Joost Niemöller – Wie kent wie?

Youp van ‘t Hek was op de tv in verband met de varkens, waarvoor hij een actie heeft lopen. De volgende ochtend viel daarover in drie columns in de Volkskrant veel te lezen: die van Jan Mulder, van Jan Blokker en in de televisierubriek van Cornald Maas. Voor alle drie was Youp van ’t Hek die dag dé Bekende Nederlander. Zo toonde de Volkskrant wie zij was. Als Helmut Lotti zich diezelfde dag in het RTL5-programma 5 in het land over de varkens had uitgelaten, was het Mulder, Blokker en Maas worst geweest. Sterker nog: Mulder, Blokker en Maas zullen het programma 5 in het land waarschijnlijk nooit gezien hebben. Trouwens; wie was ook alweer Helmut Lotti?

De verzuiling van vroeger functioneert nauwelijks nog in de Nederlandse media. Een abonnee van Tros Kompas kijkt net zo lief naar Paul de Leeuw als naar Henk van Os. Of net zo lief níet, naar gelang zijn smaak. Iemand kan Trouw een prettige krant vinden en toch katholiek zijn, of humanistisch, of helemaal niks. De scheidingen lopen anders. Jongeren kijken weinig en in steeds mindere mate naar de publieke omroepen en ze lezen ook nog maar weinig in Vrij Nederland, De Groene Amsterdammer of HP/De Tijd. Een Marokkaanse huisvrouw heeft via haar schotel toegang tot een heel eigen netwerk van beroemdheden, waar haar Turkse buurvrouw nooit van gehoord zal hebben. Alleen als je actief op de beurs bent, zul je er niet verbaasd over staan, dat John Fentener van Vlissingen door Quote werd uitgeroepen tot de rijkste Nederlander.
Er is waarschijnlijk geen Nederlander te vinden bij wie een lichtje opgaat bij al deze vijf bekende namen: Kas van Iersel, Leontien van Moorsel, Gregor Bak, Esther Jansma, Xander de Buisonjé. Toen ik voor Nieuwe Revu een reeks Bekende Nederlanders interviewde, kwam ik er uit haar mond achter, dat Pauline Huizinga nog nooit gehoord had van Bram Vermeulen, en andersom bleek het bij navraag net zo te liggen. En ik herinner me nog goed de verbaasde verwarring, die er op de redactie van De Groene Amsterdammer uitbrak toen er wereldwijd zoveel stennis was ontstaan bij de moord op die, die… hoe heette die modekoning ook alweer? Die Gianni Versace.
Bekende Nederlanders bestaan in rijtjes en worden na een zorgvuldige selectie in rijtjes gepresenteerd om een bepaald beeld naar buiten te brengen. Novib houdt een actie via de Vara en kiest als politiek correcte gezichten: Astrid Joosten, Margaretha de Boer, Debby Petter en Wim Kieft. Het Zwitserleven gevoel wordt uitgedrukt door Joost Zwagerman, Rob Scholte (nog met benen) en Ellen ten Damme – hippe, leuk ogende dertigers, niet te jong, want dan denk je nog niet aan een pensioen, en niet te ordi, want dan val je in de categorie armoedzaaiers, waar zo’n bedrijf niks aan verdient.
Maar ook tijdschriften zijn rijtjes. Nieuwe Revu krijgt niet snel genoeg van Katja Schuurman, Paul de Leeuw en Clarence Seedorf. Story profileert zich liever met Willem-Alexander, Linda de Mol en Ferry Somogyi. Terugkerende BN’ers bij HP/De Tijd zijn Hans van Mierlo, Wim Kok en, gek genoeg, Theo Kars. Blader door Blvd. en je leert weer een apart rijtje: Gummbah, Fabienne, Ruud van der Peijl.
Eens RTL4 gezicht, altijd RTL4 gezicht. En als er dan geen plaats meer voor je is bij RTL4, dan pas je in geen enkel ander rijtje. Zo lijkt er ook het volgende seizoen bij RTL4 net als het jaar daarvoor weer geen plaats te zijn voor Viola Holt, Maya Eksteen, Hans Kazan en Hans van der Togt. Of neem Sandra Reemer, Frank Masmeijer en Leonie Sazias: uitgeworpen en toch nog qua imago té verbonden met een circuit om elders werk te vinden. Met de sport gaat het misschien nog wel sneller. Wie kan het nu nog veel schelen wat ijskoningin Yvonne van Gennip doet in de Haarlemse politiek?
Als de jongeren naar GTST kijken, hebben de blanke volwassenen met een baan het NOS journaal aan. Voor die laatsten is Philip Freriks een beroemd aanspeelpunt geworden. Bladenmaker Rob van Vuure schreef een boekje, De arrogantie van het buikgevoel, waarin ook het fenomeen Freriks aan de orde kwam. Voor zeventien verschillende bladen geeft Van Vuure weer hoe op verschillende manieren de beroemdheid van Freriks uitgebuit kan worden. Story interviewt mevrouw Freriks, Margriet interviewt hem als vader, VT Wonen laat de twee slaapkamers bij Freriks thuis zien, Quote zet zijn neveninkomsten op een rij.
Zonder dat hij dat zelf lijkt op te merken, heeft Rob van Vuure op het eerste gezicht zijn BN’er net als de bladen zorgvuldig gekozen. Er zitten bijvoorbeeld geen jongerenbladen tussen, geen computerbladen, geen cultbladen, geen bladen voor de kids, die nooit iets met Freriks zullen kunnen. Maar of Freriks nu echt zo’n geschikt item voor de roddelbladen zou zijn als Van Vuure voordoet, is maar helemaal de vraag. Er lijkt me een te groot verschil in de doelgroep van de Story en de vaste kijker van het 8 uur journaal. Een keertje kan Freriks misschien in het blad, als hij met een onbekende vriendin verschijnt op een begrafenis van een collega.
Het belang van de fragmentatie van de roem wordt door Van Vuure bijna helemaal over het hoofd gezien, ook al vermeldt hij verderop terloops, dat ieder blad zijn specifieke gezichten nodig heeft. Handvatten, noemt Van Vuure die: Panorama heeft Hans Auer, Nieuwe Revu Büch en Smeets, Vrij Nederland Piet Grijs, Story heeft Mona, Het Parool heeft Peter van Straaten. Deze handvatten werken het beste, volgens Van Vuure, naarmate er minder banden zijn met andere bladen of programma’s.
Ook ex pulpjournaliste Hummie van der Tonnekreek schreef een boekje over roem. Ze is door zo veel over beroemdheden te schrijven zelf een graag geziene BN’er geworden in menig tv programma, dus ze heeft recht van spreken. Het boekje heet, aanmoedigend: Iedereen kan beroemd worden! Hummie van der Tonnekreek vat roem op als iets enkelvoudigs. Een soort trapsgewijze raket van een beetje bekend naar heel beroemd, geen boom met vermoeiend veel vertakkingen, geen chaotisch mozaïek van scherven en soundbytes.
Met de benoeming van het fenomeen is het soms wat lastig, geeft Van der Tonnekreek toe. Niet elke Bekende Nederlander is in haar optiek een ster. Neem Paul Verhoeven. Wereldberoemd, maar geen ster.
Diva’s, een categorie apart, hebben we ook in Nederland: Patty Brard en Vanessa. Maar ondanks deze niet erg structuur vaste onderverdelingen van Hummie van der Tonnekreek (‘Koningen en koninginnen zijn sterren en beroemdheden, die alleenheersers zijn op een bepaald gebied. De Zangeres Zonder Naam is de koningin van het levenslied, Joop van den Ende is koning van showbizzstad Aalsmeer’) zit haar visie op de beroemdheid in principe nogal simplistisch in elkaar. Haar tips zijn dan ook van het type: ‘Bekende Nederlander word je dus door je in kringen te bewegen, waar ook de bladen komen.’ Maar dat is nu net een bepaald soort kringen voor een bepaald soort Bekende Nederlander, en dat is lang niet iedereen. Philip Freriks is nooit beroemd geworden door zich in de kringen van de bladen te bewegen. Hummie van der Tonnekreek lijdt dus aan een eigentijdse vorm van blikvernauwing: ze denkt.dat haar wereld de hele wereld is.
In zijn beroemde Amusing Ourselves to Death stelt Neil Postman, dat publieke figuren vroeger bekend waren door hun geschriften, of door wat er over hen geschreven werd. Denk je nu aan een beroemdheid, zelfs bij een zo vergeestelijkte beroemdheid als Albert Einstein, dan komt er een plaatje naar boven. Nixon is enkel het beeld van zijn afscheid geworden, bij Kissinger zie je wat vluchtige journaalbeelden of een foto voor je (veel vliegtuigtrappen en geopende autodeuren), en pas in tiende instantie bijvoorbeeld zijn concept van de Realpolitik.
De meeste BN’ers bestaan ook alleen maar als bewegende of stil gezette plaatjes. En in de eerste plaats als bewegend plaatje van de tv, want zonder tv wordt niemand meer beroemd. Maar in welke omgeving bestaan die plaatjes? Eigenlijk bestaan ze nergens. De beroemdheden zijn niets dan oneindig veel informatie bits, amorf zwevend in een oneindige ruimte, die pas vorm en verhaal krijgt als jij, de consument, er aandacht aan besteedt omdat je je identiteit vorm wilt geven. Het is niet dom als je op een feestje niet weet dat GTST sterren Erik de Vogel en Caroline de Bruijn in het echt ook een relatie hebben – het typeert juist je intelligentie. Want jij weet juist weer waarom Michaël Zeeman zo tekeerging over het laatste boek van Joost Zwagerman. Dat schept duidelijkheid. Je weet waarop je aangesproken moet worden en wat jouw meningen zijn over dit of dat. Trouwens, je weet ook op welk feestje je je hoort te laten zien en op welk feestje niet.
De tv columns functioneren als voortdurende reminders aan het netwerk, waartoe je behoort. Zolang de tv columnist schrijft over de programma’s en beroemdheden, waar jij je ook op richt, is er niks aan de hand: kennelijk lees je de krant, die jij bent. Ook is het goed als de columnist zich afkeurend uitlaat over beroemdheden, waar jij sowieso ongezien een hekel aan hebt: Menno Buch, Ron Brandsteder, Willibrord Frequin. We hebben het overigens wel over een labiel evenwicht. Hoe je dient te denken over Theo van Gogh of Youp van ’t Hek of Patrick Kluivert is bijvoorbeeld al een stuk onduidelijker. Dat verdient bijstelling en heroverweging. Identiteit blijkt in de praktijk een ingewikkeld, labiel systeem van relaties. En de beroemdheden, die de identiteit vormgeven, zijn daarin ballen, die telkens van kleur verschieten.
De postmoderne denker Jean-François Lyotard omschreef identiteit eens trefzeker als volgt: ‘Het zelf heeft niet veel om het lijf, maar het is niet geïsoleerd, het is opgenomen in een weefsel van relaties, dat complexer en mobieler is dan ooit. Het bevindt zich altijd, oud of jong, man of vrouw, rijk of arm, op “knopen” van communicatie circuits, hoe klein die ook zijn.’ Noem de eerste twintig BN’ers, die je te binnen schieten en de ‘knoop’ waar jij je in het net bevindt, openbaart zich.
De constatering, dat de roem net zo gefragmentariseerd raakt als ons verbrokkelende medialandschap (het lijkt al eeuwen geleden, dat er nog maar twee televisiezenders waren, maar de meeste mensen, die dat meemaakten leven echt nog steeds) is zo vanzelfsprekend, dat het misschien overdone lijkt om er zo veel aandacht aan te besteden. Maar de bovengenoemde mediaspecialisten Van der Tonnekreek en Van Vuure negeren het verschijnsel vrijwel helemaal, en ook de beroemde doemdenker Neil Postman blijft hardnekkig hameren op het model ‘één wereld, één ontwikkeling’, alsof iedereen vroeger naar intellectuele debatten luisterde en nu diezelfde iedereen voor leeghoofdige tv programma’s zit te versimpelen. Vrijwel iedere denker of schrijver over hedendaagse cultuur lijkt zonder al te veel scrupules uit te gaan van de onderhuidse mogelijkheid van het totaalverhaal. Alsof al dat geanalyseer over een postmoderne cultuur à la Lyotard allemaal onzin was. Vind ik dus niet.
Nog een voorbeeld van een poging een groot verhaal te vertellen, terwijl het grote verhaal eigenlijk niet bestaat. Drie jaar geleden schreef Matt Dings voor HP/De Tijd een coverartikel onder het motto: Waar zijn de nieuwe helden? Er zijn geen helden meer, constateerde Dings. De houdbaarheid is beperkt geworden; anders dan vroeger zouden de helden hun verwachtingen niet kunnen waarmaken. De helden zouden sterren zijn geworden, en als sterren kunnen ze maar even flonkeren.
Ik geloof niet, dat daar sprake van is. Het gaat niet om de personen zelf, die hun rol als held wel of niet goed zouden spelen. Het gaat om de beperkte functie, die ze toebedeeld krijgen. Je bent alleen maar een held in zoverre je een held mag zijn. Henny Huisman kan nooit meer een Mies Bouwman worden: te veel zenders, niet te weinig held potentieel. Dat bij het HP/De Tijd-artikel twee kadertjes zijn opgenomen over ‘jongerenhelden’ en over ‘Nederlandse sterren en de bladen’ geeft overigens al aan waar het werkelijke, onderliggende probleem ligt: in de afgesloten hokjes van onze werelden.

De Groene Amsterdammer, nr. 51, 16 december 1998

https://www.groene.nl/artikel/wie-kent-wie

Meer informatie:
https://robscholtemuseum.nl/?s=Joost+Niem%C3%B6ller