Jan Haerynck – Jef Geeraerts over hij hoe bewees een schrijver te zijn en geen papegaai

Na mijn interview in 2008 voor HUMO had ik het genoegen en de eer om elke week met Jef Geeraerts te mogen gaan eten. De ene week in het meest exquise visrestaurant in Gent ‘De Blauwe Zalm’ in het Patershol in Gent, de andere week in het vier-sterrenhotel ‘Auberge du Pêcheur’ in Sint-Martens-Latem (Het Wassenaar van Vlaanderen). Steevast aan die tafel waar Eleonore en Jef elkaar zoveel hemellieve woorden hadden toegefluisterd.
Op een avond ontmoetten Jef en ik op het terras van de ‘Auberge du Pêcheur’ de lerares Nederlands Ingrid Van der Kelen aan het atheneum van Geraarsbergen (een stadje die enkel tijdens de heroïsche wielerwedstrijd De Ronde van Vlaanderen de media haalde) en haar man Fred Van der Schueren, de internationale, groot industrieel en oud koloniaal in Congo.
Onmiddellijk ontstond er een nieuwe, intense vriendschap; en dat terwijl Jef Geeraerts met bijna alle oude vrienden radicaal brak.
Zonder reden.
Zomaar.
Omdat hij alleen wou zijn met zijn poezen, zijn boeken (hij volgde de hedendaagse literatuur nog op de voet en elke week maakte hij een balans: ‘Niks! Overroepen! Vervelend! Saai’ Mààkwerk! Dàt is goed! Ik bel de auteur om hem te feliciteren!’), hij bleef maar Hemingway herlezen en die vond hij nog even briljant als de eerste keer dat hij zijn boeken onder ogen kreeg én zijn glas whisky Jack Daniels.
Voor de rest?
Ach, na de dood van zijn Zeer Grote Geliefde Eleonore (heel plots overleden aan een zeer agressieve kanker); Jef had ooit verklaard dat Eleonore en hijzelf samen zouden sterven door een kogel door hun hoofd te jagen.

Jef hield geen woord en bleef leven.

Zijn beschermengelen de schrijver Erwin Mortier en zijn man de VRT-journalist Lieven Van den Hautte hadden ogenblikkelijk na de dood van zijn muze, zijn geliefde, zijn àlles Jef zijn wapens mee naar hun huis genomen.
Zelfmoord pleegde Jef niet.

Hij bleef strompelend door het leven baggeren, tegen zijn zin, maar omdat hij het haatte om een slapjanus te zijn, slofte hij verder, helder van geest, zeer erudiet, slim, sluw, lief, hard, grijnzend, zonder een sprankeltje zelfbeklag.
Na zeer lang aandringen van Ingrid wou Jef Geeraerts voor de laatste jaren van het middelbaar onderwijs –zestien tot zeventienjarigen- van de school een voordracht geven over het waarom en het hoe van zijn schrijven. Op voorwaarde dat ik het zou verwerken tot een artikel voor Knack.
Het was een memorabele dag.
Oogstrelend hoe directie en leerkrachten de magische schrijver en zijn entourage (enfin, alleen ikzelf) in de watten legden. Maar toen ik mijn hoorapparaat op scherp stelde, hoorde ik ook geluiden van leraars en vooral leraressen in allerlei toonaarden: ‘Begot! Wat komt die vieze, seksueel geobsedeerde vent die Vlaanderen heeft leren neuken in mijn school doen?’

Toen ik achteraan de klas ging plaats nemen sloeg mijn hart enkele slagen over. Hoe zou de oude schrijver deze iets te levendige jongeren een uur lang het zwijgen kunnen opleggen.
Jef Geeraerts deed waar hij zijn hele leven oh zo briljant in was: het onmogelijke mogelijk maken.
En ja hoor. Jef kreeg met zijn indringende stem en vooral zijn argumenten en magische verhalen de tieners in extase. Tijdens de vragen werd het duidelijk: de leerlingen hadden begrepen dat ze qua seks nog veel konden leren van die ouwe knar, maar realiseerden zich ook dat hier een schrijver zat die liefst twéé historisch en heroïsch belangrijke schrijverscarrière had ontplooid: de woeste, wilde, jungleverhalen in zijn Gangreens; en de spannende maar kwaliteitsvolle thrillers. Zelfs zestienjarigen waarbij de hormonen en de baldadigheid door hun lijf gieren, kunnen hier maar diep ontzag voor hebben.

Dit is de neerslag van de allerlaatste toespraak die Jef Geeraerts ooit in het openbaar gaf, de laatste tekst over zijn werk die met de toestemming van Jef Geeraerts op 22/08/2011 in Knack is verschenen. Daarna hield de veelstemmige en luidruchtige schrijver zich muisstil. Voor eeuwig!
Drie jaar nadat Jef Geeraerts’ vrouw stierf, vertelde Jef Geeraerts: over hoe zijn boeken wortelen in journalistieke tradities, hoe hij zijn boeken stoffeerde en hoe hij de lezer bij het nekvel greep – van bij de eerste zin.