Kees Engelhart – PAMFLETTEN VAN EEN ONMACHTIG MAAR GEENSZINS ARGELOOS BURGER (1): ONTMOETING

Op een onwaarschijnlijk warme middag eind augustus naarstig op zoek
Naar verkoeling ontwaarde ik plotseling het pas deze zomer gevormde
Terras met de fleurige rood en witte stoeltjes juist voor de grote ramen
Van het bekende warenhuis waar ik een berg schaduw zag die mijn verhitte
Fysiek dat besefte ik onmiddellijk van de door mij zo gewenste koelte
Zou voorzien tevreden en opgelucht streek ik neer op een wit stoeltje vlak
Bij een manspersoon op een rood stoeltje die de plaatselijke courant breed
Voor zich op het niet al te grote ronde tafeltje had uitgespreid de hoeken
Van de krant hingen slap over de ronding van het tafeltje heen geen wind

Ik baadde mij weldadig in de schaduw die mij geboden werd en vroeg mij
Af of ik iets koels zou willen bestellen of wellicht toch een espresso ik
Was gewoon te dromerig om een besluit te nemen en sloot half mijn ogen
Totdat ik opschrok aangezien de man beheerst met zijn vuist op het tafeltje
Sloeg om mij vervolgens onvervaard aan te spreken Samen Samen Samen
Sprak hij ik keek hem vragend aan er is hier klaarblijkelijk een orakel in deze
Stad dat voortdurend proclameert dat wij alles in deze stad Samen doen wij
Bouwen Samen wij Breken Af Samen wij Stadsharten Samen wij Bibliotheken
Samen wij Schouwburgen Samen en wij plaatsen overal en nergens levensgrote
Afzichtelijke borden om ons toch maar vooral duidelijk te maken dat wij
Hier alles maar dan ook alles Samen doen wat op zijn zachtst gezegd een
Zeer wrange en misplaatste grap moet zijn want meneer hij kijkt mij aan
Met ongelofelijke blauwe ogen zoals ik ze nog nooit heb gezien het korte
En langere verleden zal glashelder laten zien dat in deze stad nog nooit iets
Samen is gedaan en buiten dat ik wil helemaal niet Samen ik wil fijn alleen
Ik houd helemaal niet van dof gebrul van Samen Dit en Samen Dat dan reikt
Hij mij de hand ik ben sprakeloos dan zegt hij aangenaam vergeef mij
Mijn kleine tirade maar ik voelde gewoon dat ik bij u aan het goede adres
Zou zijn mijn naam is zijn ogen twinkelden Een Onmachtig Maar Geenszins
Argeloos Burger goh dat is een prachtige naam zei ik ik zou zeggen bijna
Gewoon adellijk we schoten tegelijkertijd in een milde mime even bekeek ik
Hem wat nauwkeuriger flink gebruind iemand die veel buiten is een losse
Manier van kleden spijkerbroek wit overhemd giletje gymschoenen en een
Ondanks zijn kleine gepassioneerde betoog onbewogen maar ironisch uiterlijk

Ik schudde zijn hand en zei mijn naam is Kees Engelhart heel wat prozaïscher
Dan de uwe maar ik moet het ermee doen u houdt zich dus bezig met het reilen
En zeilen van deze stad vroeg ik jawel antwoordde de Onmachtige Burger en
Nog veel meer daarnaast helaas fronste ik heb ik een afspraak dus ik moet gaan
Maar u moet weten ik ben schrijver en op andere wijze dan de uwe weliswaar
Zeer betrokken bij het wel en wee van deze merkwaardige provinciestad aan zee
Ik wil u voorstellen elkaar opnieuw te ontmoeten dinsdag aanstaande juist hier
En op juist dezelfde tijd dat lijkt mij symbolisch correct en goed voor de stad