Kees Engelhart – Kaviaar voor de poezen waanzin voor mijn zoon en filet mignon voor de hond

‘Vanaf die dag waren de straten van Montmartre mijn thuis. Voor mij bestond er alleen in die straten liefde en opwinding. Ik trok op met hoeren, dieven en bedelaars. Ik was acht jaar oud en ik genoot van elke minuut die ik daar door mocht brengen.’

Ik werd geboren als Marie-Clémentine Valandon in het jaar onzes heren achttienhonderd en vijf en zestig, een eenvoudig plattelandsmeisje en ook nog eens, mijn moeder was een ongehuwde wasvrouw, een onwettig kind! Ik was met moeder naar Parijs gekomen om circusacrobate te worden, ik voelde gewoon dat ik er talent voor had. Helaas op mijn zestiende viel ik van de trapeze, bezeerde behoorlijk mijn rug, waarop mijn carrière als acrobate een voortijdig einde vond.

Tot mijn grote geluk echter ontmoette ik de wonderlijkste en geniaalste kunstenaars, die stuk voor stuk gek op mij waren. Dat is dan ook de reden dat ik niet weet wie de vader van Maurice, mijn enige zoon, vermocht te zijn. Het kon Degas zijn, maar ook Renoir, of God mag weten wie. Iedereen was gek op mij, daarnaast was ik zo vrijgevochten als een vrijgevochten vrouw maar zijn kon. Maurice was een druk en zenuwachtig ventje. Ik hield weliswaar zielsveel van hem, maar toch was hij regelmatig een blok aan mijn been. Daarom gaf ik hem cognac wanneer ik des nachts aan de boemel ging op Montmartre. Ik kende daar iedereen: Toulouse-Lautrec, Satie, Picasso, Modigliani, noem maar op!

Ik was model voor velen, maar alleen model zijn was voor mij werkelijk niet genoeg. Terwijl zij mij schilderden, nam ik hun schildertechnieken uiterst zorgvuldig in mij op, Toulouse-Lautrec, Renoir en Degas raakten waarlijk onder de indruk en moedigden mij ten volle aan. Op deze wijze leerde ik mij het schildersvak op meer dan uitmuntende wijze beheersen, aangezien ik, zo ontdekte ik al spoedig, over een ruimschoots meer dan gemiddeld talent beschikte, welk talent ik met Maurice, die ik zelf eveneens tot schilder heb opgeleid, uiteindelijk flink te gelde heb gemaakt. Vooral mijn vrouwelijke naakten waren zeer in trek.

Wij leefden als vorsten op ons uiterst luxueuze buiten. Heerlijke tochtjes maakten wij door de Campagne in onze uiterst luxe automobiel, met chauffeur in livrei. De hond kreeg filet mignon en de katten niets dan kaviaar. Tevens hielden wij soirees die nimmer des avonds eindigden, die dagen, soms weken duurden en qua luxe en overvloed door niemand te overtreffen waren. Helaas dronk Maurice erg veel absint, wat beslist een crime voor zijn geestelijke gezondheid was. Vele malen werd Maurice opgenomen in het gekkenhuis, vanwege zware mentale ineenstortingen. Ik wist niet goed hoe ik die arme jongen helpen moest. Desondanks vermoedde ik dat wanneer hij een vrouw voor zichzelf krijgen zou, zijn geestelijk leven zich stabiliseren zou. In de tussentijd hield ik hem zoet met prostituees, geen goedkope straathoertjes, maar de beste die ik vinden kon.

Nog altijd haat ik mijn ex man Paul Mousis, die botweg weigerde Maurice een achternaam te bezorgen. Die arme jongen was tien jaar oud, en de weigering zijn naam te mogen dragen, was een vreselijke klap voor hem. Ik vond dat Maurice een naam hebben moest, zo kon die jongen toch niet verder door het leven? Ik begon erg veel te drinken, leerde Miguel Utrillo kennen, scheidde later van die oersaaie Paul Mousis en wist Utrillo ervan te overtuigen Maurice wettelijk te adopteren. Gek genoeg was Maurice daar woest over, waarom dat zo was, daar heb ik tot op de dag van vandaag geen idee van. Ik heb altijd het beste met die nerveuze, drinkende en zeer instabiele jongen voorgehad. Uit kwaadheid ondertekende Maurice zijn vroege schilderijen steevast met Maurice Utrillo, V.

Loslaten echter, God zij dank, kon Maurice mij nooit. Voor jaren woonden wij samen met een heel leuke jongen, André Utter, de vriend van Maurice en tevens een schilder die mij zeer beviel. Opeens beviel mijn leven mij weer helemaal. André was drie jaren jonger dan Maurice, dat hield dus in dat hij een en twintig jaren jonger was dan ik, maar wat maakt leeftijd in de liefde uit! Maar nu de ramp! De oorlog brak uit en André moest het leger in, ik werd bang dat ik André nooit weer zou zien. In mijn wanhoop vroeg ik André ten huwelijk en hij stemde toe. Wonder boven wonder keerde André geheel ongeschonden uit de oorlog terug en wij gedrieën vervolgden ons extravagante huishouden op onnavolgbare wijze. Nog altijd stroomden er verbluffende sommen gelds onze richting uit, deze stromen gelds werden veroorzaakt door Maurice en mij, André stond erbij en keek er naar. André walgde van onze, wat hij noemde, ménage-à-trois! Wat hij daarmee bedoelde is mij nooit geheel duidelijk te worden. André begon zwaar, zeer zwaar te drinken. In een dolle bui verkocht hij zomaar onze prachtige automobiel, begon, om mij te sarren, en altijd stomdronken, de ene liefdesaffaire na de andere. Ons paradijs veranderde alras in een hel. Uiteindelijk kon André in zijn alcoholische roezen ook zijn handen niet meer thuishouden! Dat was het einde voor mij. Ik zag dat Maurice al het tumult niet nog aan kon en aan de hele toestand ten onder dreigde te gaan. Daarop heb ik André voorgoed de deur uitgezet. Maurice stortte geheel in en liet zich opnemen in een sanatorium nabij Ivry en dat terwijl hij zijn grootste artistieke triomfen vierde. Hij dronk zwaar, schreeuwde, huilde en klaagde bitter over zijn leven. Het was een hel, Maurice vernietigde zichzelf. Nadat Maurice uit het gekkenhuis ontslagen was, heb ik een verpleegster voor hem aangesteld. Zij waste hem, voedde hem, kleedde hem aan, maakte lange wandelingen en zat net zo lang naast zijn bed tot hij, vaak huilend en kermend, in slaap gevallen was.

Nu zag ik het als mijn taak, ik voelde mij ontzettend schuldig, om Maurice de stabiliteit te bieden die hij, die arme jongen, altijd zo hard nodig heeft gehad. God schoot mij te hulp, plotseling, zonder enige aanwijsbare reden werd Maurice uiterst religieus, letterlijk een godsgeschenk. In zijn vijftigste levensjaar liet Maurice zich zelfs dopen. Maurice werd voor mij weer enigszins benaderbaar.

Nu restte mij nog slechts een laatste taak: een evenwichtige vrouw voor Maurice te vinden! In het jaar onzes heren negentien en vijf en dertig, drie jaren voor mijn dood, slaagde ik gelukkigerwijs in mijn opzet. Lucie Valore, de weduwe van de kunsthandelaar en verzamelaar Pauwels, toonde zich bereid met Maurice in het huwelijk te treden, om zich op moederlijke wijze over mijn geteisterde zoon te ontfermen. Met deze vreugdevolle gebeurtenis werd mij een onmetelijk zware last van de arme schouders genomen. Maurice heeft er een prachtig gedicht, overigens een voor mij onvermoed talent in hem, over gecomponeerd.

WANNEER JE EEN VROUW VOOR JEZELF KRIJGT

Wanneer je een vrouw voor jezelf krijgt wordt heel je
Wereld anders
Vrouwen zie je niet meer als voorheen
Je leert dingen van vrouwen kennen die je nooit
Eerder geweten hebt of zelfs maar vermoed
En je verlangt naar de dag wanneer je een
Vrouw voor jezelf krijgen zal

In al je dromen over die dag kleedt de vrouw die je
Gekregen hebt zich in de avond op de rustige en
Halfduistere slaapkamer uit na de lange zware
Werkdag of in het weekeinde
Op de rand van het bed gezeten kijk je naar de
Bewegingen die zij maakt naar haar vormen en
Het schaarse licht dat over haar voorhoofd valt

Je weet nu al hoe kalm en opgewonden je hart
Slaan zal vanwege de begeerte die God je geschonken
Heeft en waarvoor je hem geweldig dankbaar bent
Die dag zul je de ontzaglijke gulheid van God verder
Voor altijd in je hart bewaren
Daar ben je nu wel heel zeker van

Andere vrouwen zullen heel anders zijn dan
Zij ooit zijn geweest wanneer zij beseffen dat je een
Vrouw voor jezelf gekregen hebt
Ze zullen begrijpen dat je een man geworden bent
En iemand om voortaan rekening mee te houden

Sommige vrouwen zullen je in het vervolg met
Argwaan tegemoet treden
Andere vrouwen zullen alles in het werk stellen
Om je te bewijzen dat zij begeerlijker zijn dan de
Vrouw die je gekregen hebt
En die vooral moet je behoorlijk in de gaten houden
Al de tijd die je nog rest

Helaas voor mij echter deed Lucie het zo goed met Maurice, dat ik volledig door haar overschaduwd werd. Dat heeft mij veel pijn gedaan, desondanks mocht ik niet ontevreden zijn! Hoe had het anders met Maurice, zeker na mijn verscheiden moeten, gaan! In zijn jeugd heb ik als moeder gefaald, dat is de bittere waarheid en die moest ik onder ogen zien!

Uiteindelijk in het jaar onzes heren negentienhonderd en acht en dertig, ik zit fijn voor mijn ezel een bloemenstilleven te schilderen, komt de goede dood, die altijd genadig is, mij met een kort maar zeer intens bezoek vereren. Men hoopt dat het ziekenhuis nog soelaas bieden zal, maar de volgende dag overlijd ik op drie en zeventig jarige leeftijd. Mijn arme Maurice nu, is helemaal gebroken en stort volledig in. Gelukkig heeft hij nu een vrouw om hem te troosten en op te vangen. Sindsdien, gedurende heel zijn verdere leven, zo heb ik vernomen, herdenkt mijn dierbare zoon elk jaar mijn sterfdag. Dan trekt hij zich de gehele dag terug in zijn privékapel om volledig in trance te bidden voor alleen mijn zielenheil, de schat die ik zo vreselijk verwaarloosd heb. Ik heb spijt, grote onoplosbare spijt. Het is niet anders, ik huil bittere tranen, maar ik moet het ermee doen!

Voor altijd uw Suzanne Valandon