Kees Engelhart – Fantastische Vertellingen (63): OPDAT U ZEKER WETEN MAG DAT WIJ DE EERSTEN NIET WAREN

Natuurlijk doen wij onze uitvindingen niet opzettelijk
Zover zijn wij nog lang niet onze vindingen ontstaan
Door toeval en sommige vindingen onthouden wij omdat
Zij ons zware leven wat verlichten onze uitvindingen zijn
Eenvoudige werktuigen voorwerpen om mee te snijden
Te gooien te graven dan wel te hameren

Onze uitvindingen vormen in feite niet meer dan een
Verlengstuk van onze hand vast en zeker zullen wij
Later ook vindingen gaan doen ten bate van onze
Ogen oren en benen wellicht zullen we ooit eens
Vliegen wie zal het zeggen doch in het begin waar
Wij nu staan kunnen wij nog niet veel

Wij kunnen stenen en stukken hout zodanig bewerken
Zodat wij met onze welzeker al vaardige handen meer
Kunnen doen dan met onze handen alleen daarentegen
Zijn wij niet de eersten die werktuigen gebruiken zo
Hebben wij een wesp nader beschouwd bij welk zien
Wij iets zeer opmerkelijks mochten noteren

Deze zekere wesp gebruikt wel degelijk een steentje als
Stamper om het zand boven zijn schuilplaats aan
Te stampen wij weten overigens niet zeker of de wesp
Mannelijk of vrouwelijk is en om deze bewijsvoering
Te vervolmaken kennen wij een vink die met een stekel
Welzeker insecten uit spleten in de bomen haalt