Karel Musch – Een ‘oud’ Bergenaar over zijn geboortedorp én Kranenburgh: Mijmerij bij een tentoonstelling…

Als geboren en getogen Bergenaar komen we een paar keer per jaar terug naar ons ‘oude dorp van storm en stilte’. Familie, de zee in de winter en ja, Kranenburgh. Zo ook op een wat druilerige donderdagmorgen, half januari 2016. Benieuwd naar de tentoonstelling van Zwagerman. Klik hier voor een filmpje over de tentoonstelling: https://www.youtube.com/watch?v=iSrA9_-xBI4.

Silence out loud met o.a. werk van fotograaf Erwin Olaf.
Of moet ik inmiddels eigenlijk zeggen de tentoonstelling van Zwagerman over Zwagerman?

In een leven waarin het steeds stiller mag zijn, zag ik uit naar een kennismaking met zijn stilte.

Met als gids mijn jongere zuster, die ons al eerder door Kranenburgh voerde, betraden we de bijna sacraal aandoende ruimten. Die heb ik echter binnen een paar minuten verlaten. Bij binnenkomst werd ik namelijk overvallen door een gevoel dat ik niet direct kon thuisbrengen, maar dat maakte dat ik me in toenemende haast door de verschillende zalen spoedde om zo snel mogelijk de hal op te zoeken. Daar ben ik mij natuurlijk gaan afvragen door wat voor soort weerzin ik was overvallen. We komen immers met grote regelmaat in musea. Dit overkomt me nooit.

Stil gezeten op de sofa in de hal, gaf ik me over aan mijmerij. Wat had ik gezien (of gemist) dat mij een verder bezoek onmogelijk maakte? In het geval Zwagerman, zo mijmerde ik, heeft diens weerzin tegen het leven het gewonnen van de angst voor de dood. Deze tentoonstelling maakt me onderdeel van die weerzin van Zwagerman. De gezochte sacraliteit versterkt dat effect nog. Maar is dat alles?

Zijn zelfdoding is een vorm van spektakel. Hij wist waar hij toe zou overgaan. Hij koos, zo mijmerde ik, voor een perverse timing, namelijk op de dag dat zijn laatste boek verscheen. Uit zijn gedichten, die zo langzamerhand postuum beginnen te verschijnen, lijkt zijn voornemen te lezen, hoor ik. Ik herinnerde me in dat verband de regel “Prevelt al op de heuvlen ……”. Is het dit spektakel waarop zijn zelfdoding lijkt? De Franse situationalistische filosoof Guy Debord kwam al in de roerige, maar oh zo stimulerende jaren ’60 met zijn studie naar de spektakelmaatschappij. Een maatschappij waarin alles wordt uitvergroot en het persoonlijke publiek wordt, terwille van het spektakel. De tentoonstelling mag zich verheugen in een groot aantal bezoekers. Mooi. Maar zouden die ook zijn gekomen als Zwagerman nog ‘gewoon’ onder ons was? En wat moeten we, zo mijmerde ik verder, met een museale wereld waarin de trots over bezoekersaantallen soms de boventoon lijkt te voeren. Is de sensatielust niet een onderdeel van de spektakelmaatschappij en moeten musea daarin wel meegaan of zelfs vooroplopen?

Hoe anders dan deze spektakelzucht, zo mijmerde ik verder op die sofa, is dan het denken van een tijdgenoot van Debord, de Franse filosoof Alain Badiou. Badiou die met zoveel passie spreekt over l’événement, de gebeurtenis van fundamentele betekenis in het leven. Dat is een gebeurtenis waarbij altijd anderen zijn betrokken, l’événement is altijd een keuze voor die anderen, een keuze voor het leven. Kunst, aldus Badiou, is meestal een hommage aan zo’n moment. Het is een bevestiging van een verschil tussen ervoor en erna dat gevierd moet worden. Het événement is een begin, niet een einde. Het is een volmondig ja tegen het leven, nee: vóór het leven.

De irritante, want bedachte, sacraliteit maakte van deze tempel der schoonheid een theater van de zelf gekozen dood. Een zelfgekozen dood, die ik in de snelheid van mijn rondgang overigens in geen van de verschillende ruimten wezenlijk geduid zag.

Bovendien, mijmerde ik, wat moet je met het thema stilte bij zo’n alles overstemmende schreeuw om aandacht. Zo stil op de sofa zittend, mijmerde ik door over het ontbreken van de naam van de kunstenaar, de schepper, en het ontbreken van de titel bij de werken. Naast elk werk (waarvan ik sommige kende en enkele andere kon toeschrijven) hangt een kil nummertje. Namen en titels staan in een begeleidend geschriftje. Het is een anonimiserende presentatie, die vooral lijkt te verklaren vanuit de gedachte dat het hier dus echt moet gaan om Zwagerman. Ik moet kennelijk door diens ogen kijken naar de kunstwerken. Dat is niet alleen een nare vorm van narcisme. Veel erger is, dat de namen ontnomen zijn aan deze werken. Het ontnemen van de naam en het geven van een nummer is in de geschiedenis al vaker gedaan. Het is een vernietiging van de identiteit van de ander.

In deze mijmerij vroeg ik me af of Zwagerman de werken niet gebruikte voor zijn eigen doel, zijn eigen spektakel. De werken worden immers gebruikt om een boodschap uit te dragen (en die boodschap is niet het thema van deze tentoonstelling) die naar alle waarschijnlijkheid niet eens de bedoeling van de schepper is. Is dat uitnutten dan niet een bezoedeling? Zwagerman manipuleert de kunst, zet het naar zijn hand. Daarmee manipuleert hij het publiek; over de grenzen van de dood heen.

Deze mijmerij opende met enkele regels van Adriaan Roland Holst, de dichter die ik vanaf mijn jeugd trouw ben. De dichter die ik in mijn jeugd over de Nesdijk en de Meerweg zag fietsen; die ik op zijn hogere leeftijd wat broos de weg zag nemen naar de Pilaren. De dichter die mij troost biedt in zijn durven kiezen voor het oneindige verlangen. Het tekstje hierboven is onmiskenbaar van zijn hand. A. Roland Holst is hoe dan ook niet de meest toegankelijke dichter en de geciteerde regels hebben bovendien hun eigen geslotenheid. Maar ze leren ons mogelijk dat de dood naast een zwijgrecht een spreekrecht heeft. Dat de dood kan kiezen voor het spreken, zelfs lang nadat de klank op “de heuvlen” is verstorven. Is dat wat Zwagerman trachtte te zeggen met deze tentoonstelling waarmee ik me maar niet kan verbinden? Ach, mijmerde ik: ‘wat de wind wil, zullen wij nooit weten’.

Stilletjesaan werd mijn gemijmer wat milder. In de verte zag ik mijn partner met mijn zuster aankomen. Ik vroeg me af waar het woord -mijmeren- eigenlijk vandaan zou komen. Het lijkt sterk op het woord -memorie-: herinnering. Is mijmeren soms het ophalen van herinneringen? En opeens herinnerde ik me een prachtige en ontroerende song van Barbara Streisand, ‘Memory’, uit een musical die ik nota bene nooit zag. Een song die troostrijk is, omdat het herwinnende leven wordt gevierd. Want dat het leven aan het einde zal overwinnen is wel duidelijk.

Fluitend liep ik naar buiten: “Look, a new day has begun!”

Ach, Joost.
Dag, Joost.

Bergen/Rhenen, 24 januari 2016

http://www.flessenpostuitbergen.nl/nieuws/een–oud–bergenaar-over-zijn-geboortedorp-én-kranenburgh/6773