voor Nel. Dan moeten ze ook nog allebei een nieuw paar schoenen hebben. Antoon was zojuist nog thuis om te wassen en te verschonen. Nu is hij weer terug naar zijn werk bij ome Arie. Hij is gek op het boerenwerk daar. Zelf ben ik ook zo even in de teil geweest. (*In die tijd had men nog niet de beschikking over een douche in de badkamer. Op de zaterdag waste men zich in een teil of tobbe. noot van Olof Baltus) En ook ben ik te biecht geweest, waardoor ik nu innerlijk en uiterlijk ben schoon gewassen. Hoe bevalt jou de rust om je heen als je niet aan het werk bent? Zou je er nog aan kunnen wennen als ik met al die bedrijvige kinderen bij je kom? Helaas, dat zal nog wel een tijdje duren.

Bij Co en Siem Baltus is alles ook nog goed. Rietje en Marijke zijn naar het ziekenhuis geweest om hun amandelen te laten knippen, maar ze zijn nu weer pittig. En Simone is nog steeds de lekkere snappert. Ze weet nog heel goed, dat ome Gerrit aan haar bed geweest is om gedag te zeggen. Ik ben afgelopen zondag, toen het zo stormde te gast geweest bij mijn jarige moeder. Dus je hoort het: vereenzamen doe ik niet. Reuring genoeg.
Gerrit, ik heb vandaag bij Dorrestein een tientje afbetaald, want dat moest ook weer eens gebeuren. Af en toe maar wat…
Nu Gerrit, het allerbeste. Als je kan moet je ons maar drie brieven per week sturen. Je liefhebbende vrouw.

Brief 59
Burnie 7 februari 1953.

Lieve vrouw, hier een antwoord op je brief van 25 januari jl. Deze brief kreeg ik gisteren bij mijn aankomst hier bij Kuijs in handen tegelijk met een brief van Cor uit Den Helder en een brief van Joost, volop leeswerk dus weer. De brieven waren hier in Burnie op donderdag 5 februari bezorgd, maar ze hadden ze mij niet doorgestuurd, omdat ze mij vrijdagavond al verwachtten.
Nou mijn schat, het verheugt mij je te kunnen schrijven, dat mijn koffer is aangekomen. Hij was niet meer op slot, maar er is gelukkig niets vermist. Alles zat er nog in…
Alleen de meest noodzakelijke spullen, die ik dagelijks nodig heb, neem ik mee terug naar Rosebery in de kleine koffer. Een blaar van het hart, dat ik nu over al mijn zaakjes kan beschikken. Wel moest ik er eventjes anderhalve pond vrachtkosten voor betalen. Maar enfin,…
Ook kan ik je mededelen, dat ik vanmorgen naar de bank ben geweest en dat ik daar mijn eerste pondjes heb geplaatst. Het waren er dertig, geen slecht begin. Ik heb er nu nog acht en een half op zak, dus weet je precies hoe rijk ik ben. Nou mijn kind, het viel mee, wat ik afgelopen donderdag ving. Nadat alles, kostgeld, reisgeld en nog wat kleinigheden eraf getrokken zijn, houd ik nog veertien pond schoon over in de week. Dat is werkelijk een zeer gunstig resultaat, ook hier voor Australië. Ik heb dat natuurlijk in hoofdzaak te danken aan de overuren en de tamelijk hoge lonen, die ze in Rosebery uitbetalen. Toevallig kreeg ik vrijdag nog een brief van een reisgenoot van de Fair Sea, een vrijgezel, die werk gevonden heeft op een kantoor van een fabriek in Bourk bij Sidney. Deze jongen schreef mij, dat hij twaalf pond per week verdiende, waar kost en alles af moet. Hij dacht zodoende vijf pond per week te kunnen sparen. … Vertel dit niet allemaal aan de kleine jongens, want die zouden er maar de straat mee op gaan en dat moeten wij vermijden. Maar de groten mogen het gerust weten.

Wat moest die man van de scheepvaartmaatschappij? Je laat je niet op een boot zetten, voordat je mij geraadpleegd heb, hoor! Je zult je trouwens misschien wel afvragen, waarom ik niets schrijf over de mogelijkheid van een huis. Toch ben ik daar nog altijd volop mee bezig, kan ik je verzekeren. Maar alles over dat huis is hier nog steeds erg vaag. Ik moet erg voorzichtig zijn, dat het huis ook werkelijk leeg komt en of het niet te duur is enz. Kuijs is een goede man, maar ik moet eerst nog maar eens zien of hij alles doet, zoals hij zegt het te zullen doen. Schrijf mij eens, wat mevr. Kuijs jou geschreven heeft. Maar maak je vooral nergens ongerust over. Als ik naar de anderen kijk, was mijn start hier werkelijk uitstekend. Ik kan merken, dat er voor mij gebeden wordt. Ik zal je altijd precies op de hoogte houden van de gang van zaken bij mij.
Wat een vreselijke overstroming in Holland, hé. Ook hier in Tasmanië wordt er geld ingezameld. Joost schreef mij, dat hij er weer een dochter bij heeft. Ik zal hem direct terug schrijven. En ook Cor schreef een mooie brief, je kent ze wel. Nou, mijn schat, doe de kinderen vooral de groeten. Tot de volgende brief. Ik begin al aardig te wennen maar verlang erg naar je. Tot ziens, je liefhebbende man G. Stam.

Brief 60
9 Februari 1953. Egmond, ‘s avonds om negen uur.

Hallo mijn schat, daar lagen toch waarachtig vier brieven in de bus. Een voor Engel en een voor ons van jou. Een brief verder van mevrouw Kuijs en een van de heer en mevrouw Koman uit Leeuwarden, die badgasten, je weet wel. Zij waren nieuwsgierig naar je en vroegen om je adres. Ik heb ze meteen geschreven, je zal dan ook wel gauw van ze horen. Wat heb ik het druk met schrijven, hé mijn schat, maar het begint al aardig te wennen. Mevrouw Kuijs schreef dat het haar geweldig bevalt op Tasmanië, en als ik haar geloven kan dan heb ik er al een huis. Ik zal het maar met een korreltje zout nemen en liever naar mijn grote schat luisteren. Dat lijkt mij beter. De meiden vonden haar een opschepper. “Wij willen niet eens boven hen wonen,” zeiden ze. Wij hebben hier nog wel even geduld, hoor. Toen ik afgelopen zaterdag schreef vertelde ik je dat de sneeuw weg was, maar toen ik gistermorgen van bed kwam lag er weer een flink laagje en vannacht is daar nog weer meer bij gekomen. Engel is vanmorgen wel naar zijn werk gegaan maar hij kwam om negen uur al weer terug. Hij kon door de sneeuw niets doen, maar hij was nog niet thuis of het regende al en daarna heeft het de hele dag flink gedooid. Op het ogenblik regent het best. Er is haast geen sneeuw meer te zien. Mag het nu maar wegblijven. Het is mij veel te koud, ik moet veel te hard stoken. Maar Engel kan morgen weer naar zijn werk. Nou, zo’n dag als vandaag is net genoeg, je weet wel: hij haalt alles ondersteboven als hij werkeloos thuis zit. Last heb ik trouwens niet van hem en hij was maar wat blij met een brief van zijn paps.
Gerrit, de familie van die Koman woont in het watersnood rampgebied in Brabant, hé. Ze schreven dat zij er allen levend uit gekomen zijn maar dat ze wel veel verloren hebben. Gerrit, heb jij daar de Australische radio nog gehoord over wat er hier gebeurd is of weet je er alleen maar van door onze brieven? Heb je die brief van 4 februari al gehad met dat kaartje er in? Aan dat kaartje kun je zien wat er allemaal is ondergelopen. Wat is het toch erg, hé. Coen van Duin zit er ook, als hulpverlener in Zevenbergen. Theo Pepping was hier gisteren ook om jouw adres. Hij zit met je oud- collega’s van de PWN op Texel om daar de boel te herstellen. Hij zal je van de week zelf schrijven, beloofde hij………
Gerrit, wat het vergeten door jou van moeders verjaardag betreft, het is nu weer goed, hoor, maar ik was een beetje kwaad. Nu is het allang weer goed, maar je weet hoe blij moeder is met een briefje van jou. Nu, wat de nieuwe jas aangaat wil ik nog wel even geduld hebben. Het is alle dagen goor weer, het moet eerst maar voorjaar worden. En de aardappelen van Klok moeten ook eerst nog betaald worden. Maar de jas komt er als het financieel mogelijk is……
Wat schreef je nou? Slapen er Australiërs bij je op de kamer? Dat had je nog niet geschreven, en ook niet dat je het ’s avonds moet doen met het licht van een kaars. Het zal wel goed komen, mijn kind. Als wij maar geduld hebben. Vandaag stond er in de krant dat er met de Fairsea 51 emigranten terugkwamen………
Weet je nog hoe kwaad ik was als ik geen nachtzoen van je kreeg. En nu moet ik steeds zonder. Wennen doet dat niet, hoor. Dag mijn schat, en een dikke zoen van je liefhebbende vrouw.

Brief 61
Schrijven van Gerrits oud-collega’s bij de PWN vanaf Texel.

Beste Gerrit, hier zijn wij dan eindelijk eens met een briefje van ons allen. In de eerste plaats van allemaal de hartelijke groeten, maar in het bijzonder van Simon, Theo en Piet Abbo. Wij schrijven niet vanuit Egmond, maar vanaf Texel. Je zal ook wel gehoord hebben van de verschrikkelijke ramp, die Nederland heeft getroffen. Hier op Texel heeft er ook een overstroming plaats gehad. Er is een dijk stuk weggeslagen en de gehele Eendrachtspolder is overstroomd. Deze overstroming heeft zes mensenlevens gekost. Nu zijn wij met nog tien man van Bakkum en Heemskerk hier heen gegaan om als vrijwilligers te helpen. Wij zijn ondergebracht in een hotel op Oosterend. Wij vormen met zijn allen een gezellige ploeg. Het is onze taak hier een spoorrails te leggen langs de dijk. Dan kunnen ze met kiepkarren zand het gat dichten. Het grote gat is ongeveer vijftig meter breed. Dan zitten er nog 116 andere grote en minder grote gaten in de dijk. Met man en macht zijn wij bezig die te dichten. We zullen maar hopen, dat het goed weer blijft en dat er niet opnieuw een storm komt. Wij blijven hier vermoedelijk veertien dagen en gaan dan weer terug naar Egmond. Daar gaat alles ook nog zijn gewone gangetje. Kloes is nog steeds de man, die het toezicht heeft over de werkzaamheden en dat kan Bankoe nog altijd maar moeilijk hebben. Maar dat moet hij zelf maar weten, hij heeft het zichzelf aangedaan. Bij de viersprong, je weet het wel, werken ze nog steeds in het bos. Het meeste hout is al weg. Ook, omdat Rijkswaterstaat onlangs al het hout gekocht heeft, om de kust te herstellen. Je ziet: de een zijn dood is de ander zijn brood.
Het is momenteel nog echt winterweer, al voorspelde De Bilt dooi. We hebben ook nog een nieuwe directeur gekregen. Hij luistert naar de naam Kramer, maar aan hem zullen wij wel niet veel hebben, vermoed ik. Ja Gerrit, wij missen je wel, jij was altijd de man, die zorgde voor een gezellige noot. Dat is niet een ieder aangeboren. Theo is eergisteren nog even bij je vrouw langs geweest en hij heeft vernomen, dat jij in de wegenbouw zit, maar dat je van plan was iets anders te zoeken. Volgens Theo en Siem slaan je vrouw en kinderen zich er prima door heen. Wij hopen dan ook, dat jij je vrouw en kinderen spoedig bij je verenigd mag zien.

Ben je al een beetje gewend aan de warmte daar, Gerrit? Ja, wat dat betreft benijden wij je wel eens, want de winter hier, dat ik vind ik het ergste wat er is. Verder gaat het leven hier zijn gewone gangetje. Alleen, omdat wij hier nu op Texel zitten, is er weer eens een verzetje voor ons. Siem en Theo zitten op het ogenblik te kaarten met Kleverlaan en Beentjes uit Heemskerk. Jan is hier ook met zijn wagen. Theo en ik hebben nog steeds verkering en Simon is nog steeds zoekende naar een huis.

Als wij terug zijn, moeten wij volgende maand nog wat loofhout planten . Niet veel, want de diversiteit raakt er steeds meer uit. Hiermede ga ik dan eindigen, Gerrit. Wij hopen, dat het je goed mag gaan. Groeten Theo, Simon en Piet.

Brief 62
Brief van de kloosterlinge (non) Zuster Gemma, die een zus is van Gerrit Stam.

Beste broer, je had geschreven op 24 januari en op 2 februari, het feest van Maria Lichtmis, kreeg ik je brief al in handen. Dat was snel, maar 9 dagen tijd. Dat was fijn, omdat ik er helemaal niet op gerekend had. Je had beloofd te schrijven op mijn verjaardag of op mijn Naamfeest, een van deze twee dagen en dus was het nu een volkomen verrassing. Van Nel heb ik verleden week een brief gehad met een fotootje van het graf van vader en moeder. Ik ben er erg blij mee. Toen wij in verband met het toedienen van de sacramenten der stervenden bij moeder thuis waren hebben wij, Zuster Cresentia, Cor en ik, op vaders graf gebeden. Op de plek dus, waar nu de grafsteen en de bloemen staan. Wil jij bij gelegenheid Nel bedanken voor de foto? Nel schreef, dat ze het allemaal goed maakten, maar dat ze wel verlangden naar jou en jij naar hen. Maar ja, als je iets wilt bereiken moet je door veel moeilijkheden heen, op je slofjes kom je er niet.
Ik bid elke dag voor je, hoor. Daar mag je op rekenen, zoals ik ook bid voor Nel en de kinderen. Ik stel jullie maar dikwijls onder Moeder Maria’s Bescherming. Die zal wel voor alles en allen zorgen, daar vertrouw ik vast op. Sla je er maar doorheen, hoor, Onze Lieve Heer zal je wel helpen. Zo hoop ik, dat, als Onze Lieve Heer het wil, jij snel een huis mag vinden. Daar bid ik voor.

Het was vanochtend een prachtig gezicht, al die bomen en dennen onder de sneeuw. Dan geniet je even, je bewust van Gods wonder volle natuur. De sneeuwklokjes komen al een stukje boven de grond, de bloemetjes zijn al te zien.
Gerrit, ik schrijf tussen de lijntjes in, des te meer kan er op dit vel postpapier. Ik hoop, dat het leesbaar is. Op de kaart, die je stuurde voor Kerst en Nieuwjaar, stond zeker een foto van het schip, waarop je voer, is het niet?
Nu wil ik je nog een en ander vertellen van de stormramp, die hier in Holland gewoed heeft. Op zondag 1 februari leek de storm, die zaterdag was opgestoken, wel uitgegroeid te zijn tot een orkaan, waardoor al die Zeeuwse en Zuid Hollandse eilanden zijn overstroomd. Velen werden in de nacht van zaterdag en op de zondag door de kracht van de storm mee gesleurd. Zij verdronken.
Gisteren was hier de vader van een van de kinderen over wie wij de zorg hebben. Hij woont met zijn gezin daar ergens in de buurt en hij had zijn spulletjes zo veel mogelijk kunnen redden. Hij zei tegen moeder Overste, dat de werkelijkheid alle beschrijvingen te boven ging. Er zijn nu al twee duizend lijken gevonden en er spoelen er nog telkens aan. Wat erg toch, hé. Zo plotseling uit het leven te worden weggerukt. Gisteren is in de kerken van alle gezindten gebeden. En in onze katholieke kerken was er ook uitstelling van het Heilige sacrament om voor de overleden slachtoffers van de stormramp te bidden, maar ook om voor de overlevenden van de ramp geduld en overgave te vragen, want de meesten van hen zijn alles kwijt en zijn ondergebracht in Utrecht en Noord Brabant. Nederland is ontzettend geholpen door de andere landen. Amerika, Engeland en Duitsland. De Amerikanen kwamen met vliegmachines, waaruit ze rubberbootjes gooiden om de mensen te redden. Ze stuurden voor de mensen ook bedden, dekens, kleren en nieuw materiaal. Alles van de mensen is weg en de meeste huizen zijn meegesleurd en in het water verdwenen. Duitsland heeft duizenden guldens aan medicamenten geleverd en rotsblokken om de gaten in de dijken te versterken. Vanuit ons eigen land kamen er duizenden zandzakken om de gaten te dichten, zodat het water niet verder kon. Het vee van de meeste mensen hebben ze niet kunnen redden en is dus verdronken. Het is op het ogenblik een geweldige noodtoestand, maar om de nood te ledigen is er gelukkig veel geld uit andere landen gekomen. En ook is er hier in het land veel geld opgehaald door middel van collectes voor de slachtoffers.
De deugd van de Naastenliefde is de laatste weken ruimschoots beoefend, dat moet erkend worden. Onze Lieve Heer weet uit het kwade toch weer het goede te trekken. Zo, nu weet je een klein beetje van de toestand in ons vaderland. Bid voor ons. Prins Bernhard, koningin Juliana en Prinses Wilhelmina bezoeken de geteisterde gebieden om zo hun medeleven te tonen. Ontvang veel hartelijke groeten van mij, je zus. Daaag, Gods beste zegen, daaaaag, Zuster M. Gemma