Kees Engelhart – Verdrinken in een gele of zoutgrijze oceaan

Wij schrijven het jaar onzes heren negentienhonderd en vier. Op de Brouwersgracht te Amsterdam ziet Jacob Peereboom jr. het levenslicht en de wereld zal nooit meer het zelfde zijn.

Sommige dichters is het geluk altijd goedgezind. Anderen worden onophoudelijk geteisterd door rampzalige tegenspoed. Tot deze laatste categorie mogen wij ook Jacob rekenen, ook al wordt zijn merkwaardige martelgang, die duisternis vanaf het begin, bij tijd en wijle helder verlicht door kleine reeksen van stralende, gelukkige momenten.

.Zijn moeder een beroemde rechtsgeleerde, beschikt ruimschoots over de middelen om naast het onderhoud van enkele minnaars, ook haar talrijke kinderen een hoogstaande opleiding te bezorgen de jonge Jacob is een voorbeeldig leerling en dringt door zijn onorthodoxe manieren van denken, diep respect af bij zijn leraren een getuigschrift uit die tijd maakt gewag van een open karakter, originaliteit, ordentelijkheid, doorzettingsvermogen, een onnavolgbare kijk op de wereld, een stil en rustig karakter alsmede onbesproken zedelijk gedrag.

Jacob studeert vervolgens, aangespoord door een zeer ruime toelage, gedurende een jaar theologie.
Deze studie stelt Jacob echter zeer teleur. Hij komt tot het inzicht, aan de hand van de grote meester Wittgenstein, dat ‘binnen de zichtbare werkelijkheid God zich werkelijk niet in de wereld openbaart!’ En daarmee is de theologische studie van de toegewijde empirist Jacob tot een abrupt einde gekomen.

Aan de hand van Ludwig Wittgenstein vangt Jacob een studie filosofie aan, die hem onmiddellijk in de greep krijgt om nooit nog los te laten. ‘De theologische wartaal van rede en geloof van afhankelijkheid en vrijheid was van meet af aan totaal onverenigbaar met het soort waarheid waar mijn ziel intens naar verlangde, God openbaarde zich niet in de wereld, dat is wat Wittgenstein mij leerde’, verklaarde Jacob later.

Dat waar hij in wezen naar verlangde bestond uit de eenheid der dingen, de omlijndheid der dingen en de onverholen onvoorwaardelijkheid der dingen. Bovenal boeit het Jacob, hoe deze drie fenomenen zich tot elkaar verhouden. Daarnaast geraakt Jacob onder de invloed van het Russische avant-gardisme, dat hem de weg naar zijn expressionisme en futurisme leiden zal.
Duistere contouren tekenen zich echter al dreigend af, zo al te zien is in het onheilspellende gedicht:

ZIE MIJ DE ONDENKBARE

Zie mij de ondenkbare
Die een groot wijsgerig en krankzinnig volk
Keer op keer leidt
Naar bedorven water
Kille winden
Een klein land waar het bestaansrecht
Niets dan muffe lauwe winden te weeg brengt

Heb ik mij de onleesbare regels veronachtzaamd

Diep onder mij
Waar nieuwe blinkende machines zich verenigen
Slapen de halve hersenen
Van al het gepeupel
Mijn broeders met hun akelige stemmen
Onder een grijnzende zwarte hemel

Vanwege oorzaken
In de motor
Begon de zon ons nieuwe interessante verhalen
In te fluisteren blauw en muzikaal

Tracht mij niet te verwijderen
Ik houd mijn ogen aan de hand
Ik volg een processie
Van kleine landen en machines

Zie mij de ondenkbare
Heerser over vogels
En alles wat in de ruimen van enorme schepen
Wordt opgetast

Het obsessieve karakter van deze zoektocht doet Jacob geen goed en hij belandt in een eerste diepe crisis. Een korte opname in een ziekenhuis voor geesteszieken doet wonderen. Na het ontslag verhuist Jacob naar Spanje waar hij spoedig, op onverklaarbare wijze, gearresteerd wordt op verdenking van extreem links politiek activisme. Zijn insluiting leidt bijna tot een nieuwe ernstige depressie. Wij schrijven november negentienhonderd en zes en twintig in welk jaar hij zijn bitterheid ten aanzien van het kleine vaderland voor het eerst ten volle neerschrijft. Jacob is er geheel van overtuigd dat de Nederlandse autoriteiten persoonlijk getinte documenten over zijn politieke geaardheid aan de Spaanse overheid heeft doorgespeeld. Bitter is Jacob Peereboom gestemd.

OP WEG NAAR EIGEN LAND

Mijn kleine zwarte vaderland
Verslikt zich in eigen graten modder geld
Waren wij vroeger gekrulde commandeurs
Die gouden oceanen bevoeren welnee

Klein zwart land met je hoge hoed
Leer ons hoe onze loerende ogen te bedwingen
Dat magere binnenzeetje
Dat malen we door de grondzeef en wel meteen

Klein zwart land niet te klein om zwart te zijn
Woeker niet met het rode geld als zo vaak
Stop geen ijzer en gas in je oren
Niet alle dood komt met wit geweld

U luistert niet zwartgallig klein zwart land o
Wee eens zullen de kraaien komen
Reusachtige kraaien de gekraalde ogen zwarter
Dan zwart veel groter dan kanonskogels

Borgtocht en een zeer bekwame advocaat, een goede kennis van zijn moeder, leiden tot spoedige vrijlating. Jacob kan zich, door zich te beroepen op een volledig gebrek aan politieke interesse, van deze belachelijke en tot zijn uiterste consequentie doorgevoerde verdenking geheel zuiveren. Zijn geestkracht is echter gebroken. Jacob doet een poging zich van het leven te beroven door zonder water en beschermende kleding de Sierra Nevada in te lopen. ‘Ik wilde mij verdrinken in de gele oceaan.’ Jacob wordt op het laatste moment, meer dood dan levend, gevonden en terug naar de bewoonde wereld gebracht. Zijn moeder laat Jacob onder begeleiding naar het vaderland wederkeren en laat Jacob opnemen in een luxe kliniek. Jacob zal niet nog aan het normale dagelijkse leven deelnemen. Hij ontwikkelt en verfijnt zijn dichtkunst, mijmert, rookt en drinkt met mate.

Een jaar voor het uitbreken van de tweede wereldoorlog, zijn moeder voelt een en ander haarfijn aankomen, emigreert zij met haar zoon naar Amerika om zich te vestigen in Bakersfield Californië. Zij wonen daar in een rood zandstenen bungalow, Jacob is rustig, zwijgt en schrijft. Het einde echter is nabij. Hij noteert:

Over de minachting

Ik weet dat minachting niet goed is. Minachting verlaagt. Het mooie, het pure hetgeen de mens wellicht zijn kan. Ik ga zelf onder vele door mij veroorzaakte minachting gebukt. En daar schaam ik mij dagelijks voor. Die schaamte heeft er desondanks toe geleid, gelukkig maar, dat ik meen heden ten dage minder aan die te voelen minachting jegens mijn medemens te worden geslachtofferd.
En zoiets bedenk ik natuurlijk niet zelf alleen!

Het zijn de aandriften van de mens, natuurlijk, en er valt niet aan ze te ontkomen. Het is de natuur zelf. En de natuur valt nergens van te betichten, laat staan aan te bevelen hoe een en ander: bijvoorbeeld die oeroude minachting te verbeteren valt. Daar lacht de natuur vanzelf hard om. Wij kennen de diepere betekenis van minachting nauwelijks. Wij hebben geen idee wat de natuur daarmee beoogt. Haar generale opvatting van wat goed voor ons is, zal zij nimmer met ons delen.

Ik begrijp volkomen wat ik bedoel. Sterker nog, ik zou mijn gedachte eigenlijk wel onmiddellijk neer willen schrijven. Echter hoe eenvoudig de gedachte mij ook toeschijnt, toch lijkt het opschrijven ervan niet belangrijker dan het bijvullen van mijn glas, wat te roken en te mijmeren over een en ander.

Waarachtig, besef ik plotseling, toch is het feit onomstotelijk: al met al bezit ik minder, veel minder minachting voor mijn medemens dan vroeger. Veel van die minachting is opgegaan in veelal verwondering en verbijstering. Mijn dagen zijn langer geworden en mijn haren kort.

Ik weet niet zeker meer of minachting de mens verlaagt, van elkaar onderscheidt zou al veel accurater zijn. Ik wil de wereld van het oordelen vellen achter mij laten, voorgoed, en een leven leiden waarin ik van de mensen niets verwacht dan slecht of goed.
Ja!

Op donderdagochtend de twintigste juli negentienhonderd en vier en veertig, verdwijnt Jacob plotseling. Zijn moeder, hevig geschrokken, laat onmiddellijk een zoektocht in de nabije omgeving organiseren. Jacob is niet te vinden: spoorloos. De zoektocht wordt geïntensiveerd: niets! Drie dagen later wordt aan de rand van Death Valley een hoopje kleren, een schrijfblok en een paar schoenen gevonden. Diezelfde middag vindt men Jacob, dood, naakt, uitgedroogd en door de schroeiende zon verbrand. Opnieuw was Jacob de oceaan ingelopen, deze maal met het door hem gewenste resultaat. De moeder van Jacob heeft nooit meer gesproken. Het zij zo!