Kees Engelhart – Fantastische Vertellingen (18): EN OPNIEUW WISSEN VELEN DE TRANEN UIT DE OGEN

Wij schrijven de dag acht en twintig mei in het jaar
Onzes heren negentienhonderd en twee en dertig
De vredige stilte boven de Zuiderzee wordt plotseling
Wreed verstoord door het woeste gekrijs van stoomfluiten
Alsmede het klagende loeien van sirenes

De wind rukt verbaasd aan rood wit blauwe vlaggen
Die trots langs scheepsmasten omhoog klimmen
Aan de voet van die masten werpen volwassen mannen
Vele met tranen in de ogen hun petten in de lucht
Gelijk kleine kinderen op Koninginnendag

En er is reden voor deze uitbundige vreugde
Enkele seconden tevoren is namelijk met een
Machtige hap keileem de Afsluitdijk voltooid
De Zuiderzee heeft opgehouden te bestaan en
Het nieuw gevormde IJsselmeer ligt gereed
Om drooggemalen te worden nieuwe grond
Voor de eerzame burgers van ons Vaderland

Wij zijn onder de indruk en met gepaste trots die
Diep in ons nog veel machtiger is roepen wij Houzee
Wij voelen dat de grenzen van ons kunnen nog
Lang niet bereikt zijn en nogmaals roepen wij Houzee

Wij voelen het enorme belang van dit moment tot
Diep in onze botten en de trots die wij voelen te mogen
Leven en werken in ons Vaderland ontroerd ons en
Maakt ons sterk tegelijkertijd en onze onderlinge
Verbondenheid zindert als nooit tevoren