Marjolein Budding – Rust Zacht, Lieve Schat

Edzard Dideric (foto Twitter)
Marjolein Budding (foto LinkedIn)

Rust Zacht, Lieve Schat

De avond, dat we afscheid van je namen op de Intensive Care, voordat je aan de beademing ging, zag je er bedrieglijk blozend en goed uit. De verpleegkundige wist me te vertellen, dat de truc van het Corona Virus is om de hersenstam te misleiden, waardoor artsen niet meer op hun klinische blik kunnen vertrouwen.

Je bruin gebrande hoofd deed me denken aan de tijd, dat ik voor je viel. Dat moment was in de zomer 1977 in de huiskamer van Tony en Lucebert, toen ik afscheid van je nam, je in je nek kuste en je geur in me opnam. Om daarna, samen met Maia, met de bus naar onze vakantiebestemming in Javea af te reizen. Jij zou later met de trein volgen. Je had geen zin om met een groep vage vrienden, die ook meereisde, in een bus te zitten. Die kus in die krachtige warme nek en dat beeld van jou in het blauwe gestreepte overhemd liet me gedurende die busreis niet meer los. Eerder had je me een gedicht gegeven, waarin je liet blijken verliefd op me te zijn. Ik had je daarna afgewezen vanwege gewetensnood tegenover mijn vriendin Maia. Ik wist trouwens wel, dat ze aan het flirten was met andere mannen. Ze had zelfs een kettinkje van een knappe donkere man gehad, die ze had ontmoet tijdens haar zomerbaantje bij Tally Ho. Dus ik vroeg me af hoe het nu eigenlijk zat tussen jullie twee, en concludeerde dat jullie relatie enigszins op losse schroeven stond.
Daarom in Javea, in Spanje bekende ik je op een rots in het water mijn gevoelens voor je.

Terug naar de avond van het afscheid op de Intensive Care. We namen per duo, Buster en Zoe, Boi en ik afscheid. We zeiden je, dat we je niet kunnen missen, omdat we heel veel van je ingewikkelde, eigenzinnige, grappige en intelligente persoon houden. Je was je ten volle bewust van wat je te gebeuren stond, daar in je ziekenhuisbed. Toch probeerde je met je laatste krachten de sterke persoon te zijn, al zag ik de kwetsbaarheid door je liefdevolle blik voor ons heen. Die laatste blik via het glas zal nooit uit ons geheugen verdwijnen en via het hartjesgebaar liet ik weten, dat ik van je hield.

In 1950 werd Edzard in Leeuwarden geboren. Het gezin bestond uit vader Ben en moeder Bett met twee oudere halfbroers, waarvan de ene aan zijn vader toebedeeld was en slechts sporadisch op bezoek kwam, dan nog zijn jongste zuster Renate. Zijn moeder was een door misbruik in haar jeugd getraumatiseerde, zachtaardige, vrouw. Zijn vader, een wat egocentrische man, die vasthield aan het ideaal van het Nationaal Socialisme. Hij projecteerde zijn ideaalbeeld van een zoon op Edzard, waartegen Edzard zich al van jongs af aan verzette. Er was een tekort aan emotionele aandacht in dit gezin met een doodgezwegen oorlogsverleden. Op vierjarige leeftijd verhuisde het gezin naar Drachten en een aantal jaren later naar Gorinchem, waar Edzard vaak langs de rivier zwierf en heerlijk zijn eigen gang kon gaan, maar er wel voor zorgde, dat hij dan weer rond etenstijd thuis was. Toen we die plek aan de rivier een keer met ons gezin bezochten, zaten de alcoholisten nog als vanouds op het bankje, starend naar de voorbij trekkende schepen. Edzard werd blij van de geur van de rivier en de herinneringen, die dat opriep.

Rond zijn 11e jaar verhuisden ze naar Alkmaar, waar hij er zich over verbaasde  dat iedereen zo sprak alsof elke zin een vraag was. Na de basisschool ging Edzard niet direct naar de middelbare school, maar naar het Voortgezet Gewoon Lager Onderwijs (VGLO), een voortraject voor zwakke, nog niet schoolrijpe, kinderen. Zo startte een schoolcarrière van verveling, schoolverzuim en conflicten met leraren vanwege te kritische en confronterende vragen.
Goede herinneringen had hij aan de muzieklessen op de HAVO en bij de lessen Frans zat hij met zijn vrienden vooraan, omdat ze verliefd op hun mooie jonge docente waren,
maar hij leverde te weinig inspanning. Hij ging van school af en na een traject van allerlei baantjes deed hij op zijn 20ste op eigen houtje Staatsexamen VWO, waar hij slaagde met onder andere een 10 voor een werkstuk over Zenboeddhisme, dat hij de nacht tevoren samen met een vriend in elkaar geflanst had. Het had het formaat van een zakboekje, geïllustreerd met bijpassende plaatjes en zelf gemaakte tekeningen.
Daarna brak hij twee studies af, want ze brachten niet wat hij zocht. Al van jongs af aan had hij een passie voor lezen en muziek ontwikkeld, zichzelf gitaar leren spelen en zich op zijn eigen onnavolgbare wijze verdiept in tal van zaken. Het kunstenaarschap was voor hem dan ook niet zo zeer een keuze als in de aard aanwezig en onvermijdelijk.
Ik leerde Edzard kennen via mijn vriendin Maia met wie hij van zijn 20ste tot zijn 24ste een relatie had. Hij woonde toen bij haar en haar ouders, Tony en Lucebert, in, nadat hij het contact met zijn vader had verbroken. Ik kwam daar vanaf mijn 15e regelmatig over de vloer. Hij had een prachtige bos krullen, slanke gitaarvingers en ik was onder de indruk van zijn eigenzinnige persoonlijkheid. Ik voelde mij maar een dom gansje bij hem vergeleken, bovendien scheelden we ook nog eens zeven jaar. Ik vond hem geheel ‘Out of My League’. Tot mijn verbazing overhandigde hij me op mijn 18e tijdens een feest op het Boendermakershof, een liefdesgedicht.

boot (voor marjolein)

Ik zag je lippen
zich in mijn richting
roeien

terwijl ik verborgen
dacht te zitten in ’t riet

ik kon de boot niet langer afhouden

Ik wist niet goed wat ik er mee aan moest en toen hij mijn aarzeling zag, was hij plotsklaps verdwenen. Ik ging tevergeefs in het feestgedruis naar hem op zoek. Toen we elkaar daarna een keer in Alkmaar tegenkwamen, ik op weg naar het Gymnasium en hij naar de Universiteit, besloten we om naar het Stedelijk Museum te gaan in Amsterdam, waar hij een tentoonstelling van de tekenaar Topor wilde bekijken. Ik genoot van zijn aanwezigheid en het commentaar op de tekeningen. Toen ik het romantisch uitje aan mijn ouders opbiechtte, dwongen ze mij hem af te wijzen, want hij was de vriend van mijn beste vriendin. Hij zag daar geen verband tussen, verliefdheid overkwam je en was te mooi om aan voorbij te gaan. Hij ging voor de romantische benadering. Vanaf toen, als ik bij Maia kwam, gedroeg hij zich, alsof ik lucht voor hem was en trok zich terug in hun kamer. Toch, na een complex begin werden we een koppel. We woonden vier jaar samen van 1978 tot 1981 in een kraakpand in de Amsterdamse Nieuwmarkt buurt, waar de wind ’s winters door de muren naar binnen waaide en we soms maar in bed bleven vanwege de kou. We leerden de stad kennen op de fiets en zwierven door centrum van boekwinkel naar boekwinkel. Ik herinner me een keer als die scène uit de film Turks Fruit Edzard stevig fietsend langs de Amstel en de grachten, hoe ik bij hem achterop, met een net gekocht oventje stevig tegen me aangedrukt, me domweg gelukkig voelde.
’s Avonds slopen we soms zonder te betalen in de pauze naar concerten in het BIM huis, dat toen aan een van de grachten achter ons huis lag. Geld voor een toegangskaartje hadden we niet. We bezochten wel eens van die kunstenaars bijeenkomsten in Aorta, waar punkbandjes speelden of waar kunstenaars hun voor mij onnavolgbare postmoderne theorieën uiteen zetten.

In Warmoestraat 139 ontmoette hij onder andere Rob Scholte en Martin Bril. Het was het begin van het wilde kunstenaarstijdperk van de jaren tachtig. Kort daarna richtte Edzard met beiden het blad De Angst! op. Het was een interessante tijd, maar Edzard was te veel een eenling om zich ook maar ergens bij aan te willen sluiten. Hij herkende zich in het adagio van Graucho Marx ‘Ik wil niet behoren tot een club, waar ik zelf lid van ben’. Veel contacten verwaterden dan ook op den duur. Helemaal nadat we naar Bergen verhuisd waren naar een ander kraakpand. Daar maakte hij literaire boekjes met zijn vrienden Brecht en Pieter Bijwaard en leerde zo onder meer Joost Zwagerman en René Huigen kennen. Daar werden onze prachtige dochters geboren, voor wie hij toegewijd zorgde als ik naar mijn werk was en met wie hij dan allerlei activiteiten ondernam. Zo maakte hij scheepjes, die hij voor ze liet varen op de sloot in de buurt en maakte katapulten van boomtakken tijdens hun avondwandelingen. Stressvol was de tijd van Edzard’s ziekte, waarbij hij zijn dikke darm verloor en het ternauwernood overleefde. Na zijn depressie en een huwelijkscrisis kwamen we weer tot elkaar. We bekrachtigden dit door een derde kind, in 1995 werd onze Baby Boi geboren. Er kwam weer een groot geluk in ons leven en we genoten volop van ons heerlijke drietal. Inmiddels woonden we in een degelijk arbeidershuisje op het Zakedijkje, waar we een atelier hadden laten bouwen. Rond 2003 moest dat plaats maken voor een woningcomplex met daar bovenop atelierwoningen. In één daarvan hebben we tot aan de dag van zijn laatste ziekenhuis opname samen heerlijk gewoond.

Edzard zat meestal in zijn atelier, maar na het avondeten bekeken we films of series, waarbij we altijd elkaars hand vasthielden. Praktisch was hij bepaald niet en oog voor het huishouden had hij al evenmin, maar hij zorgde voor veel intellectuele input en stof tot nadenken, en natuurlijk altijd voor de fijnste muziek. Hij maakte me vaak aan het lachen door zijn meedogenloze beschrijvingen van onze medemens met zijn absurdistische en misantropische gevoel voor humor. Hoewel hij het heerlijk vond om in steden rond te zwerven en zijn commentaar op de omgeving altijd verrassend was, kon het hem ook vanuit het niets naar de strot grijpen, in een mensenmassa of een gezelschap, dat hem niet zinde. Dan moesten we er onmiddellijk vandoor. Anders dreigde er een depressie. Ik kon me zorgeloos buitenshuis begeven, wetend dat aan het eind van de dag Edzard altijd blij was als ik thuiskwam, terwijl hij eten gekookt had en boodschappen had gedaan. Toen we vorig jaar een Japanse film hadden gezien, waarin de hoofdpersoon voor haar echtgenoot elke avond zijn sloffen neerzette, voordat hij thuiskwam uit zijn werk, zette Edzard vanaf toen een tijd lang mijn sloffen bij de voordeur neer. Zaterdag maakten we altijd ons zaterdagse rondje in Bergen over de markt en bij SissyBoy knikte hij ja of nee bij het passen van voor mij geschikte kleding.

Somber en onredelijk kon hij ook zijn, maar hij liet me vaak weten, dat met mij aan zijn zijde het leven te dragen was, als ik me weer eens afvroeg, of hij het leven nog aankon. Laatst zei hij spontaan nog tegen me ‘Je bent zo grappig,’ terwijl ik me daar geheel niet bewust van was.
Veel is nog onbenoemd, zoals de rouw na de dood van ons eerste kindje, Mare, zijn passionele behoefte om verzamelingen aan te leggen, zijn long Covid depressie in april na zijn tweede besmetting, de liefde voor onze kinderen en kleinkinderen van wie we zo genoten op onze oppas zondagen, de passie voor voetbal, die hij deelde hij met onze zoon Boi en de intense vader en zoon dynamiek, waar ik zo van genoot.
Ach, zo veel aspecten van een relatie na 45 jaar, die maken, dat hij in elke vezel van mij aanwezig is. Maar mijn anker is niet meer. Ik zal mezelf opnieuw moeten uitvinden.

Rust zacht, lieve schat.

Meer informatie
https://robscholtemuseum.nl/?s=Edzard+Dideric