Jan Haerynck – De laatste brief!

Als kind en tiener zag ik hem elk jaar in november in de Boekenbeurs een eigen stand innemen: met felkleurige kledij, flamboyante tovervrouw aan zijn zij, meerdere glazen whisky en de langste rij wachtenden van de hele beurs voor zijn neus. Niemand minder dan de auteur Jef Geeraerts. Streng verboden lectuur in mijn oerconservatieve paterscollege Sint-Stanislas in Poperinge, stiekem ontdekt in de bibliotheek van mijn vader. Nou ja, stiekem. Die ‘vieze’ Congo-boeken ‘Gangreen I, II, etc’ stonden gewoon naast de dichtbundels van mijn vader zelf. Ja, het was een schok om die boeken van de heer Geeraerts te lezen. Maar ik had een soort hippiejeugd genoten en ze moeten van ver komen om mij te schokeren. Nou. Jef G. die kwam dus van Congo. In die dagen –ik was een zeer betweterige snotneus van 13- had ik ene Lolita gelezen en Mieke Maaike’s obscene jeugd, etc, etc. Niet de al dan niet brute seks maar die zwierige volzinnen gaven me een electroshok. En zo is het bij het werk van Jef Geeraerts gebleven. Wat een taalacrobatie had die man. Of het nu een Gangreen was of een thriller –hij is de eerste en tot nu toe nog steeds de enige- die me toeliet om een ‘politieromanneke’ niet in de Leie te keilen- die Geeraerts die bespeelt de taal zoals een superorgelist zijn instrument. Het absolute wordt werkelijkheid. Enkele jaren geleden had ik met de NRC-journalist en schrijver Kester Freriks een bijzonder enthousiaste ontmoeting in het gerenommeerde ‘Bierhuis aan de waterkant’ in de schaduw van het Gentse Gravensteen. Een biercafé met honderd en zoveel streekbieren. Kester en ik hadden genoten. Van de streekbieren. Maar helemaal ging Kester door het dak als hij hoorde dat ik elke week met niemand minder dan Jef Geeraerts ging eten. Kester Freriks vond (en vindt, schreef een mooi IM in NRC) Jef Geeraerts de béste schrijver van de Nederlanden. Om dat kracht bij te zetten, liep hij bijna onder een bus. De bus kon nog net op de remmen duwen. Kester Freriks bleef schreeuwen: ‘Tien brieven over liefde en dood van Jef Geeraerts. Helemaal top! Hemels, gewoon! Lévé Jef! Pardon! Keizer Jéf Geeraerts’. En? Ja, Kester Freriks heeft en had gelijk. Enkele dagen en nachten na de dood van Jef Geeraerts klopt alles als je de vierde brief over ‘Liefde en dood’ leest. Liefde. Natuurlijk aan zijn Eleonore:

“Wie van ons zal het eerst gegrepen worden? Zal ik het moment van jouw totale eenzaamheid moeten meemaken, waarin ik niets meer voor je kan doen, je daarna langzamerhand zien veranderen in een wassen pop? Of zul jij ooit een uitgemergelde grijsaard moeten bijstaan, terwijl hij roept om hem uit de ijzeren klauw te redden die hem meesleurt naar de Put, waar hij in 1929 toevallig ontstond?

Het enige verweer tegen deze verschrikking dat ons bij mijn weten overblijft, Eleonore, is gewoon proberen harmonisch oud te worden. Le Couple. De obsessie uitdrijven om aan het leven te kunnen beantwoorden. Onze verlangens binnen de speelruimte van praktische verwezenlijking leggen. Een zo scherp mogelijk inzicht in eigen kracht en zwakte krijgen. Veerkrachtig zijn bij mislukking. Lief of hard kunnen zijn wanneer dit nodig is. Werken aan een waardesysteem dat dienstdoet als krachtbron op weg naar een zo groot mogelijk zelfbevestiging.

Ik doe de leeslamp uit. Stap op en loop de salon in. Kijk naar buiten. Windstil. Het regent onhoorbaar. De struiken blinken. Basileus komt langs mijn benen strijken. Ik neem hem op en hij drukt zijn kopje tegen mijn wang. Ik word heel rustig. Kijk op mijn horloge. Tien voor één. Ik weet dat je op weg bent, Eleonore. Ik bereid me voor. Door de ademhaling zo lang mogelijk uit te stellen, vermindert de fluittoon. Door concentratie slaag ik erin mijn zintuigen behalve één uit te schakelen.

Ik wacht,

je
Jef”
(Laatste Brief omtrent Liefde en Dood).

Zeer ontroerende afscheidsrede van Jef Geeraerts beste en meest meelevende vriend Erwin Mortier –samen met zijn man Lieven Van Den Hautte, afgelopen vrijdagmiddag in het crematorium in Lochristi, bij Gent. Woorden om diep te koesteren!