Kees Engelhart – Fantastische Vertellingen (37): IN 1918

1

Het is een vreselijke toestand
De soldaten en officieren zijn
De oorlog meer dan zat
De geest der revolutie neemt de overhand

De Duitse keizer ziet in dat hij
De verliezer is en zijn leven niet
Meer zeker
Hij en zijn familie vluchten naar Holland

Troonopvolger Wilhelm wordt naar Wieringen
Verbannen en betrekt de pastorie aan de
Akkerweg te Oosterland met in zijn dienst
Zeven man personeel
Vanaf november 1918 woont hij daar

Hij leert er het vak van hoefsmid
Bij Jan Luyt te Hippolytushoef
Voor wie hij zelfs hoefijzers maakt

Jan Luyt verkoopt ze
En bestemt de opbrengst
Voor een goed doel

2

In de zomermaanden is hij te vinden
Zittend op de Waddenzeedijk tussen
Oosterland en Den Oever

Altijd met een verrekijker bij de hand
Het is er mooi en rustig
En daar
Tracht hij zijn gedachten te ordenen

Hij draagt brieven bij zich van zijn
Vrouw en kinderen van vrienden
In Duitsland
Daar op de dijk gaan zijn gedachten uit
Naar zijn overwonnen en vertrapte
Vaderland

Zijn overpeinzingen noteert hij in een
Kladblok en werkt die later uit in de pastorie

Op de onmogelijkste plaatsen langs de dijken
Is de kroonprins te vinden
Vaak bezoekt hij de bewoners der huizen
Met zijn paard draaft hij langs
De dijken

In de wintermaanden als het stormt
Draagt hij een dikke duffelse jekker
En een muts tot over zijn oren
Om op de dijken te lopen en de
Woeste zee te zien

Hij houdt van de zee
In de zomer zwemt hij graag

3

De pastorie aan de Akkerweg te Oosterland
Is over de gehele wereld bekend aangezien
Het de toegewezen woning is van de Duitse
Kroonprins waar hij sinds november 1918
Woont

De pastorie staat een klein eindje
Van de weg af want toen het in 1893
Gebouwd werd stond er nog een pastorie
Voor
Vermoedelijk is het uit de tijd van de
Reformatie er was een zeer grote tuin
Achter die erg naar beneden liep
Maar die nu is opgehoogd

De pastorie is oerdegelijk gebouwd

4

Vermomd is Wilhelm naar de Hollandse
Grens gereden
De grenswachten hebben onmiddellijk
Contact met Den Haag gezocht

Na lang wachten is hem toestemming
Verleend om tijdelijk bij een adellijke
Familie in de buurt van Roermond
Onderdak te genieten

Daar heeft hij veertien dagen
Een verblijf gehad

Dan krijgt hij bevel uit Den Haag
Om zich op het eiland Wieringen te vestigen
Van welk eiland hij nog nooit
Heeft gehoord
Er moet een kaart van Holland bij
Komen

Overste Schröder brengt hem het bericht
En laat hem aan de hand van de kaart zien
Waar het eiland ligt en hoe de reis
Zou moeten verlopen
Onder begeleiding van Nedersaksische officieren

De reis gaat gepaard met hindernissen
Om zeven uur vertrekt het gezelschap
Nagewuifd door de gravin bij wie
Hij met zijn officieren gelogeerd heeft

Tegen enen zijn ze in Amsterdam
Er staan veel nieuwsgierigen op het station
En veel militairen die voor de afzetting
Zorgen
Hem wordt toegeroepen
Moordenaar van Verdun
En meer van dat

Om drie uur komen ze aan in Enkhuizen
Om daarvandaan naar Wieringen te varen

5

In die dagen krijgt de burgemeester
Van Wieringen een verzoek uit Den Haag
Een royale woning willen ze
Bestemd voor Wilhelm
De kranten staan er bol van

Tijdens de raadsvergadering weet
Een raadslid te vertellen dat de pastorie
Snel leeg zal komen
Met spoed is er gesproken met het
Kerkbestuur en de bewoners

De bewoners mogen alles laten staan
Meubels bedden potten pannen
Alles wordt door de regering vergoed

Er gaat een telegram naar Den Haag
Het is geregeld
De pastorie is beschikbaar

Het gonst van nieuws over het eiland
De postbode
De winkelier
De slager
De venters
Allemaal hebben ze nieuws

6

Ik ben aan het dek van die kleine
Slingerende boot en staar in die
Troosteloze grijze mist
Maar toen brak de schroef van de boot
En er wordt overgestapt op een andere boot
De andere boot wordt op sleeptouw genomen
Maar als men in die mist maar wist
Waar Wieringen lag

Het wordt steeds donkerder en de wind
Wordt stormachtig
Maar de zeelieden doen hun best om
Wieringen te vinden
Het lijkt wel weg te wezen
Opgeslokt door de mist

Eindelijk om tien uur ’s avonds
Wordt het zoeken opgegeven en gaan wij
Voor anker
Maar dat gaat niet want door de wind
Slaan de beide schepen tegen elkaar aan

Na een tijdje varen komen wij in de nacht
De haven van Medemblik binnen
Waar wij de morgen hebben afgewacht

De volgende dag is de zee kalm en
Moet de tocht voortgezet worden
Vanaf Medemblik over de Wieringermeer
Richting de Haukes op Wieringen

En tegen de middag de 22ste november

1918 zie ik voor het eerst van mijn
Leven het oude eiland Wieringen
Zo komen wij in de kleine haven
Van de Haukes aan

Maar o wat weer een mensen om mij te zien
En vooral die verslaggevers uit de hele
Wereld
Ik kan ze wel schieten
Want ik kan geen stap doen
Zonder die lui

7

De indrukken op het ogenblik
Dat ik voet zet op de vaste grond
Van het kleine stukje aarde
Dat het kleine eiland Wieringen heet
Zal ik nooit vergeten

Ik zie de vele mensen van het eiland
Die mij stil en wantrouwig aanstaren
De praatgrage reporters uit de hele wereld
Plus de handige fotografen

Als een zeldzaam dier
Dat nu gelukkig gevangen is
Zo voel ik mij

Ik zou vele van die haastige
En drukdoende heren willen zeggen

Vraag mij niets en blijf met uw
Camera mij van het lijf

Alleen rust wil ik
Alleen rust en denken
En begrijpen
Na dit grote ongeluk
Verder niets

8

In een stokoude wagen
Stellig de beste die er op dit eiland
Te vinden is gaat de reis verder
Naar het dorp Oosterland
Naar traan en oud leer ruikt het
In deze oude rammelkast
Wanneer ik mijn ogen sluit
Kan ik het ruiken

Voor een kleine uitgewoonde pastorie
Worden wij uitgeladen

9

O wat is dit een overgang voor mij
In Duitsland woonde ik in prachtige
Paleizen te Potsdam en Berlijn
In deze pastorie vind ik oude meubelen
Dit is verpletterend voor mij

Bij deze gedachten wordt mijn keel
Dichtgeschroefd
Ik ga de kamers beneden allemaal
Bekijken en dan die grote trap op
Naar boven

Zijn dit nu de slaapkamers waar ik
Moet slapen
Dit is onvoorstelbaar voor mij
Maar bittere werkelijkheid

10

In de dagen en weken die volgen
Zo loodzwaar dat ze bijna niet
Te dragen zijn
Beweeg ik mij in die kleine kring
Van mensen die somber en schuw
Naar mij kijken als ik ze passeer
Op mijn dagelijkse wandelingen